Etaamb.openjustice.be
Wet van 20 januari 2006
gepubliceerd op 08 maart 2006

Wet houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie betreffende de samenwerking op het gebied van de verkenning en het gebruik van de ruimte voor vreedzame doeleinden, en met de Bijlage, ondertekend te Moskou op 20 december 2000 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2006015029
pub.
08/03/2006
prom.
20/01/2006
ELI
eli/wet/2006/01/20/2006015029/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 JANUARI 2006. - Wet houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie betreffende de samenwerking op het gebied van de verkenning en het gebruik van de ruimte voor vreedzame doeleinden, en met de Bijlage, ondertekend te Moskou op 20 december 2000 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie betreffende de samenwerking op het gebied van de verkenning en het gebruik van de ruimte voor vreedzame doeleinden, en de Bijlage, ondertekend te Moskou op 20 december 2000, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 20 januari 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 27 mei 2005, nr. 3-1212/1. - Verslag, nr. 3-1212/2. - Tekst aangenomen door de Commissie., nr. 3-1212/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 15 juli 2005. - Stemming. Vergadering van 15 juli 2005.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-1963/1. - Verslag, nr. 51-1963/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1963/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 1 december 2005. - Stemming.Vergadering van 1 december 2005. (2) Dit Akkoord treedt in werking op 31 januari 2006, overeenkomstig zijn artikel 14. Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie betreffende de samenwerking op het gebied van de verkenning en het gebruik van de ruimte voor vreedzame doeleinden De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Russische Federatie, hierna « de Partijen » genoemd, Overwegende het Verdrag inzake verstandhouding en samenwerking tussen het Koninkrijk België en de Russische Federatie gesloten te Brussel op 8 december 1993, in het bijzonder artikel 12 van dit Verdrag;

Uitdrukking gevend aan hun gemeenschappelijke wens om de samenwerking op lange termijn te ontwikkelen, in de verschillende domeinen van de verkenning en het gebruik van de ruimte en de toepassing van ruimtetechnieken en -technologieën, voor vreedzame doeleinden, zowel regionaal als op wereldvlak;

Oordelende dat de dynamische bilaterale samenwerking in de ruimte, die zich ontwikkelt, de vorming en versteviging bevordert van de partnerschaprelaties tussen het Koninkrijk België en de Russische Federatie, wat de volkeren van beiden Staten ten goede komt;

In aanmerking nemend dat de uitbreiding van een dergelijke samenwerking nieuwe praktische eisen stelt voor wat de organisatorische en juridische organisatie betreft van de betrekkingen tussen de deelnemers;

In overweging nemend het Verdrag van 27 januari 1967 over de principes die de activiteiten van de Staten bepalen inzake de verkenning en het gebruik van de buitenatmosferische ruimte, met inbegrip van de Maan en de andere hemellichamen, alsook de andere verdragen en multilaterale akkoorden die het gebruik van de ruimte regelen, waarbij beide Staten Partij zijn; zijn overeengekomen hetgeen volgt : Artikel 1 Voorwerp Het voorwerp van dit akkoord is het bevorderen van de wederzijds voordelige samenwerking in de verschillende domeinen van gezamenlijke activiteit met betrekking tot de verkenning en het gebruik van de ruimte, alsook de toepassing van ruimtetechnieken en -technologieën voor vreedzame doeleinden.

Artikel 2 Juridische grondslag In het kader van dit akkoord komt de samenwerking tot stand conform de wetgevingen van de Staten waartoe de Partijen behoren, met naleving van de regels en de principes van het internationale recht en onverminderd de uitvoering door de Partijen van de internationale verplichtingen die voortvloeien uit andere akkoorden en verbintenissen die ze afgesloten hebben.

In onderhavig akkoord betekent de term « wetgeving » de wetgeving van het Koninkrijk België, met inbegrip van de reglementeringen die van kracht zijn in de Europese Unie, of de wetgeving van de Russische Federatie.

