gepubliceerd op 19 november 2003
Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Polen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, ondertekend te Brussel op 13 november 2000 (2)
13 MEI 2003. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Polen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, ondertekend te Brussel op 13 november 2000 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Polen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, ondertekend te Brussel op 13 november 2000, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Binnenlandse Zaken, A.DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2002-2003. Senaat.
Documenten.
Ontwerp van wet ingediend op 21 februari 2003, nr. 2-1466/1.
Verslag namens de commissie, nr. 2-1466/2.
Parlementaire Handelingen.
Bespreking, vergadering van 20 maart 2003.
Stemming, vergadering van 20 maart 2003.
Zitting 2002-2003.
Kamer.
Documenten.
Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-2396/1.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2396/2.
Parlementaire Handelingen.
Bespreking, vergadering van 3 april 2003.
Stemming, vergadering van 3 april 2003. (2) Dit Verdrag zal op 1 januari 2004 in werking treden. VERDRAG TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK POLEN INZAKE DE BESTRIJDING VAN DE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Republiek Polen Hierna genoemd de Verdragsluitende Partijen, Geleid door de wens om de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen de Staten te bevorderen, en in het bijzonder door de gemeenschappelijke wil om de politiële samenwerking tussen beide Staten op te voeren;
Bezorgd door de verbreiding van de georganiseerde criminaliteit;
Geleid door de wens deze samenwerking op te voeren in het kader van de internationale overeenkomsten die beide Verdragsluitende Staten hebben ondertekend inzake de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden, inzonderheid het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ondertekend te Rome op 4 november 1950, alsmede van de bescherming van personen ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
Overwegende dat de criminaliteit een ernstige bedreiging vormt van de sociaal-economische vooruitgang van de Verdragsluitende Staten en dat de recente ontwikkelingen van de georganiseerde internationale criminaliteit de werking van hun instellingen in gevaar brengt;
Overwegende dat de strijd tegen mensenhandel en de bestrijding van de seksuele uitbuiting van kinderen, inzonderheid bedoeld in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, daaronder begrepen de productie, de verkoop, het verdelen of andere vormen van handel in pornografisch materiaal waarbij kinderen zijn betrokken, een zorg is van de Verdragsluitende Partijen;
Overwegende dat de bestrijding van het illegaal reizen van en naar het grondgebied van de Staten en van illegale migratie, alsmede de uitbanning van georganiseerde netwerken die betrokken zijn bij de organisatie van dergelijke illegale handelingen één van de belangrijkste doelstellingen van de Verdragsluitende Staten vormen;
Overwegende dat de productie van en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, zoals omschreven in het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen opgemaakt te New York op 30 maart 1961, in het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 21 februari 1971, alsmede in het Verdrag van de Verenigde Naties ondertekend te Wenen op 20 december 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, een gevaar zijn voor de gezondheid en de veiligheid van de burgers;
Overwegende dat de criminaliteit gerelateerd aan kernmateriaal en nucleair materiaal zoals omschreven in artikel 7, § 1, van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal ondertekend te Wenen en te New York op 3 maart 1980 eveneens een bedreiging is van de gezondheid en de veiligheid van de burgers;
Overwegende dat de strijd tegen met terrorisme verwante criminaliteit in de zin van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme ondertekend te Straatsburg op 27 januari 1977 noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de democratische waarden en instellingen;
Overwegende dat enkel het harmoniseren van de relevante wetgeving niet volstaat om de criminaliteit en het verschijnsel illegale migratie doeltreffend te bestrijden;
Overwegende dat bilaterale samenwerking, inzonderheid door uitwisseling en verwerking van gegevens, noodzakelijk is om die criminaliteitsverschijnselen te bestrijden en te voorkomen;
Overwegende dat de verwezenlijking van deze opdrachten een reeks gepaste maatregelen en een nauwe samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen vereist;
