Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 mei 1999
gepubliceerd op 16 januari 2001

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek India inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te New Delhi op 31 oktober 1997 (2) (3)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
2000015110
pub.
16/01/2001
prom.
25/05/1999
ELI
eli/wet/1999/05/25/2000015110/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 MEI 1999. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek India inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te New Delhi op 31 oktober 1997 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek India inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te New Delhi op 31 oktober 1997, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel, E. DI RUPO Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota's (1) Zitting 1999-2000. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 29 januari 1999, nr. 1-1256/1. - Verslag, nr 1-1256/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-1256/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 18 maart1999. - Stemming. Vergadering van 18 maart 1999.

Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 49-2085/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekractiging voorgelegd, nr. 49-2085/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 31 maart 1999. - Stemming.Vergadering van 1 april 1999. (2) Decreet van de Vlaamse Gewest van 17 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2000). Decreet van het Waalse Gewest van 25 februari 1999 (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1999).

Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 april 1999 (Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1999). (3) De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonde heeft plaats gehad op 8 januari 2001. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, treedt deze overeenkomst inwerking op 8 januari 2001.

OVEREENKOMST TUSSEN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA INZAKE DE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN De Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, vertegenwoordigd door de Regering van het Koninkrijk België, handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg krachtens bestaande overeenkomsten, de Regering van het Vlaamse Gewest, de Regering van het Waalse Gewest en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, enerzijds, en de Regering van de Republiek India, anderzijds, hierna te noemen de twee "Overeenkomstsluitende Partijen", Verlangende gunstige voorwaarden te scheppen om investeringen door investeerders van de ene Partij op het grondgebied van de andere Partij aan te moedigen, In het besef dat de aanmoediging en de wederzijdse bescherming van dergelijke investeringen uit hoofde van een internationale overeenkomst zal leiden tot het stimuleren van het particulier initiatief om zaken te doen en de welvaart in beide Staten zal vergroten;

Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst, betekent de term : (a) "ondernemingen " : (i) wat India betreft : vennootschappen, firma's en samenwerkingsverbanden, opgericht of gevormd overeenkomstig het in elk deel van India geldende recht; (ii) wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft : elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg en die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg; (iii) wat beide Overeenkomstsluitende Partijen betreft : ondernemingen opgericht in een derde land overeenkomstig de wetgeving van dat land en waarvan ten minste eenenvijftig procent eigendom is van investeerders van een van de Overeenkomstsluitende Partijen. (b) "investeringen" : om het even welke vorm van activa en elke inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in om het even welke economische sector, in overeenstemming met de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partij waar de investering werd gedaan en in het bijzonder, doch niet uitsluitend : (i) oerende en onroerende goederen, alsmede andere rechten zoals hypotheken, voorrechten, vruchtgebruik en pandrechten; (ii) aandelen, effecten en promessen van een bedrijf en iedere soortgelijke vorm van deelneming in een bedrijf, met inbegrip van minderheidsdeelnemingen; (iii) recht op geld of op iedere prestatie die uit hoofde van een overeenkomst financiële waarde heeft; (iv) intellectuele eigendomsrechten in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving van de onderscheiden Overeenkomstsluitende Partijen; (v) krachtens het recht of een overeenkomst verleende concessies aan bedrijven waaronder die tot het opsporen, de prospectie, de teelt, de ontginning, het exploiteren of winning van olie, delfstoffen of andere natuurlijke rijkdommen;c) "investeerders", elke onderdaan of onderneming van een Overeenkomstsluitende Partij;d) "onderdanen" : (i) at India betreft : personen die hun hoedanigheid van Indiaas onderdaan ontlenen aan het in India geldende recht; (ii) wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft : elke natuurlijke persoon die overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg beschouwd wordt als onderdaan van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg; (e) "opbrengst" : de geldbedragen die een investering oplevert, en met name, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en honoraria. Veranderingen in de rechtsvorm waarin activa en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als "investering" voor de toepassing van deze Overeenkomst. (f) "grondgebied" : (i) wat India betreft : het grondgebied van de Republiek India, met inbegrip van haar territoriale wateren en het luchtruim daarboven en andere zeegebieden, waaronder de exclusieve economische zone en het continentale plat waarover de Republiek India soevereiniteit, soevereine rechten of exclusieve rechtsmacht uitoefent in overeenstemming met haar van kracht zijnde wetgeving, het VN-Verdrag inzake het recht van de zee van 1982 en het volkenrecht; (ii) wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft : het grondgebied van het Koninkrijk België of het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg alsmede de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betrokken Staten uitstrekken en waarin deze, overeenkomstig het internationaal recht, hun soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van natuurlijke rijkdommen.