Artikel 3 Gebieden en vormen van samenwerking 1. In het kader van dit akkoord, mag de samenwerking in het bijzonder tot stand komen in de domeinen van het ruimteonderzoek en ruimtetoepassingen, zoals : - astrofysisch onderzoek en de studie van de planeten; - de teledetectie van de Aarde vanuit de ruimte; - de studie van de materialen in de ruimte met inbegrip van de vloeistoffen; - de ruimtegeneeskunde en -biologie; - telecommunicatie in de ruimte en de aanverwante technologieën en diensten; - satellietnavigatie en aanverwante technologieën en diensten; - onderzoek, ontwikkeling, productie en exploitatie rond automatische en bemande ruimtevaartuigen en -systemen en rond de erbij horende instrumenten aan de grond; - de ontwikkeling van rakettendragers en andere ruimtetransportsystemen; - de lanceerdiensten; - de valorisatie van de afgeleide producten van de ruimtetechnieken en -technologieën; - de problematiek van de bescherming van het ruimtelijke milieu, met inbegrip van de controle, de preventie en de beperking van de impact van technologische oorsprong. 2. In het kader van dit akkoord, is het de bedoeling dat de samenwerking in het bijzonder de volgende vormen aanneemt : - de uitwerking en de realisatie van gezamenlijke projecten, gebruik makend van de wetenschappelijke, experimentele en industriële basis; - de uitwisseling van wetenschappelijke informatie en technieken, van experimentele gegeven, van resultaten van ontwikkelingsactiviteiten, van materialen en installaties uit de verschillende domeinen van de ruimtewetenschap, -technieken en -technologieën; - het gebruik van de installaties en de systemen aan de grond voor het verzekeren van de lancering en de geleiding van ruimtetuigen, met inbegrip van het verzamelen en uitwisselen van telemetrische gegevens; - de opleiding en de uitwisseling van wetenschappers, technici en andere specialisten; - de gezamenlijke organisatie van symposia en conferenties; - de ontwikkeling van verschillende vormen van partnerschap en van gemeenschappelijke activiteiten met het oog op de valorisatie van de ruimtetechnieken en aanverwanten diensten, met inbegrip van de activiteiten die betrekking hebben op de lanceerdiensten; - de technische bijstand op het vlak van gezamenlijk ruimteonderzoek; - de wederzijdse bijstand inzake toegang tot de gouvernementele en internationale programma's op het vlak van het praktische gebruik van technologische vernieuwingen voor de verkenning en het gebruik van de buitenatmosferische ruimte voor vreedzame doeleinden, en voor dezelfde programma's die gericht zijn op de ontwikkeling van de ruimte-infrastructuur. 3. Er kunnen andere samenwerkingsdomeinen en -vormen worden gedefinieerd in gemeenschappelijk overleg tussen de Partijen. Artikel 4 Bevoegde administraties en organisaties 1. De bevoegde administraties belast met de ontwikkeling en de coördinatie van de samenwerking met het oog op de toepassing van onderhavig akkoord zijn voor de regering van het Koninkrijk België - de federale diensten bevoegd voor wetenschap, techniek en cultuur, en voor de regering van de Russische Federatie - het Russische Ruimteagentschap, hierna « de bevoegde administraties ».2. De Partijen of hun bevoegde administraties mogen respectievelijk, als aanvulling, andere administraties en organisaties aanstellen voor het realiseren van gespecialiseerde activiteiten in het kader van specifieke samenwerkingsprogramma's en -projecten, hierna « de andere aangeduide administraties en organisaties » genoemd.3. In onderhavig akkoord betekent de uitdrukking « Samenwerkende Organisaties » de bevoegde administraties en de andere aangeduide administraties en organisaties.4. De organisatorische, juridische en technische voorwaarden met betrekking tot de realisatie van concrete programma's en samenwerkingsprojecten kunnen het voorwerp uitmaken van specifieke akkoorden of overeenkomsten tussen de Partijen of de Samenwerkende Organisaties.5. De Partijen of de Samenwerkende Organisaties kunnen werkgroepen oprichten om specifieke samenwerkingsprogramma's en -projecten te realiseren en om voorstellen en aanbevelingen uit te werken en voor te stellen met betrekking tot nieuwe samenwerkingsdomeinen en andere kwesties met betrekking tot dit akkoord.6. Onderhavig akkoord is van toepassing op de activiteiten van rechtspersonen en fysieke personen van het Koninkrijk België en van de Russische Federatie in het kader van de samenwerking voorzien in artikel 3 van dit akkoord, op voorwaarde dat deze personen de bepalingen van dit akkoord aanvaarden. Artikel 5 Bevordering van de samenwerking Conform de wetgeving die van kracht is in hun respectieve Staten bevorderen de Partijen en de Samenwerkende Organisaties de activiteit van rechtspersonen en fysieke personen van hun Staten, ook met de deelname van rechtspersonen en fysieke personen van derde Staten en/of die van internationale organisaties, met het oog op het realiseren van samenwerkingsprogramma's en -projecten in het domein van de exploratie en het gebruik van de ruimte en de toepassing van ruimtetechnieken en -technologieën.

