Etaamb.openjustice.be
Wet van 23 mei 2019
gepubliceerd op 01 augustus 2019

Wet houdende instemming met het Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, gedaan te Londen op 14 oktober 2005 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2019041503
pub.
01/08/2019
prom.
23/05/2019
ELI
eli/wet/2019/05/23/2019041503/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

23 MEI 2019. - Wet houdende instemming met het Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, gedaan te Londen op 14 oktober 2005 (1)(2)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Het Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, gedaan te Londen op 14 oktober 2005, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 23 mei 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken en van Defensie, D. REYNDERS De Minister van Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post, belast met Administratieve Vereenvoudiging, Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, Ph. DE BACKER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: nr. 54-3660 Integraal verslag: 17/04/2019. (2) Lijst gebonden staten. Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (vertaling) Preambule De Partijen bij dit Protocol, Als partijen bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988, Erkennend dat daden van terrorisme de internationale vrede en veiligheid bedreigen, Indachtig resolutie A.924(22) van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie waarin verzocht wordt om herziening van de bestaande juridische en technische maatregelen en nieuwe maatregelen ter overweging worden gepresenteerd teneinde terroristische daden tegen schepen te bestrijden en de veiligheid aan boord en aan de wal te verbeteren, waarbij het gevaar voor passagiers, bemanningen en havenpersoneel aan boord van schepen en in havengebieden alsmede voor schepen en hun vracht wordt gereduceerd, Indachtig de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van internationaal terrorisme als bijlage bij resolutie 49/60 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 9 december 1994 waarin onder andere de lidstaten van de Verenigde Naties opnieuw plechtig hun ondubbelzinnige veroordeling bevestigen van alle terroristische daden, methoden en praktijken als misdadig en onverdedigbaar, ongeacht waar en door wie zij zijn begaan, met inbegrip van die welke de vriendschappelijke betrekkingen tussen Staten en volkeren schaden en de territoriale integriteit en veiligheid van Staten bedreigen, Gelet op resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 17 december 1996 en de aanvullende verklaring bij de Verklaring van 1994 inzake Maatregelen tot uitbanning van internationaal terrorisme in de bijlage, Herinnerend aan resoluties 1368 (2001) en 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, waaruit de internationale wil blijkt terrorisme in al zijn verschijningsvormen en manifestaties te bestrijden en waarin taken en verantwoordelijkheden aan Staten worden toegewezen en rekening wordt gehouden met de voortdurende dreiging van terroristische aanvallen, Tevens herinnerend aan resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties waarin de dringende noodzaak wordt erkend dat alle Staten doeltreffende aanvullende maatregelen treffen om de verspreiding van biologische, chemische of kernwapens en hun overbrengingsinrichtingen te voorkomen, Voorts herinnerend aan het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, gedaan te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, gedaan te 's-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971, het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 14 december 1973, het Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, door de Algemene Vergadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 17 december 1979, het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, te Wenen aangenomen op 26 oktober 1979 en de wijzigingen daarvan, aangenomen op 8 juli 2005, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 24 februari 1988, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, gedaan te Rome op 10 maart 1988, het Verdrag inzake het merken van kneedbare explosieven ten behoeve van de opsporing ervan, gedaan te Montreal op 1 maart 1991, het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 15 december 1997, het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 9 december 1999, en het Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme, door de Algemene Vergadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 13 april 2005, Indachtig het belang van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gedaan te Montego Bay op 10 december 1982, en van het internationaal gewoonterecht van de zee, Gelet op resolutie 59/46 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin opnieuw bevestigd is dat internationale samenwerking alsmede maatregelen van Staten ter bestrijding van terrorisme moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de grondbeginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, het internationaal recht en de relevante internationale verdragen alsmede met resolutie 59/24 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin Staten worden opgeroepen partij te worden bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart en het Protocol daarbij, Staten worden uitgenodigd deel te nemen aan de herziening van die instrumenten door de Juridische Commissie van de Internationale Maritieme Organisatie teneinde de middelen voor het bestrijden van dergelijke wederrechtelijke gedragingen, daaronder begrepen terroristische handelingen, te versterken en Staten tevens opgeroepen worden passende maatregelen te treffen teneinde de daadwerkelijke implementatie van die instrumenten te waarborgen, in het bijzonder wanneer van toepassing door het aannemen van wetgeving, teneinde te waarborgen dat er een deugdelijk kader is voor reacties op incidenten van gewapende overvallen en terroristische handelingen op zee, Tevens gelet op het belang van de wijzigingen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, en de Internationale code inzake de beveiliging van schepen en havenvoorzieningen (ISPS-code), beide aangenomen door de conferentie van 2002 van verdragsluitende regeringen bij dat verdrag, bij het instellen van een passend internationaal technisch kader dat voorziet in samenwerking tussen regeringen en overheidsinstellingen, nationale en lokale administraties en de scheepvaart- en havenindustrie teneinde bedreigingen voor de veiligheid te ontdekken en preventieve maatregelen te treffen tegen veiligheidsincidenten die schepen of havenvoorzieningen treffen die betrokken zijn bij de internationale handel, Voorts gelet op resolutie 58/187 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin opnieuw bevestigd is dat Staten moeten waarborgen dat elke maatregel ter bestrijding van terrorisme beantwoordt aan hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzonder aan de internationale rechten van de mens, het vluchtelingenrecht en het humanitaire recht, Ervan overtuigd dat het noodzakelijk is bepalingen aan te nemen die het Verdrag aanvullen teneinde nieuw terroristisch geweld gericht tegen de veiligheid van de internationale zeevaart te onderdrukken en de doeltreffendheid ervan te verbeteren, Zijn het volgende overeengekomen: ARTIKEL 1 Voor de toepassing van dit Protocol: 1. wordt verstaan onder "Verdrag'': het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988.2. wordt verstaan onder "Organisatie'': de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).3. wordt verstaan onder "Secretaris-Generaal'': de Secretaris-Generaal van de Organisatie. ARTIKEL 2 Artikel 1 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1 1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder: ? a) "schip'': een vaartuig, ongeacht het type, dat niet permanent met de zeebodem is verbonden, met inbegrip van dynamisch gedragen vaartuigen, onderwatervaartuigen en andere vaartuigen in drijvende toestand. ? b) "vervoer'': het initiëren, regelen of uitoefenen van daadwerkelijke controle, met inbegrip van de beslissingsbevoegdheid, over de verplaatsing van een persoon of goed. ? c) "ernstig letsel of ernstige schade'': - i. ernstig lichamelijk letsel; of - ii. grootschalige vernieling van een openbare plaats, staats- of overheidsvoorziening, infrastructurele voorziening of openbaarvervoersysteem, hetgeen leidt tot grote economische verliezen; of - iii. aanmerkelijke schade aan het milieu, met inbegrip van lucht, bodem, water, fauna of flora. ? d) "NBC-wapens'': - i. "biologische wapens'', zijnde: - (1) bacteriologische of andere biologische middelen of toxines, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie, van soorten en in hoeveelheden die niet gerechtvaardigd worden door profylactische, beschermende of andere vreedzame oogmerken; of - (2) wapens, uitrusting of overbrengingsinrichtingen die ontworpen zijn voor het gebruik van dergelijke middelen of toxines met vijandig oogmerk of bij gewapende conflicten. - ii. "chemische wapens'', zijnde, afzonderlijk of tezamen met: - (1) toxische chemische stoffen en hun precursoren, tenzij zij zijn bedoeld voor: - (A) onderzoek of industriële, agrarische, medische, farmaceutische of andere vreedzame oogmerken; of - (B) bescherming, dat wil zeggen, voor oogmerken die direct verband houden met de bescherming tegen toxische chemische stoffen en met bescherming tegen chemische wapens; of - (C) militaire doelstellingen die geen verband houden met het gebruik van chemische wapens en niet afhankelijk zijn van het gebruik van de toxische eigenschappen van chemische stoffen als methode van oorlogsvoering; of - (D) wetshandhaving, mede ten behoeve van de bestrijding van nationale ongeregeldheden, - voor zover de typen en hoeveelheden verenigbaar zijn met deze oogmerken; - (2) munitie en instrumenten die specifiek bedoeld zijn om de dood of ander letsel te veroorzaken door middel van de toxische eigenschappen van de toxische chemische stoffen omschreven in onderdeel ii 1 die zouden vrijkomen ten gevolge van het gebruik van die munitie en instrumenten; - (3) alle apparatuur die specifiek ontworpen is voor gebruik in direct verband met de munitie en instrumenten omschreven in onderdeel ii 2. - iii. kernwapens en andere nucleaire explosieve instrumenten. ? e) toxische chemische stof'': elke chemische stof die door zijn chemische effect op levensprocessen kan leiden tot de dood, tijdelijke uitschakeling of blijvend letsel van mensen of dieren. Dit omvat al dergelijke chemische stoffen, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie en ongeacht of zij worden geproduceerd in voorzieningen, in munitie of elders. ? f) precursor'': elke chemische reactant die bij enige fase van de productie van een toxische chemische stof betrokken is, ongeacht de wijze waarop. Dit omvat elke sleutelcomponent van een binair chemisch systeem of een chemisch systeem met meerdere componenten. ? g) "Organisatie'': de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). ? h) "Secretaris-Generaal'': de Secretaris-Generaal van de Organisatie. 2. Voor de toepassing van dit Verdrag: ? a) hebben de termen "openbare plaats'', "staats- of regeringsvoorziening'', "infrastructurele voorziening'' en "openbaarvervoersysteem'' dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, gedaan te New York op 15 december 1997; en ? b) hebben de termen "grondstof'' en "speciale splijtstoffen'' dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Statuut van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), gedaan te New York op 26 oktober 1956.

