Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 juli 1999
gepubliceerd op 28 augustus 1999

Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels voor het houden van een provinciale volksraadpleging

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000604
pub.
28/08/1999
prom.
07/07/1999
ELI
eli/besluit/1999/07/07/1999000604/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 JULI 1999. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels voor het houden van een provinciale volksraadpleging


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op titel Xbis van de provinciewet van 30 april 1836, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1997, gewijzigd door de wet van 25 maart 1999, inzonderheid op de artikelen 140-11 en 140-12;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 april 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het voor de toepassing van de wet van 25 maart 1999 tot wijziging van de artikelen 140-1 tot 140-6 van de provinciewet betreffende de provinciale volksraadpleging, noodzakelijk is zonder uitstel de nadere regels te bepalen betreffende de procedure die voor het houden van een volksraadpleging door de provincies moeten worden gevolgd;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De kiezerslijst

Artikel 1.Op de dertigste dag voor de raadpleging maakt het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente van de provincie een lijst op van de deelnemers aan de volksraadpleging.

Op die lijst worden vermeld : 1° de personen die op de vermelde datum in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld zijn en de andere deelnemingsvoorwaarden vervullen die bedoeld worden in artikel 140-5, § 1, van de provinciewet, ingevoegd door de wet van 25 juni 1997 en vervangen door de wet van 25 maart 1999;2° de deelnemers die tussen deze datum en de datum van de raadpleging de leeftijd van zestien jaar bereiken;3° de personen voor wie de schorsing van de kiesrechten een einde neemt of zou nemen uiterlijk op de dag die vastgesteld is voor de raadpleging. Voor elke persoon die voldoet aan de deelnemingsvoorwaarden, vermeldt de lijst van deelnemers de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de hoofdverblijfplaats. De lijst wordt volgens een doorlopende nummering en eventueel per wijk opgemaakt, ofwel in alfabetische volgorde van de deelnemers, ofwel geografisch volgens de straten. HOOFDSTUK II. - Verdeling van de kiezers in stemafdelingen en kiesbureaus

Art. 2.In afwijking van artikel 2, § 1, eerste lid, en § 2, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, worden de deelnemers door het college van burgemeester en schepenen in stemafdelingen verdeeld; geen van deze stemafdelingen kan meer dan 1500 ingeschreven deelnemers hebben.

Het college wijst voor elke afdeling een afzonderlijk lokaal aan voor de stemming.

Verschillende afdelingen kunnen echter opgeroepen worden in zalen die deel uitmaken van hetzelfde gebouw.

Wanneer de stemming op een andere manier gebeurt dan door middel van een stembiljet, kan de Minister van Binnenlandse Zaken het aantal deelnemers dat ingeschreven is per stemafdeling verhogen. In afwijking van artikel 2, § 1, tweede lid, van de voormelde wet van 19 oktober 1921, mag het aantal ingeschreven deelnemers die toegelaten zijn om te stemmen in deze afdelingen niet meer bedragen dan 3.000.

Art. 3.§ 1. Elk provinciaal kiescollege voor de volksraadpleging bevat een provinciehoofdbureau, kantonhoofdbureaus, stemopnemingsbureaus en stembureaus.

Onverminderd de bepalingen van dit artikel, worden deze bureaus geregeld door titel 1 van de voormelde wet van 19 oktober 1921. § 2. Het provinciehoofdbureau is gevestigd in de hoofdplaats van de provincie of te Nijvel voor de provincie Waals-Brabant.

Het wordt voorgezeten door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van de hoofdplaats van de provincie of van Nijvel voor de provincie Waals-Brabant, of, bij zijn afwezigheid, door de magistraat die hem vervangt.

Het provinciehoofdbureau bestaat, behalve de voorzitter, uit vier bijzitters, vier plaatsvervangende bijzitters en een secretaris. De bijzitters en plaatsvervangende bijzitters worden door de voorzitter aangewezen uit de deelnemers van de gemeente waarin het provinciehoofdbureau gevestigd is.

