gepubliceerd op 01 augustus 2000
Wet tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten
20 JULI 2000. - Wet tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten
Art. 2.Artikel 11, 1°, van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten wordt vervangen als volgt : « 1° jaarlijks, door een algemeen activiteitenverslag dat, indien nodig, algemene conclusies en voorstellen kan bevatten en dat de periode betreft gaande van 1 januari tot 31 december van het voorgaande jaar. Dat verslag wordt uiterlijk op 15 april overgezonden aan de Voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat alsmede aan de bevoegde ministers. ».
Art. 3.Artikel 17 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 17.Niemand kan tot hoofd of adjunct-hoofd van de Dienst Enquêtes P worden benoemd indien hij niet gedurende vijf jaar magistraat of lid van een politiedienst is geweest of indien hij als ambtenaar geen nuttige ervaring van ten minste vijf jaar kan doen gelden in ambten die in verband staan met de activiteiten van de politiediensten. Op het ogenblik van zijn benoeming moet hij de volle leeftijd van 35 jaar hebben bereikt.
Het hoofd en de twee adjunct-hoofden van de Dienst Enquêtes P worden benoemd door het Vast Comité P voor een termijn van vijf jaar die tweemaal vernieuwbaar is.
Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen het hoofd en de adjunct-hoofden van de Dienst Enquêtes P in handen van de voorzitter van het Vast Comité P de bij artikel 2 van het decreet van 30 juli 1831 voorgeschreven eed af.
Zij moeten de Nederlandse en de Franse taal kennen.
De adjunct-hoofden van de Dienst Enquêtes P zijn van een verschillende taalrol.
Het hoofd en de adjunct-hoofden van de Dienst Enquêtes P behouden hun rechten op bevordering en op weddeverhoging.
Zij kunnen door het Vast Comité P worden afgezet. ».
Art. 4.Artikel 18 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende leden : « Hij wordt bijgestaan door twee adjunct-hoofden. Is het hoofd van de Dienst Enquêtes verhinderd, dan vervangen de adjunct-hoofden hem in de volgorde die het Vast Comité P bepaalt.
Een adjunct-hoofd staat het hoofd bij in de leiding van de leden van de Dienst Enquêtes bedoeld in artikel 20bis, eerste lid; het andere adjunct-hoofd staat het hoofd bij in de leiding van de overige leden van de dienst. ».
Art. 5.Artikel 28, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 april 1999, wordt vervangen als volgt : « Het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, hierna het Vast Comité I genoemd, is samengesteld uit drie werkende leden, onder wie een voorzitter. Voor elk van hen wordt een plaatsvervanger benoemd. Zij worden allen benoemd door de Senaat, die hen ook kan afzetten indien zij een van de functies of activiteiten uitoefenen of een van de betrekkingen of mandaten bekleden welke zijn bedoeld in het vierde lid, of wegens ernstige redenen. ».
Art. 6.Artikel 30, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Het mandaat waarvan de uitoefening door een lid wordt beëindigd, wordt voltooid door zijn plaatsvervanger. Bij het openvallen van een plaats van plaatsvervangend lid gaat de Senaat onverwijld over tot de benoeming van een nieuw plaatsvervangend lid. ».
Art. 7.In artikel 33, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 april 1999, vervallen de woorden « , of de voorzitter ervan namens dit Comité, ».
Art. 8.Artikel 35, 1°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « 1° jaarlijks, door een algemeen activiteitenverslag dat, indien nodig, algemene conclusies en voorstellen kan bevatten en dat de periode betreft gaande van 1 januari tot 31 december van het voorgaande jaar. Dat verslag wordt uiterlijk op 15 april overgezonden aan de Voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat alsmede aan de bevoegde ministers. ».
Art. 9.In artikel 41, tweede lid, van dezelfde wet wordt het woord « eenmaal » vervangen door het woord « tweemaal ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 1 april 1999 houdende wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten
Art. 10.De artikelen 29 en 30 van de wet van 1 april 1999 houdende wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten worden opgeheven.
Art. 11.Artikel 35 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 35.In artikel 61 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 december 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde lid, worden de woorden « een achttiende » vervangen door de woorden « een twintigste »;2° na § 1 wordt een nieuwe § 2 ingevoegd, luidende : « § 2.Tenzij hij uit zijn ambt is ontzet, ontvangt het lid van een Vast Comité wanneer aan zijn ambt een eind wordt gemaakt of wanneer zijn mandaat niet wordt vernieuwd, een forfaitaire toelage wegens ontslag die gelijk is aan de bruto-maandwedde van de laatste achttien maanden.
Wanneer die toelage wordt toegekend vóór de eerste ambtstermijn van vijf jaar verstreken is, wordt zij verhoudingsgewijs verminderd.
Van de toekenning van die toelage worden uitgesloten : 1° de leden op wie artikel 65 van toepassing is;2° de leden die, vóór hun benoeming bij een Vast Comité, lid waren van een politiedienst of van een inlichtingen- en veiligheidsdienst en naar die dienst terugkeren.» 3° § 2 wordt vernummerd tot § 3.
Art. 12.In artikel 44 van dezelfde wet worden de woorden « de artikelen 29, 30 en 35, die in werking treden » vervangen door de woorden « artikel 35, dat in werking treedt ». HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding
Art. 13.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Gewone zitting 1999-2000 : Senaat. Parlementaire Stukken. - Wetsvoorstel, nr. 2-439/1. - Verslag, nr. 2-439/2. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 2-439/3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 2-439/4.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 30 en 31 mei 2000.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-694/1. - Tekst verbeterd door de Commissie, nr. 50-694/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering, nr. 50-694/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 22 juni 2000.