Artikel 6 Financieringsprincipes 1. De financiering van de gemeenschappelijke activiteit met het oog op de uitvoering van dit akkoord gebeurt door de Partijen conform de wetgeving op de begroting die van kracht is in hun respectieve Staten, tenzij anders vermeld in specifieke akkoorden of overeenkomsten, naar gelang van de middelen die daarvoor worden vrijgemaakt.2. De financiering van de gemeenschappelijke activiteiten buiten het kader van de budgettaire programma's is ten laste van de respectieve deelnemers en kan bepaald worden door specifieke akkoorden of contracten, waarnaar wordt verwezen in paragraaf 3 van artikel 4 van dit akkoord. Artikel 7 Intellectuele eigendom De Partijen en de Samenwerkende Organisaties mogen in specifieke akkoorden of overeenkomsten de normen en de principes vastleggen die moeten worden nageleefd, met betrekking tot de intellectuele eigendom en van toepassing op specifieke projecten en activiteiten. Als er zo geen specifieke akkoorden of overeenkomsten worden afgesloten, gebeurt de bescherming en verdeling van de intellectuele eigendomsrechten in overeenstemming met Bijlage I van dit akkoord, waar het een integrerend onderdeel van vormt.

Artikel 8 Uitwisselingen van informatie en bescherming van de goederen 1. In overeenstemming met de confidentialiteitsvoorwaarden voorzien in Bijlage van dit akkoord, waarborgen de Partijen en de Samenwerkende Organisaties wederzijds en zo snel mogelijk de toegang tot de resultaten van de onderzoeken en de gezamenlijke werkzaamheden en moedigen ze met hiertoe de uitwisseling aan van de overeenstemmende informatie en gegevens.2. Via hun bevoegde administraties vergemakkelijken de Partijen de onderlinge uitwisseling van de informatie met betrekking tot de belangrijkste oriënteringen van de ruimteactiviteiten die respectievelijk uitgeoefend worden onder de jurisdictie van de Staten waartoe de Partijen behoren.3. De overdracht- en verwerkingsprocedure, in het kader van onderhavig akkoord, van de informatie die door één van de Partijen als geheim wordt beschouwd, wordt geregeld door de respectieve nationale wetgevingen van de Staten waartoe de Partijen behoren.4. Overeenkomstig haar nationale wetgeving waarborgt elke Partij de bescherming van de goederen die, in het kader van de activiteiten bedoeld in onderhavig akkoord, onder de jurisdictie of de controle van de Staat vallen waartoe ze behoort en die toebehoren aan de andere Partij of aan haar Samenwerkende Organisaties. Artikel 9 Verantwoordelijkheid 1. In dit artikel : a) betekent « beschermde activiteiten » de activiteiten in het kader van onderhavig akkoord die worden uitgeoefend door de Samenwerkende organisaties, in overeenstemming met het principe van wederzijds afzien van beroep, krachtens een schriftelijke afspraak tussen de Partijen en met hun instemming;b) betekent « schade » : 1) de lichamelijke schade toegebracht aan een persoon, of zijn overlijden;2) schade aan alle goederen met inbegrip van hun verlies of de onmogelijkheid om er gebruik van te maken;3) verlies van inkomsten en winsten;4) andere directe of indirecte schade;c) omvat « Partij » elke administratie of instelling van de Staat waartoe de Partij behoort;d) betekent « betrokken organisatie » : 1) een medecontractant of ondercontractant van de Partij;2) een gebruiker of een cliënt van de Partij;3) een medecontractant of ondercontractant van de gebruiker of van de cliënt van de Partij. De term « betrokken organisatie » kan, indien zo overeengekomen, ook betrekking hebben op de organisaties of de instellingen van een derde Staat, wanneer deze organisaties of instellingen dezelfde betrekkingen onderhouden met de Partijen, zoals gespecificeerd in de punten d 1), d 2) en d 3) van deze paragraaf of op een andere manier betrokken zijn bij de beschermde activiteiten.De « medecontractanten » en « ondercontractanten » omvatten ook de leveranciers. 2. Met het oog op het bevorderen van de ontwikkeling van de gezamenlijke activiteiten in het kader van onderhavig akkoord en onverminderd de bijzondere afspraken die gemaakt kunnen worden door de Partijen, gaan deze laatste in hun betrekkingen, en bijgevolg in die tussen de betrokken organisaties, uit van het principe van het wederzijds afzien van beroep voor de niet-opzettelijke schade toegebracht aan hun personeel of hun goederen.De toepassingsmodaliteiten van het principe van wederzijds afzien van beroep worden in onderhavig artikel vastgelegd.

