Etaamb.openjustice.be
Wet van 18 december 2015
gepubliceerd op 27 juni 2019

Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 175 betreffende de deeltijdse arbeid, aangenomen te Genève op 24 juni 1994 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar eenentachtigste zitting (2)(3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2019013129
pub.
27/06/2019
prom.
18/12/2015
ELI
eli/wet/2015/12/18/2019013129/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2015. - Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 175 betreffende de deeltijdse arbeid, aangenomen te Genève op 24 juni 1994 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar eenentachtigste zitting (1)(2)(3)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag nr. 175 betreffende de deeltijdse arbeid, aangenomen te Genève op 24 juni 1994 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar eenentachtigste zitting, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 december 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, D. REYNDERS De Minister van Werk, K. PEETERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken: 54-1221 Verslag: 26/10/2015 (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/ het Vlaamse Gewest van 19/03/2004 (Belgisch Staatsblad van 03/05/2004), Decreet van de Franse Gemeenschap van 13/12/2012 (Belgisch Staatsblad van 01/02/2013), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 22/11/2010 (Belgisch Staatsblad van 10/12/2010 (Ed.2)), Decreet van het Waalse Gewest van 17/01/2013 (Belgisch Staatsblad van 04/02/2013), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 10/03/2005 (Belgisch Staatsblad van 01/04/2005), Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 19/04/2007 (Belgisch Staatsblad van 22/06/2007 (Ed.2)). (3) Zie lijst gebonden staten. Conventie nr. 175 inzake deeltijdse arbeid De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Bestuur van het Internationaal Arbeidsbureau en daar vergaderd op 7 juni 1994 in haar 81ste zitting;

Gelet op het grote belang, voor deeltijdse werknemers van de bepalingen van het Verdrag betreffende gelijke beloning, 1951, van het Verdrag betreffende discriminatie (beroep en beroepsuitoefening), 1958, en van het Verdrag en de Aanbeveling betreffende werknemers met gezinsverantwoordelijkheid, 1981;

Tevens gelet op het grote belang voor deze werknemers, van het Verdrag betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming tegen werkloosheid, 1988, en van de Aanbeveling betreffende het werkgelegenheidsbeleid (aanvullende bepalingen), 1984;

Erkennend het belang van productief en vrij gekozen werk voor alle werknemers, het belang van deeltijdse arbeid voor de economie, de noodzaak dat in het werkgelegenheidsbeleid rekening wordt gehouden met de rol die deeltijdse arbeid vervult om de werkgelegenheid te stimuleren alsmede de noodzaak om de bescherming van deeltijdse werknemers te waarborgen op het gebied van toegang tot de arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid;

Na beslist te hebben bepaalde voorstellen betreffende deeltijdse arbeid goed te keuren, een onderwerp dat als vierde punt op de agenda van de zitting genoteerd staat;

Na beslist te hebben dat deze voorstellen de vorm dienen aan te nemen van een internationaal verdrag, keurt de Internationale Conferentie heden, op vierentwintig juni negentienhonderd vierennegentig, het volgende Verdrag goed, dat hierna het Verdrag inzake deeltijdse arbeid, 1994 zal worden genoemd.

Artikel 1.Ter fine van dit Verdrag: a. wordt verstaan onder,"deeltijdse werknemer": een werknemer in loondienst van wie de normale arbeidsduur korter is dan die van de voltijdse werknemer die zich in een vergelijkbare situatie bevindt;b. kan de normale arbeidsduur bedoeld onder alinea a worden berekend op weekbasis of gemiddeld in de loop van een bepaalde arbeidsperiode;c. verwijst het begrip voltijdse werknemer die zich in een vergelijkbare situatie bevindt naar een voltijdse werknemer die i.dezelfde soort arbeidsverhouding heeft; ii. dezelfde arbeid of soortgelijke arbeid verricht, dan wel hetzelfde beroep of een soortgelijk beroep uitoefent, en iii. tewerkgesteld is in dezelfde vestiging of, wanneer er binnen die vestiging geen voltijdse werknemers zijn die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, binnen dezelfde onderneming of wanneer er binnen die onderneming geen voltijdse werknemers zijn die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, binnen dezelfde bedrijfstak, als de desbetreffende deeltijdse werknemer; d. worden voltijdse werknemers die gedeeltelijk werkloos zijn, d.w.z. bij een collectieve en tijdelijke vermindering van hun normale arbeidsduur om economische, technische of structurele redenen, niet beschouwd als deeltijdse werknemers.

Art. 2.Dit Verdrag laat gunstiger bepalingen die van toepassing zijn op deeltijdse werknemers op grond van andere internationale arbeidsverdragen onverlet.