Artikel 2 Toepassingsgebied van de Overeenkomst Deze Overeenkomst is van toepassing op alle investeringen gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, die overeenkomstig de procedures en voorschriften van deze Overeenkomstsluitende Partij zijn toegestaan, ongeacht of ze vóór of na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn gedaan.

Artikel 3 Bevordering en bescherming van investeringen (1) Elke Overeenkomstsluitende Partij steunt en schept gunstige voorwaarden voor investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij om investeringen op haar grondgebied te doen en laat zulke investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving en het beleid binnen het kader van haar wetten.Ze vergemakkelijkt het vervullen van procedure- en technische voorschriften die van toepassing zijn op de met een investering verband houdende activiteiten. (2) Investeringen en opbrengsten van investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij genieten te allen tijde een eerlijke en rechtvaardige behandeling op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Artikel 4 Nationale behandeling en behandeling van meestbegunstigde natie (1) Elke Overeenkomstsluitende Partij kent aan investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de nationale behandeling of de behandeling van meestbegunstigde natie toe, naar gelang van wat voor de betrokken investeerder het gunstigst is.(2) Daarnaast kent elke Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, ook wat de opbrengsten van hun investeringen betreft, de behandeling van meestbegunstigde natie toe.(3) De bepalingen van de eerste twee paragrafen mogen niet zodanig worden uitgelegd dat de ene Overeenkomstsluitende Partij wordt verplicht de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij mede het voordeel te laten genieten van een behandeling, preferentie of voorrecht voortvloeiend uit : (a) een bestaande of toekomstige douane-unie, een vrijhandelszone, een gemeenschappelijke markt of soortgelijke internationale overeenkomst waarbij één van de Overeenkomstsluitende Partijen partij is of zal kunnen worden, of (b) elke aangelegenheid die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingen. Artikel 5 Onteigening (1) Investeringen van investeerders van elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen worden op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij niet genationaliseerd, onteigend of onderworpen aan maatregelen die een soortgelijk gevolg hebben (hierna te noemen "onteigening"), behalve in het algemeen belang en in overeenstemming met het recht, op non-discriminatoire basis en tegen een eerlijke en billijke schadeloosstelling.Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de onteigende investering onmiddellijk voordat de onteigening plaats vindt of wordt bekendgemaakt, naargelang van welke situatie zich eerder voordoet, omvat de rente tegen een passende handelskoers tot op de datum waarop ze wordt uitgekeerd, kan daadwerkelijk te gelde worden gemaakt en kan vrij worden overgemaakt binnen een redelijke termijn. (2) De desbetreffende investeerder heeft het recht zijn zaak en de waardebepaling van zijn investering te doen toetsen, overeenkomstig het recht van de Overeenkomstsluitende Partij die tot onteigening overgaat, door een rechterlijke of andere onafhankelijke instantie van die Overeenkomstsluitende Partij, met inachtneming van de in deze paragraaf genoemde beginselen.De Overeenkomstsluitende Partij die tot onteigening overgaat, stelt alles in het werk om te waarborgen dat de toetsing spoedig plaatsvindt. (3) Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij vermogensbestanddelen onteigent van een onderneming die is opgericht overeenkomstig het in om het even welk deel van haar grondgebied geldende recht of deel uitmaakt van een dergelijke onderneming en waarin investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aandelen bezitten, verzekert ze dat de bepalingen van de eerste paragraaf van dit artikel worden toegepast voor zover nodig om een eerlijke en billijke schadeloosstelling ten aanzien van de desbetreffende investering te waarborgen voor investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij die eigenaar van die aandelen zijn. Artikel 6 Schadeloosstelling voor verliezen Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij van wie de investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij verliezen lijden wegens oorlog of een ander gewapend conflict, een nationale noodtoestand of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of andere vormen van schikking betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de desbetreffende investeerder. Hieruit voortvloeiende betalingen dienen vrij te kunnen worden overgemaakt.