Op grond van het wederkerigheidsbeginsel en onder voorbehoud van de eerbiediging van de normen van internationaal recht en van het nationaal recht van de Verdragsluitende Partijen;
Hebben besloten dit Verdrag te sluiten : Artikel 1 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe samen te werken op het vlak van de voorkoming, de vervolging en de bestraffing van de georganiseerde criminaliteit, alsmede op dat van de voorkoming van bedreigingen van de openbare orde en veiligheid, inzonderheid betreffende : 1) de identificatie van de personen die strafbare feiten hebben gepleegd;2) de opsporing van de personen die ervan worden verdacht strafbare feiten te hebben gepleegd;3) de opsporing van voorwerpen die voortkomen uit strafbare feiten.2. De samenwerking bedoeld in paragraaf 1 betreft inzonderheid de voorkoming, de vervolging en de bestraffing van de volgende strafbare feiten : 1) misdrijven tegen het leven en de gezondheid van personen, inzonderheid ernstig lichamelijk letsel;2) vrijheidsberoving, gijzeling of opsluiting;3) strafbare feiten die verband houden met de productie van en de sluikhandel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren;4) proxenetisme, mensenhandel en seksuele uitbuiting van minderjarigen en in het bijzonder de productie met het oog op de verdeling en de verdeling van pornografisch materiaal waarbij minderjarigen zijn betrokken;5) illegale migratie en mensenhandel;6) chantage, daaronder begrepen afpersing van geld met het oog op bescherming;7) illegale productie en diefstal van, illegale handel in kernmateriaal, radioactief materiaal en andere gevaarlijke stoffen, alsmede het onverantwoord gebruik ervan en de bedreiging op onverantwoorde wijze gebruik ervan te maken;8) diefstal van en sluikhandel in wapens, munitie en springstoffen, alsmede de illegale productie ervan;9) vervalsing of vervorming van betaalmiddelen en waardepapieren, het gebruik en het in omloop brengen ervan;10) vervalsing of vervorming van officiële documenten, het gebruik en het in omloop brengen ervan;11) illegale economische bedrijvigheid;12) witwassen van opbrengsten van strafbare feiten;13) corruptie;14) diefstal van, sluikhandel en illegale handel in kunstwerken, historische voorwerpen en andere goederen die tot het cultureel patrimonium behoren;15) diefstal van, sluikhandel in en illegale handel in motorvoertuigen;16) strafbare feiten van gemeen recht die verband houden met terroristische activiteiten. Artikel 2 De Verdragsluitende Partijen verbinden zich tevens ertoe samen te werken op het vlak van : 1) opspporing van personen die zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de straf die hen wegens het plegen van strafbare feiten is opgelegd;2) opsporing van verdwenen personen, identificatie van niet-geïdentificeerde personen, controle van de identiteit van de personen van wie de identiteit dubieus is, alsmede identificatie van de onbekende lijken. Artikel 3 1. Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar bijstand en voorzien in een nauwe en voortdurende samenwerking.Zij wisselen inzonderheid alle relevante en belangrijke gegevens uit. 2. samenwerking kan de vorm aannemen van permanent contact via verbindingsofficieren die daartoe in iedere Verdragsluitende Partij moeten worden aangewezen. Artikel 4 Teneinde de samenwerking bedoeld in de artikelen 1 tot 3 te verwezenlijken, 1) In de Verdragsluitende Partijen over tot de uitwisseling van : a) gegevens en materiaal betreffende : - de personen die zijn betrokken bij de strafbare feiten bedoeld in artikel 1; - de structuur, de modus operandi en het resultaat van de criminele analyses van de criminele organisaties; - de resultaten van de ingestelde vorderingen of rechtsplegingen; - de resultaten van onderzoek en van criminalistiek deskundigenonderzoek; - de strafrechtelijke bepalingen met betrekking tot de strafbare feiten; b) vergelijkende monsters gebruikt in het kader van criminalistiek deskundigenonderzoek;c) modellen van de documenten waarin toestemming wordt verleend om de grens te overschrijden, de afdrukken van de stempels die op deze documenten worden aangebracht, alsmede de diverse categorieën van visa en de symbolen ervan;2) voorzien de Verdragsluitende Partijen zonder onverantwoorde vertraging in een passend politieel optreden dat is gecoördineerd en waarover overleg is gevoerd, voorzover dergelijk optreden of de uitvoering ervan krachtens het nationaal recht van de aangezochte Verdragsluitende Partij niet is voorbehouden aan de gerechtelijke autoriteiten, dan wel de uitvoering ervan niet de toepassing van dwangmaatregelen door de aangezochte Verdragsluitende Partij onderstelt;3) verlenen de Verdragsluitende Partijen elkaar onderlinge hulp bij de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van de verzoeken om rechtshulp