Etaamb.openjustice.be
Wet van 18 juni 2014
gepubliceerd op 20 november 2014

Wet houdende instemming met het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Organisatie voor kernfysisch onderzoek, gedaan te Genève op 18 maart 2004 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2014015182
pub.
20/11/2014
prom.
18/06/2014
ELI
eli/wet/2014/06/18/2014015182/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

18 JUNI 2014. - Wet houdende instemming met het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Organisatie voor kernfysisch onderzoek, gedaan te Genève op 18 maart 2004 (1)(2)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Organisatie voor kernfysisch onderzoek, gedaan te Genève op 18 maart 2004, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 juni 2014.

FILIP Van Koningswege : De vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De minister van Financiën, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) Senaat (www.senate.be) : Stukken : 5-2794 Handelingen van de Senaat : 3 april 2014 Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 53-3546 Integraal verslag : 23/04/2014. (2) Gebonden Staten. Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Organisatie voor kernfysisch onderzoek Preambule De Staten die partij zijn bij dit Protocol, Gelet op het Verdrag tot oprichting van een Europese Organisatie voor kernfysisch onderzoek (CERN) ("de Organisatie") en het daaraan gehechte financieel Protocol, ondertekend op 1 juli 1953, in werking getreden op 29 september 1954 en gewijzigd op 17 januari 1971;

Overwegende dat de Organisatie haar zetel in Genève, Zwitserland, heeft en dat haar statuut in Zwitserland is vastgelegd bij de Overeenkomst tussen de Zwitserse Bondsraad en de Organisatie van 11 juni 1955;

Overwegende dat de Organisatie ook in Frankrijk is gevestigd waar haar statuut is vastgelegd bij de Overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek en de Organisatie van 13 september 1965, herzien op 16 juni 1972;

Gelet eveneens op de Overeenkomst tussen de Bondsraad van het Zwitsers Eedgenootschap en de Regering van de Franse Republiek van 13 september 1965 betreffende de uitbreiding van het domein van de Organisatie op Frans grondgebied;

Gelet op de toenemende uitbreiding van de activiteiten van de Organisatie tot alle Staten die partij zijn bij het Verdrag, wat gepaard gaat met een belangrijke toename van de mobiliteit van de personen die aan de onderzoeksprogramma's worden toegewezen en van de goederen die ervoor worden aangewend;

Geleid door de wens dat de Organisatie de taken die haar bij het Verdrag, met name bij artikel II over de doelstellingen van de organisatie, zijn toevertrouwd, doeltreffend kan vervullen en dat in alle Staten die partij zijn bij het Verdrag, een gelijke behandeling is gewaarborgd;

Gelet op de beslissing de Organisatie hiertoe overeenkomstig artikel IX van het Verdrag de voorrechten en immuniteiten toe te kennen die nodig zijn voor het verrichten van haar officiële werkzaamheden;

Zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van dit Protocol dient te worden verstaan onder : a) "Verdrag" : het Verdrag tot oprichting van een Europese Organisatie voor kernfysisch onderzoek en het daaraan gehechte financieel Protocol, ondertekend op 1 juli 1953, in werking getreden op 29 september 1954 en gewijzigd op 17 januari 1971;b) "Organisatie" : de Europese Organisatie voor kernfysisch onderzoek;c) "officiële werkzaamheden" : de werkzaamheden van de Organisatie zoals beschreven in het Verdrag, met name in Artikel II, met inbegrip van haar administratieve werkzaamheden;d) "personeelsleden" : de "personeelsleden" zoals beschreven in het personeelsstatuut en het personeelsreglement van de Organisatie;e) "samenwerkingsovereenkomst" : een bilaterale overeenkomst tussen de Organisatie en een Staat die geen lid is dan wel een in deze Staat gevestigd wetenschappelijk instituut, waarin de voorwaarden voor de deelname aan de werkzaamheden van de Organisatie zijn vastgelegd;f) "associatieovereenkomst" : een bilaterale overeenkomst tussen de Organisatie en een Staat die niet aan de voorwaarden voldoet om als lidstaat in aanmerking te komen, tot instelling van een nauw institutioneel partnerschap tussen de Organisatie en deze Staat teneinde deze de kans te geven nauwer betrokken te worden bij de werkzaamheden van de Organisatie. Artikel 2 Internationale rechtspersoonlijkheid 1. De Organisatie bezit internationale rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid op het grondgebied van de Staten die partij zijn bij dit Protocol.2. De Organisatie bezit met name de rechtsbevoegdheid om overeenkomsten te sluiten, roerende en onroerende goederen te verwerven en te vervreemden en in rechte op te treden. Artikel 3 Onschendbaarheid van het domein, de gebouwen en de lokalen 1. Het domein, de gebouwen en de lokalen van de Organisatie zijn onschendbaar.2. De autoriteiten kunnen deze alleen betreden met toestemming van de Directeur-generaal of van zijn gemachtigde afgevaardigde.3. Wanneer, in geval van brand of een ander schadegeval waarbij onmiddellijk maatregelen ter bescherming dienen genomen te worden en de uitdrukkelijke toestemming van de Directeur-generaal niet kan worden verkregen, wordt deze toestemming geacht te zijn gegeven.4. De Organisatie staat niet toe dat haar gebouwen of lokalen als toevluchtsoord dienen voor een persoon die wordt opgespoord voor het plegen of de poging tot het plegen van een misdrijf of een strafbaar feit, of die net een misdrijf of strafbaar feit heeft gepleegd of ten aanzien van wie een aanhoudingsbevel of een uitwijzingsbesluit werd uitgevaardigd, dan wel die door de bevoegde autoriteiten veroordeeld is voor een misdrijf of een strafbaar feit. Artikel 4 Onschendbaarheid van de archieven en documenten De archieven van de Organisatie en alle documenten, in welke vorm dan ook, die ze onder zich heeft of die haar toebehoren, zijn onschendbaar, ongeacht de plaats waar ze zich bevinden of de persoon die ze onder zich heeft.

