gepubliceerd op 16 maart 2007
Wet tot wijziging van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen en van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart
22 JANUARI 2007. - Wet tot wijziging van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen en van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen
Art. 2.Het opschrift van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen wordt vervangen als volgt : « Wet op de veiligheid van de vaartuigen ».
Art. 3.Artikel 1 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° « kapitein » : ieder die belast is met de leiding van een vaartuig of deze leiding in feite neemt, alsmede ieder die hem vervangt;2° « eigenaar » : hij die het vaartuig in eigendom bezit.Voor de toepassing van deze wet wordt met de eigenaar gelijkgesteld : de reder, de scheepshuurder, de exploitant of hij die het vaartuig in bezit heeft; 3° « schip » : elk vaartuig dat op zee personen of zaken vervoert, de visvangst bedrijft, sleepverrichtingen, baggerwerken of enige andere winstgevende verrichting van scheepvaart uitvoert, of dat ertoe bestemd is, met uitzondering van de pleziervaartuigen;4° « binnenschip » : elk vaartuig dat wegens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt wordt of geschikt is om te worden gebruikt op de binnenwateren, met uitzondering van de plezierboten;5° « pleziervaartuig » : elk vaartuig dat, al dan niet voor winstgevende verrichtingen in welke vorm ook, op zee aan pleziervaart doet of ervoor bestemd is, met uitsluiting van de vaartuigen gebruikt voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;6° « plezierboot » : elk vaartuig dat, al dan niet gebruikt voor winstgevende verrichtingen in welke vorm ook, op de binnenwateren aan pleziervaart doet of ervoor bestemd is, met uitsluiting van de vaartuigen gebruikt of bestemd voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;7° « Belgische zeewateren » : de territoriale zee, de havens van de kust en de Beneden-Zeeschelde waarvan de grenzen door de Koning worden vastgesteld, de Beneden-Zeeschelde waarvan de grenzen door de Koning worden vastgesteld, de haven van Gent waarvan de grenzen door de Koning worden vastgesteld, het Belgische gedeelte van het kanaal van Terneuzen naar Gent, de havens gelegen aan het Belgische gedeelte van het kanaal van Terneuzen naar Gent waarvan de grenzen door de Koning worden vastgesteld en de kanalen Zeebrugge-Brugge en Oostende-Brugge;8° « binnenwateren » : de Belgische openbare wateren die voor de scheepvaart bestemd zijn of gebruikt worden en die niet behoren tot de Belgische zeewateren;9° « vaartuig » : elk drijvend tuig met inbegrip van tuigen die zich kunnen voortbewegen zonder waterverplaatsing, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer of verplaatsing te water.»
Art. 4.Het opschrift van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Veiligheidsvoorwaarden voor schepen en pleziervaartuigen ».
Art. 5.Artikel 2, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.§ 1. Geen Belgisch of vreemd schip of pleziervaartuig mag vanuit een Belgische haven zee kiezen, in de Belgische zeewateren of op de binnenwateren varen en geen schip of pleziervaartuig mag in het buitenland onder Belgische vlag zee kiezen als het niet in staat van veiligheid is. »
Art. 6.In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 2°, eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° Schepen die een bijzondere reis ondernemen.»; « 2° in § 1, 2°, tweede lid wordt het woord « vaartuigen » vervangen door het woord « schepen »; 3° in § 1, 2°, derde lid worden de woorden « voor de veiligheid van opvarenden » vervangen door de woorden « voor de veiligheid van de bemanning, de passagiers of de lading of voor het mariene milieu »;4° § 1, 3°, wordt vervangen als volgt : « De pleziervaartuigen.De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden waaraan de pleziervaartuigen moeten voldoen om in staat van veiligheid te zijn, de daaraan verbonden maatregelen van toezicht en controle en het uitwerken van een beroepsprocedure. » 5° § 1, 4°, wordt opgeheven;6° § 2 wordt opgeheven;7° § 3 wordt opgeheven;8° de vermelding « § 1 » vervalt.
