Etaamb.openjustice.be
Wet van 12 juli 2002
gepubliceerd op 20 november 2002

Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 29 juni 2000

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2002015128
pub.
20/11/2002
prom.
12/07/2002
ELI
eli/wet/2002/07/12/2002015128/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JULI 2002. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 29 juni 2000 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 29 juni 2000, zal volkomen gevolg hebben.

Gegeven te Brussel, 12 juli 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2000-2001. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 24 januari 2002, nr. 2-1021/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-1021/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 27 maart 2002. - Stemming, vergadering van 28 maart 2002. Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1725/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1725/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 23 mei 2002. - Stemming, vergadering van 23 mei 2002. (2) Dit Verdrag is in werking getreden op 1 oktober 2002. VERDRAG TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK SLOWAKIJE INZAKE POLITIESAMENWERKING De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Republiek Slowakije hierna genoemd de « Verdragsluitende Partijen », Zich baserend op : de bezorgdheid om de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen de beide Staten van de Verdragsluitende Partijen te bevorderen, en in het bijzonder op de gemeenschappelijke wil om de politiesamenwerking tussen beide Staten op te voeren; de wens om deze politiesamenwerking op te voeren in het kader van de internationale overeenkomsten die beide Staten hebben onderschreven inzake de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden, inzonderheid het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, alsmede Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;

Overwegende dat de internationale georganiseerde criminaliteit een ernstige bedreiging vormt voor de sociaal-economische ontwikkeling van de Staten van de Verdragsluitende Partijen en dat de recente ontwikkelingen van de internationale georganiseerde criminaliteit de werking van hun instellingen in gevaar brengen;

Overwegende dat de strijd tegen mensenhandel en de bestrijding van het illegaal reizen van en naar het grondgebied van de Staten en van illegale migratie, alsook de uitbanning van de georganiseerde netwerken die bij dergelijke illegale handelingen betrokken zijn, deel uitmaken van de taken van de respectieve Regeringen en Parlementen van de Verdragsluitende Staten;

Gelet op het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 30 maart 1961 zoals gewijzigd door het Protocol van 25 maart 1972, het Verdrag inzake verdovende middelen van 21 februari 1971 en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 20 december 1988;

Overwegende dat enkel het harmoniseren van de relevante wetgeving niet voldoende is om het verschijnsel van de illegale migratie voldoende doeltreffend te bestrijden;

Overwegende dat een efficiënte internationale politiesamenwerking op het stuk van de georganiseerde criminaliteit en illegale migratie noodzakelijk is ter bestrijding en voorkoming van dergelijke illegale handelingen;

