gepubliceerd op 09 maart 2015
Wet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Dominicaanse Republiek betreffende de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Santo Domingo op 5 mei 2009 (2)
12 MEI 2014. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Dominicaanse Republiek betreffende de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Santo Domingo op 5 mei 2009 (1) (2)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Dominicaanse Republiek betreffende de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Santo Domingo op 5 mei 2009, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 12 mei 2014.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM
VERDRAG TUSSEN HET KONINKRIJK BELGI" EN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK BETREFFENDE DE OVERBRENGING VAN GEVONNISTE PERSONEN HET KONINKRIJK BELGI", en DE DOMINICAANSE REPUBLIEK, GESTIMULEERD door de gemeenschappelijke wens de internationale samenwerking in strafzaken te verbeteren en de sociale re-integratie van gevonniste personen te bevorderen door hen hun straf te laten uitzitten in het land waarvan zij de nationaliteit hebben, ZIJN overeengekomen als volgt : ARTIKEL 1 TOEPASSINGSGEBIED 1. De partijen werken in zo ruim mogelijke mate samen met betrekking tot de overbrenging van gevonniste personen.2. De wegens strafbare feiten door een rechter opgelegde vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen ter aanvulling of vervanging van een straf die in de Dominicaanse Republiek aan Belgische onderdanen worden opgelegd, kunnen in Belgische strafinrichtingen worden uitgezeten overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag.3. De wegens strafbare feiten door een rechter opgelegde vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen ter aanvulling of vervanging van een straf die in België aan Dominicaanse onderdanen worden opgelegd, kunnen in Dominicaanse strafinrichtingen worden uitgezeten overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag. ARTIKEL 2 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Voor de toepassing van dit verdrag wordt verstaan onder : 1. "overbrengende staat" : de staat waar de veroordeling is uitgesproken en van waaruit de gevonniste persoon wordt overgebracht;2. "ontvangende staat" : de staat waarnaar de gevonniste persoon wordt overgebracht teneinde de in de overbrengende staat opgelegde straf uit te zitten;3. "gevonniste persoon" : de persoon die op het grondgebied van een van beide partijen op grond van een definitieve veroordeling is veroordeeld tot een vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel. ARTIKEL 3 TOEPASSINGSVOORWAARDEN Dit verdrag is van toepassing onder de volgende voorwaarden : 1. de handelingen of nalatigheden die tot de strafrechtelijke beslissing aanleiding hebben gegeven, moeten tevens strafbaar zijn in de ontvangende staat, ook al komen de opgelegde straf en de classificatie ervan in het strafrecht niet overeen met de straf en de classificatie waarin de wetgeving van de ontvangende staat voorziet;2. de gevonniste persoon moet de nationaliteit van de ontvangende staat bezitten;3. de gevonniste persoon moet zelf om zijn overbrenging verzoeken of moet daar uitdrukkelijk mee instemmen indien het verzoek uitgaat van de overbrengende staat of van de ontvangende staat.Ingeval de gevonniste persoon onbekwaam is, moet zijn wettelijke vertegenwoordiger instemming verlenen; 4. de op het tijdstip van de indiening van het verzoek tot overbrenging uit te zitten duur van de vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel moet meer dan zes maanden bedragen;5. de beslissing tot veroordeling moet onherroepelijk gezag van gewijsde hebben verkregen en er mogen in de overbrengende staat geen andere strafrechtelijke procedures tegen de gevonniste persoon lopen;6. tenzij bij insolventie van de gevonniste persoon, kan de overbrenging worden geweigerd indien de gevonniste persoon niet in een door de overbrengende staat voldoende geachte mate alle beschikkingen van de veroordeling heeft vervuld. ARTIKEL 4 CENTRALE AUTORITEITEN De partijen wijzen, voor het Koninkrijk België, de Federale Overheidsdienst Justitie en, voor de Dominicaanse Republiek, het parket-generaal van de Republiek aan als de met de organisatie van de in dit verdrag bedoelde taken belaste centrale autoriteiten.