Art. 7.In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 1983 en bij de wet van 3 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, c) worden de woorden « en de reserveonderdelen » ingevoegd tussen de woorden « uitrustingsvoorwerpen » en « met inbegrip »;2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt : « 3° de mate waarin de in artikel 3, 1°, bedoelde schepen moeten voldoen aan de krachtens 1° van dit artikel genomen voorschriften, alsook de bevoegdheden welke de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren ter zake hebben;»; 3° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 5° De voorwaarden waaronder de organisaties kunnen worden erkend en gemachtigd tot het uitvoeren van gehele of gedeeltelijke inspecties en controles van schepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren in verband met certificaten met betrekking tot de veiligheid van de scheepvaart en het voorkomen van verontreiniging door schepen en, in voorkomend geval, tot het afgeven en vernieuwen van die certificaten. »; 4° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 8.Het opschrift van hoofdstuk III van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Het certificaat van deugdelijkheid en andere certificaten voor schepen ».
Art. 9.In artikel 5, § 3, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « bevoegde ambtenaar » vervangen door de woorden « met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is ».
Art. 10.In artikel 10, § 4, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « tot wiens bevoegdheid het Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart behoort » worden vervangen door de woorden « tot wiens bevoegdheid de maritieme zaken en de scheepvaart behoren »;2° het woord « bepaald » wordt vervangen door het woord « bepaalt ».
Art. 11.Het opschrift van hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Het toezicht op de schepen en de controle op de naleving van de internationale verdragen, van de wet en van de reglementen. »
Art. 12.Artikel 11, § 3, en § 4, tweede lid van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, worden opgeheven.
Art. 13.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « De ambtenaren van de met de scheepvaartcontrole belaste dienst » vervangen door de woorden « De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn » en vervallen de woorden « en andere vaartuigen »;2° in § 1, derde lid, vervallen de woorden « of vaartuig ».
Art. 14.In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, hebben het recht elk schip dat niet aan de wettelijke of reglementaire voorwaarden voldoet, op te houden of het de toegang tot een Belgische haven te weigeren.»; 2° § 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Indien deze wettelijke en reglementaire voorwaarden wel vervuld zijn, doch ernstige vermoedens niettemin doen aannemen dat het schip niet kan varen zonder de veiligheid van de bemanning, van de passagiers of van de lading of het mariene milieu in gevaar te brengen, mogen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, het schip eveneens ophouden.Ten aanzien van een Belgisch schip wordt van dat recht alleen gebruik gemaakt nadat de voorzitter van de onderzoeksraad voor de scheepvaart daartoe machtiging heeft verleend. »; 3° § 1, derde lid, wordt opgeheven;4° in § 1, vierde lid, vervallen de woorden « of vaartuigen » en « of vaartuig »;5° in § 1, zesde lid, vervallen de woorden « of vaartuig »;6° in § 1, zevende lid, vervallen de woorden « of vaartuig »;7° in § 2 vervallen de woorden « of vaartuig »;8° in § 2, eerste lid, 3°, worden de woorden « of van de passagiers » vervangen door de woorden « van de passagiers of van de lading of het mariene milieu ».
Art. 15.In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, vervallen de woorden « of vaartuig ».
Art. 16.Artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, wordt vervangen als volgt : «
Art. 17.Indien een of ander certificaat of een toelating tot afvaart wordt geweigerd of een schip op grond van artikel 14 wordt opgehouden of de toegang tot een Belgische haven geweigerd wordt, maakt de met de scheepvaartcontrole belaste dienst of, in voorkomend geval, de Belgische consulaire ambtenaar, een gemotiveerd proces-verbaal op, waarvan een afschrift binnen vierentwintig uren na de beslissing wordt toegezonden aan de persoon wie de beslissing kan aangaan. »
Art. 17.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IV bis ingevoegd, waarvan het opschrift luidt als volgt : « Hoofdstuk IVbis. Veiligheidsvoorwaarden voor binnenschepen en plezierboten, het toezicht en de controle op de naleving van de internationale verdragen, van de wet en van de reglementen. »
Art. 18.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidende : «
Art. 17bis.Geen binnenschip mag vanuit een Belgische haven zee kiezen, in de Belgische zeewateren of op de binnenwateren varen zonder in staat van veiligheid te zijn en zonder voorzien te zijn van de certificaten zoals vastgesteld door de Koning overeenkomstig artikel 17ter met betrekking tot de veiligheid van de scheepvaart en met betrekking tot het voorkomen van verontreiniging door binnenschepen in zoverre laatst genoemde certificaten technische voorschriften inzake uitrusting en exploitatie van het binnenschip met het oog op het beschermen van het milieu betreffen.