De Partijen belasten de bevoegde administraties en de andere aangeduide administraties met de controle van de conformiteit met deze bepalingen, van akkoorden, van contracten en van andere verbintenissen waarop dit akkoord van toepassing is.

De Partijen kunnen in de hierboven vermelde bijzondere akkoorden de toepassingssfeer beperken of de toepassingsmodaliteiten van de normen inzake verantwoordelijkheid en schadevergoeding, voorzien in dit artikel, op een andere manier wijzigen. De Partijen kunnen ook afspraken maken rond aanvullende verdeelprincipes van de verantwoordelijkheden en de schadevergoeding die van toepassing is op specifieke types van gezamenlijke activiteiten. 3. Wat de beschermde activiteiten betreft, stemt elke Partij in met het wederzijds afzien van beroep en bijgevolg zal geen enkele Partij beroep aantekenen tegen de andere Partij, tegen de organisaties afhankelijk van de andere Partij, tegen het personeel van de andere Partij of het personeel van de organisaties afhankelijk van de andere Partij, los van de juridische grond van dergelijke eisen, met inbegrip met name van de eisen gebaseerd op de Conventie van 1972 met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor de schade veroorzaakt door ruimtetuigen (Conventie met betrekking tot de verantwoordelijkheid), van andere eisen gebaseerd op de internationale rechtsnormen of van de eisen die voortvloeien uit de contracten.4. Het wederzijds afzien van beroep is enkel van toepassing in die gevallen waar de Partij, de betrokken organisaties, het personeel of de goederen de schade hebben berokkend en de Partij, de betrokken organisaties, het personeel of de goederen die de schade hebben geleden, deelnemen aan of gebruikt worden in het kader van de beschermde activiteiten.5. Elk van de Partijen breidt het principe van het wederzijds afzien van beroep uit naar zijn organisaties die contractueel of anderzijds betrokken zijn.6. Onverminderd de bepalingen voorzien in de paragrafen 3, 4 en 5 van dit artikel, is het afzien van beroep niet van toepassing op : - eisen in het kader van de relaties tussen een Partij en zijn betrokken organisaties of eisen in het kader van de relaties tussen haar betrokken organisaties; - eisen ingediend door een fysieke persoon of zijn rechthebbenden in geval van lichamelijke schade of overlijden; - eisen die slaan op schade geleden door opzettelijke ongeoorloofde daden; - eisen met betrekking tot de rechten van intellectuele eigendom. 7. De Partijen houden onmiddellijk overleg in elke situatie die een verantwoordelijkheid kan doen rijzen van de ene Partij tegenover de andere of een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Partijen tegenover een derde Partij krachtens het internationale recht, met inbegrip van de Conventie met betrekking tot de verantwoordelijkheid, de verdeling van de verantwoordelijkheden en de bescherming tegen eisen en werken volledig samen voor wat de bepaling van de feiten betreft van de feiten tijdens het onderzoek van elk ongeval, met name door de uitwisseling van experts en informatie. Artikel 10 Douanereglementering 1. De aspecten die betrekking hebben op het overbrengen van goederen over de douanegrenzen van het Koninkrijk België en van de Russische Federatie in het kader van onderhavig akkoord maken het voorwerp uit van Bijlage II van een bijkomend protocol bij onderhavig Akkoord.2. De Partijen kunnen, op basis van wederkerigheid, in een afzonderlijk akkoord, de voorwaarden overeenkomen volgens dewelke technologieën, knowhow, informatie, gegevens en diensten worden overgedragen, in het kader van de samenwerking voorzien in onderhavig akkoord, van het grondgebied van de Staat waar één van de partijen toe behoort naar het grondgebied van de Staat van de andere Partij. Artikel 11 Controle van de export De export en het overbrengen van de goederen voor elke gezamenlijke activiteit ter uitvoering van dit akkoord, gebeurt door de Partijen met naleving van hun verbintenissen in het kader van het « Missile Technology Controle Regime » (MTCR) en in het kader van hun andere internationale verbintenissen en verplichtingen.

De Partijen handelen in overeenkomst met hun respectieve nationale wetgevingen inzake controle van de export, voor wat de goederen en de diensten betreft die opgesomd worden in de nationale lijsten van exportcontrole.