Artikel 7 Overmaking van kapitaal, investering en opbrengsten (1) Elke Overeenkomstsluitende Partij staat ten aanzien van investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, de vrije overmaking toe van : (a) kapitaal en bijkomende hoeveelheden kapitaal, gebruikt om investeringen tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;(b) netto exploitatiewinsten, met inbegrip van dividenden en interesten in verhouding tot hun aandelen;(c) terugbetalingen van leningen, met inbegrip van de intrest daarover, met betrekking tot de investering;(d) de betaling van royalty's en honoraria die met de investering verband houden;(e) de opbrengsten van de verkoop van hun aandelen;(f) de door investeerders ontvangen opbrengsten van de verkoop dan wel gedeeltelijke verkoop of liquidatie;(g) inkomsten van staatsburgers/onderdanen van een Overeenkomstsluitende Partij die arbeid verrichten in verband met investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.(2) Het bepaalde in paragraaf (1) van dit artikel doet geen afbreuk aan de in artikel 6 van deze Overeenkomst bedoelde overmaking van schadeloosstelling. Artikel 8 Subrogatie Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij dan wel de door haar aangewezen instantie een investering van één van haar investeerders met betrekking tot niet-commerciële risico's op enigerlei wijze heeft gewaarborgd op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en de vergoeding aan deze investeerders overeenkomstig de bij deze Overeenkomst vastgelegde vordering heeft uitgekeerd, stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij dan wel de door haar aangewezen instantie gesubrogeerd is om de rechten van deze investeerders uit te oefenen en aanspraak te maken op hun vorderingen. De gesubrogeerde rechten of vorderingen mogen de oorspronkelijke rechten of vorderingen van bedoelde investeerders niet overtreffen.

Artikel 9 Regeling van investeringsgeschillen (1) Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt door de meest gerede van de partijen bij het geschil schriftelijk kennis gegeven.Deze kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.

De Partijen proberen in de mate van het mogelijke het geschil via onderhandelingen te regelen, waarbij eventueel het deskundig advies van een derde wordt ingeroepen of door bemiddeling (2) Wanneer de Partijen bij het geschil niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling hebben kunnen regelen binnen zes maanden na de kennisgeving ervan, wordt het voorgelegd aan de bevoegde rechterlijke of scheidsrechterlijke instanties van de Staat waar de investering werd gedaan ofwel onderworpen aan internationale arbitrage, naar gelang van de keuze van de investeerder.De door de investeerder bepaalde keuze is bindend en definitief. (3) In geval van internationale arbitrage, kan de volgende handelwijze worden gevolgd : (i) indien de Staat waarvan de investeerder een onderdaan is of de Staat waar de investering werd gedaan beide partij zijn bij het Verdrag van 1965 inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten en beide Partijen bij het geschil er schriftelijk mee instemmen het geschil voor te leggen aan het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen, kan een dergelijk geschil aan het Centrum worden voorgelegd; (ii) indien beide Partijen bij het geschil daarmee instemmen, wordt het geschil onderworpen aan de regels betreffende de Aanvullende Voorziening voor de Toepassing van Conciliatie- Arbitrage en Onderzoeksprocedures; (iii) indien het geschil niet kan worden geregeld volgens de in letter (i) en (ii) hierboven beschreven handelwijze, wordt het voorgelegd aan een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens het arbitragereglement van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (UNCITRAL).Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage ad hoc te onderwerpen.