Geen plezierboot mag vanuit een Belgische haven zee kiezen, in de Belgische zeewateren of op de binnenwateren varen zonder in staat van veiligheid te zijn. »
Art. 19.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17ter ingevoegd, luidende : « Art. 17ter § 1. De Koning bepaalt : 1° de in artikel 17bis bedoelde certificaten;2° de voorwaarden tot aflevering van de onder 1° bedoelde certificaten;3° de voorwaarden waaraan elk binnenschip moet voldoen om in staat van veiligheid te zijn, inzonderheid de voorschriften betreffende : a) de bouw en de staat van onderhoud;b) de reddingstoestellen;c) het tuigage en de reserveonderdelen, met inbegrip van de middelen tegen brand en de wisselstukken;d) de nautische instrumenten, de seintoestellen, de telecommunicatiemiddelen en hun gebruik;e) de stoomketels, de voortstuwingsmachines, de mechanische en elektrische toestellen;f) de lichamelijke geschiktheid, de brevetten, vergunningen en andere soortgelijke attesten, welke kunnen worden vereist van de bemanning alsmede het aantal bemanningsleden;g) het aantal passagiers dat mag worden vervoerd;h) de bewoonbaarheid van de inrichtingen, de hygiëne en de gezondheidsvoorwaarden;i) de diepgangschalen en de vrijboord-merken;j) de stabiliteit, het stouwen van de lading en het ballasten;k) het laad- en losgerei;l) de lading;m) het vervoer van gevaarlijke stoffen;4° de voorwaarden waaronder de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, in bijzondere gevallen, vrijstelling kunnen verlenen van de toepassing van één of meer bepalingen van de ter uitvoering van de wet genomen besluiten;5° de verplichtingen van de bemanning en andere opvarenden, alsook van de eigenaars in verband met de veiligheid van de scheepvaart, de opvarenden en de lading en met het milieu in zoverre die laatste verplichtingen betrekking hebben op technische voorschriften inzake uitrusting en exploitatie van het binnenschip met het oog op het beschermen van het milieu;6° de voorwaarden waaronder de organisaties kunnen worden erkend en gemachtigd tot het uitvoeren van gehele of gedeeltelijke inspecties en controles van binnenschepen in verband met certificaten met betrekking tot de veiligheid van de scheepvaart en certificaten met betrekking tot het voorkomen van verontreiniging door binnenschepen in zoverre laatstgenoemde certificaten technische voorschriften inzake uitrusting en exploitatie van het binnenschip met het oog op het beschermen van het milieu betreffen en in voorkomend geval tot het afgeven en vernieuwen van de in dit punt vermelde certificaten. § 2. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden waaraan de plezierboten moeten voldoen om in staat van veiligheid te zijn, de daaraan verbonden maatregelen van toezicht en controle en het uitwerken van een beroepsprocedure. »
Art. 20.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17quater ingevoegd, luidende : «
Art. 17quater.De Koning kan bepalen welke binnenschepen moeten of mogen worden geregistreerd alsmede de voorwaarden waaraan zij, hun eigenaar, hun reder of exploitant daartoe vooraf moeten voldoen. Hij bepaalt de gegevens en de vorm van het register. Het register kan worden geraadpleegd door de overheidsdiensten, elk voor het gedeelte waarvoor ze bevoegd zijn. De Koning bepaalt de wijze waarop het register wordt beheerd. »
Art. 21.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17quinquies ingevoegd, luidende : «
Art. 17quinquies.§ 1. Elk binnenschip dat is ingeschreven in een register van een erkende classificatiemaatschappij en er in de hoogste klasse van zijn categorie is ondergebracht, is ontslagen van de door de met de scheepvaartcontrole belaste dienst of door de deskundigen te verrichten vaststellingen betreffende de punten waarover door die maatschappij toezicht is uitgeoefend.