Hebben besloten dit Verdrag te sluiten : Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : 1. Internationale mensenhandel, elke opzettelijke handeling zoals hierna beschreven : a) de toegang tot het grondgebied van een Verdragsluitende Partij, de doorreis, het verblijf op of het verlaten van dit grondgebied vereenvoudigen, indien daartoe gebruik wordt gemaakt van dwang, inzonderheid van geweld of bedreiging, of indien een beroep wordt gedaan op bedrog, machtsmisbruik of andere vormen van druk, zodat de persoon geen andere echte of aanvaardbare keuze heeft dan zich daaraan te onderwerpen;b) een persoon op enigerlei wijze uitbuiten, wetende dat bedoelde persoon het grondgebied van een Verdragsluitende Staat heeft betreden, er op doorreis is of verblijft in de omstandigheden bedoeld onder punt a) .2. Seksuele uitbuiting van kinderen : de misdrijven bedoeld in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het Kind van 20 november 1989, daaronder begrepen de productie, de verkoop, het verdelen of andere vormen van handel in pornografisch materiaal, waarbij kinderen betrokken zijn, en het bezit van dit soort van materiaal voor persoonlijke doeleinden;3. Technische bijstand : de hulp verstrekt aan politie- en immigratiediensten in de vorm van logistieke steun.4. Criminaliteit in verband met kernmateriaal en radioactieve stoffen : de misdrijven bedoeld in artikel 7, § 1, van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, ondertekend te Wenen en te New York op 3 maart 1980.5. Witwassen van geld : de misdrijven bedoeld in artikel 6, paragrafen 1 tot 3 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van de opbrengsten van misdrijven, ondertekend te Straatsburg op 8 november 1990.6. Georganiseerde criminaliteit : elke inbreuk gepleegd door een « criminele organisatie » omschreven als een gestructureerde vereniging, van meer dan twee personen die duurt in de tijd, die in overleg optreedt teneinde inbreuken te plegen die worden gestraft met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsberovende veiligheidsmaatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, waarbij bedoelde inbreuken een doel op zichzelf zijn, dan wel een middel om een vermogensvoordeel te verkrijgen en, in voorkomend geval, de werking van de openbare overheden op onrechtmatige wijze te beïnvloeden.7. Verwerking van persoonsgegevens : 1° onder persoonsgegevens wordt verstaan : iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;wordt geacht identificeerbaar te zijn een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden geïdentificeerd, inzonderheid door verwijzing naar een identificatienummer of naar een of meer specifieke kenmerken die eigen zijn aan zijn fysische, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit. 2° Onder verwerking van persoonsgegevens wordt verstaan : elke bewerking of elk geheel van bewerkingen die al dan niet wordt uitgevoerd aan de hand van geautomatiseerde procédés en wordt toegepast op persoonsgegevens zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken en wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samen brengen of met elkaar in verband brengen, alsook het afschermen, uitwissen of vernietigen.8. Verdovend middel : elke substantie, zowel van plantaardige als synthetische oorsprong, die voorkomt in Tabel I of Tabel II van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, opgemaakt te New York op 30 maart 1961.9. Psychotrope stof : elke substantie, zowel van natuurlijke of synthetische oorsprong, of elk natuurlijk product dat voorkomt in Tabel I, II, III of IV van het Verdrag inzake psychotrope stoffen ondertekend te Wenen op 21 februari 1971.10. Precursor : elke chemische substantie die noodzakelijk is voor de vervaardiging van bepaalde verdovende middelen en psychotrope stoffen;11. Illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen en precursoren : de teelt, de vervaardiging van of sluikhandel in verdovende middelen of psychotrope stoffen en precursoren die strijdig zijn met de doelstellingen van het Enkelvoudig Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen zoals gewijzigd door het Protocol van 25 maart 1972, het Verdrag van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen of het Verdrag van 20 december 1988 van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.12. Dringend verzoek : een verzoek is dringend indien de naleving van de formele administratieve procedure bij de centrale instanties de preventieve actie of opsporingsactie kan hinderen of schaden. Artikel 2 Gebieden waarop wordt samengewerkt 1. Elke Verdragsluitende Partij verbindt zich ertoe om aan de andere Verdragsluitende Partij de ruimst mogelijke samenwerking te bieden op het stuk van de politiesamenwerking, conform de regels en de voorwaarden vastgesteld in dit Verdrag.2. De Verdragsluitende Partijen werken bij voorrang samen op het stuk van de voorkoming, de bestrijding en de vervolging van ernstige misdrijven die onder de georganiseerde criminaliteit ressorteren, te weten : a) misdrijven tegen het leven en de gezondheid van personen;b) misdrijven in verband met de productie van en sluikhandel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren;c) misdrijven in verband met de productie, de illegale handel, het voorschrift en de toediening aan landbouwdieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking, alsook van misdrijven in verband met de handel in landbouwdieren en in vlees van deze landbouwdieren waaraan deze stoffen zijn toegediend en tenslotte de misdrijven in verband met het be- of verwerken van dergelijk vlees;d) illegale immigratie;e) proxenetisme, mensenhandel en seksueel misbruik van kinderen;f) afpersing van geld;g) diefstal van, sluikhandel en illegale handel in wapens, munitie, springstoffen, radioactief materiaal, kernmateriaal en andere gevaarlijke stoffen;h) vervalsingen van betaalmiddelen, cheques en waardepapieren;i) de vervalsing en het gebruik van elk officieel vervalst document, zoals identiteitskaarten, paspoorten, visa en verblijfstitels;j) criminaliteit op het stuk van het economisch en financieel verkeer en op het stuk van het bankwezen;k) misdrijven tegen goederen, onder meer diefstal van en illegale handel in kunstwerken en historische voorwerpen;l) diefstal van, illegale handel en sluikhandel in motorvoertuigen en vervalsing en gebruik van vervalste documenten voor voertuigen;m) witwassen van opbrengsten van misdrijven;n) corruptie van buitenlandse overheidsambtenaren bij internationale handelstransacties.3. Overeenkomstig het nationaal recht van elke Verdragsluitende Partij, kan de voorrang verleend aan de misdrijven bedoeld in het vorige lid worden gewijzigd door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen. Artikel 3 De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen heeft tevens betrekking op : a) opsporing van verdwenen personen en hulp bij identificatie van niet-geïdentificeerde personen en lijken;b) opsporing van gestolen, verdwenen, verduisterde of verloren voorwerpen. Artikel 4 Middelen van samenwerking De Verdragsluitende Partijen werken samen op de in de artikelen 2 en 3 bedoelde gebieden en zulks op de volgende wijze : a) uitwisseling van gegevens over de aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de politie- en immigratiediensten ressorteren;b) uitwisseling van materiaal;c) technische en wetenschappelijke bijstand, deskundigenonderzoek en levering van gespecialiseerd technisch materiaal;d) uitwisseling van ervaringen;e) samenwerking betreffende beroepsopleiding;f) hulp bij de voorbereiding van de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken;g) wederzijdse informatie betreffende de juridische regelgeving met betrekking tot dit Verdrag; en volgens de hiernavolgende bepalingen.