Artikel 12 Bijstand aan het personeel Elke Partij biedt, overeenkomstig zijn toepasselijke nationale wetgeving bijstand aan het door de andere Partij gedelegeerde personeel of door haar Samenwerkende Organisaties, voor wat de procedures betreft inzake het afleveren van inreisvisa.

Artikel 13 Regeling van geschillen 1. De geschillen met betrekking tot de interpretatie of de uitvoering van de beschikkingen van onderhavig akkoord worden indien mogelijk geregeld door overleg tussen de bevoegde administraties, of indien nodig, langs diplomatieke weg.Onverminderd de toepassing, indien nodig, van de specifieke procedures voor de regeling van geschillen en gedingen, die voorzien zijn in dit artikel, komen de Partijen overeen dat de methoden en middelen voor een vreedzame regeling prioritair zijn. De Partijen komen overeen geen enkele eenzijdige actie te ondernemen vooraleer ze overleg hebben gepleegd over de eventuele procedure voor het regelen van elk mogelijk geding. 2. De geschillen tussen de Samenwerkende Organisaties en/of de fysieke of rechtspersonen die eronder ressorteren, maken het voorwerp uit van een gezamenlijk onderzoek door de verantwoordelijken van deze organisaties of hun vertegenwoordigers.In dit kader kan het geschil het voorwerp worden van een verzoeningsprocedure met het oog op de regeling ervan. Bij gebrek aan een regeling brengen de verantwoordelijken van de Samenwerkende Organisaties of hun vertegenwoordigers advies uit of doen ze aanbevelingen over alle kwesties in rechte en in feite, die met het geding in verband staan. 3. Indien een geschil niet kan geregeld worden overeenkomstig de procedures voorzien in paragraaf 1 en 2 van dit artikel binnen een termijn van zes maand en in geval van het ontbreken van een gemeenschappelijk akkoord met betrekking tot andere regelingen voor het vinden van een oplossing, wordt het op vraag van één van beide Partijen, voorgelegd aan een Arbitragerechtbank, volgens de hierna bepaalde voorwaarden. Opdat de arbitrageprocedure conform zou zijn met de huidige paragraaf, wordt een Arbitragerechtbank op de volgende manier samengesteld.

Elke Partij benoemt een arbitragerechter, en de twee arbitragerechters kiezen de voorzitter van de Arbitragerechtbank met de nationaliteit van een derde land. De rechters worden benoemd binnen de twee maanden en de voorzitter binnen een periode van drie maand te tellen vanaf de datum van kennisgeving door de ene Partij aan de andere van haar intentie om het meningsverschil aan de arbitrageprocedure te onderwerpen.

Indien deze termijnen niet worden gerespecteerd, kan de ene of de andere Partij, indien een andere regeling ontbreekt, de voorzitter van het Internationale Gerechtshof vragen de nodige benoemingen te doen.

Indien de voorzitter van het Internationale Gerechtshof een onderdaan is van één van de twee Staten waaronder de Partijen ressorteren of, indien hij om een andere reden, niet in de mogelijkheid is deze functie uit te oefenen, gaat de Vice-voorzitter van het Internationaal Gerechtshof over tot de nodige benoemingen. Indien de Vice-voorzitter van het Internationale Gerechtshof een onderdaan is van één van beide Staten of, indien om een andere reden, hij niet in de mogelijkheid is deze functie uit te oefenen, gaat het lid van het Internationaal Gerechtshof dat hem in de hiërarchie volgt en die geen onderdaan is van één van beide Staten, over tot de nodige benoemingen.

De Arbitragerechtbank neemt zijn beslissing met meerderheid van stemmen op basis van de akkoorden gesloten tussen de Partijen en de normen en principes van het internationaal recht. De beslissingen van het Hof zijn definitief en zonder beroepsmogelijkheid, indien de Partijen niet voordien een beroepsprocedure hebben afgesproken.

Op vraag van de Partijen kan de Arbitragerechtbank aanbevelingen doen die, zonder besluitkracht te hebben, een basis vormen voor verder onderzoek van de geschilkwesties door de Partijen.

De beslissingen of de raadgevende adviezen van de Arbitragerechtbank beperken zich tot het geschil in kwestie en zijn achtergronden.

Elke Partij draagt de kosten voor zijn eigen Arbitragerechter en zijn raadgever gedurende de arbitrageprocedure. De kosten van de voorzitter en de andere kosten worden gelijkelijk door de twee Partijen gedragen.

