Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 september 2005
gepubliceerd op 02 augustus 2007

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en Servië en Montenegro, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Belgrado op 4 maart 2004 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2005015135
pub.
02/08/2007
prom.
19/09/2005
ELI
eli/wet/2005/09/19/2005015135/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2005. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en Servië en Montenegro, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Belgrado op 4 maart 2004 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en Servië en Montenegro, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Belgrado op 4 maart 2004, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Buitenlandse Handel, M. VERWILGEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2004-2005. Senaat.

Documenten : Ontwerp van wet ingediend op 2 mei 2005, nr. 3-1176/1. - Verslag, nr. 3-1176/2.

Parlementaire handelingen : Bespreking, vergadering van 16 juni 2005, nr. 3-118. - Stemming, vergadering van 16 juni 2005, nr. 3-118.

Kamer van volksvergetenwoordigers.

Documenten : Ontwerp overgezonden door de Senaat, 17 juni 2005, nr. 51-1870/1. -Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 7 juli 2005, nr. 51-1870/2.

Parlementaire handelingen : Bespreking en stemming, vergadering van 7 juli 2005. (2) Overeenkomstig haar artikel 14, treedt deze Overeenkomst in werking op 12 augustus 2007. Deze Overeenkomt treedt alleen in werking ten aanzien van de Republiek Servië. (3) Zie decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 (Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2006 (Ed.3), decreet van het Waalse Gewest van 17 november 2005 (Belgisch Staatsblad van 8 december 2005 (Ed. 2), ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 10 maart 2005 (Belgisch Staatsblad van 24 maart 2005).

Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en Servië en Montenegro, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen Het Koninkrijk België, handelend mede in naam van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, enerzijds, Servië en Montenegro, anderzijds, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »), Verlangende hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige voorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, Zijn het volgende overeengekomen : ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen 1. De term « investeerder » betekent : a) de « onderdaan », met name elk natuurlijk persoon die de nationaliteit heeft van de ene Overeenkomstsluitende Partij, overeenkomstig haar wetten en voorschriften en die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij investeringen verricht;b) de « onderneming », met name elke rechtspersoon die is opgericht of anderszins naar behoren is georganiseerd in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij en die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij investeringen verricht;c) de « rechtspersoon » die niet ter fine van deze Overeenkomst is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van die Overeenkomstsluitende Partij maar die onder rechtstreeks of onrechtstreeks beheer staat van een natuurlijk persoon als bedoeld in punt a) dan wel door een rechtspersoon als bedoeld in punt b).2. De term « investering » betekent : alle soorten vermogensbestanddelen die worden geïnvesteerd in welke economische sector ook, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van elk van de Overeenkomstsluitende Partijen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend bestaan uit : a) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, effecten, obligaties en alle andere vormen van deelneming in een bedrijf;c) aanspraken op geld en op gelijk welke prestatie op grond van een overeenkomst die economische waarde heeft;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, handelsnamen en goodwill;e) publiekrechtelijke of contractuele - in overeenstemming met de wetgeving - verleende concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst. 3. De term « opbrengst » betekent : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en honoraria. 4. De term « grondgebied » betekent : -wat het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreft, het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van het Koninkrijk België uitstrekken en waarin het Koninkrijk België, overeenkomstig het internationaal recht, zijn soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen; - wat Servië en Montenegro betreft, het hele landgebied alsmede de zee, de zeebodem en de ondergrond ervan voorbij de territoriale zee waarover Servië en Montenegro in overeenstemming met zijn nationale wetten en voorschriften en met het internationaal recht soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent.

ARTIKEL 2 Bevordering van investeringen Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.

ARTIKEL 3 Bescherming van investeringen 1. Alle investeringen, zij het rechtstreekse of onrechtstreekse, door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren. ARTIKEL 4 Nationale behandeling en meest begunstigde natie 1. In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij de behandeling van meest begunstigde natie.2. Met betrekking tot de werking, het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot, de verkoop of de vervreemding van investeringen dient elke Overeenkomstsluitende Partij investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan haar eigen investeerders of de investeerders van een andere Staat, zo laatstgenoemde behandeling gunstiger is.3. Deze behandeling behelst geenszins de voorrechten die door een Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan investeerders van een derde Staat in het kader van diens lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige andere vorm van regionale economische organisatie.4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op belastingzaken. ARTIKEL 5 Milieu 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen niveau van nationale milieubescherming te bepalen en de beleidslijnen en prioriteiten ter zake van milieuontwikkeling vast te leggen alsmede haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving een hoog niveau van milieubescherming waarborgt en alles in het werk te stellen om voornoemde wetgeving voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale milieuwetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van voornoemde wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan in het kader van internationale milieuovereenkomsten.Ze zien erop toe dat deze verbintenissen in hun nationale wetgeving ten volle worden erkend en toegepast. 4. De Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hun meer mogelijkheden biedt om de voorschriften inzake milieubescherming bij te sturen.Op vraag van de ene Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in deskundigenoverleg te houden over eender welk onderwerp dat onder dit artikel ressorteert.