Artikel 5 Uitwisseling van gegevens De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar bijstand en voorzien in een nauwe en voortdurende samenwerking. Zij wisselen inzonderheid alle relevante en belangrijke gegevens uit.

Deze samenwerking kan tot stand gebracht worden via de centrale organen of kan de vorm aannemen van permanent contact via aan te wijzen verbindingsofficieren.

Artikel 6 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe dat hun politiediensten, overeenkomstig het nationaal recht en binnen de perken van hun bevoegdheden, elkaar bijstand verlenen met het oog op de voorkoming en de opsporing van strafbare feiten, op voorwaarde dat het nationaal recht van de aangezochte Verdragsluitende Partij het verzoek of de uitvoering ervan niet voorbehoudt aan de gerechtelijke instanties.2. Elke Verdragsluitende Partij kan, overeenkomstig het nationaal recht en zonder daartoe strekkend verzoek, aan de betrokken Verdragsluitende Partij gegevens meedelen die voor laatstgenoemde belangrijk kunnen zijn met het oog op het verlenen van bijstand inzake de voorkoming en de bestrijding van misdrijven of ter voorkoming van bedreigingen voor de openbare orde en veiligheid van hun Staten. Artikel 7 Elk gegeven verstrekt door de aangezochte Verdragsluitende Partij, op basis van de artikelen 5 en 6, kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij slechts als bewijsmiddel voor de ten laste gelegde feiten worden gebruikt, na een verzoek om rechtshulp krachtens de toepasbare internationale basisbeginselen en regels.