De Arbitragerechtbank kan een andere regeling treffen voor de verdeling van de kosten.

De Arbitragerechtbank bepaalt zelf zijn procedureregels.

Artikel 14 Slotbepalingen 1. Onderhavig akkoord treedt in werking op de dag van de ontvangst langs diplomatieke weg van de laatste kennisgeving door de Partijen van de voltooiing van de interne procedures die nodig zijn voor het in werking treden ervan.2. Dit akkoord blijft van kracht gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van zijn inwerkingtreding.Het is stilzwijgend hernieuwbaar voor opeenvolgende periodes van vijf jaar. Elke Partij kan dit akkoord opzeggen middels schriftelijke kennisgeving aan de andere Partij, via diplomatieke weg, en ten minste één jaar voor het verstrijken van de lopende periode. 3. In het geval dat onderhavig akkoord beëindigd wordt, blijven de beschikkingen ervan geldig voor alle lopende projecten en programma's, tenzij de Partijen anders overeenkomen.De beëindiging van de geldigheid van dit akkoord laat de Partijen en hun Samenwerkende Organisaties niet toe de financiële of andere contractuele verplichtingen die gelden op eenzijdige wijze te herzien. De beëindiging van de geldigheid heeft geen gevolgen voor de rechten en plichten van de fysieke of juridische personen die voordien zijn ontstaan.

Opgemaakt te Moskou op 20 december 2000 in twee exemplaren, elk in het Frans, het Nederlands en het Russisch; de drie teksten zijn in gelijke mate rechtsgeldig.

Bijlage INTELLECTUELE EIGENDOM De Partijen verbinden zich ertoe om een effectieve bescherming te waarborgen van de resultaten, bekomen in het kader van de samenwerking die het voorwerp uitmaakt van het huidige akkoord en van de aparte overeenkomsten en contracten, afgesloten in uitvoering van dit akkoord.

De Samenwerkende Organisaties informeren elkaar tijdig over alle resultaten van de gemeenschappelijke werken, die onderworpen zijn aan bescherming als intellectuele eigendom en gaan zo snel mogelijk over tot de formaliteiten die verband houden met dergelijke bescherming. 1. TOEPASSINGSGEBIED 1.Deze Bijlage is van toepassing op alle soorten van activiteit die worden uitgeoefend in het kader van de samenwerking op basis van onderhavig akkoord, met uitzondering van die gevallen, waar de Partijen of de Samenwerkende Organisaties bijzondere bepalingen in het kader van akkoorden of contracten, voorzien in artikel 7 van dit akkoord. 2. Voor de doeleinden van onderhavig akkoord wordt de term « intellectuele eigendom » gehanteerd in de betekenis vermeld in artikel 2 van de Conventie ter oprichting van de Internationale organisatie voor intellectuele eigendom, ondertekend in Stockholm op 14 juli 1967.3. De huidige Bijlage regelt de verdeling van de rechten van intellectuele eigendom tussen de Partijen of de Samenwerkende Organisaties.Elke Partij werkt in de mate van het noodzakelijke mee aan het bekomen door de andere Partij of door de met haar Samenwerkende Organisaties van de rechten van intellectuele eigendom, die hen toebehoren uit hoofde van deze Bijlage. 4. Deze Bijlage brengt geen wijzigingen aan in de bij de toepasselijke wettelijke regelgeving voor intellectuele eigendom van de Partijen, die is bepaald door de wetgeving van de respectievelijke Staten waartoe ze behoren en door de interne reglementen van de Samenwerkende Organisaties.Op deze manier brengt de huidige Bijlage geen wijzigingen aan in de verhoudingen tussen de Samenwerkende Organisaties van elke Partij en de verhoudingen tussen de Partijen en deze organisaties. Daarenboven zal ze geen schade berokkenen aan de internationale verplichtingen van de Partijen. 5. Het uitvoeren van gezamenlijke werkzaamheden raakt niet aan de rechten van de Samenwerkende Organisaties op intellectuele eigendom, die voordien voor de gezamenlijke werken is bekomen of die resultaat is van hun zelfstandige onderzoeken (verder « onafhankelijke intellectuele eigendom »).6. Het verbreken van dit akkoord heeft geen weerslag op de rechten of verplichtingen, die ontstaan zijn op basis van onderhavige Bijlage, daar zij immers ontstaan zijn vóór deze verbreking.2. TOEKENNING VAN RECHTEN 1.Voor de intellectuele eigendom die ontstaan is tijdens gezamenlijk onderzoekswerk, ijveren de Partijen of de Samenwerkende Organisaties voor het gezamenlijk uitwerken van een plan voor de beoordeling en de toepassing van de technologieën ofwel vóór de aanvang van hun samenwerking, ofwel binnen redelijke termijn vanaf het ogenblik waarop een Samenwerkende Organisatie het ontstaan van voorwerpen van intellectuele eigendom vaststelt. Dit plan houdt rekening met de respectieve inbreng van de Partijen en hun Samenwerkende Organisaties in de betrokken onderzoekswerkzaamheden, met inbegrip van de onafhankelijke intellectuele eigendom, die in het kader van de samenwerking wordt ingebracht. In het plan worden eveneens de modaliteiten en de omvang van het gebruik aangeduid van de intellectuele eigendom die gezamenlijk wordt gecreëerd, alsook de gebruiksvoorwaarden en -regels van de rechten op de grondgebieden van de Staten van de Partijen, en eveneens op de grondgebieden van andere landen.

