Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 juli 2004
gepubliceerd op 13 oktober 2004

Wet houdende instemming met het Besluit van de vertegenwoordigers van de Regeringen der lid-Staten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het Satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en de leden van hun personeel worden verleend, gedaan te Brussel op 15 oktober 2001

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2004015172
pub.
13/10/2004
prom.
13/07/2004
ELI
eli/wet/2004/07/13/2004015172/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JULI 2004. - Wet houdende instemming met het Besluit van de vertegenwoordigers van de Regeringen der lid-Staten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het Satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en de leden van hun personeel worden verleend, gedaan te Brussel op 15 oktober 2001 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Besluit van de vertegenwoordigers van de Regeringen der lid-Staten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het Satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en de leden van hun personeel worden verleend, gedaan te Brussel op 15 oktober 2001, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 juli 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Staatssecretaris voor Europese Zaken en Buitenlandse Zaken, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, F. RIES Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Senaat Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 19 februari 2004, nr. 3-521/1. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 3-521/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 1 april 2004.

Kamer Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-997/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-997/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 6 mei 2004.

Besluit van de vertegenwoordigers van de Regeringen der lid-Staten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, van 15 oktober 2001, betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het Satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en de leden van hun personeel worden verleend DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN, Overwegende hetgeen volgt : (1) Met het oog op een soepele werking van het Instituut en het Satellietcentrum voor veiligheidsstudies van de Europese Unie, die door de Raad als onafhankelijke agentschappen van de Europese Unie zijn opgericht (1) (hierna « Agentschappen van de Europese Unie » genoemd), dienen aan deze nieuwe entiteiten en aan hun personeel, uitsluitend in het belang van de Europese Unie, de voor hun werking onontbeerlijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten te worden verleend, Besluiten : Artikel 1 Immuniteit van rechtsvervolging en vrijstelling van huiszoeking, beslaglegging, vordering, verbeurdverklaring en iedere andere vorm van dwangmaatregel De lokalen en gebouwen, de eigendommen, fondsen en bezittingen van de Agentschappen van de Europese Unie, ongeacht waar deze zich op het grondgebied van de lid-Staten bevinden en ongeacht wie deze onder zich heeft, zijn vrijgesteld van huiszoeking, beslaglegging, vordering, verbeurdverklaring en iedere andere vorm van dwangmaatregel van bestuurlijke of gerechtelijke aard. Artikel 2 Onschendbaarheid van archieven De archieven van de Agentschappen van de Europese Unie zijn onschendbaar.

Artikel 3 Vrijstelling van belastingen en rechten 1. In het kader van hun officiële activiteiten zijn de Agentschappen van de Europese Unie, hun bezittingen, inkomsten en andere eigendommen vrijgesteld van alle directe belastingen.2. De Agentschappen van de Europese Unie zijn vrijgesteld van indirecte belastingen en van rechten welke een deel vormen van de prijs van roerende en onroerende goederen en diensten die zij voor hun officieel gebruik hebben verworven en waarmee grote uitgaven gemoeid zijn.De vrijstelling kan worden verleend in de vorm van teruggave of kwijtschelding. 3. Goederen die overeenkomstig dit artikel met vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde of van accijnzen zijn verworven, mogen niet onder bezwarende titel of anderszins worden overgedragen, tenzij in overeenstemming met de voorwaarden die zijn overeengekomen met de lid-Staat die de vrijstelling heeft verleend.4. Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen en rechten die vergoedingen voor openbare nutsvoorzieningen zijn. Artikel 4 Faciliteiten en immuniteiten met betrekking tot berichtenverkeer De lid-Staten staan de Agentschappen van de Europese Unie toe om vrijelijk en zonder het vereiste van bijzondere toestemming te communiceren voor alle officiële doeleinden en zij beschermen dit recht van de Agentschappen. De Agentschappen van de Europese Unie zijn gerechtigd codes te gebruiken en hun officiële correspondentie en andere berichten te verzenden en te ontvangen per koerier of in verzegelde tassen, waarvoor dezelfde voorrechten en immuniteiten gelden als voor diplomatieke koeriers en tassen.

Artikel 5 Binnenkomst, verblijf en vertrek Indien nodig vergemakkelijken de lid-Staten de binnenkomst, het verblijf en het vertrek voor dienstdoeleinden van de in artikel 6 bedoelde personen. Dit laat de mogelijkheid onverlet om te verlangen dat redelijk bewijs wordt geleverd waaruit blijkt dat de personen die zich op de in dit artikel bedoelde behandeling beroepen, onder de in artikel 6 genoemde categorieën vallen.

Artikel 6 Voorrechten en immuniteiten van de leden van de organen en van de personeelsleden van de Agentschappen van de Europese Unie 1. De leden van de organen van de Agentschappen van de Europese Unie en de personeelsleden van deze Agentschappen genieten de volgende immuniteiten : a) vrijstelling van iedere vorm van rechtsvervolging voor hetgeen zij in de uitoefening van hun officiële taken hebben gezegd, geschreven of gedaan;zij blijven daarvan vrijgesteld wanneer zij niet langer lid van een orgaan of personeelslid zijn; b) al hun officiële papieren, documenten en ander officieel materiaal zijn onschendbaar;2. De personeelsleden van de Agentschappen van de Europese Unie waarvan de salarissen en emolumenten onderworpen zijn aan een belasting ten bate van deze Agentschappen als bepaald in artikel 8, zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting op de door deze Agentschappen betaalde salarissen en emolumenten.Deze salarissen en emolumenten mogen evenwel in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de belasting op inkomsten uit andere bronnen. Dit lid is niet van toepassing op pensioenen en annuïteiten die worden uitgekeerd aan voormalige personeelsleden van de Agentschappen van de Europese Unie en te hunnen laste komende personen. 3. Artikel 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de personeelsleden van de Agentschappen van de Europese Unie. Artikel 7 Uitzonderingen op immuniteiten De immuniteit die aan de in artikel 6 genoemde personen wordt verleend, strekt zich niet uit tot civiele vorderingen van derden wegens schade, lichamelijk letsel of overlijden ten gevolge van verkeersongelukken die door deze personen zijn veroorzaakt.