Het UNCITRAL-reglement is van toepassing onder voorbehoud van de volgende bepalingen : (a) Overeenkomstig artikel 7 van het Reglement worden de benoemingen verricht door de president, de vice-president of de rechter die na hem het hoogst in anciënniteit is van het Internationale Gerechtshof, die geen onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen.De derde arbitragerechter mag geen onderdaan zijn van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen. (b) Elke Partij benoemt binnen twee maanden een arbitragerechter.(c) De scheidsrechterlijke uitspraak wordt gedaan in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst.(d) Het scheidsgerecht vermeldt waarop zijn beslissing is gegrond en omkleedt deze met redenen op verzoek van één van beide Partijen.(4) Geen van de bij het geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 8 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.(5) De scheidsrechterlijke uitspraak is onherroepelijk en bindend voor de Partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

Artikel 10 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen (1) Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst dienen, zo mogelijk, te worden beslecht door middel van onderhandelingen.(2) Indien een geschil tussen de Overeenkomstsluitende Partijen niet op die manier kan worden beslecht binnen zes maanden nadat het geschil zich heeft voorgedaan, wordt het op verzoek van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht.(3) Het arbitragegerecht wordt voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze samengesteld.Binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek om arbitrage, benoemt elke Overeenkomstsluitende Partij een lid van het arbitragegerecht. Beide arbitragerechters kiezen een onderdaan van een derde Staat die, mits beide Overeenkomstsluitende Partijen hiermee instemmen, wordt benoemd tot voorzitter van het arbitragegerecht. De voorzitter wordt benoemd binnen twee maanden na het tijdstip waarop de twee andere arbitragerechters werden benoemd. (4) Indien de noodzakelijke benoemingen niet binnen de in de derde paragraaf van dit artikel genoemde termijnen zijn verricht, kan één van beide Overeenkomstsluitende Partijen, indien er geen andere afspraken zijn, de president van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten.Indien de president onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of indien hij anderszins belet is om bedoelde functie te vervullen, wordt de vice-president verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de vice-president onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of indien ook hij belet is om bedoelde functie te vervullen, wordt het Lid van het Internationale Gerechtshof dat na hem het hoogst in anciënniteit is en dat geen onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. (5) Het arbitragegerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen.Deze beslissing is bindend voor beide Overeenkomstsluitende Partijen. Elke Overeenkomst-sluitende Partij draagt de kosten van haar eigen lid van het arbitragegerecht en van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure; de kosten van de voorzitter en de overige kosten worden in gelijke mate door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen. Het arbitrage-gerecht kan evenwel in zijn beslissing bepalen daar door één van de twee Overeenkomstsluitende Partijen een groter gedeelte van de kosten wordt gedragen, en deze beslissing is bindend voor beide Overeenkomstsluitende Partijen. Het arbitragegerecht stelt zijn eigen procedure vast.

Artikel 11 Binnenkomst en verblijf van personeel Een Overeenkomstsluitende Partij verleent, in overeenstemming met haar wetgeving en haar beleid met betrekking tot de binnenkomst en het verblijf van niet-ingezetenen, aan het kaderpersoneel en technisch gekwalificeerd personeel (met inbegrip van stagedoend personeel) dat werkt in dienst van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, de toelating tot binnenkomst en verblijf op haar grondgebied, zolang hun aanwezigheid aldaar vereist is om deel te nemen aan werkzaamheden die verband houden met de totstandbrenging en de werking van de investeringen.

Artikel 12 Toepasselijke wetgeving (1) Tenzij anders bepaald in deze Overeenkomst, worden alle investeringen beheerst door de wetgeving die van kracht is op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waarop die investeringen worden gedaan.(2) De bepalingen van deze Overeenkomst kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen geenszins het recht ontnemen om verboden of beperkingen toe te passen, voor zover nodig ter bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen of ter voorkoming van ziekten en plagen Artikel 13 Toepassing van andere regels Indien naast deze Overeenkomst de wettelijke bepalingen van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, algemene of bijzondere regels bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan in deze Overeenkomst is voorzien, hebben die regels, in zoverre zij gunstiger zijn, voorrang boven deze Overeenkomst. Artikel 14 Andere verbintenissen Elke Overeenkomstsluitende Partij dient de verbintenissen die ze is aangegaan ten aanzien van investeringen door een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij, na te komen. Wat deze verbintenissen betreft, is de in artikel 9 omschreven regeling van geschillen evenwel alleen van toepassing bij gebreke van de gewone nationale rechtsmiddelen.