ARTIKEL 6 Arbeid 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen normen ter bescherming van de arbeid vast te leggen en haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar nationale wetgeving arbeidsnormen vastlegt die in overeenstemming zijn met de internationaal erkende rechten van de werknemers en ze voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale arbeidswetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van deze wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan als lid van de Internationale Arbeidsorganisatie alsmede hun verbintenissen op grond van de Verklaring van de IAO inzake de beginselen en fundamentele arbeidsrechten en de follow-up ervan.De Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de beginselen en de internationaal erkende rechten van de werknemers worden erkend en beschermd middels hun nationale wetgeving. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hun meer mogelijkheden biedt om de normen ter bescherming van de arbeid bij te sturen.Op vraag van de ene Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in deskundigenoverleg te houden over eender welk onderwerp dat onder dit artikel ressorteert.

ARTIKEL 7 Ontneming en eigendomsbeperking 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Wanneer om redenen van openbaar nut, veiligheid of nationaal belang van het bepaalde in het eerste lid moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de marktwaarde van de investeringen op de dag voordat de maatregelen werden bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt zonder vertraging uitgekeerd in een omwisselbare munt en moet vrij kunnen worden overgemaakt. Ze levert rente op tegen een gewone commerciële rentevoet vanaf de datum van de vaststelling van het bedrag tot de datum van uitbetaling. 4. In het licht van de in dit artikel uiteengezette beginselen, heeft de investeerder wiens investeringen zijn onteigend overeenkomstig de wetten en voorschriften van de onteigenende Overeenkomstsluitende Partij het recht zijn zaak alsmede de waardebepaling van zijn investering zo spoedig mogelijk te laten toetsen door een rechterlijke of een andere onafhankelijke instantie van bedoelde Overeenkomstsluitende Partij.5. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke aan haar eigen investeerders dan wel aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend. ARTIKEL 8 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de toelating om alle met een investering verband houdende betalingen vrij over te maken, na afdoening van alle fiscale en andere verplichtingen.De betalingen zijn onder andere doch niet uitsluitend : a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen die verband houden met de investering;c) de terugbetaling van leningen;d) de opbrengst van investeringen;e) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van de investeringen;f) de in toepassing van artikel 7 uitgekeerde schadeloosstelling;g) niet-bestede inkomsten van werknemers van wie de tewerkstelling verband houdt met de investering op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij;h) betalingen die zijn toegewezen na het regelen van geschillen, overeenkomstig de artikelen 11 en 12.2. De overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelating die vereist is om de overmaking zonder onnodige vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke bankkosten.4. De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden toegestaan aan de eigen investeerders dan wel aan investeerders van de meest begunstigde natie. ARTIKEL 9 Subrogatie 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten en schuldvorderingen van de investeerders is getreden.2. De aldus overgedragen rechten of schuldvorderingen mogen de oorspronkelijke rechten of schuldvorderingen van de investeerder niet overtreffen.3. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. ARTIKEL 10 Toepasbare regels Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale overeenkomsten waarbij de Overeenkomstsluitende Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak maken op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.

ARTIKEL 11 Regeling van investeringsgeschillen 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste Partij opdat een vordering kan worden ingesteld.De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.

De Partijen dienen ernaar te streven geschillen in de mate van het mogelijke door onderhandeling te regelen, indien nodig door deskundig advies in te winnen of anders door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving, wordt het, naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan hetzij de bevoegde rechtsmacht van de Overeenkomstsluitende Partij waar de investering werd gedaan, hetzij aan internationale arbitrage. Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken. 3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen : - een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.); of - het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, zodra elk van de Overeenkomstsluitende Partijen die partij zijn bij deze Overeenkomst partij is geworden bij het Verdrag; of - het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel.

Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, wijst die Partij het scheidsgerecht aan waaraan het geschil zal worden voorgelegd. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding heeft ontvangen ter uitvoering van een in Artikel 9 van deze Overeenkomst vermelde verzekeringspolis of waarborg die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

ARTIKEL 12 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst 1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen.Deze Commissie komt op verzoek van de meest gerede Overeenkomstsluitende Partij en zonder onnodige vertraging bijeen. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een scheidsgerecht ad hoc dat voor elk geval afzonderlijk wordt samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming, benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.

Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengesteld scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

ARTIKEL 13 Vorige investeringen Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde, en is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding.

ARTIKEL 14 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid. 2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Belgrado, op 4 maart 2004, in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse, de Servische en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

^