ARTIKEL 5 INFORMATIEPLICHT 1. Een gevonniste persoon op wie het verdrag kan worden toegepast, moet door de centrale autoriteit van de overbrengende staat en van de ontvangende staat in kennis worden gesteld van de inhoud van dit verdrag en van de gerechtelijke gevolgen van de overbrenging.Er wordt met name aan de betrokkene meegedeeld dat hij, in voorkomend geval, kan worden vervolgd, berecht en veroordeeld op het grondgebied van de staat van tenuitvoerlegging wegens andere strafbare feiten dan die welke tot de overbrenging aanleiding geven. 2. Indien de gevonniste persoon zijn wens tot overbrenging op grond van dit verdrag aan de overbrengende staat kenbaar maakt, moet die staat de ontvangende staat zo spoedig mogelijk daarvan in kennis stellen.3. De kennisgeving moet de volgende informatie omvatten : a) de naam, voornaam, datum en plaats van geboorte van de gevonniste persoon;b) in voorkomend geval, de woonplaats van de gevonniste persoon in de ontvangende staat;c) een uiteenzetting van de feiten die tot de veroordeling aanleiding hebben gegeven;d) de aard, duur en aanvangsdatum van de straf.4. Indien de gevonniste persoon zijn wens tot overbrenging op grond van dit verdrag aan de ontvangende staat kenbaar maakt, doet de overbrengende staat die staat, op diens verzoek, de in het vorige lid bedoelde informatie toekomen.5. De gevonniste persoon moet schriftelijk in kennis worden gesteld van alle door de ontvangende staat of door de overbrengende staat met toepassing van de vorige leden ondernomen stappen, alsmede van alle door een van beide Staten genomen beslissingen met betrekking tot een verzoek tot overbrenging.6. De door de gevonniste persoon verleende instemming met de overbrenging is onherroepelijk gedurende een periode van 90 dagen na het verlenen van de instemming. ARTIKEL 6 VERZOEKEN EN ANTWOORDEN 1. De verzoeken tot overbrenging en de antwoorden daarop geschieden schriftelijk en worden aan de in dit verdrag aangewezen centrale autoriteiten toegezonden.2. De ontvangende staat en de overbrengende staat beschikken over een discretionaire bevoegdheid om de overbrenging van de gevonniste persoon te weigeren en moeten hun beslissing aan de verzoekende partij meedelen.De kennisgeving aan de andere staat van de beslissing tot weigering van de overbrenging moet niet met redenen worden omkleed. 3. De aangezochte staat stelt de verzoekende staat zo spoedig mogelijk in kennis van zijn beslissing of al dan niet wordt ingestemd met de overbrenging waarom is verzocht. ARTIKEL 7 BEWIJSSTUKKEN 1. De ontvangende staat verstrekt de overbrengende staat op diens verzoek : a) een stuk of verklaring waaruit blijkt dat de gevonniste persoon de nationaliteit van die staat bezit;b) een afschrift van de wettelijke bepalingen van de ontvangende staat waaruit blijkt dat de handelingen of nalatigheden die tot de veroordeling in de overbrengende staat aanleiding hebben gegeven, overeenkomstig de wetgeving van de ontvangende staat een strafbaar feit opleveren of zouden opleveren indien zij zich op zijn grondgebied voordoen.2. Indien om een overbrenging wordt verzocht, moet de overbrengende staat de ontvangende staat de hierna genoemde stukken verstrekken, tenzij een van de betrokken Staten kenbaar heeft gemaakt dat hij niet langer instemt met de overbrenging : a) een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de definitieve veroordeling en van de toegepaste wettelijke bepalingen;b) de vermelding van het reeds uitgezeten gedeelte van de veroordeling, alsmede alle informatie betreffende een eventuele voorlopige hechtenis, herziening van de straf of andere handelingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de veroordeling;c) een verklaring waarin de gevonniste persoon instemt met zijn overbrenging.Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, moet de overbrengende staat zich ervan vergewissen dat de gevonniste persoon vrijwillig en met volledige kennis van de juridische gevolgen van de overbrenging zijn instemming verleent. De ontvangende staat heeft het recht om te controleren of de instemming onder die voorwaarden is verleend; d) in voorkomend geval, de medische of sociale rapporten betreffende de gevonniste persoon, alle eventuele informatie betreffende zijn behandeling in de overbrengende staat en alle aanbevelingen met betrekking tot zijn verdere behandeling in de ontvangende staat.3. De overbrengende staat en de ontvangende staat kunnen beide verlangen dat de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde stukken of verklaringen worden verstrekt alvorens zij een verzoek tot overbrenging doen of beslissen of al dan niet met de