Etaamb.openjustice.be
Wet van 16 maart 2006
gepubliceerd op 02 mei 2006

Wet tot wijziging van bepaalde basisregels van de evaluatie van de personeelsleden van de politiediensten

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000204
pub.
02/05/2006
prom.
16/03/2006
ELI
eli/wet/2006/03/16/2006000204/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 MAART 2006. - Wet tot wijziging van bepaalde basisregels van de evaluatie van de personeelsleden van de politiediensten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten

Art. 2.In artikel 13, 4°, van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, wordt het woord « functioneringsevaluatie » vervangen door het woord « evaluatie ».

Art. 3.In artikel 20, 5°, van dezelfde wet wordt het woord « functioneringsevaluatie » vervangen door het woord « evaluatie ».

Art. 4.In artikel 53 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2° wordt vervangen als volgt : « 2° « de evaluator » : het personeelslid dat, overeenkomstig artikel 120 van de wet, een gezagsverhouding heeft over de geëvalueerde, dat door zijn kennis over het functioneren van die persoon in staat is om het resultaat daarvan te beoordelen en dat ten minste tot het middenkader of het niveau B behoort;»; 2° het 3° wordt vervangen als volgt : « 3° « de eindverantwoordelijke voor de evaluatie » : het personeelslid dat, overeenkomstig artikel 120 van de wet, een gezagsverhouding heeft over de geëvalueerde en dat waakt over de coherentie van de operationele doelstellingen van zijn dienst, is : a) voor wat de personeelsleden van de lokale politie betreft : de korpschef.In de zones van de categorieën 4 en 5, bedoeld in artikel 67, kan de korpschef voor de personeelsleden, andere dan de leden van het officierskader en de leden van het administratief en logistiek kader van niveau A, een of meerdere personeelsleden die behoren tot het officierskader of tot het niveau A, aanwijzen. In alle gevallen blijft de korpschef instaan voor de coherentie van de operationele doelstellingen van zijn politiekorps; b) voor wat de personeelsleden van de federale politie betreft : 1) voor de leden van het officierskader en de leden van het administratief en logistiek kader van niveau A : naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de directeur-generaal voor de leden die onder hun gezag ressorteren;2) voor de andere leden : de directeur of het hoofd van een dienst die rechtstreeks afhangt van de commissaris-generaal of de directeur-generaal waaronder zij ressorteren;c) voor wat de personeeleden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie betreft : de inspecteur-generaal;d) voor wat de personeelsleden van het secretariaat van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, betreft : de directeur-diensthoofd;»; 3° het 4° wordt vervangen als volgt : « 4° « de evaluatie-adviseur » : de officier die of het lid van het administratief en logistiek kader van niveau A dat de commissaris-generaal, de directeur-generaal, de korpschef, de inspecteur-generaal of de directeur-diensthoofd kan aanwijzen om de eindverantwoordelijke voor de evaluatie bij te staan, in het bijzonder in de voorbereiding en het opstellen van de evaluatie-adviezen.»

Art. 5.Artikel 54 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 54.De evaluatie is de beoordeling van de beroepsbekwaamheid van het personeelslid aan de hand van drie evaluatiedomeinen. Ze strekt ertoe de bekwaamheden van de personeelsleden te ontwikkelen en de werking van de politiediensten te verbeteren. Zij gebeurt volgens een beschrijvende methode.

De in het eerste lid bedoelde evaluatiedomeinen zijn de volgende : 1° de overeenstemming van de beroepsbekwaamheid van het personeelslid met het competentieprofiel van de uitgeoefende functie;2° de houding ten aanzien van de waarden van de politiediensten;3° het realiseren van de doelstellingen.»

Art. 6.Artikel 55 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 55.De evaluatie wordt steeds besloten met een eindvermelding « goed », « bevredigend » of « onvoldoende ». Bovendien wordt per evaluatiedomein een partiële vermelding « goed », « bevredigend » of « onvoldoende » uitgebracht. »

Art. 7.Artikel 56 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 56.Alle personeelsleden worden geëvalueerd door een evaluator.

De eindverantwoordelijke voor de evaluatie beslecht het beroep ingesteld door de geëvalueerde tegen een partiële vermelding of een eindvermelding toegekend door de evaluator. »

Art. 8.In dezelfde wet wordt een artikel 56bis ingevoegd, luidende : «

Art. 56bis.Bij de afhandeling van eenzelfde evaluatiedossier zijn de functies van evaluator en evaluatie-adviseur onverenigbaar. »

Art. 9.Artikel 58 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 58.Elke evaluatieperiode vangt aan met een planningsgesprek en wordt afgesloten met een evaluatiegesprek. In de loop van de evaluatieperiode kunnen functioneringsgesprekken worden gehouden. »

Art. 10.Artikel 59 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 59.Het planningsgesprek is een tweerichtingsgesprek tussen de geëvalueerde en de evaluator waarbij zij overeenkomen wat er verwacht wordt van de geëvalueerde en hoe hij zijn ambt moet uitoefenen. »

Art. 11.Artikel 60 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 60.Het functioneringsgesprek is een tweerichtingsgesprek tussen de geëvalueerde en de evaluator dat betrekking heeft op het functioneren van de geëvalueerde in de dienst waarin zij samenwerken.

Het weegt hoofdzakelijk af hoe de geëvalueerde functioneert en in welke mate hij voldoet aan de verwachtingen. Naar aanleiding van dit gesprek kunnen de geëvalueerde en de evaluator overeenkomen om die verwachtingen aan te passen. »

Art. 12.Artikel 61 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 61.Het evaluatiegesprek is een tweerichtingsgesprek tussen de geëvalueerde en de evaluator dat betrekking heeft op het functioneren van de geëvalueerde tijdens de evaluatieperiode in de dienst waarin zij samenwerken. Het weegt af hoe de geëvalueerde heeft gefunctioneerd en in welke mate hij heeft voldaan aan de verwachtingen. »

Art. 13.Artikel 62 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 63 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 63.Alle personeelsleden bedoeld in artikel 53, 2° tot 4° moeten een opleiding betreffende de evaluatie volgen. Alleen de evaluaties opgemaakt door de personeelsleden die deze opleiding hebben gevolgd, zijn geldig. »

Art. 15.Artikel 64 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « of met twee partiële vermeldingen « onvoldoende ». »

Art. 16.In artikel 83 van dezelfde wet wordt het woord « functioneringsevaluaties » vervangen door het woord « evaluaties ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten

Art. 17.In artikel XII.VII.7 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, zoals bekrachtigd door de programmawet van 30 december 2001, worden de woorden « zes maanden » vervangen door de woorden « twaalf maanden ». HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling

Art. 18.Met uitzondering van dit artikel, treedt deze wet in werking op een door de Koning te bepalen datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat ze met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerst Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Wetsontwerp nr. 51-2009/1.

Zitting 2005-2006.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Verslag nr. 51-2009/2. - Tekst verbeterd door de commissie nr. 51-2009/3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat nr. 51-2009/4.

Integraal verslag : 2 februari 2006.

Senaat : Parlementair stuk. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat nr. 3-1553/1.

^