Artikel 5 Immuniteit van rechtsvervolging en van tenuitvoerlegging 1. Bij de uitoefening van haar officiële werkzaamheden geniet de Organisatie immuniteit van rechtsvervolging, behalve : a) voor zover de Raad van de Organisatie er in een bepaald geval afstand van doet;b) met betrekking tot een door derden ingediende civiele rechtsvordering ter zake van schade die voortvloeit uit een ongeval dat is veroorzaakt door een aan de Organisatie toebehorend of namens de Organisatie gebruikt motorvoertuig, of met betrekking tot een verkeersovertreding waarbij een zodanig voertuig is betrokken;c) met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een scheidsrechterlijke uitspraak in toepassing van Artikel 16 of 18 van dit Protocol;d) met betrekking tot een tegenvorderingdie rechtstreeks verband houdt met een hoofdvordering die de Organisatie heeft ingesteld en die is ingediend in het kader van de procedure betreffende bedoelde vordering.2. Voor de eigendommen en goederen van de Organisatie, ongeacht de plaats waar ze zich bevinden, geldt immuniteit van vordering, verbeurdverklaring, onteigening en beslaglegging en van alle andere vormen van beslaglegging dan wel van inmenging in het kader van elke uitvoerende, bestuursrechtelijke, gerechtelijke of wetgevende handeling, behalve : a) voor zover de Raad van de Organisatie er in een bepaald geval afstand van doet;b) in de mate waarin de opheffing ervan tijdelijk nodig is met het oog op de preventie van ongevallen waarbij motorvoertuigen betrokken zijn die toebehoren aan of gebruikt worden namens de Organisatie of voor het onderzoek van dergelijke ongevallen;c) in geval van een derden-beslag op het loon van een personeelslid van de Organisatie, op voorwaarde dat dit derden-beslag het gevolg is van een definitieve en uitvoerbare gerechtelijke uitspraak overeenkomstig de regels die van kracht zijn op het grondgebied waar de beslissing ten uitvoer wordt gelegd. Artikel 6 Fiscale- en douaneschikkingen 1. In het kader van haar officiële werkzaamheden zijn de Organisatie, haar goederen en inkomsten vrijgesteld van alle directe belastingen.2. Wanneer de Organisatie voor het verrichten van haar officiële werkzaamheden belangrijke aankopen doet of gebruik maakt van goederen of diensten van grote waarde in de prijs waarvan belastingen, rechten of andere heffingen begrepen zijn, neemt de Staat die partij is bij dit protocol en die de belastingen, rechten of andere heffingen heeft ontvangen, passende maatregelen om het met deze belastingen rechten of andere heffingen gemoeide bedrag terug te betalen, voor zover deze kunnen worden vastgesteld.3. De goederen en het materiaal die in het kader van de officiële werkzaamheden van de Organisatie door haar of voor haar rekening worden ingevoerd en uitgevoerd, zijn vrijgesteld van alle invoer- en uitvoerbelastingen, rechten en andere heffingen.4. Geen vrijstelling of teruggaaf wordt verleend ten aanzien van belastingen, rechten of andere heffingen die niet anders zijn dan een vergoeding voor diensten.5. De leden 2 en 3 van dit Artikel zijn niet van toepassing op goederen of diensten die worden aangekocht, gebruikt of ingevoerd voor persoonlijk gebruik van de personeelsleden en van de Directeur-generaal van de Organisatie.6. De goederen en het materiaal die aan de Organisatie toebehoren en die overeenkomstig de bepalingen van lid 2 of 3 van dit Artikel zijn verworven of ingevoerd, kunnen op het grondgebied van de Staat die de vrijstelling toekent, uitsluitend worden verkocht of overgedragen overeenkomstig de voorwaarden van deze Staat. Artikel 7 Vrije beschikking over de fondsen De Organisatie kan fondsen, deviezen, contanten ontvangen, bezitten en overmaken; zij kan er vrij over beschikken voor haar officiële werkzaamheden en rekeningen aanhouden in elke munt, voor zover dit nodig voor het nakomen van haar verplichtingen.