ARTIKEL 3 De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 2bis van het Verdrag: Artikel 2bis 1. Niets in dit Verdrag tast op enige wijze andere rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden aan van Staten en personen op grond van het internationaal recht, met name de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en de internationale mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht.2. Dit Verdrag is niet van toepassing op de handelingen van strijdkrachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderworpen aan het internationaal humanitair rechten evenmin op handelingen ondernomen door de strijdkrachten van een Staat bij de uitoefening van hun officiële taken, voor zover onderworpen aan andere bepalingen van internationaal recht.3. Dit Verdrag laat onverlet de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Washington, Londen en Moskou op 1 juli 1968, het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Washington, Londen en Moskou op 10 april 1972 of het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993, van de Staten die partij zijn bij deze verdragen. ARTIKEL 4 1. De inleiding van artikel 3, eerste lid, van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: Aan een strafbaar feit in de zin van dit Verdrag maakt zich schuldig hij die wederrechtelijk en opzettelijk: 2.Artikel 3, eerste lid, sub f van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: ? f) gegevens doorgeeft waarvan hij weet dat deze onjuist zijn, daardoor de veilige vaart van een schip in gevaar brengend. 3. Artikel 3, eerste lid, sub g, van het Verdrag wordt geschrapt.4. Artikel 3, tweede lid, van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: 2.Aan een strafbaar feit maakt zich eveneens schuldig hij die dreigt, al dan niet gepaard gaand met een voorwaarde zoals voorzien in de nationale wetgeving, teneinde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon te dwingen tot het verrichten of zich onthouden van een handeling, een van de in het eerste lid, sub b, c en e omschreven strafbare feiten te plegen, indien door deze dreiging de veilige vaart van het schip in kwestie in gevaar kan worden gebracht. 5. De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 3bis van het Verdrag: Artikel 3bis 1.Aan een strafbaar feit in de zin van dit Verdrag maakt zich schuldig hij die wederrechtelijk en opzettelijk: ? a) wanneer het doel van de gedraging, door haar aard of context, is een bevolking te intimideren of een regering of internationale organisatie tot het verrichten of het zich onthouden van enige handeling: - i. tegen, op of vanaf een schip een explosief, radioactief materiaal of een biologisch, chemisch of nucleair wapen doet vrijkomen op een wijze die leidt of kan leiden tot de dood of ernstig letsel of ernstige schade; of - ii. van een schip olie, vloeibaar gemaakt aardgas of een andere schadelijke of gevaarlijke stof doet vrijkomen waarop sub a. i. niet van toepassing is en wel in een zodanige hoeveelheid of concentratie dat dit leidt of kan leiden tot de dood of ernstig letsel of ernstige schade; of - iii. een schip op zodanig wijze gebruikt dat de dood, ernstig letsel of ernstige schade wordt veroorzaakt; of - iv. al dan niet gepaard gaand met een voorwaarde zoals voorzien in de nationale wetgeving, dreigt met het plegen van een strafbaar feit omschreven in sub a. i., ii. of iii.; of ? b) aan boord van een schip: - i. explosief of radioactief materiaal vervoert, wetende dat het beoogd is om te worden ingezet teneinde, al dan niet gepaard gaand met een voorwaarde zoals voorzien in de nationale wetgeving, de dood, ernstig letsel of zware schade te veroorzaken of daarmee te dreigen teneinde een bevolking te intimideren of een regering of internationale organisatie te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van enige handeling; of - ii. een NBC-wapen vervoert, wetende dat het een NBC-wapen is zoals omschreven in artikel 1; of - iii. elk grondmateriaal, speciale splijtstoffen, uitrusting of materiaal vervoert dat of die speciaal is of zijn ontworpen of bereid voor de bewerking, het gebruik of de productie van speciale splijtstoffen, wetende dat het beoogd is om te worden gebruikt bij een activiteit die gepaard gaat met een kernexplosie of een andere nucleaire activiteit waarop de waarborgen uit hoofde van een allesomvattende IAEA-veiligheidscontroleovereenkomst van toepassing zijn; of - iv. enige uitrusting, materialen software of aanverwante technologie vervoert die wezenlijk bijdraagt of bijdragen aan het ontwerp, de vervaardiging of overbrenging van een NBC-wapen, met het oogmerk deze daarvoor te gebruiken. 2. Geen strafbaar feit in de zin van dit Verdrag is het vervoer van een goed of materiaal waarop het eerste lid, sub b.iii. van toepassing is, of, voor zover dit betrekking heeft op een kernwapen of ander nucleair explosief instrument, het eerste lid, sub b. iv., indien dit goed of materiaal wordt vervoerd naar of vanuit het grondgebied van, of anderszins wordt vervoerd onder toezicht van een Staat die partij is bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, wanneer: ? a) de daaruit voortvloeiende overdracht of ontvangst, met inbegrip van die binnen een Staat, van het goed of materiaal niet in strijd is met de verplichtingen van die Partij uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens en, ? b) indien het goed of materiaal beoogd is voor de overbrengingsinrichting van een kernwapen of ander instrument voor kernexplosieven van een Staat die partij is bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, het bezit van een dergelijk wapen of instrument niet in strijd is met de verplichtingen van die Partij uit hoofde van dat verdrag. 6. De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 3ter van het Verdrag: Artikel 3ter Aan een strafbaar feit in de zin van dit Verdrag maakt zich schuldig hij die wederrechtelijk en opzettelijk een andere persoon aan boord van een schip vervoert, wetende dat deze persoon een strafbaar feit heeft gepleegd zoals omschreven in artikel 3, 3bis of 3quater of een strafbaar feit omschreven in een van de verdragen omschreven in de Bijlage, en met het oogmerk die persoon te helpen strafrechtelijke vervolging te ontlopen.7. De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 3quater van het Verdrag: Artikel 3quater Aan een strafbaar feit in de zin van dit Verdrag maakt zich tevens schuldig hij die: ? a) wederrechtelijk en opzettelijk een ander verwondt of doodt in verband met het plegen van een van de strafbare feiten omschreven in artikel 3, eerste lid, 3bis, of 3ter;of ? b) poogt een strafbaar feit te plegen omschreven in artikel 3, eerste lid, 3bis,eerste lid, sub a i, ii of iii, of in sub a van dit artikel; of ? c) als medeplichtige deelneemt aan een strafbaar feit omschreven in artikel 3, 3bis of 3ter, of in sub a of b van dit artikel; of ? d) het plegen van een strafbaar feit omschreven in artikel 3, 3bis of 3ter, of in sub a of b van dit artikel organiseert of anderen opdracht geeft een van deze strafbare feiten te plegen; of ? e) bijdraagt tot het plegen van een of meer van de strafbare feiten omschreven in artikel 3, 3bis, 3ter, of in sub a of b van dit artikel, door een groep personen die opzettelijk, met een gemeenschappelijk doel handelt en: - i. hetzij met het oog op de bevordering van de criminele activiteit of het criminele doel van de groep, wanneer een dergelijke activiteit of het doel het plegen van een strafbaar feit inhoudt zoals omschreven in artikel 3, 3bis of 3ter; of - ii. hetzij met de wetenschap van het doel van de groep een strafbaar feit te plegen zoals omschreven in artikel 3, 3bis of 3ter.