overeenkomstig de internationale juridische instrumenten die terzake van toepassing zijn. Artikel 5 1. Op het vlak van de wetenschappelijke samenwerking en van de technische bijstand gaan de Verdragsluitende Partijen over tot de uitwisseling van : 1) ervaringen en gegevens, in het bijzonder inzake de methoden tot bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en van nieuwe vormen van criminele activiteiten;2) resultaten van wetenschappelijk onderzoek inzake criminalistiek, criminologie en rechtswetenschappen welke verband houden met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit;3) gegevens inzake voorwerpen gerelateerd aan de strafbare feiten;4) deskundigen met het oog op bijscholing, in het bijzonder in het kader van de criminalistische technieken en de wijzen tot bestrijding van de criminaliteit, van professionele publicaties en van andere publicaties die verband houden met dit Verdrag.2. Binnen de grenzen bepaald in paragraaf 1 stellen de Verdragsluitende Partijen de technische uitrusting bestemd voor de bestrijding van de criminaliteit ter beschikking van de organen belast met de samenwerking bedoeld in dit Verdrag.3. Het technisch materiaal dat door de ene Verdragsluitende Partij ter beschikking wordt gesteld van de andere Verdragsluitende Partij kan enkel met de instemming van de Partij die het bezorgt ter beschikking van derden worden gesteld.4. De wijze waarop technische bijstand en bijscholing wordt verleend, wordt omschreven in overeenkomsten tussen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen. Artikel 6 In bijzondere gevallen kan iedere Verdragsluitende Partij zonder een daartoe strekkend verzoek aan de andere Verdragsluitende Partij gegevens meedelen die voor laatstgenoemde belangrijk kunnen zijn met het oog op bijstand ter voorkoming en bestraffing van de strafbare feiten bedoeld in artikel 1 van dit Verdrag of ter voorkoming van bedreigingen van de openbare orde en veiligheid.
Artikel 7 Ieder gegeven verstrekt door de aangezochte Verdragsluitende Partij kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij enkel als bewijs in rechte worden aangewend nadat krachtens de terzake geldende internationale juridische instrumenten een verzoek om rechtshulp in strafzaken is ingediend.
Artikel 8 1. Alle contacten die strekken tot de toepassing van dit Verdrag geschieden rechtstreeks tussen de bevoegde centrale organen van de Verdragsluitende Partijen.De verzoeken om bijstand en de antwoorden daarop, alsmede alle andere gegevens worden schriftelijk toegezonden.
Deze organen zijn : - Voor de Republiek Polen : a) de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken;b) het Hoofd van de Dienst Bescherming van de Staat;c) de Bevelhebber van de Politie;d) de Bevelhebber van de Grenswacht; - Voor het Koninkrijk België : De afdeling Internationale Politiële Samenwerking van de Algemene Politiesteundienst. 2. Indien de formele procedure bij de centrale organen bedoeld in paragraaf 1 het optreden ter voorkoming en bestraffing van de strafbare feiten in het gedrang kan brengen, kunnen de bevoegde diensten van de verzoekende Verdragsluitende Partij het, bij wijze van uitzondering en enkel in dringende gevallen, rechtstreeks wenden tot de bevoegde diensten van de aangezochte Verdragsluitende Partij.Deze diensten kunnen daarop rechtstreeks antwoorden. 3. In de uitzonderlijke gevallen bedoeld in paragraaf twee, moet de bevoegde verzoekende dienst het bevoegde centrale orgaan van zijn eigen Staat zo spoedig mogelijk in kennis stellen van het rechtstreekse verzoek en de dringende aard ervan met redenen omkleden.4. De in paragraaf 2 bedoelde uitwisseling van gegevens kan mondeling geschieden, op voorwaarde dat zij nadien zo spoedig mogelijk schriftelijk wordt bevestigd.5. De Verdragsluitende Partijen delen elkaar langs diplomatieke weg de wijzigingen mee inzake de bevoegdheden of de benaming van de centrale organen bedoeld in paragraaf 1.6. Onverminderd de bevoegdheden van de gemengde commissie ingesteld krachtens artikel 11 van dit Verdrag, kunnen de organen en diensten die een in dit Verdrag bedoelde taak uitvoeren of functie vervullen, in het kader van hun bevoegdheden en overeenkomstig hun nationaal recht, overeenkomsten sluiten houdende toepassing van dit Verdrag en strekkende tot nadere omschrijving van de wijze van samenwerking. Artikel 9 1. In het kader van de uitwisseling van gegevens tussen de Verdragsluitende Partijen moet iedere Verdragsluitende Partij dezelfde graad van vertrouwelijkheid waarborgen die de andere Verdragsluitende Partij aan de overgezonden gegevens heeft toegekend.De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar in kennis van de graden van vertrouwelijkheid die op nationaal vlak gelden en van de maatregelen die zijn genomen om de inachtneming ervan te waarborgen. 