Dezelfde vrijstelling kan worden verleend wanneer certificaten worden afgegeven door een bevoegde vreemde openbare dienst.
De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, kunnen evenwel nazien of, op een door hen te bepalen wijze, doen nazien of de voorwaarden gesteld voor het bekomen van het classificatiecertificaat of van andere certificaten, zijn vervuld en, zo nodig, nadere vaststellingen gelasten. § 2. De Minister tot wiens bevoegdheid de maritieme zaken en de scheepvaart behoren, wijst de classificatiemaatschappijen en de bevoegde buitenlandse openbare diensten aan, waarvan de certificaten kunnen worden aanvaard en bepaalt onder welke voorwaarden dit zal geschieden. »
Art. 22.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17sexies ingevoegd, luidende : «
Art. 17sexies.§ 1. De met de scheepvaartcontrole belaste dienst oefent toezicht uit op de binnenschepen die aan de wet onderworpen zijn ten einde de toepassing van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten te verzekeren.
Dit toezicht moet geschieden zonder de handelsexploitatie van de binnenschepen te belemmeren. § 2. De met de scheepvaartcontrole belaste dienst gaat na of de verplichtingen welke door de wet en uitvoeringsbesluiten aan de kapiteins en andere opvarenden alsook aan de eigenaars zijn opgelegd, worden nageleefd. § 3. De Koning bepaalt de bevoegdheden van de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren inzake het nagaan van het aantal bemanningsleden aan boord van binnenschepen en het bezit van certificaten van lichamelijke geschiktheid, brevetten, vergunningen en andere soortgelijke getuigschriften. »
Art. 23.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17septies ingevoegd, luidende : «
Art. 17septies.§ 1. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, en de door hen aangewezen deskundigen hebben het recht te allen tijde aan boord te gaan van binnenschepen, teneinde er de vaststellingen te doen welke tot hun opdracht behoren.
Zij hebben eveneens het recht te eisen dat hun alle scheepspapieren en overtuigingsstukken worden voorgelegd.
Zij kunnen te allen tijde de door hen voor de toepassing van deze wet en/of van de uitvoeringsbesluiten nodig geachte richtlijnen geven, onder meer het op het droge zetten of het ledig vertonen van het binnenschip en het uitvoeren van bepaalde werken. § 2. Iedere kapitein of eigenaar is verplicht de in § 1 bedoelde ambtenaren en deskundigen de inlichtingen en de hulp te verstrekken welke zij voor de vervulling van hun opdracht nodig achten. »
Art. 24.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17octies ingevoegd, luidende : «
Art. 17octies.De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, hebben het recht elk binnenschip dat niet aan de wettelijke en reglementaire voorwaarden voldoet op te houden of de toegang tot een Belgische haven te weigeren.
Indien deze wettelijke en reglementaire voorwaarden wel vervuld zijn, doch ernstige vermoedens niettemin doen aannemen dat het binnenschip niet kan varen zonder de veiligheid van de bemanning, de passagiers en de lading of het milieu in gevaar te brengen, mogen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, het binnenschip eveneens ophouden.
Behoudens in dringende gevallen oefenen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, het in het eerste en tweede lid bedoelde recht ten aanzien van vreemde binnenschepen uit nadat de consul van het land waarvan het binnenschip de vlag voert, is ingelicht over de te nemen maatregelen en de redenen welke daartoe aanleiding hebben gegeven.
In dringende gevallen geschiedt deze mededeling onmiddellijk nadat de maatregelen zijn genomen.
Het binnenschip wordt vrijgelaten zodra de gestelde voorwaarden ten genoegen van de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, zijn vervuld. »
Art. 25.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17novies ingevoegd, luidende : «
Art. 17novies.Indien de bemanning oordeelt dat het binnenschip niet alle nodige waarborgen van veiligheid oplevert, mag zij te allen tijde een met redenen omkleed verzoekschrift aan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, richten.