De secretaris wordt door de voorzitter aangewezen uit de deelnemers van de provincie.

Het provinciehoofdbureau oefent een controle uit op alle verrichtingen die betrekking hebben op de volksraadpleging en bepaalt zo nodig de dringende maatregelen die de omstandigheden zouden kunnen vereisen.

Na inzage van de informatie die het provinciehoofdbureau overeenkomstig § 3 ontvangen heeft van de kantonhoofdbureaus, controleert het of het percentage van 10 % van de inwoners van de provincie dat bedoeld wordt in artikel 140-5, § 6, van de provinciewet, ingevoegd door de wet van 25 juni 1997 en vervangen door de wet van 25 maart 1999, bereikt is en of er vervolgens al dan niet overgegaan moet worden tot het opnemen van de resultaten van de volksraadpleging.

Als blijkt dat minder dan 10 % van de inwoners van de provincie deelgenomen hebben aan de volksraadpleging, brengt de voorzitter van het provinciehoofdbureau de voorzitters van de kantonhoofdbureaus daarvan onmiddellijk op de hoogte, die op hun beurt zo snel mogelijk aan de door hen aangewezen voorzitters en bijzitters van de stemopnemingsbureaus meedelen dat hun bureau niet zal moeten bijeenkomen.

Indien minstens 10 % van de ingeschreven inwoners van de provincie deelgenomen hebben aan de volksraadpleging, brengt de voorzitter van het provinciehoofdbureau de voorzitters van de kantonhoofdbureaus daarvan onmiddellijk op de hoogte, die op hun beurt zo snel mogelijk de door hen aangewezen voorzitters en bijzitters van de stemopnemingsbureaus daarover inlichten.

Ingeval de opneming van de resultaten van de volksraadpleging moet plaatsvinden, centraliseert het provinciehoofdbureau de desbetreffende verrichtingen op het niveau van de hele provincie. Het maakt de resultaten van de raadpleging in het openbaar bekend, en deelt ze mede aan de provinciegouverneur.

De gouverneur beveelt hun publicatie door middel van aanplakking aan het provinciaal gouvernement, net zoals in alle gemeenten van de provincie. Hij beveelt eveneens de publicatie van deze resultaten in de editie van het Bestuursmemoriaal van de provincie volgend op de organisatie van de raadpleging.

Eenieder kan er een afschrift van bekomen volgens de regels vastgelegd in de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten en, in voorkomend geval, in het dienaangaande provinciaal reglement. § 3. Om het voor het provinciehoofdbureau mogelijk te maken overeenkomstig § 2 te bepalen of er al dan niet overgegaan moet worden tot het opnemen van de resultaten van de volksraadpleging, bezorgen de voorzitters van de stembureaus, onmiddellijk na het beëindigen van hun verrichtingen, aan de voorzitter van het kantonhoofdbureau een overzicht met het aantal deelnemers die ingeschreven zijn in hun bureau en het aantal deelnemers die daadwerkelijk deelgenomen hebben aan de raadpleging. Wanneer de voorzitter van het kantonhoofdbureau dit overzicht ontvangen heeft voor alle kantonstembureaus, stelt hij een samenvattend overzicht op met deze twee aantallen voor alle kantonstembureaus en deelt het zo snel mogelijk mee aan de voorzitter van het provinciehoofdbureau. § 4. Het kantonhoofdbureau is belast met het toezicht op de verrichtingen met betrekking tot de raadpleging in het hele kanton.

Het verwittigt de voorzitter van het provinciehoofdbureau onmiddellijk van elke omstandigheid die zijn controle vereist.

Wanneer de opneming van de resultaten van de raadpleging moet plaatsvinden, centraliseert het de desbetreffende verrichtingen op het niveau van het hele kanton. § 5. In afwijking van artikel 9quater, § 1, van de voormelde wet van 19 oktober 1921, mag het aantal deelnemers die ingeschreven zijn in de stembureaus waarvan de biljetten toevertrouwd worden aan eenzelfde stemopnemingsbureau, niet meer dan 6.000 bedragen.