ARTIKEL 5 1. Artikel 5 van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: Elke Partij stelt op de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quater omschreven strafbare feiten passende straffen die rekening houden met de ernst van deze feiten.2. De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 5bis van het Verdrag: Artikel 5bis 1.Elke Partij neemt, in overeenstemming met zijn nationale rechtsbeginselen de nodige maatregelen om een op zijn grondgebied gevestigde of overeenkomstig zijn wetgeving georganiseerde rechtspersoon aansprakelijk te stellen wanneer een persoon die verantwoordelijk is voor de leiding van of het toezicht op die rechtspersoon, in die hoedanigheid een in dit Verdrag omschreven strafbaar feit heeft gepleegd. Deze aansprakelijkheid kan straf-, civiel- of bestuursrechtelijk zijn. 2. Deze aansprakelijkheid geldt onverminderd de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke personen die de strafbare feiten hebben gepleegd.3. Elke Partij ziet er in het bijzonder op toe dat de overeenkomstig het eerste lid aansprakelijke rechtspersonen worden onderworpen aan doeltreffende, proportionele en ontmoedigende straf-, civiel- of bestuursrechtelijke sancties.Dergelijke sancties kunnen geldelijke sancties omvatten.

ARTIKEL 6 1. De inleiding van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: 1.Elke Partij neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn om zijn rechtsmacht te vestigen met betrekking tot de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quater omschreven strafbare feiten, wanneer het strafbare feit wordt gepleegd: 2. Artikel 6, derde lid, van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: 3.Elke Partij die rechtsmacht zoals bedoeld in het tweede lid heeft gevestigd, stelt de Secretaris-Generaal daarvan in kennis. Indien een Partij daarna zijn rechtsmacht ter zake intrekt, stelt hij de Secretaris-Generaal daarvan in kennis. 3. Artikel 6, vierde lid, van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: 4.Elke Partij neemt de maatregelen die nodig zijn om zijn rechtsmacht te vestigen met betrekking tot de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quater omschreven strafbare feiten in gevallen waarin de vermoedelijke dader zich op zijn grondgebied bevindt en hij deze persoon niet uitlevert aan een Partij die zijn rechtsmacht heeft gevestigd in overeenstemming met het eerste en tweede lid van dit artikel.