Art. 3.1. Dit Verdrag is van toepassing op alle deeltijdse werknemers, dat betekent dat een Lid, na raadpleging van de betrokken representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties bepaalde categorieën werknemers of vestigingen geheel of gedeeltelijk van het toepassingsgebied ervan kan uitsluiten wanneer die toepassing ervan op hen aanzienlijke problemen zou opleveren. 2. Ieder Lid dat dit Verdrag bekrachtigt en dat zich beroept op de in het voorgaande lid geboden mogelijkheid, dient in zijn verslagen over de toepassing van het Verdrag ingevolge artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie iedere bepaalde categorie werknemers of vestigingen te vermelden die aldus is uitgesloten, alsook de redenen waarom deze uitsluiting noodzakelijk werd of nog steeds wordt geacht.

Art. 4.Er dienen maatregelen te worden genomen opdat deeltijdse werknemers dezelfde bescherming krijgen als de voltijdse werknemers die zich in een vergelijkbare situatie bevinden wat betreft: a. het vakbondsrecht, het recht op collectief overleg, alsmede het recht om op te treden als vertegenwoordigers van de werknemers;b. veiligheid en gezondheid op het werk;c. discriminatie in beroep en beroepsuitoefening.

Art. 5.In de nationale wetgeving en praktijk dienen er passende maatregelen te worden genomen opdat deeltijdse werknemers een basissalaris ontvangen dat, berekend op uurbasis, dan wel aan de hand van prestatie of productie, niet lager ligt dan het volgens dezelfde methode berekende basissalaris van de voltijdse werknemers die zich in een vergelijkbare situatie bevinden; het mag niet lager liggen louter omdat ze deeltijds werken.

Art. 6.Wettelijke stelsels voor sociale zekerheid die verband houden met de uitoefening van een beroepsactiviteit dienen zo te worden aangepast dat deeltijdse werknemers voorwaarden genieten die gelijkwaardig zijn aan die van voltijdse werknemers die zich in een vergelijkbare situatie bevinden; deze voorwaarden kunnen worden bepaald in verhouding tot de arbeidsduur, bijdragen of verdiensten dan wel op een andere wijze in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk.

Art. 7.Er dienen maatregelen te worden genomen opdat deeltijdse werknemers voorwaarden genieten die gelijkwaardig zijn aan die van voltijdse werknemers die zich in een vergelijkbare situatie bevinden en wel op de volgende vlakken: a. moederschapsbescherming;b. stopzetting van het werkverband;c. betaald jaarlijks verlof en betaalde feestdagen;d. ziekteverzuim. met dien verstande dat de financiële vergoeding kan worden vastgesteld in verhouding tot de arbeidsduur of de verdiensten.

Art. 8.1. Deeltijdse werknemers wiens arbeidsduur of verdiensten lager liggen dan vastgestelde drempels, kunnen door een Lid worden uitgesloten van: a. het toepassingsgebied van ieder wettelijk stelsel voor sociale zekerheid bedoeld in artikel 6, behalve indien het gaat om prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;b. het toepassingsgebied van iedere getroffen maatregel van domeinen bedoeld in artikel 7, behalve van de maatregelen inzake moederschapsbescherming anders dan de maatregelen voorzien in de wettelijke stelsels voor sociale zekerheid.2. De drempels vermeld in de eerste paragraaf dienen laag genoeg te zijn om te vermijden dat een onredelijk hoog percentage deeltijdse werknemers wordt uitgesloten.3. Een Lid dat zich beroept op de mogelijkheid voorzien in de eerste paragraaf hierboven, dient: a.de geldende drempels regelmatig te herzien; b. in zijn verslagen over de toepassing van het Verdrag volgens artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, de geldende drempels aan te geven en de redenen daarvoor.Hij dient tevens aan te geven of er wordt overwogen de bescherming geleidelijk uit te breiden naar de uitgesloten werknemers. 4. De meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties dienen te worden geraadpleegd bij het vaststellen, het opnieuw bekijken en het herzien van de drempels bedoeld in dit artikel.