Art. 4.De gouverneur of de door hem aangewezen ambtenaar ziet erop toe dat het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente van de provincie ten minste vijftien dagen voor de raadpleging een oproepingsbrief zendt aan elke deelnemer op zijn huidige woonplaats.

Wanneer de oproepingsbrief niet aan de deelnemer bezorgd kan worden, dan wordt hij op het gemeentelijk secretariaat neergelegd, waar de deelnemer hem kan afhalen tot op de dag van de raadpleging 's middags.

De oproepingsbrief vermeldt de dag waarop en de plaats waar de deelnemer verzocht wordt deel te nemen aan de raadpleging, evenals de uren van opening en sluiting van de stemming. Bovendien vermeldt hij de vraag of vragen van de raadpleging zoals die door de provincieraad bepaald zijn.

Het bericht van oproeping wordt minstens twintig dagen voor de raadpleging in elke gemeente van de provincie ter kennis gebracht door aanplakking. HOOFDSTUK III. - De stembiljetten

Art. 5.Na inzage van de beraadslaging van de provincieraad die beslist een volksraadpleging te houden, maakt het provinciehoofdbureau het stembiljet op en beveelt het de druk ervan in het vereiste aantal.

Hiervoor bezorgen de voorzitters van de kantonhoofdbureaus, van zodra de provinciegouverneur of de door hem aangewezen ambtenaar hen krachtens artikel 3bis van de voormelde wet van 19 oktober 1921 twee voor echt verklaarde uittreksels uit de lijst der deelnemers, opgemaakt per stemafdeling, gezonden heeft, zo snel mogelijk een overzicht met het totale aantal deelnemers, die in hun respectieve kantons ingeschreven zijn, aan de voorzitter van het provinciehoofdbureau.

Van zodra het stembiljet gedrukt is, bezorgt de voorzitter van het provinciehoofdbureau aan de voorzitters van de kantonhoofdbureaus de hoeveelheid stembiljetten die nodig is voor de volksraadpleging van hun kanton. Zij zenden op hun beurt aan elk van de voorzitters van de stemafdelingen van hun kanton, onder verzegelde omslag, de stembiljetten die nodig zijn voor de volksraadpleging in hun afdeling.

Het opschrift op de buitenkant van de omslag vermeldt, behalve het adres van de geadresseerde, het aantal stembiljetten dat de omslag bevat. Deze omslag mag alleen ontzegeld en opengemaakt worden in aanwezigheid van het regelmatig gevormde bureau. Het aantal stembiljetten wordt onmiddellijk gecontroleerd en het resultaat van de controle wordt vermeld in het proces-verbaal.

De voorzitters van de kantonhoofdbureaus zenden tegelijkertijd naar elk van de voorzitters van de stemopnemingsbureaus van hun kanton het model van de tabel die zij hebben laten voorbereiden en die de voorzitters van de stemopnemingsbureaus moeten invullen na het tellen van de stemmen.

Art. 6.Het stembiljet vermeldt de vraagstelling die het voorwerp is van de raadpleging.

Achter de vraag of vragen staan telkens de woorden « ja » en « neen ».

De woorden « ja » en « neen » worden telkens gevolgd door een stemvak.

De stemvakken zijn zwart, met in het midden een stipje van dezelfde kleur als het papier. Het papier is wit van kleur.

Alle stembiljetten moeten volkomen gelijk zijn en overeenstemmen met het model dat opgesteld is door het provinciehoofdbureau. HOOFDSTUK IV. - Inrichting van de stemlokalen en stemming

Art. 7.Het stemlokaal en de stemhokjes waarin de deelnemers hun stem uitbrengen, worden ingericht volgens model III, dat bij het Kieswetboek gevoegd is.

Er moet echter minstens één stemhokje per driehonderd deelnemers zijn.

