gepubliceerd op 22 december 2010
Wet tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen
12 DECEMBER 2010. - Wet tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet voorziet in de omzetting van de Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, wat betreft de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen.
Art. 3.Deze wet is van toepassing op de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding, studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen en op de werkgevers die hen tewerkstellen.
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° geneesheren : de personen die aan alle voorwaarden voldoen voor het uitoefenen van de geneeskunst, in overeenstemming met artikel 2 van het koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, en die gezondheidszorgprestaties verrichten in het kader van een arbeidsovereenkomst of in een statutair verband; 2° tandartsen : de personen die aan alle voorwaarden voldoen voor het uitoefenen van de tandheelkunde, in overeenstemming met artikel 3 van het koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, en die gezondheidszorgprestaties verrichten in het kader van een arbeidsovereenkomst of in een statutair verband; 3° dierenartsen : de personen bedoeld in artikel 1, 1°, van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde en die gezondheidszorgprestaties verrichten in het kader van een arbeidsovereenkomst of in een statutair verband;4° kandidaat-geneesheren in opleiding : de kandidaten die houder zijn van het diploma van Master in de geneeskunde, die in opleiding zijn met het oog op het zich zien toekennen van de erkenning voor een van de titels bedoeld in de artikelen 1, 2 en 2bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, en die gezondheidszorgprestaties verrichten in het kader van hun opleiding;5° kandidaat-tandartsen in opleiding : de kandidaten die houder zijn van het diploma van Master in de tandheelkunde en die in opleiding zijn met het oog op het zich zien toekennen van de erkenning voor een van de titels bedoeld in artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991, en die gezondheidszorgprestaties verrichten in het kader van hun opleiding;6° werkgevers : de personen die de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen, tewerkstellen in het kader van een arbeidsovereenkomst, in een statutair verband of in het kader van een opleiding;7° werknemers : de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen en in dit artikel bedoeld.
Art. 4.De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op : 1° de personen tewerkgesteld door het Rijk, de provinciën, de gemeenten, de openbare instellingen die er onder ressorteren en de instellingen van openbaar nut, behoudens indien zij tewerkgesteld zijn door instellingen die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen;2° het militair personeel;3° de personen die een leidinggevende functie uitoefenen.
Art. 5.§ 1. De wekelijkse arbeidsduur van de in artikel 3 bedoelde werknemers mag niet meer bedragen dan 48 uren gemiddeld over een referteperiode van 13 weken.
De arbeidsduur mag de absolute grens van 60 uren niet overschrijden tijdens elke arbeidsweek.
Artikel 19, tweede lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971 bepaalt wat moet worden verstaan onder arbeidsduur.
Voor de toepassing van de in het tweede lid vastgestelde grenzen wordt er geen rekening gehouden met de overschrijdingen uitgevoerd voor het verrichten van : - arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval; - van arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist, mits de door de Koning aangewezen ambtenaar op de hoogte wordt gebracht. § 2. De duur van elke werkperiode mag nooit 24 uren overschrijden, behoudens in de in paragraaf 1, vierde lid, vastgestelde gevallen. § 3. Elke arbeidsprestatie waarvan de duur tussen 12 uren en 24 uren bedraagt moet worden gevolgd door een periode van minimum rust van 12 opeenvolgende uren. § 4. Voor de in artikel 3, tweede lid, 4° en 5°, bedoelde werknemers worden de uren wetenschappelijk werk die verplicht zijn in het kader van de academische vorming meegeteld als arbeidstijd ten belope van maximum 4 uren per week waarvan 2 uren op de werkplek.
Art. 6.De wekelijkse arbeidsduur wordt berekend volgens de regels bepaald in artikel 26bis, § 1, zevende lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Art. 7.§ 1. Onverminderd artikel 5, §§ 2 en 3, kan een bijkomende arbeidstijd van maximum 12 uren per week, bovenop de in artikel 5, § 1, bepaalde grenzen, worden gepresteerd om onder meer elk type van wachtdienst te verzekeren op de werkplek, op basis van een individueel akkoord van de werknemer. § 2. Deze bijkomende arbeidstijd is het voorwerp van een aanvullend loon bovenop het basisloon.
Voor de kandidaat-geneesheren in opleiding kan de Koning dit aanvullend loon vaststellen bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen, ingesteld door artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 47 van 24 oktober 1967 tot instelling van een Nationale Paritaire Commissie geneesheren-ziekenhuizen en tot vaststelling van het statuut van de Nationale Paritaire Commissie voor andere beoefenaars van de geneeskunst of voor andere categorieën van inrichtingen, alsmede van de Gewestelijke Paritaire Commissies.
De Commissie deelt zijn advies mede binnen twee maanden nadat hem het verzoek is gedaan; zoniet, wordt er niet op gewacht. § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde akkoord moet worden vastgelegd bij geschrift tussen de werknemer en de werkgever voor het presteren van de bijkomende uren.
Dit geschrift mag op elektronische wijze worden vastgelegd.
Dit akkoord moet worden vastgesteld in een document dat onderscheiden is van het geschrift dat de arbeids- of de opleidingsrelatie vaststelt en vermeldt het aanvullend loon dat verbonden is aan deze bijkomende uren.