Art. 9.1. Er dienen maatregelen te worden genomen om de toegang tot productief en vrij gekozen deeltijds werk te vergemakkelijken; deeltijds werk dat beantwoordt aan de behoeften van zowel de werkgevers als de werknemers mits de bescherming bedoeld in artikelen 4 t/m 7 hierboven is gewaarborgd. 2. Deze maatregelen dienen te omvatten: a.het herbekijken van wettelijke bepalingen waardoor het deeltijds werken of het aanvaarden van deeltijds werk, mogelijk kan worden verhinderd of ontmoedigd; b. het gebruik van eventueel bestaande diensten voor arbeidsbemiddeling om na te gaan welke mogelijkheden er op het gebied van deeltijds werk bestaan en deze bekend te maken in het kader van hun informatie- en bemiddelingsactiviteiten;c. bijzondere aandacht, binnen het werkgelegenheidsbeleid, voor de behoeften en de voorkeuren van specifieke groepen, zoals werklozen, werknemers met gezinsverantwoordelijkheden, oudere werknemers, werknemers met een beperking alsook werknemers die studeren of een opleiding volgen.3. Deze maatregelen kunnen mede betrekking hebben op het onderzoek naar en de verspreiding van informatie over de mate waarin deeltijds werk beantwoordt aan de economische en sociale doelstellingen van werkgevers en werknemers.

Art. 10.Waar mogelijk dienen er maatregelen te worden getroffen om ervoor te zorgen dat de overgang van voltijds naar deeltijds werk, of omgekeerd, vrijwillig verloopt, in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk.

Art. 11.Dit Verdrag moet uitgevoerd worden door middel van wet- en regelgeving, voor zover er nog geen uitvoering aan wordt gegeven door collectieve overeenkomsten of eender welk ander instrument overeenkomstig de nationale praktijk. De meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties dienen te worden geraadpleegd voordat een dergelijke wetgeving wordt goedgekeurd.

Art. 12.De formele bekrachtigingen van dit Verdrag worden meegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.

Art. 13.1. Dit Verdrag verbindt alleen de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie wiens bekrachtiging door de Directeur-Generaal is geregistreerd. 2. Het treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor ieder Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd.

Art. 14.1. Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na afloop van een termijn van tien jaar na de datum van de eerste inwerkingtreding van het Verdrag en dat door middel van een akte die gericht is aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd wordt. De opzegging gaat pas in een jaar nadat ze geregistreerd werd. 2. Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na afloop van de termijn van tien jaar als bedoeld in het vorige lid gebruik maakt van de mogelijkheid tot opzegging bepaald in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaar gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaar onder de voorwaarden voorzien in dit artikel.

Art. 15.1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen die hem door de Leden van de Organisatie zijn meegedeeld. 2. Wanneer de Directeur-Generaal de leden van de Organisatie op de hoogte stelt van de tweede bekrachtiging die hem werd meegedeeld, vestigt hij de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop het Verdrag in werking zal treden.

Art. 16.Ter registratie, conform artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties deelt de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, de volledige informatie mee inzake bekrachtigingen en opzeggingen die hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Art. 17.Indien nodig, brengt de Raad van Bestuur van het Internationaal Arbeidsbureau, verslag uit aan de Algemene Conferentie over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt hij of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Art. 18.1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag goedkeurt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag het anders bepaalt: a. de bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag houdende herziening, van rechtswege onmiddellijke opzegging van dit Verdrag tot gevolg hebben, niettegenstaande artikel 14 hierboven, onder voorbehoud evenwel dat het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden;b. met ingang van de datum van inwerkingtreding van het nieuwe verdrag, houdende herziening, dit Verdrag niet langer door de Leden kan worden bekrachtigd.2. Dit Verdrag blijft in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe verdrag houdende herziening, niet zouden bekrachtigen.

Art. 19.De Engelse en de Franse tekst van dit Verdrag zijn eveneens rechtsgeldig.

LAND

Type instemming

Datum instemming

Datum inwerkingtreding

Albanië

Bekrachtiging

03/03/2003

03/03/2004

Australië

Bekrachtiging

10/08/2011

10/08/2012

België

Bekrachtiging

08/06/2016

08/06/2017

Bosnië en Herzegovina

Bekrachtiging

18/01/2010

18/01/2011

Cyprus

Bekrachtiging

28/02/1997

28/02/1998

Finland

Bekrachtiging

25/05/1999

25/05/2000

Guatemala

Bekrachtiging

28/02/2017

28/02/2018

Guyana

Bekrachtiging

03/09/1997

03/09/1998

Hongarije

Bekrachtiging

09/04/2010

09/04/2011

Italië

Bekrachtiging

13/04/2000

13/04/2001

Luxemburg

Bekrachtiging

21/03/2001

21/03/2002

Mauritius

Bekrachtiging

14/06/1996

28/02/1998

Nederland

Bekrachtiging

05/02/2001

05/02/2002

Portugal

Bekrachtiging

02/06/2006

02/06/2007

Rusland, Federatie van

Bekrachtiging

29/04/2016

29/04/2017

Slovenië

Bekrachtiging

08/05/2001

08/05/2002

Sweden

Bekrachtiging

10/06/2002

10/06/2003

^