Art. 8.De voorschriften met betrekking tot de ordehandhaving vervat in de artikelen 108, 109, 110, 111 en 114 van het Kieswetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de provinciale volksraadpleging.

Art. 9.Het merk van de stem, ook al is het niet perfect aangebracht, is een geldige uitdrukking van de stem, tenzij de bedoeling om het stembiljet herkenbaar te maken duidelijk is.

Indien de deelnemer bij vergissing het stembiljet dat hij ontvangen had, beschadigt, kan hij een ander stembiljet vragen aan de voorzitter, waarbij hij het eerste teruggeeft, dat onmiddellijk nietig verklaard wordt.

Zo neemt de voorzitter, wanneer de deelnemer bij het verlaten van het stemhokje zijn stembiljet opengevouwen heeft om zijn uitgebrachte stem kenbaar te maken, het opengevouwen stembiljet af, dat onmiddellijk nietig verklaard wordt, en verplicht hij de deelnemer om opnieuw te stemmen.

Op deze teruggenomen stembiljetten schrijft de voorzitter de vermelding « Teruggenomen stembiljet » en zet zijn paraaf erop.

Art. 10.Na afloop van de verrichtingen, stelt het bureau het aantal inwoners vast dat deelgenomen heeft aan de stemming, evenals het aantal stembiljetten dat teruggenomen is krachtens artikel 9, en het aantal niet gebruikte stembiljetten, en schrijft het deze gegevens op in het proces-verbaal.

De teruggenomen stembiljetten en de niet gebruikte stembiljetten worden in afzonderlijke verzegelde omslagen gesloten.

Op dezelfde manier worden de lijsten met deelnemers, die voor de controles gediend hebben en die naar behoren ondertekend zijn door de leden van het bureau die hen bijgehouden hebben en door de voorzitter, in een derde verzegelde omslag gesloten.

Het opschrift op de buitenkant van elke omslag geeft de inhoud ervan weer en vermeldt de gemeente, de dag van de raadpleging en het bureaunummer. HOOFDSTUK V. - Stemopneming

Art. 11.Vooraleer over te gaan tot het opnemen van de stemmen, mengen de stemopnemingsbureaus alle stembiljetten van de verschillende stembureaus waarvan zij de stemmen moeten opnemen.

Art. 12.De voorzitter en de leden van het stemopnemingsbureau vouwen de stembiljetten open en delen ze in de volgende categorieën in : 1° de stembiljetten met geldige stemmen;2° de twijfelachtige stembiljetten;3° de blanco of ongeldige stembiljetten. Wanneer deze indeling van de stembiljetten beëindigd is, worden deze zonder verandering van de indeling onderzocht door de leden van het bureau, die hun opmerkingen en bezwaren aan het bureau voorleggen.

De bezwaren en de beslissingen van het bureau worden in het proces-verbaal opgenomen.

De twijfelachtige stembiljetten waartegen bezwaar ingebracht is, worden volgens de beslissing van het bureau gevoegd bij de categorie waartoe zij behoren.

De stembiljetten van elke categorie worden achtereenvolgens door de leden van het bureau geteld.

Alle stembiljetten, ingedeeld zoals hierboven bepaald is, worden in afzonderlijke verzegelde omslagen gesloten.

Het bureau stelt vervolgens het gezamenlijk aantal geldige stembiljetten vast, het aantal blanco of ongeldige stembiljetten en voor elke vraag van de raadpleging het aantal positieve en negatieve stemmen.

Al die getallen worden in het proces-verbaal vermeld.

Art. 13.Ongeldig zijn : 1° alle andere stembiljetten dan het stembiljet dat door het provinciehoofdbureau bepaald is;2° de stembiljetten waarop de vraag of vragen tegelijkertijd met ja en neen beantwoord werden;3° de stembiljetten waarvan de vorm en de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten of die de kiezer herkenbaar maken door een teken, een doorhaling of een niet geoorloofd merk.