Artikel 15 Inwerkingtreding Deze Overeenkomst wordt ter bekrachtiging voorgelegd en treedt in werking op de datum waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld.

Artikel 16 Werkingsduur en beëindiging (1) Deze Overeenkomst blijft van kracht voor een tijdvak van tien jaar en wordt daarna geacht stilzwijgend te zijn verlengd, tenzij één van beide Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk in kennis stelt van haar voornemen de Overeenkomst te beëindigen.De Overeenkomst komt ten einde één jaar na de datum van ontvangst van zulke schriftelijke kennisgeving. (2) Niettegenstaande de beëindiging van deze Overeenkomst als bedoeld in lid (2) van dit artikel, blijft de Overeenkomst van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf de datum van beëindiging, ten aanzien van investeringen die gedaan of verworven zijn vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te New Delhi, op 31 oktober 1997 in twee oorspronkelijke exemplaren, in het Nederlands, het Frans, het Engels en het Hindi, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE : Voor de Regering van het Koninkrijk België handelend zowel in eigen naam als in naam van het Groothertogdom Luxemburg : Voor de Regering van het Vlaamse Gewest : Voor de Regering van het Waalse Gewest : Voor de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA :

AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE REPUBLIC OF INDIA AND THE BELGO-LUXEMBOURG ECONOMIC UNION FOR THE PROMOTION AND THE PROTECTION OF INVESTMENTS The Government of the Republic of India, on the one hand, and The Belgo-Luxembourg Economic Union represented by the Government of the Kingdom of Belgium, acting both in its own name and in the name of the Government of the Grand-Duchy of Luxembourg, by virtue of existing agreements, the Government of the Region of Wallonia, the Government of the Region of Flanders, and the Government of the Region of Brussels-Capital, on the other hand, hereinafter referred to as the two "Contracting Parties";

Desiring to create conditions favourable for fostering greater investment by investors of one Party in the territory of the other Party;

Recognising that the encouragement and reciprocal protection under international agreement of such investment will be conducive to the stimulation of individual business initiative and will increase prosperity in both States;

Have agreed as follows : Article 1er Definitions For the purposes of this Agreement: (a) "companies" means : (i) in respect of India : corporations, firms and associations incorporated or constituted or established under the law in force in any part of India; (ii) in respect of the Belgo-Luxembourg Economic Union : any legal person constituted in accordance with the legislation of the Kingdom of Belgium or the Grand-Duchy of Luxembourg and having its registered office in the territory of the Kingdom of Belgium or the Grand-Duchy of Luxembourg; (iii) in respect of both Contracting Parties : companies established in a third country in accordance with its laws in which at least fifty-one percent equity interest is owned by investors of one of the Contracting Parties; (b) "investment" means any kind of assets and any contribution in cash, in kind or in services, invested or reinvested in any sector of economic activity, in accordance with the national laws of the Contracting Party in which the investment is made, and in particular, though not exclusively : (i) movable and immovable property as well as other rights such as mortgages, liens, usufruct or pledges; (ii) shares in and stock and debentures of a company and any other similar forms of participation in a company, including minority ones; (iii) rights to money or to any performance under contract having a financial value; (iv) intellectual property rights in accordance with the relevant laws of the respective Contracting Party; (v) business concessions conferred by law or under contract, including concessions to search for, develop, exploit and extract oil, minerals or other natural resources;(c) "investors" means any national or company of a Contracting Party;(d) "nationals" means : (i) in respect of India : persons deriving their status as Indian nationals from the law in force in India; (ii) in respect of the Belgo-Luxembourg Economic Union : any natural person who, according to the legislation of the Kingdom of Belgium or the Grand-Duchy of Luxembourg is considered as a citizen of the Kingdom of Belgium or the Grand-Duchy of Luxembourg; (e) "returns" means the monetary amounts yielded by an investment such as profit, interest, capital gains, dividends, royalties and fees; Changes in the legal form in which assets and capital have been invested or reinvested shall not affect their designation as "investments" for the purpose of this Agreement. (f) "territory" means : (i) in respect of India : the territory of the Republic of India including its territorial waters and the airspace above it and other maritime zones including the Exclusive Economic Zone and continental shelf over which the Republic of India has sovereignty, sovereign rights or exclusive jurisdiction in accordance with its laws in force, the 1982 United Nations Convention on the Law of the Sea and International Law. (ii) in respect of the Belgo-Luxembourg Economic Union : the territory of the Kingdom of Belgium or the territory of the Grand-Duchy of Luxembourg as well as the maritime areas, i.e. the marine and underwater areas which extend beyond the territorial waters, of the States concerned and upon which the latter exercise, in accordance with international law, their sovereign rights and their jurisdiction for the purpose of exploring, exploiting and preserving natural resources.