2. Indien door één van de Verdragsluitende Staten als vertrouwelijk aangemerkte gegevens worden onthuld of indien het risico daarop bestaat, stelt de andere Verdragsluitende Partij eerstgenoemde Partij onverwijld in kennis van dat feit, van de omstandigheden en de gevolgen ervan, alsmede van de stappen die zij heeft genomen om dergelijke gevallen in de toekomst te voorkomen.3. Onverminderd het bepaalde in artikel 15, mogen als vertrouwelijk aangemerkte gegevens die met toepassing van dit Verdrag aan één van de Verdragsluitende Partijen zijn meegedeeld, door de ontvangende Verdragsluitende Partij enkel aan derden worden overgezonden met de instemming van de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partij die de informatie heeft verstrekt. Artikel 10 1. De Verdragsluitende Partijen kunnen voor bepaalde of onbepaalde duur verbindingsofficieren detacheren van een Verdragsluitende Partij aan een andere Verdragsluitende Partij.2. De detachering van verbindingsofficieren strekt ertoe de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te bespoedigen, inzonderheid door de bijstand te vergemakkelijken op het stuk van : 1) de gegevensuitwisseling met het oog op de voorkoming en de bestrijding van de criminaliteit;2) de tenuitvoerlegging van de verzoeken om rechtshulp in strafzaken, overeenkomstig de terzake geldende internationale juridische instrumenten;3) de organisatie en de technische voorbereiding van het optreden van de organen bevoegd inzake de aangelegenheden bedoeld in dit Verdrag.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies en bijstand te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om autonoom politiemaatregelen uit te voeren. Zij verstrekken gegevens en voeren hun taken uit in het kader van de onderrichtingen die hen worden gegeven door de Verdragsluitende Partij van herkomst en door de Verdragsluitende Partij bij welke zij zijn gedetacheerd. Zij brengen op regelmatige tijdstippen verslag uit bij de bevoegde centrale organen van de Verdragsluitende Partij bij welke zij zijn gedetacheerd. 4. De Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van een Verdragsluitende Partij gedetacheerd bij derde Staten eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Staat vertegenwoordigen. Artikel 11 1. De Verdragsluitende Partijen voorzien in de oprichting van een gemengde commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen.De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar in kennis van de samenstelling van de gemengde commissie. 2. De gemengde commissie is ermee belast de krachtens dit Verdrag geregelde samenwerking te vergemakkelijken en te evalueren.Zij vergadert op verzoek van één van beide Partijen. De vergaderingen hebben beurtelings plaats in België en in Polen. 3. In geval van noodzaak kan de gemengde commissie permanente of occasionele gespecialiseerde werkgroepen oprichten. Artikel 12 1. De gemengde commissie ingesteld krachtens artikel 11 vergemakkelijkt de regeling van de problemen die zouden kunnen ontstaan inzake de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag.2. Ieder geschil dat niet wordt opgelost door de gemengde commissie wordt opgelost langs diplomatieke weg. Artikel 13 Behoudens andersluidende bepalingen overeengekomen tussen de Verdragsluitende Partijen, staat iedere Verdragsluitende Partij in voor de kosten verbonden aan door haar ondernomen acties in toepassing van dit Verdrag.
Artikel 14 1. De verzoeken en de uitwisseling van gegevens worden aan de andere Verdragsluitende Partij overgezonden in één van de officiële talen van de Verdragsluitende Partijen en gaan in voorkomend geval, op verzoek, vergezeld van een vertaling in een werktaal die de Verdragsluitende Partijen gemeenschappelijk hebben bepaald.2. De verzoeken en de uitwisseling van gegevens kunnen ook worden overgezonden in één van de werktalen van de Internationale Organisatie voor Criminele Politie. Artikel 15 1. De verwerking van persoonsgegevens die verband houdt met dit Verdrag is onderworpen aan het respectievelijke nationale recht van de Verdragsluitende Staten.2. Wat de verwerking van persoonsgegevens krachtens dit Verdrag betreft, verbinden de Verdragsluitende Staten zich ertoe een beschermingsniveau van de persoonsgegevens te realiseren dat overeenkomt met het bepaalde in het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en in de Aanbeveling A (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa die ertoe strekt het gebruik van persoonsgegevens voor politiële doeleinden te regelen.3. Wat de verwerking van de krachtens dit Verdrag verstrekte persoonsgegevens betreft, moeten de Verdragsluitende Partijen de volgende regels naleven : 1) de ontvangende Verdragsluitende Partij