Art. 14.Het proces-verbaal van de verrichtingen wordt staande de vergadering opgemaakt en door de leden van het bureau ondertekend.

Art. 15.Onmiddellijk na het beëindigen van de verrichtingen, overhandigt het stemopnemingsbureau het proces-verbaal hiervan aan de voorzitter van het kantonhoofdbureau.

Art. 16.Van zodra het kantonhoofdbureau in het bezit is van het in artikel 15 bedoelde proces-verbaal voor alle stemopnerningsbureaus van het kanton, stelt het een verzamelstaat op die de in artikel 12, zevende lid, bedoelde gegevens bevat voor het hele kanton, en zendt het die verzamelstaat zo snel mogelijk naar de voorzitter van het provinciehoofdbureau.

Art. 17.Van zodra het provinciehoofdbureau in het bezit is van de in artikel 16 bedoelde verzamelstaat voor alle kantons van de provincie, deelt het de uitslag van de raadpleging mee aan de gouverneur van de provincie.

De gouverneur van de provincie maakt de uitslag van de raadpleging bekend en beveelt de publicatie ervan overeenkomstig artikel 3, § 2, tiende lid. HOOFDSTUK VI. - Geautomatiseerde stemming

Art. 18.De gemeenten die beschikken over een geautomatiseerd stemsysteem kunnen dit gebruiken voor het houden van de raadpleging op hun grondgebied, voor zover de andere gemeenten van het kanton waartoe zij behoren ook gebruik maken van een dergelijk systeem. HOOFDSTUK VII. - Volmachtformulier

Art. 19.Het volmachtformulier dat moet worden gebruikt voor de provinciale volksraadpleging stemt overeen met het model dat voorkomt in bijlage 1.

De tekst van artikel 147bis van het Kieswetboek wordt op de keerzijde van het volmachtformulier gedrukt, met dien verstande dat de woorden « kiezer » en « kiezers » steeds dienen te worden vervangen door respectievelijk de woorden « deelnemer » en « deelnemers » en de woorden « verkiezing » en « verkiezingen » door het woord « volksraadpleging ».

Art. 20.In het geval waarin artikel 147bis, § 1, 7°, van het Kieswetboek voorziet stemt het getuigschrift uitgereikt door de burgemeester voor de provinciale volksraadpleging, overeen met het model dat voorkomt in bijlage 2. HOOFDSTUK VIII. - Uitgaven die voortvloeien uit de raadpleging

Art. 21.In afwijking van artikel 8 van de voormelde wet van 19 oktober 1921, zijn alle uitgaven die voortvloeien uit het houden van de raadpleging ten laste van de begroting van de provincie. HOOFDSTUK IX. - Slotbepaling

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1999.

Art. 23.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 juli 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE

Bijlage 1 Gemeente .................................................

PROVINCIALE VOLKSRAADPLEGING VAN ........................................

VOLMACHT OM TE STEMMEN Bijlage : - een getuigschrift - eventueel : akte van bekendheid (2) Ik, ondergetekende . . . . . (naam en voornaam), geboren op . . . . . , wonende te . . . . . straat, nr. ........ busnummer........, als deelnemer ingeschreven in de gemeente . . . . . , machtig . . . . . (naam en voornaam), geboren op . . . . . , wonende te . . . . . straat, nr. ......... busnummer ........, om bij de volksraadpleging in mijn naam te stemmen om de volgende reden : Gedaan te ..................................................,............................................ 19........

De volmachtgever, De gemachtigde, (handtekening) (handtekening) (1) Ik, ondergetekende, burgemeester van de gemeente .. . . . bevestig hierbij dat de bovengenoemde volmachtgever en gemachtigde beiden aldaar in het bevolkingsregister zijn ingeschreven en dat ....................................................................... (naam van de gemachtigde) de............................................................ (graad van bloed- of aanverwantschap opgeven; cfr. N.B. onderaan blad) is van .................................................................................................. (naam van de volmachtgever).