ARTIKEL 7 De volgende tekst wordt toegevoegd als Bijlage bij het Verdrag: BIJLAGE 1. Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, gedaan te 's-Gravenhage op 16 december 1970.2. Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971.3. Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, op 14 december 1973 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.4. Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, op 17 december 1979 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.5. Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, gedaan te Wenen op 26 oktober 1979.6. Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, tot aanvulling van het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 24 februari 1988.7. Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, gedaan te Rome op 10 maart 1988.8. Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, op 15 december 1997 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.9. Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, op 9 december 1999 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. ARTIKEL 8 1. Artikel 8, eerste lid, van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: 1.De kapitein van een schip van een Partij (de "vlaggenstaat'') kan aan de autoriteiten van een andere Partij (de "ontvangende Staat'') elke persoon overdragen ten aanzien van wie de kapitein redelijke gronden heeft om aan te nemen dat deze een van de in de artikelen 3, 3bis, 3ter of 3quater omschreven strafbare feiten heeft gepleegd. 2. De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 8bis van het Verdrag: Artikel 8bis 1.De Partijen werken in zo ruim mogelijke mate samen teneinde strafbare feiten waarop dit Verdrag van toepassing is te voorkomen en te bestrijden, in overeenstemming met het internationaal recht, en reageren zo spoedig mogelijk op verzoeken uit hoofde van dit artikel. 2. Elk verzoek uit hoofde van dit artikel dient zo mogelijk de naam van het verdachte schip, het IMO scheepsidentificatienummer, de thuishaven, de havens van herkomst en bestemming en alle andere relevante informatie te bevatten.Indien een verzoek mondeling wordt overgebracht, bevestigt de verzoekende Partij het verzoek zo spoedig mogelijk schriftelijk. De aangezochte Partij bevestigt onverwijld de ontvangst van elk schriftelijk of mondeling verzoek. 3. De Partijen houden rekening met de gevaren en moeilijkheden waarmee het aan boord gaan van een schip op zee en het doorzoeken van zijn lading gepaard gaan, en overwegen of andere passende maatregelen die tussen de betrokken Staten zijn overeengekomen beter in de volgende aanloophaven of elders kunnen worden uitgevoerd.4. Een Partij die redelijke gronden heeft om te vermoeden dat een strafbaar feit omschreven in artikel 3, 3bis,3ter of 3quater is, wordt of zal worden gepleegd waarbij een schip dat onder zijn vlag vaart betrokken is, kan andere Partijen verzoeken om bijstand bij het voorkomen of bestrijden van dat feit.De aldus aangezochte Partijen stellen alles in het werk om deze bijstand binnen de hen ter beschikking staande middelen te verlenen. 5. Indien rechtshandhaving- of andere bevoegde functionarissen van een Partij ("de verzoekende Partij'') een schip aantreffen dat vaart onder de vlag of de registratiekenmerken vertoont van een andere Partij ("de eerste Partij'') en zich zeewaarts bevindt van de territoriale zee van een Staat, en de verzoekende Partij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat het schip of een persoon aan boord van het schip betrokken is, is geweest of zal worden bij het plegen van een strafbaar feit omschreven in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quater, en de verzoekende Partij aan boord wenst te gaan, ? a) verzoekt hij, in overeenstemming met het eerste en tweede lid, de eerste Partij de opgegeven nationaliteit te bevestigen, en ? b) indien de nationaliteit wordt bevestigd, verzoekt de verzoekende Partij de eerste Partij (hierna te noemen de "vlaggenstaat'') om toestemming om aan boord te gaan en passende maatregelen te nemen ten aanzien van dat schip, die mede kunnen bestaan uit het aanhouden, aan boord gaan en doorzoeken van het schip en zijn lading en het onderzoeken aan lichaam en kleding van de opvarenden teneinde vast te stellen of een strafbaar feit omschreven in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quater is, wordt of zal worden gepleegd, en ? c) zal de vlaggenstaat: - i.de verzoekende Partij machtigen aan boord te gaan en de passende maatregelen omschreven in sub b te nemen, met inachtneming van eventuele voorwaarden die zij kan opleggen in overeenstemming met het zevende lid; of - ii. zijn eigen rechtshandhavings- of andere functionarissen aan boord laten gaan om de doorzoeking of het onderzoek te verrichten; of - iii. tezamen met de verzoekende Partij aan boord gaan en de doorzoeking of het onderzoek verrichten met inachtneming van eventuele voorwaarden die zij kan opleggen in overeenstemming met het zevende lid; of - iv. weigeren toestemming te geven voor het aan boord gaan, doorzoeken en onderzoeken.

De verzoekende Partij gaat niet aan boord van een schip en neemt geen maatregelen omschreven in sub b zonder de uitdrukkelijke machtiging van de vlaggenstaat. ? d) Bij of na de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan een Partij de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen dat, ten aanzien van schepen die onder zijn vlag varen of zijn registratiekenmerken vertonen, de verzoekende Partij gemachtigd wordt aan boord te gaan van het schip het schip en zijn lading te doorzoeken en de opvarenden te onderzoeken aan lichaam en kleding en te ondervragen, teneinde documentatie omtrent de nationaliteit van het schip te achterhalen en te bestuderen en vast te stellen of een in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quater omschreven strafbaar feit is, wordt of zal worden gepleegd, indien er binnen vier uur na de bevestiging van ontvangst van een verzoek om bevestiging van de nationaliteit geen antwoord is ontvangen van de eerste Partij. ? e) Bij of na de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan een Partij de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen dat ten aanzien van schepen die onder zijn vlag varen of zijn registratiekenmerken vertonen, de verzoekende Partij gemachtigd wordt aan boord te gaan van het schip het schip en zijn lading te doorzoeken en de opvarenden te onderzoeken aan lichaam en kleding en te ondervragen, teneinde vast te stellen of een in artikel 3, 3bis, 3terof 3quater omschreven strafbaar feit is, wordt of zal worden gepleegd.