Elke Samenwerkende Organisatie behoudt zich het recht voor om de intellectuele eigendom die ontstaan is uit de gezamenlijke activiteit, te gebruiken voor eigen behoeften, voor zover dit gebruik geen inbreuk betekent op de intellectuele eigendom van de andere partij, noch op de rechten die eruit voortvloeien. 2. Voor de doeleinden van de toekenning van rechten van intellectuele eigendom wordt onderzoeksactiviteit gekwalificeerd als gezamenlijk indien ze als dusdanig gedefinieerd is in een specifiek akkoord of overeenkomst tussen Partijen of Samenwerkende Organisaties.De Partijen of de Samenwerkende Organisaties beslissen in onderling akkoord of de resultaten van gezamenlijk uitgevoerde werken gepatenteerd of geregistreerd, dan wel geheim gehouden moeten worden. 3. Indien dit plan voor de beoordeling en de toepassing van de technologieën niet kan worden opgesteld binnen een termijn van 4 maanden na het ogenblik dat het ontstaan van een voorwerp van intellectuele eigendom voortvloeiend uit een gezamenlijk onderzoek, werd vastgelegd, kan elk van de Partijen of elke Samenwerkende Organisaties alle rechten en voordelen op de intellectuele eigendom op het territorium van haar Staat verkrijgen.De Partijen en de Samenwerkende Organisaties zien ervan af om de resultaten van het gezamenlijk onderzoek bekend te maken tot de verkrijging van de in deze paragraaf bedoelde rechten of tot de beslissing werd genomen bedoeld in paragraaf 2 van deze sectie.

Op initiatief van één van de Partijen of één van de Samenwerkende Organisaties worden er onmiddellijk raadplegingen gehouden die tot doel hebben bescherming in derde landen te ontvangen en de rechten op intellectuele eigendom op de beschermde objecten te verdelen, gebruik makend van de bepalingen in de paragrafen 1 en 5 van deze sectie, evenals de kosten te verdelen, die samenhangen met de bescherming van de objecten van intellectuele eigendom, onder wederzijds overeengekomen voorwaarden en rekening houdend met de respectievelijke inbreng van elk van hen. 4. In de gevallen die geen betrekking hebben op de als gezamenlijk gedefinieerde onderzoeken, worden de voorwaarden voor het realiseren van de procedures ter toekenning en ter gebruik van de rechten van intellectuele eigendom bepaald in afzonderlijke overeenkomsten of contracten.5. In het geval dat een voorwerp van intellectuele eigendom niet kan worden beschermd door de wetgeving van de Staten van één van de Partijen, realiseren de Samenwerkende Organisaties van beide Staten deze bescherming op het grondgebied van de Staat van de andere Partij op wederzijds overeengekomen voorwaarden, rekening houdend met de respectievelijke inbreng van elk van hen. In het geval dat een object van intellectuele eigendom kan worden beschermd door de wetgeving van geen enkele van de Staten waartoe de Partijen behoren, handelen de Samenwerkende Organisaties van beide Partijen op gelijkaardige wijze op het grondgebied van een derde Staat. 6. Onverminderd de beschikkingen van hun contracten, gelden voor onderzoekers en wetenschappers van één Partij, die betrokken zijn bij het werk in een organisatie of instelling van de andere Partij, de interne regels van de ontvangende organisaties of instellingen voor wat de rechten op intellectuele eigendom betreft, evenals voor mogelijke bezoldigingen of betalingen die samenhangen met deze rechten, zoals ze zijn bepaald door de interne regels van elke ontvangende organisatie.7. Voor publicaties geldt het auteursrecht. Tenzij anders vermeld in specifieke akkoorden of overeenkomsten, heeft elke Partij en haar Samenwerkende Organisaties het recht op een niet-exclusieve, onherroepelijke en gratis licentie voor vertaling, weergave en publieke verspreiding in alle landen, voor niet-commerciële doeleinden, van wetenschappelijke en technische artikels en rapporten, boeken en andere objecten van het auteursrecht, die het directe resultaat zijn van de gezamenlijke werken.