Gemeentestempel (Handtekening van de burgemeester) (2) Ik, ondergetekende, burgemeester van de gemeente ................................................................ bevestig hierbij dat............................................................. (naam van de gemachtigde) aldaar in het bevolkingsregister is ingeschreven en dat volgens de akte van bekendheid die mij werd voorgelegd, voornoemde de .................................................... (graad van bloed- of aanverwantschap opgeven; cfr. N.B. onderaan blad) is van ............................................................... (naam van de volmachtgever) Gemeentestempel (Handtekening van de burgemeester) (1) Deze rubriek dient ingevuld te worden door de burgemeester van de gemeente waar de volmachtgever en de gemachtigde in het bevolkingsregister beiden ingeschreven zijn.(2) Deze rubriek dient ingevuld te worden door de burgemeester van de gemeente waar de gemachtigde in het bevolkingsregister ingeschreven is, wanneer de volmachtgever zijn hoofdverblijfplaats in een andere gemeente van de provincie heeft. Opmerking : De rubrieken (1) en (2) moeten niet ingevuld worden wanneer de volmachtgever wegens zijn godsdienstige overtuiging in de onmogelijkheid verkeert zich op het stembureau aan te melden en daartoe een attest van de religieuze overheid waaronder hij ressorteert kan overleggen.

N.B. : GRADEN VAN BLOED- OF AANVERWANTSCHAP TOT DE DERDE GRAAD : - de vader of de moeder, de grootvader of de grootmoeder, de overgrootvader of de overgrootmoeder, de zoon of de dochter, de kleinzoon of de kleindochter, de achterkleinzoon of de achterkleindochter; - de echtgenoot of de echtgenote, de schoonvader of de schoonmoeder, de grootvader of de grootmoeder van de echtgeno(o)t(e), de overgrootvader of de overgrootmoeder van de echtgeno(o)t(e), de schoonzoon of de schoondochter, de stiefzoon, de stiefdochter, de echtgeno(o)t(e) van de kleinzoon of de kleindochter, de echtgeno(o)t(e) van de achterkleinzoon of de achterkleindochter; - de broer of de zuster, de oom of de tante, de neef of de nicht, de schoonbroer of de schoonzuster, de oom of de tante van de echtgeno(o)t(e), de neef of de nicht van de echtgeno(o)t(e), de echtgeno(o)t(e) van de neef of de nicht (aan de volle neven of aan de volle nichten, die bloedverwanten in de vierde graad zijn, mag geen volmacht worden gegeven).

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 juli 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE

Uittreksel uit het kieswetboek (1)

Art. 147bis.§ 1. De volgende kiezers kunnen een andere kiezer machtigen om in hun naam te stemmen : 1° de kiezer die wegens ziekte of gebrekkigheid niet in staat is om zich naar het stembureau te begeven of er naartoe gevoerd te worden. Deze onbekwaamheid moet blijken uit een medisch attest. Geneesheren, die als kandidaat voor de verkiezing zijn voorgedragen, mogen een dergelijk attest niet afgeven. 2° de kiezer die om beroeps- of dienstredenen : a) in het buitenland is opgehouden, alsook de kiezers leden van zijn gezin of van zijn gevolg die met hem aldaar verblijven;b) zich de dag van de stemming in het Rijk bevindt, maar in de onmogelijkheid verkeert zich in het stembureau te melden. Van de onder a) en b) bedoelde onmogelijkheid moet blijken door een attest van de militaire of burgerlijke overheid of van de werkgever onder wie de betrokkene ressorteert. 3° de kiezer die het beroep van schipper, marktkramer of kermisreiziger uitoefent en de leden van zijn gezin die met hem samenwonen. Van de uitoefening van het beroep moet blijken door een attest van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkene in het bevolkingsregister is ingeschreven. 4° de kiezer die de dag van de stemming ten gevolge van een rechterlijke maatregel in een toestand van vrijheidsbeneming verkeert. Deze toestand wordt bevestigd door de directie van de inrichting waar de betrokkene zich bevindt. 5° de kiezer die om redenen in verband met zijn geloofsovertuiging in de onmogelijkheid verkeert zich op het stembureau te melden. Deze onmogelijkheid moet blijken uit een attest dat is afgegeven door de religieuze overheid. 6° de student die zich, om studieredenen, in de onmogelijkheid bevindt zich in het stembureau te melden, op voonwaarde dat hij een attest voorlegt van de directie van de instelling waar hij zijn studies doet.7° de kiezer die, om andere dan de hiervoor genoemde redenen, de dag van de stemming van zijn woonplaats afwezig is wegens een tijdelijk verblijf in het buitenland, en zich bijgevolg in de onmogelijkheid bevindt zich in het stembureau te melden, voor zover de onmogelijkheid door de burgemeester van zijn woonplaats vastgesteld geweest is, na voorleggen van de nodige bewijsstukken;de Koning bepaalt het model van het attest dat door de burgemeester moet worden afgegeven.