Article 2 Scope of the Agreement This Agreement shall apply to all investments made by investors of either Contracting Party in the territory of the other Contracting Party, accepted as such in accordance with its laws and regulations, whether made before or after the coming into force of this Agreement.

Article 3 Promotion and Protection of Investment (1) Each Contracting Party shall encourage and create favourable conditions for investors of the other Contracting Party to make investments in its territory, and admit such investments in accordance with its laws and policy within the framework of its laws, and facilitate the fulfilment of procedural and technical requirements in relation to activities connected with an investment.(2) Investments and returns of investors of each Contracting Party shall at all times be accorded fair and equitable treatment in the territory of the other Contracting Party. Article 4 National Treatment and Most-favoured-nation Treatment (1) Each Contracting Party shall accord to investments of investors of the other Contracting Party national treatment or most-favoured-nation treatment, whichever is more favourable to the investor concerned.(2) In addition, each Contracting Party shall accord to investors of the other Contracting Party, including in respect of returns on their investments most-favoured-nation treatment.(3) The provisions of paragraphs 1 and 2 above shall not be construed so as to oblige one Contracting Party to extend to the investors of the other the benefit of any treatment, preference or privilege resulting from : (a) any existing or future customs union, a free trade zone, a common market or similar international agreement to which it is or may become a party, or (b) any matter pertaining wholly or mainly to taxation. Article 5 Expropriation (1) Investments of investors of either Contracting Party shall not be nationalised, expropriated or subjected to measures having effect equivalent to nationalisation or expropriation (hereinafter referred to as "expropriation") in the territory of the other Contracting Party except for a public purpose in accordance with law on a non-discriminatory basis and against fair and equitable compensation. Such compensation shall amount to the genuine value of the investment expropriated immediately before the expropriation or before the impending expropriation became public knowledge, whichever is the earlier, shall include interest at an appropriate commercial rate until the date of payment, shall be made without unreasonable delay, be effectively realized and be freely transferable. (2) The investor affected shall have a right, under the law of the Contracting Party making the expropriation, to review, by a judicial or other independent authority of that Party, of his or its case and of the valuation of his or its investment in accordance with the principles set out in this paragraph.The Contracting Party making the expropriation shall make every endeavour to ensure that such review is carried out promptly. (3) Where a Contracting Party expropriates the assets of a company which is incorporated or constituted under the law in force in any part of its own territory, and in which investors of the other Contracting Party own shares, it shall ensure that the provisions of paragraph (1) of this Article are applied to the extent necessary to ensure fair and equitable compensation in respect of their investment to such investors of the other Contracting Party who are owners of those shares. Article 6 Compensation for Losses Investors of one Contracting Party whose investments in the territory of the other Contracting Party suffer losses owing to war or other armed conflict, a state of national emergency or civil disturbances in the territory of the latter Contracting Party shall be accorded by the latter Contracting Party treatment, as regards restitution, indemnification, compensation or other settlement, no less favourable than that which the latter Contracting Party accords to its own investors or to investors of any third State, whichever is more favourable to the investor concerned. Resulting payments shall be freely transferable.

