Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 april 2007
gepubliceerd op 11 mei 2007

Wet tot oprichting van een Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2007201295
pub.
11/05/2007
prom.
25/04/2007
ELI
eli/wet/2007/04/25/2007201295/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2007. - Wet tot oprichting van een Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Het Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie Afdeling I. - Samenstelling

Art. 2.Binnen de federale Wetgevende Kamers wordt een Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie opgericht, hierna het Comité genoemd.

Het Comité bestaat uit : 1° elf volksvertegenwoordigers, aangewezen door de Kamer van volksvertegenwoordigers overeenkomstig de evenredige vertegenwoordiging van haar fracties;2° elf senatoren, aangewezen door de Senaat overeenkomstig de evenredige vertegenwoordiging van zijn fracties.Minstens de helft van hen wordt gekozen uit de gemeenschapssenatoren.

Het Comité telt evenveel plaatsvervangers als leden. Afdeling II. - Bevoegdheden

Onderafdeling I. - De verzoekschriften en de behandeling ervan

Art. 3.Het Comité neemt kennis van de eraan gerichte verzoekschriften die melding maken van : 1° de moeilijkheden die rijzen bij de toepassing van de sinds ten minste drie jaar van kracht zijnde wetten en die verband houden met de ingewikkeldheid van de teksten, met de leemten daarin, met het gebrek aan samenhang of met fouten, met het gebrek aan precisering ervan en de daaruit voortvloeiende meerduidige interpretatie, dan wel met hun verouderd of tegenstrijdig karakter;2° de onaangepastheid van de sinds ten minste drie jaar van kracht zijnde wetten aan de situaties die ze regelen. De verzoekschriften van de in artikel 4, eerste lid, 1°, bedoelde diensten mogen melding maken van moeilijkheden waarmee die overheden te maken hebben bij de toepassing van de wettelijke bepalingen die rechtstreeks voor hen bedoeld zijn.

Art. 4.De volgende personen en diensten mogen bij het Comité een in artikel 3 bedoeld verzoekschrift indienen : 1° elke administratieve dienst die ermee belast is de wet toe te passen of elke openbare overheid die ermee belast is toe te zien op de toepassing van de wet;2° elke natuurlijke persoon en elke publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon;3° de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de senatoren. Die verzoekschriften zijn ondertekend door de verzoeker of, in het geval van de in het eerste lid, 1° bedoelde diensten of overheden, door de verantwoordelijke van die dienst of overheid.

Art. 5.De verzoekschriften moeten op schrift gesteld, precies en beknopt zijn en beantwoorden aan de in artikel 3 bedoelde omschrijving.

Het verzoekschrift vermeldt, op straffe van niet-ontvankelijkheid : 1° de dag, de maand en het jaar;2° de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker;3° de precieze aanduiding van de betwiste wetteksten;4° de precieze bepaling van de aangevoerde grieven;5° de aanwijzing van de met de toepassing van de betwiste wettekst belaste dienst;6° een samenvatting van het standpunt dat de met de toepassing van de betwiste wettekst belaste dienst heeft ingenomen aangaande de grieven van de verzoeker;7° elke precisering die wordt vastgesteld door het huishoudelijk reglement van het Comité. In afwijking van het tweede lid, 6°, zijn de verzoekschriften die geen samenvatting bevatten van het standpunt van de met de toepassing van de betwiste wettekst belaste dienst, ontvankelijk indien de verzoeker aantoont dat die dienst hem niet heeft geantwoord binnen dertig dagen na de datum van zijn eerste verzoek.

Het verzoekschrift dient op straffe van niet-ontvankelijkheid te worden ingediend op een standaardformulier waarvan het Comité onmiddellijk na zijn oprichting de vorm bepaalt.

De verzoekschriften worden opgesteld in een van de drie landstalen en worden per briefpost of per elektronische post overgezonden.

De leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de senatoren mogen het Comité adiëren zonder de in de vorige leden vastgestelde vormvereisten in acht te nemen. Ze zorgen er niettemin voor schriftelijk en nauwkeurig te bepalen welke wetteksten worden betwist en wat de grieven zijn over die teksten.

Art. 6.Het Comité kan ambtshalve elk verzoekschrift afwijzen dat het met toepassing van de artikelen 3 tot 5 niet-ontvankelijk acht.

Het Comité kan uitkiezen welke verzoekschriften het zal onderzoeken.

Het zal erop toezien bij voorrang de wetten te evalueren waarvan de ontoepasselijkheid de behoorlijke werking van het rechtsbestel ernstig in het gedrang brengt, alsook de wetten waarvan de toepassing bovenmatige administratieve lasten teweegbrengt voor de burgers of de ondernemingen.