mag de gegevens enkel gebruiken voor de doeleinden waarvoor zij krachtens het Verdrag worden verstrekt en onder de voorwaarden opgelegd door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt;2) de gegevens mogen enkel worden gebruikt door de gerechtelijke autoriteiten en de organen en diensten die een taak uitvoeren of een functie bekleden in het kader van de doeleinden omschreven in dit Verdrag;de mededeling van deze gegevens aan andere instanties kan enkel plaatshebben na de voorafgaande instemming van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt; 3) de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt moet erop toezien dat zij juist en volledig zijn.Zij moet tevens waarborgen dat deze gegevens niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is. Indien zij zelf of ten gevolge van een vraag van de betrokken persoon vaststelt dat de gegevens onjuist waren of niet hadden mogen worden verstrekt, stelt zij de ontvangende Verdragsluitende Partij daarvan onverwijld in kennis. Laatstgenoemde moet de gegevens verbeteren of vernietigen; 4) een Verdragsluitende Partij mag niet aanvoeren dat de andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens heeft verstrekt om zich ten opzichte van de benadeelde persoon te onttrekken aan de aansprakelijkheid die haar krachtens het nationaal recht is opgelegd. Indien de ontvangende Verdragsluitende Partij tot herstel is gehouden door het gebruik van onjuiste verstrekte gegevens, moet de Verdragsluitende Partij die de gegevens heeft verstrekt de bedragen die de ontvangende Verdragsluitende Partij tot herstel heeft uitgekeerd integraal terugbetalen; 5) het verstrekken en de ontvangst van persoonsgegevens moeten worden geregistreerd;6) de toegang tot de gegevens ressorteert onder het nationale recht van de Verdragsluitende Partij tot welke de betrokken persoon zijn verzoek richt.De Verdragsluitende Partij waarvan de gegevens niet afkomstig zijn mag informatie betreffende deze gegevens enkel meedelen met de voorafgaande instemming van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt; 7) de ontvangende Verdragsluitende Partij stelt de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt desgewenst in kennis van het gebruik dat ervan is gemaakt en van de resultaten behaald op grond van de gegevens.4. Iedere Verdragsluitende Partij wijst een controleautoriteit aan die overeenkomstig het nationaal recht op haar grondgebied onafhankelijke controle uitoefent op de verwerking van persoonsgegevens op grond van dit Verdrag en nagaat of bedoelde verwerkingen de rechten van de betrokken persoon niet schenden.Deze controleautoriteiten zijn tevens bevoegd om problemen te onderzoeken inzake de toepassing of de uitlegging van dit Verdrag op het stuk van de verwerking van persoonsgegevens. Deze controleautoriteiten kunnen overeenkomen samen te werken in het kader van de opdrachten die hen krachtens dit Verdrag worden opgelegd. 5. Ingeval persoonsgegevens worden verstrekt door toedoen van een verbindingsofficier bedoeld in artikel 10, is het bepaalde in dit artikel eveneens van toepassing. Artikel 16 1. Iedere Verdragsluitende Partij weigert bijstand in geval van strafbare feiten die zij beschouwt als politieke of militaire delicten of als blijkt dat deze bijstand strijdig is met het nationale recht van deze Verdragsluitende Partij.2. Iedere Verdragsluitende Partij kan bijstand weigeren, dan wel geheel of gedeeltelijk aan voorwaarden onderwerpen in geval van misdrijven die samenhangen met door haar als politieke of militaire misdrijven beschouwde strafbare feiten of wanneer het verlenen van bijstand de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere essentiële belangen van de Staat zou kunnen bedreigen. Artikel 17 Het toezicht op de uitvoering van dit Verdrag geschiedt met toepassing van het nationaal recht van iedere Verdragsluitende Partij.
Artikel 18 1. Deze Overeenkomst wordt goedgekeurd overeenkomstig het nationaal recht van de Verdragsluitende Partijen.Deze goedkeuring zal worden uitgewisseld via nota's die langs diplomatieke weg worden gezonden.
Het Verdrag treedt in werking de eerste dag van de derde maand volgend op de datum van de nota die het laatst is overgezonden. 2. Dit verdrag wordt gesloten voor onbeperkte duur.Iedere Verdragsluitende Partij kan het Verdrag opzeggen door middel van een kennisgeving die langs diplomatieke weg aan de andere Verdragsluitende Partij wordt gericht. In dat geval treedt de opzegging in werking zes maanden na de datum van deze kennisgeving.
Ten blijke waarvan, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Brussel, op 13 november 2000, in twee oorspronkelijke exemplaren, ieder in de Nederlandse, de Franse en de Poolse taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.