gepubliceerd op 22 april 1999
Wet tot wijziging van de artikelen 140-1 tot 140-6 van de provinciewet betreffende de provinciale volksraadpleging
25 MAART 1999. - Wet tot wijziging van de artikelen 140-1 tot 140-6 van de provinciewet betreffende de provinciale volksraadpleging (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 140-1 van de provinciewet, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 140-1. De provincieraad kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de inwoners van de provincie, beslissen de inwoners te raadplegen over de aangelegenheden van provinciaal belang.
Het initiatief dat uitgaat van de inwoners van de provincie, moet worden gesteund door ten minste 10 % van de inwoners.
Art. 3.In artikel 140-2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1997, wordt het woord « provincieraadskiezers » vervangen door de woorden « inwoners van de provincie ».
Art. 4.Artikel 140-3 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1997, wordt aangevuld als volgt : « 3° de naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van de personen die het initiatief nemen tot de raadpleging ».
Art. 5.In artikel 140-4 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, 2°, worden de woorden « die niet de hoedanigheid van provincieraadskiezer hebben » vervangen door de woorden « die niet voldoen aan de in artikel 140-5, § 1, opgesomde voorwaarden »;2° het derde lid wordt aangevuld als volgt : « In dat geval organiseert de provincieraad een volksraadpleging ».
Art. 6.Artikel 140-5 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1997, wordt vervangen voor de volgende bepaling : « Art. 140-5. § 1. Om te verzoeken om of deel te nemen aan een volksraadpleging moet men : 1° in het bevolkingsregister van een gemeente van de provincie ingeschreven of vermeld zijn;2° de volle leeftijd van zestien jaar hebben bereikt;3° niet het voorwerp uitmaken van een veroordeling of beslissing die voor een provincieraadskiezer de uitsluiting of opschorting van het kiesrecht meebrengt. § 2. Om te verzoeken om een volksraadpleging moeten de voorwaarden vermeld in § 1 vervuld zijn op de datum waarop het verzoekschrift werd ingediend.
Om deel te nemen aan een volksraadpleging moeten de voorwaarden vermeld in § 1, 2° en 3°, vervuld zijn op de dag van de raadpleging, en de voorwaarde vermeld in § 1, 1°, op de datum waarop de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging wordt afgesloten.
De deelnemers die na de datum waarop de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging wordt afgesloten, het voorwerp zijn van een veroordeling of een beslissing die voor een provincieraadskiezer ofwel de uitsluiting van het kiesrecht, ofwel de schorsing van dat recht op de dag van de raadpleging meebrengt, worden van de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging geschrapt. § 3. Artikel 1ter, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen is van toepassing op alle categorieën van personen die voldoen aan de in § 1 bepaalde voorwaarden.
Voor niet-Belgische onderdanen en voor Belgische onderdanen jonger dan achttien jaar worden de kennisgevingen door de parketten van de hoven en rechtbanken gedaan wanneer de veroordeling of de internering, waartegen met geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden opgekomen, zou geleid hebben tot de uitsluiting van het kiesrecht of opschorting van dit recht als ze ten laste van een provincieraadskiezer werd uitgesproken.
In geval van kennisgeving nadat de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging is opgemaakt, wordt de betrokkene van deze lijst geschrapt. § 4. Op de dertigste dag voor de raadpleging maakt het college van burgemeester en schepenen een lijst op van deelnemers aan de volksraadpleging.
Op die lijst worden vermeld : 1° de personen die op vermelde datum in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld zijn en de andere in § 1 bedoelde deelnemingsvoorwaarden vervullen;2° de deelnemers die tussen deze datum en de datum van de raadpleging de leeftijd van zestien jaar bereiken;3° de personen voor wie de schorsing van het kiesrecht een einde neemt of zou nemen uiterlijk op de dag die is vastgesteld voor de raadpleging. Voor elke persoon die voldoet aan de deelnemingsvoorwaarden, vermeldt de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de hoofdverblijfplaats. De lijst wordt volgens een doorlopende nummering en eventueel per wijk van de gemeente opgemaakt, ofwel in alfabetische volgorde van de deelnemers, ofwel geografisch volgens de straten. § 5. De deelname aan de volksraadpleging is niet verplicht.
Elke deelnemer heeft recht op een stem.
De stemming is geheim.
De volksraadpleging kan enkel op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van 8 tot 13 uur. Zij die zich voor 13 uur in het stemlokaal bevinden worden nog tot de stemming toegelaten. § 6. Tot stemopneming wordt slechts overgegaan indien ten minste 10 % van de inwoners van de provincie aan de raadpleging hebben deelgenomen. ». § 7. De bepalingen van artikel 147bis van het kieswetboek zijn van toepassing op de provinciale volksraadpleging, met dien verstande dat de woorden « kiezer » en « kiezers » steeds worden vervangen door respectievelijk de woorden « deelnemer » en « deelnemers », en de woorden « verkiezing » en « verkiezingen » door het woord « volksraadpleging ».
Art. 7.In artikel 140-6, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1997, wordt het woord « kiezers » vervangen door de woorden « inwoners van de provincie ».
Art. 8.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Deze datum mag niet later zijn dan 1 januari 2000.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 25 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1996-1997. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementair bescheid. - Wetsvoorstel, nr. 1175/1.
Gewone zitting 1997-1998.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - Amendementen, nrs. 1175/2 tot 6. - Verslag, nr. 1175/7. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1175/8. - Amendementen, nrs. 1175/9 en 10. - Aanvullend verslag, nr. 1175/11. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1175/12. - Amendement, nr. 1175/13.
Gewone zitting 1998-1999.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - Amendementen, nrs. 1175/14 en 15. - Artikelen aangenomen in plenaire vergadering, nr. 1175/16. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1175/17.
Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. - Bespreking en aanneming, vergaderingen van 15 juli, 21, 22 en 29 oktober 1998.
Senaat.
Parlementaire bescheiden. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1134/1. - Amendementen, nrs. 1-1134/2 en 3. - Verslag, nr. 1-1134/4. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-1134/5. - {dt}Beslissing{edt} om niet te amenderen, nr. 1-1134/6.
Handelingen van de Senaat. - Bespreking en aanneming, vergadering van 11 maart 1999.