De uit hoofde van dit lid gedane kennisgevingen kunnen te allen tijde worden herroepen. 6. Indien bewijzen worden gevonden van gedragingen omschreven in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quater als resultaat van het aan boord gaan uit hoofde van dit artikel, kan de vlaggenstaat de verzoekende Partij machtigen het schip, de lading en opvarenden aan te houden in afwachting van nadere instructies van de vlaggenstaat.De verzoekende Partij stelt de vlaggenstaat onverwijld in kennis van de resultaten van het aan boord gaan, de doorzoeking, het onderzoek aan lichaam en kleding en de aanhouding uit hoofde van dit artikel. De verzoekende Partij stelt de vlaggenstaat tevens onverwijld op de hoogte van de ontdekking van bewijs van wederrechtelijke gedragingen waarop dit Verdrag niet van toepassing is 7. Overeenkomstig de overige bepalingen van dit Verdrag kan de vlaggenstaat zijn machtiging uit hoofde van het vijfde of zesde lid afhankelijk stellen van voorwaarden, waaronder de ontvangst van aanvullende gegevens van de verzoekende Partij en voorwaarden ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor en omvang van de te treffen maatregelen.Zonder de uitdrukkelijke machtiging van de vlaggenstaat mogen geen aanvullende maatregelen worden getroffen, tenzij zulks noodzakelijk is om dreigend gevaar voor het leven van personen af te wenden of indien dergelijke maatregelen voortvloeien uit relevante bilaterale of multilaterale overeenkomsten. 8. Voor alle gevallen waarin aan boord van een schip wordt gegaan, is de vlaggenstaat bevoegd rechtsmacht uit te oefenen over een aangehouden schip, zijn lading of overige goederen en de opvarenden, met inbegrip van inbeslagneming, verbeurdverklaring, aanhouding en vervolging.De vlaggenstaat kan, met inachtneming van zijn grondwet en wetgeving, instemmen met de uitoefening van rechtsmacht door een andere Staat met rechtsmacht uit hoofde van artikel 6. 9. Bij de uitvoering van de maatregelen uit hoofde van dit artikel waarvoor machtiging is verleend, dient het gebruik van geweld te worden vermeden, tenzij zulks noodzakelijk is om de veiligheid van functionarissen en opvarenden te waarborgen of indien de functionarissen worden gehinderd bij de uitvoering van de maatregelen waarvoor machtiging is verleend.De mate van geweld gebruikt uit hoofde van dit artikel mag niet groter zijn dan redelijkerwijs nodig is in de gegeven situatie. 10. Waarborgen: ? a) Een Partij die maatregelen neemt tegen een schip in overeenstemming met dit artikel: - i.houdt terdege rekening met de noodzaak de veiligheid van mensenlevens op zee niet in gevaar te brengen; - ii. waarborgt dat alle opvarenden behandeld worden op een wijze waarbij hun menselijke waardigheid in acht wordt genomen en in overeenstemming met de van toepassing zijnde bepalingen van het internationaal recht, met inbegrip van het internationaal recht inzake de rechten van de mens; - iii. waarborgt dat het aan boord gaan, doorzoeken en onderzoek aan lichaam en kleding uit hoofde van dit artikel geschieden in overeenstemming met het van toepassing zijnde internationaal recht; - iv. houdt terdege rekening met de veiligheid van het schip en zijn lading; - v. geeft zich terdege rekenschap van de noodzaak de handels- of juridische belangen van de vlaggenstaat niet te schaden; - vi. waarborgt, binnen de beschikbare middelen, dat elke maatregel die ten aanzien van het schip of zijn lading wordt genomen in de gegeven situatie niet schadelijk is voor het milieu; - vii. waarborgt dat opvarenden tegen wie mogelijk vervolging wordt ingesteld in verband met een feit omschreven in artikel 3, 3bis,3terof 3quater, ongeacht de locatie de bescherming krijgen voorzien in artikel 10, tweede lid; - viii. waarborgt dat de kapitein van een schip in kennis wordt gesteld van het voornemen aan boord te komen en in de gelegenheid is of wordt gesteld zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de eigenaar van het schip en de vlaggenstaat; en - ix. doet redelijke inspanningen om te vermijden dat een schip onnodig wordt opgehouden of vertraagd. ? b) Met dien verstande dat de machtiging door een vlaggenstaat om aan boord te gaan deze niet per definitie aansprakelijk maakt, zijn Staten-Partijen aansprakelijk voor alle schade, letsel of verliezen die aan hen zijn toe te schrijven en voortvloeien uit ingevolge dit artikel getroffen maatregelen indien: - i.de redenen voor deze maatregelen ongegrond blijken, mits met het schip geen feiten zijn gepleegd die de getroffen maatregelen rechtvaardigen; of - ii.deze maatregelen onrechtmatig blijken of uitgaan boven de in het licht van de beschikbare informatie redelijkerwijs noodzakelijke maatregelen voor de uitvoering van de bepalingen van dit artikel.

Partijen bieden doeltreffende middelen voor verhaal bij schade, letsel of verlies. ? c) Indien een Partij in overeenstemming met dit Verdrag maatregelen treft tegen een schip, geeft hij zich terdege rekenschap van de noodzaak belemmering of aantasting te voorkomen van: - i. rechten en verplichtingen en de uitoefening van de rechtsmacht van kuststaten in overeenstemming met het internationale recht van de zee; of - ii.de bevoegdheid van de vlaggenstaat om rechtsmacht en toezicht uit te oefenen bij bestuurlijke, technische en sociale aangelegenheden betreffende het schip. ? d) Elke maatregel getroffen uit hoofde van dit artikel wordt uitgevoerd door rechtshandhavings- of andere bevoegde functionarissen van oorlogsschepen of militaire luchtvaartuigen, of van andere schepen of luchtvaartuigen voor overheidsdoeleinden die duidelijk als zodanig gemarkeerd, herkenbaar en daartoe bevoegd zijn en, onverminderd de artikelen 2 en 2bis, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing. ? e) Voor de toepassing van dit artikel worden verstaan onder "rechtshandhavings- of andere bevoegde functionarissen'' geüniformeerde of anderszins duidelijk herkenbare leden van de rechtshandhavende of overige regeringsautoriteiten die naar behoren gemachtigd zijn door hun regering. Voor het specifieke doel van rechtshandhaving uit hoofde van dit Verdrag, tonen rechtshandhavende of andere bevoegde functionarissen bij het aan boord komen passende van overheidswege verstrekte identiteitsdocumenten aan de kapitein van het schip. 11. Dit artikel is niet van toepassing op, noch vormt het een beperking voor, het aan boord gaan van schepen door een Partij in overeenstemming met het internationaal recht, die zich zeewaarts van de territoriale zee van een Staat bevinden, ongeacht of dit geschiedt op grond van het recht van onderzoek, het verlenen van hulp aan personen, schepen of goederen die in nood of gevaar verkeren, of op grond van een machtiging door de vlaggenstaat teneinde een rechtshandhavende of andere maatregel uit te voeren.12. De Staten-Partijen worden uitgenodigd standaardprocedures te ontwikkelen voor gezamenlijk optreden uit hoofde van dit artikel en, waar van toepassing, met andere Staten-Partijen te overleggen teneinde dergelijke standaardprocedures op elkaar af te stemmen voor de uitvoering van operaties.13. De Staten-Partijen kunnen onderling verdragen of overeenkomsten sluiten ter vergemakkelijking van de rechtshandhavingsoperaties die in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd.14. Elke Partij treft passende maatregelen teneinde te waarborgen dat zijn rechtshandhavende of andere bevoegde functionarissen en rechtshandhavende of andere bevoegde functionarissen van andere Staten-Partijen die namens hem optreden, over de bevoegdheden beschikken om uit hoofde van dit artikel op te treden.15. Bij of na de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, wijst elke Partij de autoriteit, of indien nodig de autoriteiten, aan voor het ontvangen en beantwoorden van verzoeken om bijstand, bevestiging van de nationaliteit en voor machtiging om passende maatregelen te treffen. Van deze aanwijzing, met inbegrip van de contactgegevens, wordt binnen een maand nadat de Partij partij is geworden, kennisgeving gedaan aan de Secretaris-Generaal, die alle andere Staten-Partijen binnen een maand na de aanwijzing in kennis stelt. Elke Partij is verantwoordelijk voor de onverwijlde kennisgeving via de Secretaris-Generaal van alle wijzigingen in de aanwijzing of contactgegevens.