Artikel 8 1. De verzoeken om bijstand en de antwoorden daarop moeten worden uitgewisseld tussen de centrale organen die door elke Verdragsluitende Partij zijn belast met de internationale politiesamenwerking en immigratie.2. Indien het onmogelijk is om het verzoek tijdig in te dienen via voornoemde weg kan het, bij wijze van uitzondering en enkel in dringende gevallen, door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Partij rechtstreeks worden toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Partij en kunnen laatstgenoemden daarop rechtstreeks antwoorden.In deze uitzonderlijke gevallen moet de verzoekende Partij het centrale orgaan, die in de aangezochte Verdragsluitende Partij bevoegd is voor internationale samenwerking, zo spoedig mogelijk in kennis stellen van het rechtstreekse verzoek en het dringend karakter ervan met redenen omkleden. 3. De aanwijzing van de centrale organen belast met de internationale politiesamenwerking en immigratie en de wijze waarop wederzijdse bijstand wordt verleend, worden geregeld door protocollen gesloten tussen de bevoegde organen aangewezen door de Verdragsluitende Partijen.4. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag delen de Verdragsluitende Partijen onverwijld via diplomatieke weg mee welke de bevoegde organen zijn, vermeld in punt 1, met opgave van hun contactadressen en van hun telefoon- en faxnummers. Artikel 9 De verzoekende bevoegde autoriteit van een Verdragsluitende Partij moet de graad van vertrouwelijkheid waarborgen die de aangezochte bevoegde autoriteit aan de gegevens heeft toegekend. Er wordt gebruik gemaakt van de graden van beveiliging van INTERPOL. Artikel 10 1. De Verdragsluitende Partijen kunnen voor een bepaalde of onbepaalde duur verbindingsofficieren van een Verdragsluitende Partij bij de andere Verdragsluitende Partij detacheren.2. De detachering van verbindingsofficieren voor een bepaalde of onbepaalde duur strekt ertoe de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te versnellen, inzonderheid door afspraken omtrent bijstand : a) in de vorm van gegevensuitwisseling, zowel ter voorkoming als ter bestrijding van de criminaliteit;b) terzake van de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken;c) voor de uitoefening van de taken van de autoriteiten belast met de controle van de Staats- en buitengrenzen en met de controle op de immigratie;d) voor de uitoefening van de taken van de autoriteiten belast met het voorkomen van bedreigingen voor de openbare orde.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies en bijstand te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om autonoom politiemaatregelen uit te voeren. Ze verstrekken gegevens en voeren hun taken uit in het kader van de instructies die hun worden gegeven door de Verdragsluitende Partij van herkomst en door de Verdragsluitende Partij waarbij zij zijn gedetacheerd. Ze brengen op regelmatige tijdstippen verslag uit bij het centrale orgaan belast met de politiesamenwerking en immigratie van de Verdragsluitende Partij waarbij zij zijn gedetacheerd. 4. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij gedetacheerd aan derde Staten eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen. Artikel 11 Bescherming van persoonsgegevens 1. Krachtens dit Verdrag is de verwerking van persoonsgegevens onderworpen aan de respectieve nationale wetgevingen van elke Verdragsluitende Partij.2. Wat de verwerking van persoonsgegevens krachtens dit Verdrag betreft, verbinden de Verdragsluitende Partijen zich ertoe een beschermingsniveau van de persoonsgegevens te realiseren volgens de bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en van de Aanbeveling A (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, die het gebruik van persoonsgegevens voor politiële doeleinden regelt.3. Wat de verwerking van de krachtens dit verdrag verstrekte persoonsgegevens betreft, gelden de volgende bepalingen : a) de ontvangende Verdragsluitende Partij mag de gegevens enkel gebruiken voor de doeleinden waarvoor zij krachtens dit Verdrag mogen worden verstrekt en onder de voorwaarden opgelegd door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt;b) de gegevens mogen enkel worden gebruikt door de gerechtelijke en politiële autoriteiten en de diensten die een taak uitvoeren of een functie bekleden in het kader van de doeleinden omschreven in dit Verdrag, meer bepaald in de artikelen 2 en 3.De Verdragsluitende Partijen bezorgen elkaar de lijst van de gebruikers; c) de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt moet erop toezien dat zij nauwkeurig en volledig zijn.Zij moet tevens waarborgen dat deze gegevens niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is. Indien zij zelf of ten gevolge van een vraag van de betrokken persoon vaststelt dat de verstrekte gegevens onjuist waren of niet hadden mogen worden verstrekt, stelt zij de ontvangende Verdragsluitende daarvan onverwijld in kennis. Laatstgenoemde moet de gegevens verbeteren of vernietigen; d) een Verdragsluitende Partij mag niet aanvoeren dat een andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens heeft verstrekt om zich ten opzichte van een benadeeld persoon te onttrekken aan de aansprakelijkheid die haar krachtens het nationaal recht is opgelegd. Indien de ontvangende Verdragsluitende Partij tot herstel gehouden is door het gebruik van onjuiste verstrekte gegevens, dan is de verstrekkende Verdragsluitende Partij gehouden tot de integrale terugbetaling van de bedragen door de ontvangende Verdragsluitende Partij tot herstel uitgekeerd. e) het verstrekken en de ontvangst van persoonsgegevens moeten worden geregistreerd.De Verdragsluitend Partijen sturen elkaar de lijst van de autoriteiten of diensten die gemachtigd zijn om de registratie te raadplegen; f) de toegang tot de gegevens ressorteert onder het nationaal recht van de Verdragsluitende Partij tot welke de betrokken persoon zich richt.De ontvangende Verdragsluitende Partij kan de gegevens enkel meedelen met de voorafgaande schriftelijke instemming van de Verdragsluitende Partij welke de gegevens heeft verstrekt; g) de gegevens mogen enkel worden doorgegeven aan de politie- en immigratiediensten en overheden;de mededeling ervan aan andere instanties, die dezelfde doeleinden beogen als bedoelde diensten en autoriteiten en die handelen binnen hetzelfde kader, kan enkel geschieden met de voorafgaande schriftelijke instemming van de Verdragsluitende Partij die de persoonsgegevens heeft verstrekt; h) de ontvangende Verdragsluitende Partij stelt desgewenst de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt in kennis van het gebruik dat ervan is gemaakt en van de resultaten behaald op grond van de verstrekte gegevens.4. Elke Verdragsluitende Partij wijst een controleautoriteit aan die overeenkomstig het nationaal recht op haar grondgebied onafhankelijke controle uitoefent op de verwerking van persoonsgegevens op grond van dit Verdrag en nagaat of bedoelde verwerkingen de rechten van de betrokken persoon niet schenden.De controleautoriteiten zijn eveneens bevoegd om de problemen inzake de toepassing en de uitlegging van dit Verdrag te onderzoeken wat de verwerking van persoonsgegevens betreft.