De werkgever moet dit akkoord gedurende een periode van vijf jaren bewaren op de werkplekken. Deze geschreven stukken moeten zich op een gemakkelijk toegankelijke plaats bevinden zodat de ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van deze wet op elk ogenblik er inzage kunnen van nemen.
De Koning kan de modaliteiten van het in paragraaf 1 bedoelde akkoord nader bepalen in een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 4. Iedere partij kan het in paragraaf 1 bedoelde akkoord beëindigen door een schriftelijk betekende opzegging van een maand. § 5. De werknemer mag geen enkel nadeel ondervinden vanwege de werkgever door het feit dat hij niet bereid is om de in dit artikel bedoelde bijkomende arbeidstijd te presteren. § 6. Artikel 7, § 2, is niet van toepassing op de in artikel 3, tweede lid, 1° tot 3°, bedoelde werknemers die reeds in dienst zijn op de datum van de inwerkingtreding van deze wet.
Art. 8.De werkgever moet op de werkplek over een register beschikken dat de door de werknemers geleverde dagelijkse prestaties volgens chronologische volgorde herneemt.
Dat register mag op elektronische wijze worden bijgehouden.
Art. 9.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de ambtenaren die zijn aangewezen om te waken over de toepassing van hoofdstuk III van de arbeidswet van 16 maart 1971, toezicht op de naleving van deze wet.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Art. 10.De strafbepalingen bepaald bij de artikelen 53, 54 en 56 tot 59 van de arbeidswet van 16 maart 1971 zijn van toepassing op de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die arbeid hebben doen of laten verrichten in strijd met de bepalingen van deze wet.
Art. 11.Artikel 1 van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten wordt aangevuld met de bepalingen onder 40°, luidende : « 40° de werkgever die arbeid doet of laat verrichten in strijd met de bepalingen van de wet van ... tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen. »
Art. 12.Artikel 3ter, tweede lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt opgeheven.
Art. 13.In artikel 35quaterdecies, § 4, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, wordt een 12° ingevoegd, luidende : « 12° De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg : de gegevens in verband met de in § 3, 2°, vermelde erkenning, verzameld in het kader van de toezichtopdrachten bedoeld in de wet van ...... tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen. »
Art. 14.Artikel 9 van deze wet wordt op de datum van de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek, ingevoegd door de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, vervangen als volgt : «
Art. 9.De inbreuken op de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden opgespoord, vastgesteld en gesanctioneerd overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer ze handelen op eigen initiatief of op verzoek in het kader van hun informatie-, advies- en toezichtopdrachten op de naleving van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. »
Art. 15.De artikelen 10 en 11 van deze wet worden opgeheven op de datum van de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek, ingevoerd door de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek.
Art. 16.In Boek 2, Hoofdstuk 2, van het Sociaal Strafwetboek, wordt een afdeling 8 ingevoegd, luidende : « Afdeling 8. - De arbeidstijd van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen. »
Art. 17.In Boek 2, Hoofdstuk 2, Afdeling 8 van het Sociaal Strafwetboek, ingevoegd door artikel 16 van deze wet, wordt een artikel 160/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 160/1.Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van... tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen : 1° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair gedurende meer dan 48 uren gemiddeld over een referteperiode van 13 weken;2° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair boven de absolute grens van de arbeidsduur die 60 uren tijdens elke arbeidsweek bedraagt; 3 arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair boven de maximumduur van de werkperiode van vierentwintig uren; 4° niet een periode van minimumrust van twaalf opeenvolgende uren toekent na een arbeidsprestatie waarvan de duur tussen twaalf uren en vierentwintig uren bedraagt;5° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair tijdens de bijkomende tijd van maximum 12 uren per week bepaald bij de wet om elk type van wachtdienst te verzekeren op de werkplek zonder zijn individueel schriftelijk akkoord te hebben verkregen voorafgaand aan de prestatie;6° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair boven de bijkomende tijd van maximum twaalf uren per week bepaald bij wet;7° het individueel akkoord bedoeld in 5° niet bewaart gedurende de voorgeschreven duur;8° het individueel akkoord bedoeld in 5° niet bijhoudt of niet bewaart op de aangewezen plaats;9° niet de nodige maatregelen neemt opdat het individueel akkoord bedoeld in 5° bijgehouden wordt op een gemakkelijk toegankelijke plaats zodat de ambtenaren en beambten belast met het toezicht op elk moment er inzage kunnen van nemen;10° op de werkplek niet het register bijhoudt dat volgens chronologische volgorde de dagelijkse prestaties van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding of studenten-stagiairs herneemt. Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs. »
Art. 18.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op die van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 12 december 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Zitting 2010-2011. Kamer van volksvertegenwoordizers.
Stukkken. - Wetsontwerp, 53-431, nr. 1. - Amendementen, 53-431, nr. 2. - Verslag, 53-431, nr. 3. - Tekst aangenomen door de commissie, 53-431, nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-431, nr. 5.
Integraal verslag. - 18 november 2010.
Senaat.
Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 5-476, nr. 1.