Deze ambtenaren moeten de bemanning horen alvorens de maatregelen welke de omstandigheden vereisen, te treffen. »
Art. 26.In hoofdstuk IVbis van dezelfde wet wordt een artikel 17decies ingevoegd, luidende : «
Art. 17decies.Indien een binnenschip wordt opgehouden, maakt de met de scheepvaartcontrole belaste dienst een gemotiveerd proces-verbaal op, waarvan een afschrift binnen vierentwintig uren na de beslissing aan de kapitein wordt toegezonden. »
Art. 27.Artikel 18 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 18.Binnen veertien dagen na het versturen van het afschrift van het gemotiveerd proces-verbaal overeenkomstig de artikelen 17 en 17decies, kan beroep worden ingesteld tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 14, 17 en 17octies.
Het beroep wordt ingesteld door de aanvrager of de houder van het certificaat en, in de gevallen van retentie, verbod tot afvaart of weigering van toegang tot een Belgische haven, door de kapitein of eigenaar door middel van een verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de onderzoeksraad voor de scheepvaart waarin de middelen worden uiteengezet.
Het beroep heeft geen opschortende kracht. »
Art. 28.Artikel 19 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 19.Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met een geldboete van 50 tot 5000 euro wordt gestraft, de kapitein of de eigenaar die, zelfs buiten België, een vaartuig zee doet kiezen of in de Belgische zeewateren of binnenwateren een vaartuig doet varen, als de toestand ervan de veiligheid van de bemanning, van de passagiers of van de lading of het mariene milieu in gevaar brengt. »
Art. 29.In artikel 20 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Met de in artikel 19 gestelde straffen of met één van die straffen alleen wordt gestraft, de kapitein of de eigenaar die, zelfs buiten België, een vaartuig zonder een krachtens deze wet of haar uitvoeringsbesluiten opgelegd certificaat van deugdelijkheid of in weerwil van een door de bevoegde overheid opgelegd verbod of uitgeoefend retentierecht doet varen of het zonder toelating tot afvaart zee doet kiezen.»; 2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 30.In artikel 21 van dezelfde wet wordt het woord « frank » vervangen door het woord « euro ».
Art. 31.In artikel 25 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Met gevangenisstraf van een tot zeven dagen en met geldboete van 1 tot 25 euro wordt gestraft elk lid van de bemanning dat de retentie of het verbod tot afvaart van een vaartuig heeft uitgelokt door onjuist bevonden beweringen.»; 2° in het tweede lid wordt het woord « frank » vervangen door het woord « euro ».
Art. 32.Artikel 27, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie zijn de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn alsmede de federale politie en de Belgische consulaire ambtenaren in het buitenland gelast de overtredingen van de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten op te sporen en vast te stellen. »
Art. 33.In dezelfde wet wordt een artikel 27bis ingevoegd, luidende : «
Art. 27bis.Indien de federale politie in het raam van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten inbreuken die de staat van veiligheid in het gedrang brengen vaststelt, dan wordt hiervan onverwijld de met de scheepvaartcontrole belaste dienst ingelicht die tot het nemen van de gepaste maatregelen overgaat. »
Art. 34.In artikel 28 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « de ambtenaren van de met de scheepvaartcontrole belaste dienst » vervangen door de woorden « de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn »;2° in de Franse tekst wordt in het tweede lid het woord « fonctionnaires » vervangen door het woord « agents ».
Art. 35.In artikel 30 van dezelfde wet worden de woorden « schip, vaartuig of tuig » vervangen door het woord « vaartuig ».
Art. 36.In dezelfde wet wordt een artikel 32bis ingevoegd, luidende : «
Art. 32bis.De Koning kan deze wet geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren op andere vaartuigen dan die bedoeld in artikel 1, 3°, 4°, 5° en 6°. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart
Art. 37.In de artikelen 9 en 10 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart, vervangen bij de wet van 5 juni 1972, worden de woorden « der schepen » vervangen door de woorden « van de vaartuigen ».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 22 januari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT Met s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Parlementaire verwijzingen : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2746 - 2006/2007 : Nr.1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Verslag.
Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 7 december 2006.
Stukken van de Senaat : 3-1980 - 2006/2007 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.