Deze controleautoriteiten kunnen overeenkomen om samen te werken in het kader van de opdrachten die hen krachtens dit Verdrag worden opgelegd.

Artikel 12 Indien persoonsgegevens worden verstrekt door toedoen van de verbindingsofficier bedoeld in artikel 10, is het bepaalde in dit Verdrag eveneens van toepassing.

Artikel 13 Weigeren van bijstand 1. Elke Verdragsluitende Partij weigert bijstand in geval van politieke of militaire delicten of indien blijkt dat de bijstand strijdig is met de op haar grondgebied vigerende wettelijke bepalingen.2. Elke Verdragsluitende Partij kan bijstand weigeren of aan voorwaarden onderwerpen in geval van met politieke of militaire delicten samenhangende delicten of indien het verlenen van bijstand de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere essentiële belangen van de Staat zou kunnen bedreigen. Artikel 14 Andere vormen van samenwerking 1. De Verdragsluitende Partijen komen overeen om elkaar bijstand te verlenen op het stuk van beroepsopleiding, alsmede technische bijstand inzake problemen betreffende de werking van de politie.2. De Partijen verbinden zich ertoe praktische ervaringen uit te wisselen omtrent alle in dit Verdrag bedoelde materies.3. De wijze waarop wederzijdse bijstand wordt verleend, wordt omschreven in overeenkomsten gesloten tussen de bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen. Artikel 15 Overleg 1. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen permanente of occasionele werkgroepen oprichten belast met het onderzoek van de gemeenschappelijke problemen betreffende preventie en bestrijding van de criminaliteit bedoeld in artikel 2 en de samenwerking bedoeld in artikel 3 en, in voorkomend geval, met de uitwerking van voorstellen om indien nodig de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te verbeteren.2. De onkosten gemaakt in het kader van de samenwerking worden respectievelijk gedragen door elke Verdragsluitende Partij, behoudens andersluidende bepaling tussen de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen.3. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen richten een evaluatiegroep op die hen om de drie jaar een verslag voorlegt. Artikel 16 Regeling van geschillen 1. Elk geschil betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag wordt opgelost door een daartoe opgerichte gemengde adviescommissie.2. Er wordt een gemengde adviescommissie opgericht, samengesteld voor de Belgische delegatie, uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en van Justitie, en voor de Slowaakse delegatie, uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en van de Procature Generale.Zij vergadert op verzoek van de ene of de andere Verdragsluitende Partij om de regeling van problemen inzake de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag te vergemakkelijken.

Artikel 17 Slotbepalingen 1. De bepalingen van dit Verdrag kunnen enkel worden toegepast voor zover zij verenigbaar zijn met het nationaal recht.2. Het toezicht op de uitvoering van dit Verdrag geschiedt conform het nationaal recht van elke Verdragsluitende Partij. Artikel 18 1. De Verdragsluitende Partijen geven elkaar schriftelijk en via diplomatieke weg kennis van de afhandeling van de grondwettelijke formaliteiten vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.2. Het Verdrag treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ontvangst van de laatste kennisgeving.3. Dit Verdrag wordt gesloten voor onbeperkte duur.Elke Verdragsluitende Partij kan het Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving, die aan de andere Partij langs diplomatieke weg wordt gericht. De opzegging treedt in werking zes maanden volgend op de datum van afgifte aan de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 19 Elke Verdragsluitende Partij kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen, wijzigingen of aanpassingen aan dit Verdrag doen toekomen. De Verdragsluitende Partijen stellen de wijzigingen van dit Verdrag in gemeen overleg vast.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 29 juni 2000 in twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Slowaakse, Franse en Nederlandse taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Voor de Regering van de Republiek Slowakije : I. BUDIAK

^