Artikel 8 Officiële mededelingen Het verkeer van de publicaties en van andere informatiemiddelen die de Organisatie bij het uitoefenen van haar officiële werkzaamheden onder welke vorm ook ontvangt of verzendt, is niet onderworpen aan enige beperking.

Artikel 9 Voorrechten en immuniteiten van de vertegenwoordigers van de Staten 1. De vertegenwoordigers van de Staten die partij zijn bij dit Protocol genieten bij de uitoefening van hun functies en tijdens hun reizen naar of van de vergaderplaatsen van de Organisatie de volgende voorrechten en immuniteiten : a) immuniteit van arrestatie, gevangenhouding en van inbeslagneming van hun persoonlijke bezittingen;b) immuniteit van rechtsvervolging, ook nadat zij hun functies hebben beëindigd, met betrekking tot hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven;deze immuniteit geldt evenwel niet in het geval van een verkeersovertreding begaan door een vertegenwoordiger van een Staat die partij is bij dit Protocol noch in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat toebehoort aan of bestuurd werd door deze persoon; c) onschendbaarheid voor alle officiële documenten, ongeacht de vorm;d) het recht codes te gebruiken en documenten of correspondentie te ontvangen per koerier of in verzegelde tassen;e) vrijstelling met betrekking tot henzelf en hun echtgenoten van inreisbeperkingen en vreemdelingenregistratie;f) dezelfde faciliteiten inzake monetaire of deviezenregelingen als die welke worden toegekend aan de vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen op tijdelijke officiële zending;g) dezelfde faciliteiten op het gebied van douane als die welke worden toegekend aan diplomatieke ambtenaren voor hun persoonlijke bezittingen.2. Geen enkele Staat die partij is bij dit Protocol is verplicht de in dit Artikel vastgelegde voorrechten en immuniteiten toe te kennen aan zijn eigen onderdanen of aan personen die op het tijdstip waarop zij hun functie in deze Staat opnemen, ingezetenen zijn. Artikel 10 Voorrechten en immuniteiten van de personeelsleden van de Organisatie 1. De personeelsleden van de Organisatie genieten, zelfs na afloop van hun functie, immuniteit van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid en binnen de grenzen van hun bevoegdheden hebben gedaan, gezegd of geschreven.Deze immuniteit geldt evenwel niet in geval van een door een personeelslid van de Organisatie begane verkeersovertreding of in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat toebehoort aan of bestuurd werd door deze persoon. 2. De personeelsleden van de Organisatie genieten de volgende voorrechten : a) het recht om vrij van rechten hun huisraad en persoonlijke bezittingen in te voeren wanneer zij hun functie bij de Organisatie in de betrokken Staat aanvaarden, en het recht om na afloop van hun functie in de betrokken Staat hun huisraad en persoonlijke bezittingen weer vrij van rechten uit te voeren, voor zover, in beide gevallen, is voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald in de wetten en reglementen van de Staat waar het recht wordt uitgeoefend;b) i) onder de voorwaarden en volgens de procedures die door de Raad van de Organisatie worden vastgesteld, zijn de lonen en emolumenten die aan de personeelsleden en de Directeur-generaal van de Organisatie zijn betaald, onderworpen aan een belasting ten voordele van de Organisatie.Bedoelde lonen en emolumenten zijn vrijgesteld van nationale inkomstenbelasting; ii) de Staten die partij zijn bij dit Protocol zijn niet verplicht de pensioenen of de rentes die de Organisatie aan haar voormalige personeelsleden en Directeurs-generaal uitkeert voor diensten die aan de Organisatie werden verleend, vrij te stellen van inkomstenbelasting; c) voor henzelf en voor hun inwonende gezinsleden geldt dezelfde vrijstelling van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie, als die welke worden toegekend aan personeelsleden van internationale organisaties;d) de onschendbaarheid van alle officiële documenten, in welke vorm ook;e) bij een internationale crisis, wat terugkeer naar hun vaderland betreft, voor henzelf en voor hun inwonende gezinsleden dezelfde faciliteiten als die welke gelden voor diplomatieke vertegenwoordigers;f) voor de overdracht van fondsen, voor deviezentransacties en inzake douanefaciliteiten de voorrechten die in het algemeen worden toegekend aan personeelsleden van internationale organisaties.3. Geen enkele Staat die partij is bij dit Protocol is verplicht de in de leden 2 a), c), e) en f) van dit Artikel vastgelegde voorrechten en immuniteiten toe te kennen aan eigen onderdanen of aan personen die op het tijdstip waarop zij hun functie in deze Staat opnemen, ingezetenen zijn. Artikel 11 Sociale zekerheid De Organisatie en haar personeelsleden met een arbeidsovereenkomst zijn vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan nationale sociale zekerheidsstelsels, aangezien zij een vergelijkbare sociale bescherming genieten die door de Organisatie wordt gewaarborgd.

Artikel 12 Voorrechten en immuniteiten van de Directeur-generaal 1. Behalve de voorrechten en immuniteiten waarin de Artikelen 10 en 11 van dit Protocol voorzien, geniet de Directeur-generaal tijdens de uitoefening van zijn functie de voorrechten en immuniteiten die het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961 toekent aan diplomatieke ambtenaren met een vergelijkbare rang.2. Geen enkele Staat die partij is bij dit Protocol is verplicht de in dit Artikel vastgelegde voorrechten en immuniteiten toe te kennen aan eigen onderdanen of aan personen die op het tijdstip waarop zij hun functie in deze Staat opnemen, ingezetenen zijn. Artikel 13 Voorwerp en grenzen van de immuniteiten 1. De voorrechten en immuniteiten waarin de Artikelen 9, 10 en 12 van dit Protocol voorzien, worden uitsluitend verleend om het vrij functioneren van de Organisatie en de volledige onafhankelijkheid van de personen aan wie zij worden verleend, te waarborgen.Deze voorrechten en immuniteiten worden niet verleend in het persoonlijk belang van de betrokkenen. 2. Deze immuniteiten kunnen worden opgeheven : a) voor de Directeur-generaal, door de Raad van de Organisatie;b) voor de personeelsleden, door de Directeur-generaal of door de persoon die hem krachtens Artikel VI, lid 1 b), van het Verdrag vervangt;c) voor de vertegenwoordigers van de Staten, door de betreffende Staat die partij is; die bovendien verplicht zijn deze immuniteiten op te heffen wanneer zij de goede rechtsgang kunnen belemmeren en het mogelijk is er afstand van te doen zonder afbreuk te doen aan het doel waarvoor ze zijn toegekend.