ARTIKEL 9 Artikel 10, tweede lid, wordt vervangen door de volgende tekst: 2. Eenieder die in detentie wordt gesteld of tegen wie andere maatregelen worden getroffen of een proces aanhangig wordt gemaakt op grond van dit Verdrag, wordt een eerlijke behandeling verzekerd, met inbegrip van het genot van alle rechten en waarborgen in overeenstemming met de wetgeving van de Staat op wiens grondgebied die persoon zich bevindt en de toepasselijke bepalingen van internationaal recht, met inbegrip van het internationale recht inzake de rechten van de mens. ARTIKEL 10 1. Artikel 11, eerste, tweede, derde en vierde lid, wordt vervangen door de volgende tekst: 1.De in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quater omschreven strafbare feiten worden geacht als uitleveringsdelicten te zijn opgenomen in alle bestaande uitleveringsverdragen tussen de Staten-Partijen. De Staten-Partijen verplichten zich ertoe deze strafbare feiten op te nemen als uitleveringsdelicten in elk uitleveringsverdrag dat tussen hen wordt gesloten. 2. Indien een Partij die uitlevering afhankelijk stelt van het bestaan van een verdrag, een verzoek om uitlevering ontvangt van een andere Partij waarmee hij geen uitleveringsverdrag heeft gesloten, kan de aangezochte Partij, indien hij dit verkiest, dit Verdrag beschouwen als een juridische grondslag voor uitlevering op grond van de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quater omschreven strafbare feiten. Uitlevering is onderworpen aan de overige voorwaarden waarin het recht van de aangezochte Partij voorziet. 3. Staten-Partijen die uitlevering niet afhankelijk stellen van het bestaan van een verdrag, erkennen de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quater omschreven strafbare feiten onderling als uitleveringsdelicten, onderworpen aan de voorwaarden waarin het recht van de aangezochte Partij voorziet.4. Indien nodig worden de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quater omschreven strafbare feiten ten behoeve van uitlevering tussen Staten-Partijen beschouwd als waren zij niet alleen begaan op de plaats waar zij zijn gepleegd, maar ook op een plaats onder de rechtsmacht van de Partij die om uitlevering verzoekt.2. De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 11bis van het Verdrag: Artikel 11bis Geen van de in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quater omschreven strafbare feiten wordt, ten behoeve van uitlevering of wederzijdse rechtshulp, aangemerkt als een politiek delict, een met een politiek delict samenhangend delict of een delict ingegeven door politieke motieven. Dienovereenkomstig mag een verzoek om uitlevering of om wederzijdse rechtshulp op basis van een dergelijk delict niet worden geweigerd met als enige reden dat het een politiek delict, een met een politiek delict samenhangend delict of een delict ingegeven door politieke motieven betreft. 3. De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 11ter van het Verdrag: Artikel 11ter Niets in dit Verdrag mag zo worden uitgelegd dat het verplicht tot uitlevering of tot het verlenen van wederzijdse rechtshulp in gevallen waarin de aangezochte Verdragsluitende Staat ernstige redenen heeft om aan te nemen dat het verzoek tot uitlevering vanwege in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quater omschreven strafbare feiten of tot wederzijdse rechtshulp met betrekking tot dergelijke feiten is gedaan met de bedoeling een persoon te vervolgen of te bestraffen op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, etnische afkomst, politieke overtuiging of geslacht of dat inwilliging van het verzoek de positie van betrokkene om een van deze redenen ongunstig zou kunnen beïnvloeden. ARTIKEL 11 1. Artikel 12, eerste lid, van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: 1.De Staten-Partijen verlenen elkaar de ruimst mogelijke rechtshulp in verband met strafrechtelijke procedures die zijn ingesteld wegens de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quater omschreven strafbare feiten, met inbegrip van rechtshulp ter verkrijging van bewijs in hun bezit dat nodig is voor de procedure. 2. De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 12bis van het Verdrag: Artikel 12bis 1.Een persoon die in detentie zit of een straf ondergaat op het grondgebied van een Partij, om wiens aanwezigheid op het grondgebied van een andere Partij wordt verzocht ten behoeve van identificatie, een getuigenverklaring of voor het op andere wijze verlenen van medewerking ter verkrijging van bewijs voor onderzoek of vervolging inzake strafbare feiten omschreven in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quater, mag worden overgebracht, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: ? a) de persoon geeft vrijwillig zijn op volledige informatie gebaseerde toestemming; en ? b) de bevoegde autoriteiten van beide Staten stemmen ermee in overeenkomstig de voorwaarden die deze Staten gepast achten. 2. Voor de toepassing van dit artikel: ? a) is de Staat waarnaar de persoon wordt overgebracht bevoegd en verplicht de overgebrachte persoon in detentie te houden, tenzij anderszins verzocht of gemachtigd door de Staat vanwaar de persoon is overgebracht; ? b) komt de Staat waarnaar de persoon wordt overgebracht onverwijld zijn verplichting na tot terugzending van de persoon voor detentie door de Staat vanwaar deze persoon is overgebracht zoals vooraf overeengekomen, of zoals anderszins overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van beide Staten; ? c) verlangt de Staat waarnaar de persoon wordt overgebracht niet van de Staat vanwaar de persoon is overgebracht dat deze een uitleveringsprocedure instelt ten behoeve van de terugkeer van de persoon; ? d) krijgt de overgebrachte persoon vermindering van de straf die hij in de Staat vanwaar hij is overgebracht moet uitzitten met de tijd die hij in detentie heeft doorgebracht in de Staat waarnaar hij is overgebracht. 3. Tenzij de Partij vanwaar een persoon overeenkomstig dit artikel moet worden overgebracht daarmee instemt, wordt die persoon, ongeacht zijn nationaliteit, niet vervolgd of in detentie genomen, noch aan enige andere beperking van zijn persoonlijke vrijheid onderworpen op het grondgebied van de Staat waarnaar deze persoon wordt overgebracht, wegens feiten of veroordelingen voorafgaand aan zijn vertrek uit het grondgebied van de Staat vanwaar deze persoon werd overgebracht. ARTIKEL 12 Artikel 13 van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: 1. De Staten-Partijen werken samen ter voorkoming van de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quateromschreven strafbare feiten, met name door: ? a) alle uitvoerbare maatregelen te treffen ter voorkoming van voorbereidingen op hun onderscheiden grondgebied ten behoeve van het plegen, al dan niet op hun grondgebied, van bedoelde strafbare feiten; ? b) in overeenstemming met hun nationale wetgeving gegevens uit te wisselen, en bestuurlijke en andere maatregelen die passend worden geacht ter voorkoming van de in de artikelen 3, 3bis, 3ter en 3quateromschreven strafbare feiten te coördineren. 2. Wanneer ten gevolge van het plegen van een in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quateromschreven strafbaar feit de doorvaart van een schip is vertraagd of onderbroken, dient de Partij op het grondgebied waarvan het schip, de passagiers of de bemanningsleden zich bevinden, al het mogelijke in het werk te stellen om te vermijden dat het schip, zijn passagiers, bemanning of lading onnodig worden opgehouden of vertraagd. ARTIKEL 13 Artikel 14 van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: Een Partij die reden heeft om aan te nemen dat een strafbaar feit zoals omschreven in artikel 3, 3bis, 3ter of 3quater zal worden gepleegd, verstrekt, in overeenstemming met zijn nationale wetgeving, zo spoedig mogelijk alle ter zake dienende inlichtingen waarover hij beschikt aan de Staten waarvan hij meent dat zij de Staten zijn die hun rechtsmacht hebben gevestigd overeenkomstig artikel 6.