Article 7 Transfer of Capital, Investment and Returns 1. Each Contracting Party shall with respect to investments in its territory by investors of the other Contracting Party allow the free transfer of : (a) Capital and additional capital amounts used to establish, maintain and increase investments;(b) Net operating profits including dividends and interest in proportion to their share-holding;(c) Repayments of any loan, including interest thereon, relating to the investment;(d) Payment of royalties and services fees relating to the investment;(e) Proceeds from sales of their shares;(f) Proceeds received by investors in case of sale or partial sale or liquidation;(g) The earnings of citizens/nationals of one Contracting Party who work in connection with investment in the territory of the other Contracting Party.2. Nothing in paragraph (1) of this Article shall affect the transfer of any compensation under Article 6 of this Agreement. Article 8 Subrogation Where one Contracting Party or its designated agency has guaranteed any indemnity against non-commercial risks in respect of an investment by any of its investors in the territory of the other Contracting Party and has made payment to such investors in respect of their claims under this Agreement, the other Contracting Party agrees that the first Contracting Party or its designated agency is entitled by virtue of subrogation to exercise the rights and assert the claims of those investors. The subrogated rights or claims shall not exceed the original rights or claims of such investors.

Article 9 Settlement of Investment Disputes (1) Any investment dispute between an investor of one Contracting Party and the other Contracting Party shall be notified in writing by either party to the dispute.The notification shall be accompanied by a sufficiently detailed memorandum.

As far as possible, the parties shall endeavour to settle the dispute through negotiations, if necessary by seeking expert advice from a third party or by conciliation. (2) In the absence of an amicable settlement, by direct agreement between the parties to the dispute or by conciliation, within six months from the notification, the dispute shall be submitted, at the option of the investor, either to the competent judicial of arbitral bodies of the State where the investment was made, or to international arbitration.Once the investor has expressed his choice, that choice is binding and final. (3) In case of international arbitration, the following procedure may be followed : (i) if the State of the investor and the State where the investment was made are both parties to the Convention on the Settlement of Investment Disputes between States and Nationals of other States, 1965, and if both parties to the dispute consent in writing to submit the dispute to the International Centre for the Settlement of Investment Disputes, the dispute shall be referred to the Centre, (ii) if both parties to the dispute so agree, to the Additional Facility Rules for the Administration of Conciliation, Arbitration and Fact-Finding Proceedings, (iii) if the dispute is not referred to the forums in clauses (i) and (ii) above, it shall be referred to an ad hoc arbitral tribunal, set up according to the arbitration rules laid down by the United Nations Commission on International Trade Law (UNCITRAL).To that end, each Contracting Party agrees in advance and irrevocably to the settlement of any dispute by this type of ad hoc arbitration.

The UNCITRAL rules shall apply subject to the following provisions : (a) The appointing authority under Article 7 of the Rules shall be the President, the Vice-President or the next senior Judge of the International Court of Justice, who is not a national of either Contracting Party.The third arbitrator shall not be a national of either Contracting Party. (b) The parties shall appoint their respective arbitrators within two months.(c) The arbitral award shall be made in accordance with the provisions of this Agreement.(d) The arbitral tribunal shall state the basis of its decision and give reasons upon the request of either party.(4) At any stage of the arbitration proceedings or of the execution of an arbitral award, none of the Contracting Parties involved in a dispute shall be entitled to raise as an objection the fact that the investor who is the opposing party in the dispute has received compensation totally or partly covering his losses pursuant to an insurance policy or to the guarantee provided for in Article 8 of this Agreement.(5) The arbitral awards shall be final and binding on the parties to the dispute.Each Contracting Party undertakes to execute the awards in accordance with its national legislation.