Artikel 8 Belastingen 1. Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door de Agentschappen van de Europese Unie zijn vastgesteld en door de Raden van Bestuur zijn bekrachtigd, worden de personeelsleden van de Agentschappen van de Europese Unie die voor ten minste een jaar in dienst zijn genomen, op de door deze Agentschappen betaalde salarissen en emolumenten aan een belasting ten bate van de Agentschappen van de Europese Unie onderworpen.2. De namen en adressen van de in dit artikel bedoelde personeelsleden van de Agentschappen van de Europese Unie en die van andere op contractbasis werkzame personeelsleden worden elk jaar aan de lid-Staten meegedeeld.De Agentschappen van de Europese Unie verstrekken aan elk van hen jaarlijks een bewijs met vermelding van het bruto- en nettobedrag van elke door deze Agentschappen in het desbetreffende jaar betaalde bezoldiging, met inbegrip van de sommen en de aard van de betalingen en de bedragen van de inhoudingen bij de bron. 3. Dit artikel is niet van toepassing op pensioenen en annuïteiten die worden uitgekeerd aan voormalige personeelsleden van de Agentschappen van de Europese Unie en te hunnen laste komende personen. Artikel 9 Bescherming van personeel Indien de directeur van het betrokken Agentschap van de Europese Unie daar om verzoekt, nemen de lid-Staten alle nodige maatregelen om de veiligheid en bescherming te waarborgen van de in dit besluit bedoelde personen wier veiligheid gevaar loopt als gevolg van ten behoeve van de Agentschappen verrichte werkzaamheden.

Artikel 10 Opheffing van immuniteiten 1. De bij dit besluit verleende voorrechten en immuniteiten worden in het belang van de Agentschappen van de Europese Unie en niet tot persoonlijk voordeel van de betrokkenen zelf verleend.Het is de plicht van de Agentschappen van de Europese Unie en alle personen die deze voorrechten en immuniteiten genieten, in alle andere opzichten de wetten en voorschriften van de lid-Staten na te leven. 2. De directeuren zijn gehouden de immuniteit van de Agentschappen van de Europese Unie en van hun personeelsleden op te heffen, in de gevallen waarin deze de rechtsgang zou belemmeren en opgeheven kan worden zonder dat de belangen van deze Agentschappen worden geschaad. Ten aanzien van de directeuren en de financieel controleurs hebben de Raden van Bestuur een soortgelijke verplichting. Ten aanzien van de leden van de Raden van Bestuur zijn de lid-Staten waarvan deze leden onderdanen zijn of de Commissie, al naar het geval, bevoegd om deze immuniteiten op te heffen. 3. Wanneer de immuniteit van de Agentschappen van de Europese Unie als bedoeld in artikel 1, is opgeheven, vinden door de justitiële autoriteiten van de lid-Staten bevolen huiszoekingen en beslagleggingen plaats in aanwezigheid van de directeur van het Agentschap van de Europese Unie of van een door hem gemachtigd persoon, overeenkomstig de geheimhoudingsregels.4. De Agentschappen van de Europese Unie werken te allen tijde met de betrokken autoriteiten van de lid-Staten samen om een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken, en voorkomen dat de bij dit besluit verleende voorrechten en immuniteiten worden misbruikt.5. Wanneer een bevoegde autoriteit of een justitieel orgaan van een lid-Staat van mening is dat sprake is van misbruik van een bij dit besluit verleend voorrecht of verleende immuniteit, pleegt het orgaan dat uit hoofde van lid 2 voor de opheffing van de immuniteit bevoegd is, op verzoek overleg met de betrokken autoriteiten om vast te stellen of bedoeld misbruik heeft plaatsgevonden.Indien dat overleg niet tot een voor beide zijden bevredigend resultaat leidt, wordt de kwestie overeenkomstig de in artikel 11 vastgestelde procedure opgelost.

Artikel 11 Regeling van geschillen 1. Geschillen over weigering om de immuniteit op te heffen van een van de Agentschappen van de Europese Unie of van een persoon die uit hoofde van zijn officiële functie immuniteit geniet als omschreven in artikel 6, lid 1, worden in de Raad besproken teneinde met eenparigheid van stemmen tot een oplossing te komen.2. Indien geen oplossing is gevonden, neemt de Raad met eenparigheid van stemmen een besluit over de wijze waarop het geschil zal worden geregeld. Artikel 12 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002, mits alle lid-Staten vóór die datum aan het secretariaat-generaal hebben meegedeeld dat de procedures voor de definitieve of tijdelijke inwerkingtreding in hun interne rechtsordes zijn gevolgd.

Artikel 13 Evaluatie Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit wordt het geëvalueerd onder toezicht van de Raden van Bestuur van de Agentschappen van de Europese Unie.

Artikel 14 Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 2001. _______ Nota's (1) Gemeenschappelijke Optredens 2001/554/GBVB (PB L 200 van 25 juli 2001, blz.1) en 2001/555/GBVB (PB L 200 van 25 juli 2001, blz. 5).

LIJST GEBONDEN STATEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit besluit is nog niet in werking getreden.

^