ARTIKEL 14 Artikel 15, derde lid, van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst: 3. De uit hoofde van het eerste en tweede lid verstrekte inlichtingen worden door de Secretaris-Generaal medegedeeld aan alle Staten-Partijen, aan de leden van de Organisatie, aan de andere betrokken Staten en aan de desbetreffende internationale intergouvernementele organisaties. ARTIKEL 15 Uitlegging en toepassing 1. Het Verdrag en dit Protocol dienen, tussen de Partijen bij dit Protocol, tezamen te worden gelezen en geïnterpreteerd als een enkel instrument.2. De artikelen 1 tot en met 16 van het Verdrag zoals herzien bij dit Protocol vormen, tezamen met de artikelen 17 tot en met 24 van dit Protocol en de Bijlage daarbij, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart van 2005 (SUA Verdrag 2005) en worden als zodanig aangeduid. ARTIKEL 16 De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 16bis van het Verdrag: Slotbepalingen van het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart van 2005 De slotbepalingen van het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart van 2005 zijn de artikelen 17 tot en met 24 van het Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart. Verwijzingen in dit Verdrag naar Staten-Partijen verwijzen naar Staten-Partijen bij dat Protocol.

SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 17 1. Dit Protocol staat van 14 februari 2006 tot en met 13 februari 2007 open voor ondertekening op het hoofdkwartier van de Organisatie en blijft daarna open voor toetreding.2. Staten kunnen hun instemming door dit Protocol te worden gebonden tot uitdrukking brengen door: ? a) ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;of ? b) ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of ? c) toetreding. 3. Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door nederlegging van een daartoe strekkende akte bij de Secretaris-Generaal.4. Uitsluitend Staten die het Verdrag zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hebben ondertekend dan wel het Verdrag hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd of ertoe zijn toegetreden kunnen Partij worden bij dit Protocol. ARTIKEL 18 Inwerkingtreding 1. Dit Protocol treedt in werking negentig dagen na de datum waarop twaalf Staten het hebben ondertekend zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring of een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben nedergelegd bij de Secretaris-Generaal.2. Voor een Staat die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding met betrekking tot dit Protocol nederlegt nadat aan de voorwaarden uit het eerste lid voor inwerkingtreding ervan is voldaan, wordt de bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van kracht negentig dagen na de datum van de nederlegging. ARTIKEL 19 Opzegging 1. Elke Partij kan dit Protocol te allen tijde opzeggen na de datum waarop het voor die Staat in werking is getreden.2. Opzegging geschiedt door nederlegging van een akte van opzegging bij de Secretaris-Generaal.3. Een opzegging wordt van kracht een jaar, of zoveel later als aangegeven in de akte van opzegging, na de nederlegging van de akte van opzegging bij de Secretaris-Generaal. ARTIKEL 20 Herziening en wijziging 1. Door de Organisatie kan een conferentie tot herziening of wijziging van dit Protocol worden belegd.2. Op verzoek van een derde van de Staten-Partijen of van tien Staten-Partijen, naargelang van welk aantal het grootst is, belegt de Secretaris-Generaal een conferentie van de Staten-Partijen tot herziening of wijziging van het Protocol.3. Een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding die is nedergelegd na de datum van inwerkingtreding van een wijziging van dit Protocol wordt geacht van toepassing te zijn op het Protocol zoals gewijzigd. ARTIKEL 21 Verklaringen 1. Bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan een Partij die geen partij is bij een verdrag dat in de Bijlage staat vermeld, verklaren dat, voor de toepassing van dit Protocol op de Partij, dat verdrag geacht wordt niet te zijn opgenomen in artikel 3ter.De verklaring houdt op van kracht te zijn zodra het verdrag in werking treedt voor de Partij, die de Secretaris-Generaal daarvan in kennis stelt. 2. Wanneer een Partij ophoudt partij te zijn bij een verdrag dat in de Bijlage staat vermeld, kan hij ten aanzien van dat verdrag een verklaring afleggen zoals voorzien in dit artikel.3. Bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan een Partij verklaren dat hij de bepalingen van artikel 3ter in overeenstemming met de beginselen van zijn strafrecht betreffende de uitsluiting van aansprakelijkheid van familieleden zal toepassen. ARTIKEL 22 Wijziging van de Bijlage 1. De Bijlage kan gewijzigd worden door de toevoeging van relevante verdragen die: ? a) openstaan voor alle Staten; ? b) in werking zijn getreden; en ? c) door ten minste twaalf Staten-Partijen bij dit Protocol zijn bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd of waartoe ten minste twaalf Staten-Partijen bij dit Protocol zijn toegetreden. 2. Na de inwerkingtreding van dit Protocol kan elke Partij een dergelijke wijziging van de Bijlage voorstellen.Elk voorstel tot wijziging wordt schriftelijk doorgegeven aan de Secretaris-Generaal.