Het Comité stelt de verzoeker onverwijld in kennis van zijn beslissing het verzoekschrift al of niet te behandelen of het onderzoek ervan te verdagen. De weigering om een verzoekschrift te behandelen wordt met redenen omkleed.

Art. 7.Het Comité onderzoekt, in het licht van de criteria van doeltreffendheid, evenredigheid, transparantie en samenhang, de verzoekschriften die wijzen op moeilijkheden bij de toepassing van de wetten en, in voorkomend geval, de onaangepastheid van die wetten aan de situaties die ze regelen. In laatstgenoemd geval gaat het na of de middelen de gewenste uitwerking kunnen hebben en de opgelegde doelstellingen kunnen bereiken.

Het kan daarbij een beroep doen op deskundigen teneinde te komen tot een nauwkeurigere analyse. Het kan ook onderzoeken laten verrichten bij de met de toepassing van de betwiste wetteksten belaste diensten, bij de beroepscategorieën waarop zij van toepassing zijn of bij de betrokken personen.

Art. 8.Wanneer het Comité een verzoekschrift heeft onderzocht, maakt het daarover een verslag op. Dat verslag wordt bezorgd aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan de Senaat en aan de terzake bevoegde minister.

In voorkomend geval mag het Comité, bij consensus, bij het verslag een voorstel van wetgevend initiatief voegen.

Het Comité brengt de verzoeker op de hoogte van het gevolg dat aan zijn verzoekschrift werdt gegeven.

Onderafdeling II. - Inoverwegingneming van de rechtspraak van het Arbitragehof

Art. 9.Eenmaal per maand neemt het Comité de arresten van het Arbitragehof in overweging die een invloed hebben op de doeltreffende werking van het rechtsbestel.

Van die inoverwegingneming wordt een verslag opgesteld waarbij, in voorkomend geval, bij consensus een voorstel van wetgevend initiatief kan worden gevoegd.

Art. 10.In voorkomend geval stelt de rapporteur de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de terzake bevoegde minister in kennis van de door het Arbitragehof in het geding gebrachte wetgeving die geheel of gedeeltelijk moet worden gewijzigd.

Onderafdeling III. - Verslagen toegezonden aan de Wetgevende Kamers en de behandeling ervan

Art. 11.De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en het College van procureurs-generaal zenden aan het Comité in de loop van de maand oktober een verslag toe, dat een overzicht bevat van de wetten die voor de hoven en de rechtbanken tijdens het voorbije gerechtelijk jaar moeilijkheden bij de toepassing of de interpretatie ervan hebben opgeleverd.

Art. 12.Overeenkomstig de regels bepaald in artikel 7 analyseert het Comité de verslagen die derden-instanties op grond van de wet aan de Wetgevende Kamers toezenden, en vat ze samen.

Art. 13.Onverminderd artikel 14 mag het Comité de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de terzake bevoegde minister aan de hand van een verslag in kennis stellen van de aanzienlijke moeilijkheden waarmee de toepassing van een sinds ten minste drie jaar van kracht zijnde wet gepaard gaat en waarvan melding werd gemaakt in de verslagen van de in artikel 12 bedoelde derden-instanties. Het Comité mag bij consensus bij zijn verslag een voorstel van wetgevend initiatief voegen.

Onderafdeling IV. - Jaarverslag

Art. 14.De voorzitter van het Comité stelt jaarlijks, in de loop van de maand december, een activiteitenverslag voor aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat. Afdeling III. - Werkwijze

Art. 15.Het Comité stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement wordt door de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat goedgekeurd en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 16.Het Comité kan aan de leden van de regering vragen aanwezig te zijn op zijn vergaderingen en de regeringsleden mogen vragen te worden gehoord.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, V. VAN QUICKENBORNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-29 - BZ 2003 : Nr.1 : Wetsvoorstel van de heer Bacquelaine. 51-29 - 2003/2004 : Nrs. 2 tot 8 : Amendementen.

Nr. 9 : Verslag.

Nr. 10 : Amendement.

Nr. 11 : Verslag.

Nr. 12 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 13 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 22 april 2004.

Stukken van de Senaat : 3-648 - 2003/2004 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. 3-648 - 2005/2006 : Nr. 2 : Advies van de Raad van State. 3-648 - 2006/2007 : Nr. 3 : Amendementen.

Nr. 4 : Verslag.

Nr. 5 : Tekst verbeterd door de commissie.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat : 29 maart 2007.

^