Artikel 14 Samenwerking met de Staten die partij zijn bij onderhavig Protocol De Organisatie werkt samen met de bevoegde autoriteiten van de Staten die partij zijn bij dit Protocol ter bevordering van een goede rechtsbedeling, ter verzekering van de naleving van politievoorschriften en van voorschriften met betrekking tot de volksgezondheid, de gezondheid op het werk, de arbeidsveiligheid en het milieu en ter voorkoming van elke vorm van misbruik van de voorrechten, immuniteiten en faciliteiten waarin dit Protocol voorziet.

Artikel 15 Veiligheid en openbare orde 1. Geen enkele bepaling in dit Protocol kan afbreuk doen aan het recht van een Staat die partij is bij dit Protocol om alle nodige voorzorgen te treffen die nodig zijn in het belang van zijn veiligheid.2. Wanneer een Staat die partij is bij dit Protocol het noodzakelijk acht maatregelen te nemen in het belang van zijn veiligheid of om zijn openbare orde te handhaven, contacteert hij, behalve bij materiële onmogelijkheid, zo snel als de omstandigheden het toelaten, de Organisatie om in onderling overleg de maatregelen te treffen die nodig zijn voor de bescherming van de belangen van deze laatste.3. De Organisatie werkt samen met de regering van deze Staat die partij is bij dit Protocol om te voorkomen dat haar werkzaamheden de veiligheid en de openbare orde in deze Staat in gevaar brengen. Artikel 16 Geschillen van private aard 1. De Organisatie neemt de maatregelen die nodig zijn voor een bevredigende beslechting van : a) geschillen die voortvloeien uit overeenkomsten waarbij de Organisatie partij is; De Organisatie voegt bij alle andere door haar gesloten schriftelijke overeenkomsten, dan de in lid 1 d) van dit Artikel bedoelde overeenkomsten, een arbitrageclausule in toepassing waarvan elk geschil dat voortvloeit uit de uitlegging of de uitvoering van de overeenkomst, op vraag van een partij, aan arbitrage wordt voorgelegd of, in onderling overleg tussen de partijen, aan een andere wijze van beslechting wordt onderworpen; b) geschillen die voortvloeien uit schade berokkend door de Organisatie of waarbij enige andere niet-contractuele aansprakelijkheid van de Organisatie in het geding is;c) geschillen waarbij een personeelslid van de Organisatie betrokken is die immuniteit van rechtsvervolging geniet, op voorwaarde dat deze immuniteit niet werd opgeheven overeenkomstig de bepalingen van Artikel 5 van dit Protocol;d) geschillen die rijzen tussen de Organisatie en haar personeelsleden; De Organisatie legt alle geschillen die voortvloeien uit de uitvoering en de uitlegging van de overeenkomsten die bij toepassing van het Personeelsstatuut en -reglement met personeelsleden werden gesloten, voor aan het International Labour Organisation Administrative Tribunal (ILOAT), dan wel aan iedere andere geschikte internationale administratieve rechtbank onder wier bevoegdheid de Organisatie valt op grond van een beslissing van de Raad. 2. Voor de geschillen waarvoor geen wijze van beslechting wordt bepaald in lid 1 van dit Artikel, kan de Organisatie een beroep doen op iedere wijze van beslechting die zij geschikt acht, in het bijzonder op arbitrage of op de bevoegdheid van een nationale rechtbank.3. Elke wijze van beslechting die krachtens dit Artikel wordt gekozen, moet gebaseerd zijn op het legaliteitsbeginsel, zodat het geschil op een bindende, billijke en onpartijdige manier en binnen een redelijke termijn kan worden beslecht. Artikel 17 Geschillen tussen Staten die partij zijn bij dit Protocol 1. Elk meningsverschil over de toepassing of uitlegging van dit Protocol dat niet kon worden bijgelegd middels rechtstreeks overleg tussen de partijen, kan door één van de partijen worden voorgelegd aan een internationaal scheidsgerecht, overeenkomstig Artikel 19 van dit Protocol.2. Wanneer een Staat die partij is bij dit Protocol een geschil wenst voor te leggen aan een scheidsgerecht, dan deelt hij dit mee aan de Directeur-generaal, die onmiddellijk alle Staten die partij zijn bij dit Protocol op de hoogte brengt van deze kennisgeving. Artikel 18 Geschillen tussen de Staten die partij zijn bij onderhavig Protocol en de Organisatie 1. Elk meningsverschil tussen één of meerdere Staten die partij zijn bij dit Protocol en de Organisatie over de toepassing of uitlegging van dit Protocol, dat niet in der minne kon worden geregeld middels rechtstreeks overleg tussen de partijen (waarbij één Staat of meerdere Staten die Partij zijn bij het Protocol de ene partij vormen bij het geschil en de Organisatie de andere partij), kan overeenkomstig Artikel 19 van dit Protocol door één van de partijen worden voorgelegd aan een internationaal scheidsgerecht.2. De Directeur-generaal licht onmiddellijk de andere Staten die partij zijn bij dit Protocol in over de kennisgeving door de partij die de arbitrage aanvraagt. Artikel 19 Internationaal scheidsgerecht 1. Het internationaal scheidsgerecht waarvan sprake in de Artikelen 17 en 18 van dit Protocol ("het Gerecht") wordt geregeld door de bepalingen van dit Artikel.2. Iedere partij bij het geschil benoemt een lid van het Gerecht.De aldus benoemde leden kiezen na overleg een derde lid als voorzitter van het Gerecht. Ingeval geen overeenstemming kan worden bereikt aangaande de persoon van de Voorzitter, wordt deze laatste op verzoek van de leden van het Gerecht benoemd door de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof. 3. Als een van de partijen bij het geschil nalaat een lid van het Gerecht te benoemen en binnen een periode van twee maanden na het verzoek van de andere partij niet de nodige maatregelen ter zake treft, kan deze laatste de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof vragen de vereiste benoeming te verrichten.4. Het Gerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.5. Er kan geen beroep worden ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht, die definitief is en bindend voor de partijen.Bij een geschil betreffende de inhoud of de draagwijdte van de uitspraak, is het Gerecht verplicht een interpretatie ervan te geven op vraag van een partij.