De aanvraag moet bij de burgemeester van de woonplaats uiterlijk de vijftiende dag vóór die van de verkiezing worden ingediend. § 2. Als gemachtigde kan slechts worden aangewezen hetzij de echtgenoot, hetzij een bloed- of aanverwant tot de derde graad, op voorwaarde dat hij zelf kiezer is.

Indien de volmachtgever en de gemachtigde in dezelfde gemeente in het bevolkingsregister zijn ingeschreven, bevestigt de burgemeester van die gemeente op het volmachtformulier het familieverband.

Indien beiden niet in dezelfde gemeente zijn ingeschreven wordt door de burgemeester van de gemeente waar de gemachtigde is ingeschreven, op voorlegging van een akte van bekendheid, het familieverband bevestigd. De akte van bekendheid wordt bij het volmachtfommulier gevoegd.

In afwijking van de vorige leden zal de gemachtigde door de volmachtgever vrij worden aangewezen door de kiezer die om redenen in verband met zijn geloofsovertuiging, in de onmogelijkheid verkeert zich op het stembureau te melden.

Ieder gemachtigde mag slechts één volmacht hebben. § 3. De volmacht wordt gesteld op een formulier waanvan het model door de Koning wordt bepaald; het wordt kosteloos afgegeven op de gemeentesecretarie.

De volmacht vermeldt de verkiezingen waarvoor ze geldig is, de naam, de voornamen, de geboortedatum en het adres van de volmachtgever en van de gemachtigde.

Het volmachtformulier wordt door de volmachtgever en de gemachtigde ondertekend. § 4. Ten einde tot de stemming te worden toegelaten, overhandigt de gemachtigde aan de voorzitter van het stembureau waar de volmachtgever had moeten stemmen, de volmacht en een van de in § 1 vermelde attesten en vertoont hij hem zijn identiteitskaart en zijn oproepingsbrief waarop de voorzitter vermeldt : "Heeft bij volmacht gestemd". § 5. De volmachten worden bij de in artikel 146, eerste lid, bedoelde staat gevoegd en, met die staat, aan de vrederechter van het kanton gezonden. (1) Artikel 147bis van het Kieswetboek is van toepassing op de provinciale volksraadpleging overeenkomstig artikel 140-5, § 7, van de provinciewet, ingevoegd door de wet van 25 juni 1997 en vervangen door de wet van 25 maart 1999. Bijlage 2 Gemeente ............................................

PROVINCIALE VOLKSRAADPLEGING VAN...............................