De uitoefenmodaliteiten van dit recht worden bepaald in afzonderlijke contracten of akkoorden.

Op alle exemplaren van de publicaties moet de familienaam van de auteur vermeld staan, tenzij hij uitdrukkelijk afziet van de vermelding van zijn familienaam of hij een pseudoniem wil gebruiken. 8. Vertrouwelijke informatie moet op de vereiste manier als dusdanig worden aangeduid.De verantwoordelijkheid voor zulke aanduiding ligt bij de Partij of de Samenwerkende Organisatie die deze vertrouwelijkheid eist.

Elke Partij of Samenwerkende Organisatie beschermt zulke informatie in overeenstemming met de in haar Staat van kracht zijnde wetgeving.

De term « vertrouwelijke informatie » betekent alle knowhow, alle technische, commerciële of financiële gegevens of informatie, ongeacht de vorm of de drager, die wordt doorgegeven met het oog op activiteiten in het kader van onderhavig akkoord en die beantwoordt aan de volgende voorwaarden : 1) het beschikken over deze informatie kan een voordeel betekenen, met name van economische, wetenschappelijke of technische aard, of een concurrentievoordeel tegenover de personen die er niet over beschikken;2) deze informatie is niet algemeen bekend of is niet toegankelijk voor het publiek via andere bronnen;3) deze informatie werd nooit eerder meegedeeld door haar houder aan derden zonder de verplichting de vertrouwelijkheid ervan te bewaren;4) deze informatie is niet ter beschikking van de ontvanger zonder de verplichting de vertrouwelijkheid ervan te bewaren. De vertrouwelijke informaties kunnen door de Partijen en de Samenwerkende Organisaties aan hun werknemers meegedeeld worden, tenzij anders bepaald wordt in het kader van specifieke overeenkomsten of contracten. Zulke informatie kan enkel bezorgd worden aan de belangrijkste uitvoerders van het werk en de onderaannemers, binnen de grenzen van het toepassingsgebied van hun specifieke akkoorden of contracten. De aldus meegedeelde informatie kan slechts gebruikt worden binnen de grenzen van het toepassingsgebied van de specifieke akkoorden of contracten die zullen voorzien hebben in de modaliteiten en de toepassingsduur van deze vertrouwelijkheid.

De Partijen en de Samenwerkende Organisaties verbinden zich ertoe alle noodzakelijke maatregelen te nemen tegenover hun werknemers, belangrijkste uitvoerders van het werk en onderaannemers betreffende het volgen van de hierboven gedefinieerde verplichtingen voor het bewaren van de vertrouwelijkheid. 9. Het ter beschikking stellen van de resultaten van gezamenlijke onderzoeken en ontwikkelingen aan derden moet het voorwerp uitmaken van een schriftelijk akkoord tussen de Partijen of de Samenwerkende Organisaties.Onverminderd de uitoefening van de rechten conform paragraaf 7 van deze sectie, worden in dit akkoord de modaliteiten vastgelegd voor de verspreiding van de vermelde resultaten. 10. Het geheel van de eigendomsrechten voor computerprogramma's, ontwikkeld in het kader van de samenwerking wordt verdeeld tussen de Samenwerkende Organisaties, rekening houdend met hun inbreng in de uitwerking en de financiering ervan. Als het gaat om gezamenlijk ontwikkelde of gefinancierde computerprogramma's door beide Partijen of door de Samenwerkende Organisaties wordt een regime gebruikt voor deze computerprogramma's dat, inclusief de verdeling van beloningen in het geval van commerciële exploitatie, bepaald wordt door specifieke akkoorden en contracten. In afwezigheid van specifieke akkoorden of contracten worden de punten 1 en 2 van deze sectie toegepast, die verband houden met de toekenning van de rechten op gezamenlijk onderzoekswerk.

De bepalingen van deze paragraaf zijn eveneens van toepassing op de medegefinancierde of gezamenlijk ontwikkelde databases.

^