Artikel 20 Tenuitvoerlegging van het Protocol De Organisatie kan, bij besluit van de Raad van de Organisatie, met een of meerdere Staten die partij zijn bij dit Protocol aanvullende overeenkomsten sluiten, ten einde uitvoering te geven aan de bepalingen van dit Protocol.

Artikel 21 Procedure tot wijziging 1. Elke Staat die partij is bij het Verdrag kan voorstellen tot wijziging van dit Protocol indienen, die door de Directeur-generaal van de Organisatie aan de andere Staten die partij zijn bij dit Protocol worden meegedeeld.2. De Directeur-generaal roept een vergadering bijeen van de Staten die partij zijn bij dit Protocol.Als een meerderheid van twee derde van de Staten die partij zijn die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen, de tekst van de voorgestelde wijziging aannemen, stuurt de Directeur-generaal deze naar de Staten die partij zijn bij dit Protocol, ter goedkeuring overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke regels. 3. Elke wijziging treedt in werking op de dertigste dag volgend op de kennisgeving aan de Directeur-generaal van de wijziging, aanvaarding of goedkeuring door alle Staten die partij zijn bij dit Protocol. Artikel 22 Bijzondere overeenkomsten 1. Het bepaalde in dit Protocol vormt geen beperking voor en raakt niet aan het bepaalde in andere internationale overeenkomsten die tussen de Organisatie en een Staat die partij is bij dit Protocol werden gesloten, omdat haar zetel, regionale kantoren, laboratoria of andere faciliteiten op het grondgebied van deze Staat die partij is, gevestigd zijn.In geval van een conflict tussen het bepaalde in dit Protocol en het bepaalde in een internationale overeenkomst van die aard, primeert het bepaalde van deze internationale overeenkomst. 2. Dit Protocol belet de Staten die er partij bij zijn geenszins met de Organisatie andere internationale overeenkomsten te sluiten die het bepaalde in dit Protocol bevestigen, aanvullen, uitbreiden of versterken. Artikel 23 Ondertekening, bekrachtiging en toetreding 1. Dit Protocol staat van 19 december 2003 tot 19 december 2004 open voor ondertekening door de Staten die partij zijn bij het Verdrag en de Staten die een samenwerkings- of associatieovereenkomst met de Organisatie hebben gesloten.2. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de ondertekenende Staten.De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur(UNESCO). 3. Dit Protocol blijft open voor toetreding door de Staten die partij zijn bij het Verdrag en de Staten die een samenwerkings- of associatieovereenkomst met de Organisatie hebben gesloten.De akten van toetreding worden neergelegd bij de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO).