Article 10 Disputes between the Contracting Parties (1) Dispute between the Contracting Parties concerning the interpretation or application of this Agreement should, as far as possible, be settled through negotiation.(2) If a dispute between the Contracting Parties cannot thus be settled within six months from the time the dispute arose, it shall upon the request of either Contracting Party be submitted to an arbitral tribunal.(3) Such an arbitral tribunal shall be constituted for each individual case in the following way.Within two months of the receipt of the request for arbitration, each Contracting Party shall appoint one member of the tribunal. Those two members shall then select a national of a third State who an approval by the two Contracting Parties shall be appointed Chairman of the tribunal. The Chairman shall be appointed within two months from the date of appointment of the other two members. (4) If within the periods specified in paragraph (3) of this Agreement the necessary appointments have not been made, either Contracting Party may, in the absence of any other agreement, invite the President of the International Court of Justice to make any necessary appointments.If the President is a national of either Contracting Party or if he is otherwise prevented from discharging the said function, the Vice-President shall be invited to make the necessary appointments. If the Vice-President is a national of either Contracting Party or if he too is prevented from discharging the said function, the Member of the International Court of Justice next in seniority who is not a national of either Contracting Party shall be invited to make the necessary appointments. (5) The arbitral tribunal shall reach its decision by a majority of votes.Such decisions shall be binding on both Contracting Parties.

Each Contracting Party shall bear the cost of its own member of the tribunal and of its representation in the arbitral proceedings; the cost of the Chairman and the remaining costs shall be borne in equal parts by the Contracting Parties. The tribunal may, however, in its decision direct that a higher proportion of costs shall be borne by one of the two Contracting Parties, and this award shall be binding on both Contracting Parties. The tribunal shall determine its own procedure.

Article 11 Entry and Sojourn of Personnel A Contracting Party shall, in accordance to its laws and policy relating to the entry and sojourn of non-citizens, permit key personnel and personnel with special technical skills (including personnel for training) employed by investors of the other Contracting Party, to enter and stay for a required period in its territory for the purpose of engaging in activities connected with the establishment and the operation of the investments.

Article 12 Applicable Laws (1) Except as otherwise provided in this Agreement, all investments shall be governed by the laws in force in the territory of the Contracting Party in which such investments are made.(2) Nothing in this Agreement shall prevent either Contracting Party from applying prohibitions or restrictions to the extent necessary for the protection of its essential security interests or for the prevention of diseases and pests. Article 13 Application of other Rules If the provisions of law of either Contracting Party or obligations under international law existing at present or established hereafter between the Contracting Parties in addition to the present Agreement contain rules, whether general or specific, entitling investments by investors of the other Contracting Party to a treatment more favourable than is provided for by the present Agreement, such rules shall to the extent that they are more favourable prevail over the present Agreement.

Article 14 Other Commitments Each Contracting Party shall observe any obligation it may have entered into with regard to an investment of an investor of the other Contracting Party. In relation to such obligations, dispute resolution under article 9 shall however only be applicable in the absence of normal local judicial remedies being available.

Article 15 Entry into Force This Agreement shall be subject to ratification and shall enter into force on the date of exchange of Instruments of Ratification.

Article 16 Duration and Termination (1) This Agreement shall remain in force for a period of ten years and thereafter it shall be deemed to have been automatically extended unless either Contracting Party gives to the other Contracting Party a written notice of its intention to terminate the Agreement.The Agreement shall stand terminated one year from the date on receipt of such written notice. (2) Notwithstanding termination of this Agreement pursuant to paragraph (2) of this Article, the Agreement shall continue to be effective for a further period of fifteen years from the date of its termination in respect of investments made or acquired before the date of termination of this Agreement. In witness whereof the undersigned, duly authorised thereto by their respective Governments, have signed this Agreement.

Done at New Delhi on this the 31st day of October 1997 in two originals each in the Hindi, English, Dutch and French languages, all texts being equally authoritative. The text in the English language shall prevail in case of difference of interpretation.

For the Belgo-Luxembourg Economic Union : For the Government of the Kingdom of Belgium acting both in its own name and in the name of the Government of the Grand-Duchy of Luxembourg : For the Government of the Region of Wallonia : For the Government of the Region of Flanders For the Government of the Region of Brussels-Capital : For the Government of the Republic of India :

^