overbrenging wordt ingestemd. ARTIKEL 8 GELDELIJKE LASTEN 1. De gevonniste persoon wordt door de autoriteiten van de overbrengende staat overgeleverd aan de autoriteiten van de ontvangende staat op de plaats die beide partijen naar gelang van het geval zijn overeengekomen.2. De ontvangende staat draagt de kosten van de overbrenging vanaf het tijdstip waarop de gevonniste persoon onder zijn verantwoordelijkheid wordt geplaatst. ARTIKEL 9 TENUITVOERLEGGING VAN DE STRAF 1. De gevonniste persoon zit in de ontvangende staat de door de overbrengende staat opgelegde vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel verder uit, overeenkomstig de rechtsorde van de ontvangende staat zonder dat een exequatur nodig is.Ingeval de aard of de duur van de door de overbrengende staat opgelegde vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel verschillend is van die waarin de wetgeving van de ontvangende staat voorziet, kan laatstgenoemde staat die straf of maatregel aanpassen aan een straf of maatregel waarin zijn eigen wetgeving voorziet voor een soortgelijk strafbaar feit. Wat de aard betreft, komt de aangepaste straf of maatregel zo veel mogelijk overeen met die welke bij de ten uitvoer te leggen veroordeling is opgelegd. 2. De door de overbrengende staat uitgesproken veroordeling kan in geen enkel geval worden verzwaard door de ontvangende staat.3. Elk van beide partijen neemt alle nodige maatregelen en wendt alle bijbehorende procedures aan opdat de uitgesproken veroordelingen op hun respectieve grondgebied effect sorteren. ARTIKEL 10 VOORBEHOUD INZAKE DE RECHTSMACHT 1. De overbrengende staat of de ontvangende staat met instemming van de overbrengende staat kan amnestie, gratie of verzachting van het vonnis verlenen overeenkomstig zijn nationale recht.De verzoeken van de ontvangende staat worden gegrond en door de overbrengende staat met welwillendheid onderzocht. 2. Alleen de overbrengende staat kan kennis nemen van het beroep of de vordering tot herziening.3. De ontvangende staat moet de tenuitvoerlegging van de veroordeling beëindigen zodra hij door de overbrengende staat in kennis is gesteld van enige beslissing of maatregel waardoor de veroordeling niet langer uitvoerbaar is.4. De ontvangende staat verstrekt de overbrengende staat informatie betreffende de tenuitvoerlegging van de veroordeling : a) wanneer de veroordeling wordt geacht geheel ten uitvoer te zijn gelegd;b) de gevonniste persoon ontsnapt alvorens de veroordeling geheel ten uitvoer is gelegd;of c) de overbrengende staat om een speciaal rapport verzoekt. ARTIKEL 11 NE BIS IN IDEM De gevonniste persoon die overeenkomstig dit verdrag is overgebracht voor de tenuitvoerlegging van een veroordeling, kan in de ontvangende staat niet worden aangehouden, berecht en veroordeeld voor hetzelfde strafbaar feit als dat welk tot de opgelegde straf aanleiding heeft gegeven.
ARTIKEL 12 VERSPREIDING VAN HET VERDRAG 1. Teneinde de toepassing van dit instrument te bevorderen, verbinden de verdragsluitende Staten zich overeenkomstig artikel 5 ertoe hun gevonniste onderdanen te wijzen op het maatschappelijke belang van het uitzitten van hun straf in hun land van herkomst.2. Indien nodig plegen de verdragsluitende Staten, op verzoek van een van beide, te zijner tijd overleg met betrekking tot de interpretatie, toepassing of tenuitvoerlegging van dit verdrag.3. Geschillen daaromtrent worden langs diplomatieke weg beslecht wanneer de centrale autoriteiten niet erin slagen een akkoord te bereiken. ARTIKEL 13 GELDIGHEID EN TERMIJN 1. Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin beide partijen elkaar ervan in kennis stellen dat zij alle stappen hebben ondernomen waarin in de wetgeving van beide partijen is voorzien met betrekking tot het sluiten van internationale verdragen.2. Elk van beide partijen kan dit verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere staat.De opzegging wordt van kracht de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een periode van zes maanden na de datum van ontvangst van de langs diplomatieke weg verzonden kennisgeving. 3. Dit verdrag heeft betrekking op de vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen die zowel voor als na de inwerkingtreding van dit verdrag zijn opgelegd. ONDERTEKEND in tweevoud te Santo Domingo, op 5 mei tweeduizend negen, in de Nederlandse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. _______ Nota (1) Senaat (www.senate.be) : Stukken : 5-2299.
Handelingen van de Senaat : 13/02/2014.
Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 53-3365.
Integraal verslag : 13/03/2014. (2) Datum inwerkingtreding : 01/06/2014.