Etaamb.openjustice.be
Wet van 16 juni 2006
gepubliceerd op 03 mei 2019

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Guatemala inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 14 april 2005 (2)(3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2018031040
pub.
03/05/2019
prom.
16/06/2006
ELI
eli/wet/2006/06/16/2018031040/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

16 JUNI 2006. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Guatemala inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 14 april 2005 (1)(2)(3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Guatemala inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 14 april 2005, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Buitenlandse Handel, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld: De Minister van Justitie, L. ONKELINX _______ Nota's (1) Senaat van België (www.senate.be): Stukken: 3-1524.

Integraal verslag: 21/02/2006.

Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken: 51-2430.

Verslag: 04/05/2006 (2) Decreet van het Vlaamse Gewest van 07/07/2006 (Belgisch Staatsblad van 20/10/2006), Decreet van het Waalse Gewest van 03/05/2007 (Belgisch Staatsblad van 31/05/2007), Ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 30/03/2006 (Belgisch Staatsblad van 13/04/2006).(3) Inwerkingtreding: 01/09/2007. Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Guatemala inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE, DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, de Vlaamse regering, de Waalse regering, en de Brusselse Hoofdstedelijke regering, enerzijds, en DE REGERING VAN DE REPUBLIEK GUATEMALA, anderzijds, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »), VERLANGENDE hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige voorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, ZIJN het volgende overeengekomen : Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term : 1. « investeerder » : a) de « onderdanen », zijnde elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Guatemala wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Guatemala;b) de « vennootschappen », zijnde elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Guatemala en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Guatemala.2. « investering » : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming, met inbegrip van minderheidsdeelnemingen dan wel onrechtstreekse deelnemingen, in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, merken en goodwill; d) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » zoals bedoeld in deze Overeenkomst. 3. « opbrengst » : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, intrest, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en honoraria.4. « grondgebied » : a) het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, dit wil zeggen de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van het Koninkrijk België uitstrekken en waarin het, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen;b) het grondgebied van de Republiek Guatemala alsmede het luchtruim, de zeegebieden, de binnenwateren, de zeegebieden, dit wil zeggen de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de Republiek Guatemala uitstrekken en waarin ze, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.5. « Milieuwetten » : alle wetten en voorschriften van de Overeenkomstsluitende Partijen, of een bepaling uit die wetgeving, die in hoofdzaak gericht is op de bescherming van het milieu dan wel het voorkomen van enig gevaar voor het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, door : a) het voorkomen, verminderen of beheersen van de uitstoot, de lozing of de emissie van verontreinigende stoffen en contaminanten;b) het beheersen van milieugevaarlijke of toxische chemicaliën, stoffen, materialen en afvalstoffen, en het verspreiden van desbetreffende informatie;c) het beschermen of in stand houden van in het wild levende dier- en plantensoorten, met inbegrip van bedreigde soorten, hun habitat en speciaal beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij.6. « Arbeidswetten » : de wetten en voorschriften van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Guatemala, of bepalingen uit die wetgeving, die rechtstreeks verband houden met de volgende internationaal erkende rechten van werknemers : a) het recht op vereniging;b) het recht op organisatie en collectieve onderhandeling;c) het verbod op het gebruik van enige vorm van dwang- of slavenarbeid;d) een minimumleeftijd voor de tewerkstelling van kinderen;e) redelijke arbeidsomstandigheden op het gebied van minimumloon, aantal werkuren, veiligheid en gezondheid.7. « openbaar nut » : a) wat het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreft : openbaar nut, veiligheid of nationaal belang;b) wat de Republiek Guatemala betreft : maatschappelijk nut, sociale waarde of openbaar belang. Bevordering van investeringen

Art. 2.1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving. 2. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert overeenkomstig haar wetten en voorschriften het sluiten en uitvoeren van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met zodanige investeringen. Bescherming van investeringen

Art. 3.1. Alle rechtstreekse of onrechtstreekse investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn met het oog op de handhaving van de openbare orde, genieten zodanige investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke ongegronde of discriminatoire maatregel die in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren. 2. De behandeling en bescherming zoals bedoeld onder punt 1 zijn ten minste gelijk aan de behandeling en bescherming die investeerders van een derde Staat genieten en ze zijn hoe dan ook niet minder gunstig dan de behandeling en bescherming waarin de internationale wetgeving voorziet.3. Zodanige behandeling en bescherming behelzen geenszins de voorrechten die door een Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan investeerders van een derde Staat in het kader van diens lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige andere vorm van regionale economische organisatie. Nationale behandeling en meest begunstigde natie

Art. 4.1. In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Partij de nationale behandeling en de behandeling van meest begunstigde natie. 2. Met betrekking tot de werking, het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot, de verkoop of de vervreemding van investeringen dient elke Overeenkomstsluitende Partij investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan haar eigen investeerders of de investeerders van een andere Staat, zo laatstgenoemde behandeling gunstiger is.3. Deze behandeling behelst geenszins de voorrechten die door een Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan investeerders van een derde Staat in het kader van diens lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige andere vorm van regionale economische organisatie. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op belastingzaken.