Volmachtgeving bij verblijf in het buitenland om andere dan beroepsredenen Ik, ondergetekende,....................................................................., burgemeester van de gemeente ....................................................................., bevestig hierbij, na kennisneming van de mij voorgelegde bewijsstukken, dat M. .......................................................................................................................................... (naam en voornamen) (1), verblijvende te ..................................................................... straat, nr. ......., bus ......, als deelnemer ingeschreven onder nummer........, in de onmogelijkheid verkeert zich in het stembureau te melden wegens tijdelijk verblijf in het buitenland, zijnde..................................................................... (2) niet gemotiveerd door beroeps- of dienstredenen.Betrokkene, die zijn/haar aanvraag vóór..................................................................... (3) heeft ingediend, vervult derhalve de voorwaarden gesteld bij artikel 147bis, § 1, 7°, van het Kieswetboek, om een andere deelnemer volmacht te geven om in zijn/haar naam te stemmen (4). Afgegeven te ..................................................................... op ............................. 19.......

Burgemeester Gemeentestempel (handtekening) (1) De naam en voornamen worden voorafgegaan door de vermelding : Mevrouw (Mw.) of Mijnheer (M.) (2) De naam van het land vermelden.(3) De datum van de vijftiende dag vóór die van de volksraadpleging (4) Zie ommezijde (uittreksel uit artikel 147bis van het Kieswetboek, dat van toepassing is op de provinciale volksraadpleging overeenkomstig artikel 140-5, § 7, van de provinciewet, ingevoegd door de wet van 25 juni 1997 en vervangen door de wet van 25 maart 1999). Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 juli 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE

Uittreksel uit het kieswetboek

Art. 147bis.§ 1. De volgende kiezers kunnen een andere kiezer machtigen om in hun naam te stemmen : 7° de kiezer die, om andere dan de hiervoor genoemde redenen, de dag van de stemming van zijn woonplaats afwezig is wegens een tijdelijk verblijf in het buitenland, en zich bijgevolg in de onmogelijkheid bevindt zich in het stembureau te melden, voor zover de onmogelijkheid door de burgemeester van zijn woonplaats vastgesteld geweest is, na voorleggen van de nodige bewijsstukken;de Koning bepaalt het model van het attest dat door de burgemeester moet worden afgegeven.

De aanvraag moet bij de burgemeester van de woonplaats uiterlijk de vijftiende dag vóór die van de verkiezing worden ingediend. § 2. Als gemachtigde kan slechts worden aangewezen hetzij de echtgenoot, hetzij een bloed- of aanverwant tot de derde graad, op voorwaarde dat hij zelf kiezer is.

Indien de volmachtgever en de gemachtigde in dezelfde gemeente in het bevolkingsregister zijn ingeschreven, bevestigt de burgemeester van die gemeente op het volmachtformulier het familieverband.

Indien beiden niet in dezelfde gemeente zijn ingeschreven wordt door de burgemeester van de gemeente waar de gemachtigde is ingeschreven, op voorlegging van een akte van bekendheid, het familieverband bevestigd. De akte van bekendheid wordt bij het formulier gevoegd.

In afwijking van de vorige leden zal de gemachtigde door de volmachtgever vrij worden aangewezen door de kiezer die om redenen in verband met zijn geloofsovertuiging, in de onmogelijkheid verkeert zich op het stembureau te melden.

Ieder gemachtigde mag slechts één volmacht hebben. § 3. De volmacht wordt gesteld op een formulier waarvan het model door de Koning wordt bepaald; het wordt kosteloos afgegeven op de gemeentesecretarie.

De volmacht vermeldt de verkiezingen waarvoor ze geldig is, de naam, de voornamen, de geboortedatum en het adres van de volmachtgever en van de gemachtigde.

Het volmachtformulier wordt door de volmachtgever en de gemachtigde ondertekend. § 4. Ten einde tot de stemming te worden toegelaten, overhandigt de gemachtigde aan de voorzitter van het stembureau waar de volmachtgever had moeten stemmen, de volmacht en een van de in § 1 vermelde attesten en vertoont hij hem zijn identiteitskaart en zijn oproepingsbrief waarop de voorzitter vermeldt "Heeft bij volmacht gestemd". § 5. De volmachten worden bij de in artikel 146, eerste lid, bedoelde staat gevoegd en, met die staat, aan de vrederechter van het kanton gezonden.

^