De Secretaris-Generaal doet alle leden van de Organisatie voorstellen tot wijziging toekomen die voldoen aan de vereisten van het eerste lid en verzoekt de Staten-Partijen bij dit Protocol om instemming met de aanneming van de voorgestelde wijziging. 3. De voorgestelde wijziging van de Bijlage wordt geacht te zijn aanvaard zodra meer dan twaalf Staten-Partijen bij dit Protocol er door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal mee hebben ingestemd.4. De aangenomen wijziging van de Bijlage treedt in werking dertig dagen na de nederlegging bij de Secretaris-Generaal van de twaalfde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van deze wijziging voor de Staten-Partijen bij dit Protocol die een dergelijke akte hebben nedergelegd.Voor elke Partij bij dit Protocol die de wijziging bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt na de nederlegging van de twaalfde akte bij de Secretaris-Generaal, treedt de wijziging in werking dertig dagen na de nederlegging door de desbetreffende Partij van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

ARTIKEL 23 Depositaris 1. Dit Protocol en alle ingevolge de artikelen 20 en 22 aangenomen wijzigingen worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal.2. De Secretaris-Generaal: ? a) stelt alle Staten die dit Protocol hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden in kennis van: - i.elke nieuwe ondertekening of nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, alsmede de datum ervan; - ii.de datum van inwerkingtreding van dit Protocol; - iii.de nederlegging van elke akte van opzegging van dit Protocol, alsmede de datum van ontvangst ervan en de datum waarop de opzegging van kracht wordt; - iv. alle mededelingen die ingevolge een artikel van dit Protocol vereist zijn; - v. elk voorstel tot wijziging van de Bijlage dat is gedaan in overeenstemming met artikel 22, tweede lid; - vi. alle wijzigingen die geacht worden te zijn aangenomen in overeenstemming met artikel 22, derde lid; - vii. elke wijziging die in overeenstemming met artikel 22, vierde lid, is bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd tezamen met de datum waarop die wijziging van kracht wordt; en ? b) doet alle Staten die dit Protocol hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Protocol toekomen. 3. Zodra dit Protocol in werking treedt, wordt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de tekst door de Secretaris-Generaal toegezonden aan het Secretariaat van de Verenigde Naties voor registratie en publicatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties. ARTIKEL 24 Talen Dit Protocol is opgesteld in één oorspronkelijk exemplaar in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

GEDAAN TE LONDEN op 14 oktober 2005.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.

GEBONDEN STATEN

STATEN/

DATUM AUTHENTIFICATIE

TYPE INSTEMMING

DATUM INSTEMMING

DATUM INWERKING- TREDING

Algerije

Toetreding

25/01/2011

25/04/2011

Antigua en Barbuda

Toetreding

24/11/2015

22/02/2016

Australië

07/03/2006

Bekrachtiging


België

Toetreding

02/07/2019

30/09/2019

Benin

Toetreding

28/06/2018

26/09/2018

Bulgarije

11/09/2006

Bekrachtiging

07/10/2010

05/01/2011

Congo

Toetreding

28/05/2015

26/08/2015

Cookeilanden

Toetreding

12/03/2007

28/07/2010

Cuba

Toetreding

10/04/2014

09/07/2014

Denemarken

09/02/2007

Bekrachtiging

14/09/2018

13/12/2018

Djibouti

Toetreding

23/04/2014

22/07/2014

Dominicaanse Rep.

Toetreding

09/03/2010

28/07/2010

Duitsland

Toetreding

29/01/2016

28/04/2016

Estland

08/02/2007

Bekrachtiging

16/05/2008

28/07/2010

Fiji

Toetreding

21/05/2008

28/07/2010

Finland

27/02/2006

Bekrachtiging


Frankrijk

14/02/2006

Goedkeuring

09/05/2018

07/08/2018

Griekenland

12/02/2007

Bekrachtiging

11/09/2013

10/12/2013

Guyana

Toetreding

20/02/2019

21/05/2019

Italië

01/02/2007

Bekrachtiging


Ivoorkust

Toetreding

23/03/2012

21/06/2012

Jamaica

Toetreding

28/11/2013

26/02/2014

Letland

Toetreding

16/11/2009

28/07/2010

Liechtenstein

Toetreding

28/08/2009

28/07/2010

Marshalleilanden

Toetreding

09/05/2008

28/07/2010

Mauritanië

Toetreding

21/08/2013

19/11/2013

Nauru

Toetreding

29/04/2010

28/07/2010

Nederland

31/01/2007

Aanvaarding

01/03/2011

30/05/2011

Nieuw-Zeeland

24/01/2007

Bekrachtiging

26/02/2018

27/05/2018

Nigeria

Toetreding

18/06/2015

16/09/2015

Noorwegen

14/02/2006

Bekrachtiging

30/09/2013

29/12/2013

Oostenrijk

12/05/2006

Bekrachtiging

18/06/2010

16/09/2010

Rep. Palau

Toetreding

29/09/2011

28/12/2011

Panama

Toetreding

24/02/2011

25/05/2011

Portugal

14/06/2006

Bekrachtiging

01/09/2015

30/11/2015

Qatar

Toetreding

10/01/2013

10/04/2014

St.Kitts en Nevis

Toetreding

29/03/2007

28/07/2010

St.Vincent en Grenade

Toetreding

05/07/2010

03/10/2010

San Marino

Toetreding

15/12/2014

15/03/2015

Saoedi-Arabië

Toetreding

31/07/2013

29/10/2013

Servië

Toetreding

08/07/2010

06/10/2000

Spanje

12/02/2007

Bekrachtiging

16/04/2008

28/07/2010

St. Lucia

Toetreding

08/11/2012

06/02/2013

Togo

Toetreding

06/02/2017

07/05/2017

Turkije

15/08/2006

Bekrachtiging

19/07/2010

17/10/2010

Uruguay

Toetreding

29/04/2015

28/07/2015

Rep. Vanuatu

Toetreding

20/08/2008

28/07/2010

Verenigd Koninkrijk

23/01/2007

Bekrachtiging


Verenigde Staten

17/02/2006

Bekrachtiging

28/08/2015

26/11/2015

Zweden

14/02/2006

Bekrachtiging

22/09/2014

21/12/2014

Zwitserland

Toetreding

15/10/2008

28/07/2010

^