Artikel 24 Inwerkingtreding 1. Dit Protocol treedt in werking dertig dagen na de nederlegging van de twaalfde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door een Staat die partij is bij het Verdrag.2. Ten aanzien van elke Staat die dit Protocol bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of daartoe toetreedt na zijn inwerkingtreding, treedt dit Protocol in werking op de dertigste dag volgend op de nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding bij de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO). Artikel 25 Kennisgeving De Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) stelt alle ondertekenende en toetredende Staten evenals de Directeur-generaal van de Organisatie in kennis van de nederlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, van de inwerkingtreding van onderhavig Protocol alsmede van elke kennisgeving van de opzegging ervan.

Artikel 26 Registratie Bij de inwerkingtreding van dit Protocol laat de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) het registreren bij het Secretariaat van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

Artikel 27 Opzegging Elke Staat die partij is bij dit Protocol kan op elk moment dit Protocol opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur(UNESCO). De opzegging wordt een jaar na de datum van ontvangst van deze kennisgeving van kracht, tenzij de kennisgeving een latere datum vermeldt.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Genève, op 18 maart 2004, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek en nerergelegd in het archief van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO). De Directeur-generaal van deze Organisatie zal hiervan een eensluidend gewaarmerkt afschrift doen toekomen aan alle ondertekenende en toetredende Staten.

Lijst der gebonden Staten

Staten

Datum Authentificatie

Type instemming

Datum instemming

Datum interne inwerkingtreding

BELGIE

Toetreding

08/07/2014

07/08/2014

BULGARIJE

Bekrachtiging

02/11/2006

22/02/2007

DENEMARKEN

18/03/2004

Bekrachtiging

23/11/2004

22/02/2007

DUITSLAND

18/03/2004

Bekrachtiging

30/01/2007

01/03/2007

FINLAND

18/03/2004

Bekrachtiging

08/04/2005

22/02/2007

GRIEKENLAND

18/03/2004

Bekrachtiging

08/02/2007

10/03/2007

HONGARIJE

Bekrachtiging

15/12/2005

22/02/2007

ISRAEL

Toetreding

06/01/2014

05/02/2014

ITALIE

18/03/2004

Bekrachtiging

13/06/2008

13/07/2008

NEDERLAND

18/03/2004

Aanvaarding

09/11/2004

22/02/2007

NOORWEGEN

Toetreding

30/09/2005

22/02/2007

OOSTENRIJK

Bekrachtiging

25/04/2005

22/02/2007

POLEN

Bekrachtiging

01/09/2006

22/02/2007

PORTUGAL

18/03/2004

Bekrachtiging

14/12/2007

13/01/2008

SLOVAKIJE

Toetreding

19/09/2005

22/02/2007

SPANJE

18/03/2004

Bekrachtiging

04/11/2005

22/02/2007

TSJECHISCHE REP. Bekrachtiging

16/08/2006

22/02/2007

VERENIGD KONINKRIJK

18/03/2004

Bekrachtiging

23/01/2007

22/02/2007

^