Onteigening en schadeloosstelling

Art. 5.1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen. 2. Wanneer om redenen van openbaar nut van het bepaalde in het eerste lid moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de investeringen op de dag voordat de maatregelen werden genomen of bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt uitgekeerd in gelijk welke omwisselbare munt. Ze moet zonder onnodige vertraging worden uitbetaald en moet vrij kunnen worden overgemaakt. Vanaf het tijdstip waarop het bedrag van de schadeloosstelling wordt vastgelegd tot op de datum van uitkering, levert ze intrest op aan het normale banktarief. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die niet minder gunstig is dan die welke door laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij aan de eigen investeerders wordt verleend.5. Met betrekking tot alle in dit artikel besproken aangelegenheden, verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan de behandeling die op haar grondgebied aan de investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend. Overmakingen

Art. 6.1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de toelating om alle met een investering verband houdende uitkeringen vrij over te maken. De uitkeringen zijn onder andere doch niet uitsluitend : a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengst van investeringen;d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van investeringen, met inbegrip van vermogensaanwas of meerwaarden van het geïnvesteerd kapitaal;e) de in toepassing van artikel 5 uitgekeerde schadeloosstelling.2. De onderdanen van beide Overeenkomstsluitende Partijen, die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan een evenredig deel van hun bezoldiging over te maken naar hun land van herkomst.3. Alle overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de nodige vergunningen die vereist zijn om de overmaking zonder onnodige vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke heffingen en kosten.5. De in dit artikel bedoelde garanties zijn ten minste gelijk aan die welke worden verstrekt aan de investeerders van de meest begunstigde natie. Subrogatie

Art. 7.1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een verzekering voor niet-commerciële risico's ter dekking van een investering, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten en schuldvorderingen van de investeerders is getreden. 2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. Toepasbare regeling

Art. 8.Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij bestaande internationale overeenkomsten of internationale overeenkomsten waarbij de Overeenkomstsluitende Partijen op een later tijdstip partij kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij gebruik maken van de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.

Specifieke overeenkomsten

Art. 9.1. Investeringen waarvoor een specifieke overeenkomst is gesloten tussen een van de Overeenkomstsluitende Partijen en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de specifieke overeenkomst. 2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat te allen tijde in voor het naleven van de verbintenissen die zij jegens investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan. Regeling van investeringsgeschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij

Art. 10.1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste Partij die een vordering instelt. De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.

Met het oog op het regelen van investeringsgeschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zal tussen de desbetreffende Partijen overleg worden gevoerd. 2. Wanneer het geschil binnen zes maanden na de kennisgeving niet kan worden geregeld, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij er bij dezen mee in het geschil naar keuze van de investeerder, voor arbitrage voor te leggen aan één van de volgende instellingen : - een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.); - het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, zodra elk van de Overeenkomstsluitende Partijen die partij zijn bij deze Overeenkomst partij is geworden bij het Verdrag. Zolang deze voorwaarde niet is vervuld, aanvaarden de Overeenkomstsluitende Partijen dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen overeenkomstig de Regels betreffende de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D. : - het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel in Parijs; - het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel in Stockholm.

Wanneer voor één bepaald geschillenbeslechtingsmechanisme wordt gekozen, kan het geschil niet nog langs een andere weg worden geregeld, ook niet door de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan. 3. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een in Artikel 7 van deze Overeenkomst vermelde verzekeringspolis of waarborg heeft ontvangen die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.4. Het scheidsgerecht beslist op grond van de nationale wetgeving en van de regels inzake wetsconflicten van de Overeenkomstsluitende Partij bij het geschil op wier grondgebied de investering werd gedaan alsmede op basis van het bepaalde in deze Overeenkomst, de met het oog op de investering eventueel aangegane specifieke overeenkomst en overeenkomstig de internationale rechtsbeginselen.5. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst

Art. 11.1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht. 2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen.Deze Commissie komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onnodige vertraging bijeen. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een scheidsgerecht ad hoc dat voor elk geval afzonderlijk wordt samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.

Indien de voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de vice-voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoemingen te verrichten. Indien de vice-voorzitter onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt het oudste lid van het Internationale Gerechtshof die geen onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij, verzocht de benoemingen te verrichten. 4. Het aldus samengesteld scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

Toepassingsgebied

Art. 12.Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig de wet- en regelgeving van laatstgenoemde. Ze is evenwel niet van toepassing op investeringsgeschillen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

Milieumaatregelen

Art. 13.1. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen niveau van nationale milieubescherming te bepalen en de beleidslijnen en prioriteiten ter zake van milieuontwikkeling vast te leggen alsmede haar ad hoc wetten dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen.

Elke Overeenkomstsluitende Partij ziet erop toe dat haar wetgeving een hoog niveau van milieubescherming waarborgt en stelt alles in het werk om voornoemde wetten voortdurend bij te sturen. 2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale milieuwetten te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van voornoemde wetten wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan in het kader van internationale milieuovereenkomsten.Ze zien erop toe dat deze verbintenissen in hun nationale wetten ten volle worden erkend en toegepast. 4. De Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de normen inzake milieubescherming bij te sturen.Op verzoek van een Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in over eender welk punt van dit artikel overleg te plegen met regeringsvertegenwoordigers.

Arbeidsmaatregelen

Art. 14.1. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen normen ter bescherming van de arbeid vast te leggen en haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen. Elke Overeenkomstsluitende Partij ziet erop toe dat haar wetten voorzien in arbeidsnormen die in overeenstemming zijn met de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het 6e lid van Artikel 1, en stuurt ze dienovereenkomstig bij. 2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale arbeidswetten te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij ziet er dan ook op toe dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van deze wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan als lid van de Internationale Arbeidsorganisatie alsmede hun verbintenissen op grond van de Verklaring van de IAO over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en de follow-up ervan.De Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de arbeidsbeginselen en de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het 6e lid van artikel 1, worden erkend en beschermd middels hun nationale wetgeving. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de arbeidsnormen bij te sturen.Op verzoek van een Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in over eender welk punt van dit artikel overleg te plegen met regeringsvertegenwoordigers.

Inwerkingtreding en duur

Art. 15.1. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke vereisten is voldaan. Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid. 2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging. TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 14 april 2005, in tweevoud in de Nederlandse, de Franse, de Spaanse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

^