gepubliceerd op 04 september 2018
Wet houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 9 juli 2013, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Ankara op 2 juni 1987 (2)(3)
11 SEPTEMBER 2015. - Wet houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 9 juli 2013, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Ankara op 2 juni 1987 (1)(2)(3)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Het Protocol, gedaan te Brussel op 9 juli 2013, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Ankara op 2 juni 1987, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 11 september 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken en Europese zaken, D. REYNDERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: nr 54-1096.
Integraal verslag: 02/07/2015. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/ het Vlaamse Gewest van 06/07/2018 (Belgisch Staatsblad van 27/07/2018), Decreet van de Franse Gemeenschap van 25/06/2015 (Belgisch Staatsblad van 08/07/2015), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 18/05/2015 (Belgisch Staatsblad van 09/06/2015), Decreet van het Waalse Gewest van 16/10/2015 (Belgisch Staatsblad van 29/10/2015), Ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 23/06/2017 (Belgisch Staatsblad van 06/07/2017).(3) Datum inwerkingtreding : 3 augustus 2018
PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REPUBLIEK TURKIJE TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN, ONDERTEKEND TE ANKARA OP 2 JUNI 1987. HET KONINKRIJK BELGI", de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, enerzijds, en DE REPUBLIEK TURKIJE, anderzijds, WENSENDE de Overeenkomst te wijzigen tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Ankara op 2 juni 1987 (hierna te noemen "de Overeenkomst"), ZIJN het volgende OVEREENGEKOMEN: ARTIKEL 1 De tekst van paragraaf 1, h) ii) van artikel 3 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepaling: "ii) in België, naargelang het geval, de Minister van Financiën van de federale Regering en/of van de Regering van een Gewest en/of van een Gemeenschap, of zijn gemachtigde vertegenwoordiger;" ARTIKEL 2 Artikel 26 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende artikel: "ARTIKEL 26 UITWISSELING VAN INLICHTINGEN 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die naar verwachting relevant zullen zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst of voor de toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan, voor zover de belastingheffing waarin die nationale wetgeving voorziet niet in strijd is met de Overeenkomst.De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. 2. De door een overeenkomstsluitende Staat ingevolge paragraaf 1 verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingen, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van die belastingen, bij de beslissing in beroepszaken die betrekking hebben op die belastingen, of bij het toezicht daarop.Deze personen of autoriteiten gebruiken die inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen deze inlichtingen kenbaar maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. Niettegenstaande het voorafgaande, mogen de inlichtingen die door een overeenkomstsluitende Staat zijn ontvangen voor andere doeleinden worden gebruikt indien ze overeenkomstig de wetgeving van beide Staten voor die andere doeleinden mogen worden gebruikt en indien de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, de toestemming geeft voor dat gebruik. 3. In geen geval mogen de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen: (a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;(b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;(c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.4. Wanneer op basis van de bepalingen van dit artikel door een overeenkomstsluitende Staat om inlichtingen is verzocht, gebruikt de andere overeenkomstsluitende Staat de middelen waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, zelfs al heeft die andere Staat die inlichtingen niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. De verplichting die in de vorige zin is vervat, is onderworpen aan de beperkingen waarin paragraaf 3 van dit artikel voorziet, maar die beperkingen mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel omdat die Staat geen binnenlands belang heeft bij die inlichtingen. 5. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 3 van dit artikel aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan om het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel en alleen omdat de inlichtingen in het bezit zijn van een bank, een andere financiële instelling, een trust, een stichting, een gevolmachtigde of een persoon die werkzaam is in de hoedanigheid van een vertegenwoordiger of een vertrouwenspersoon of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon." ARTIKEL 3 Artikel 27 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende artikel: "ARTIKEL 27 INVORDERINGSBIJSTAND 1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkaar bijstand voor de invordering van belastingvorderingen.Deze bijstand wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen in onderlinge overeenstemming de wijze van uitvoering van dit artikel bepalen. 2. De uitdrukking "belastingvordering" zoals gebezigd in dit artikel, betekent elk bedrag dat verschuldigd is met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten, of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan, voor zover de daarmee overeenstemmende belastingheffing niet in strijd is met deze Overeenkomst of met enig ander instrument waarbij de overeenkomstsluitende Staten partij zijn, alsmede de met dat bedrag verband houdende interest, administratieve boetes en kosten van invordering of van bewarende maatregelen.3. Wanneer een belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat ingevolge de wetgeving van die Staat voor tenuitvoerlegging vatbaar is en verschuldigd is door een persoon die op dat ogenblik op grond van de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten, aanvaardt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat om die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van eerstgenoemde Staat in te vorderen.Die belastingvordering wordt door die andere Staat geïnd overeenkomstig de bepalingen van zijn wetgeving die van toepassing zijn op het vlak van de tenuitvoerlegging en de invordering van zijn eigen belastingen alsof de desbetreffende vordering een belastingvordering van die andere Staat was. 4. Wanneer een belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat een vordering is ter zake waarvan die Staat overeenkomstig zijn wetgeving bewarende maatregelen kan nemen om de invordering ervan te verzekeren, gaat de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat ermee akkoord om, op verzoek van de bevoegde autoriteit van eerstgenoemde Staat, ter zake van die belastingvordering bewarende maatregelen te nemen.Die andere Staat neemt ter zake van die belastingvordering bewarende maatregelen overeenkomstig de bepalingen van zijn wetgeving alsof de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat was, zelfs indien de belastingvordering in de eerstgenoemde Staat op het ogenblik waarop die maatregelen worden toegepast niet voor tenuitvoerlegging vatbaar is of verschuldigd is door een persoon die het recht heeft de invordering ervan te beletten. 5. De verjaringstermijnen en de voorrechten die overeenkomstig de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat van toepassing zijn op een belastingvordering wegens de aard van die vordering als zodanig, gelden niet voor een belastingvordering die door die Staat voor de toepassing van paragraaf 3 of 4 wordt aanvaard, dit niettegenstaande de bepalingen van voornoemde paragrafen.Ter zake van een belastingvordering die voor de toepassing van paragraaf 3 of 4 door een overeenkomstsluitende Staat wordt aanvaard, kan in die Staat bovendien geen enkel voorrecht worden verleend dat overeenkomstig de wetgeving van de andere over-eenkomstsluitende Staat op die belastingvordering van toepassing zou zijn. 6. Procedures inzake het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat, worden niet voorgelegd aan de rechterlijke instanties of administratieve lichamen van de andere overeenkomstsluitende Staat.7. Wanneer een belastingvordering op enig tijdstip nadat door een overeenkomstsluitende Staat een verzoekschrift werd ingediend overeenkomstig paragraaf 3 of 4, en vooraleer de andere overeenkomstsluitende Staat de desbetreffende belastingvordering heeft ingevorderd en aan de eerstgenoemde Staat heeft overgemaakt, ophoudt: (a) een belastingvordering te zijn van de eerstgenoemde Staat die overeenkomstig de wetgeving van die Staat vatbaar is voor tenuitvoerlegging en die verschuldigd is door een persoon die op dat ogenblik overeenkomstig de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten, (in het geval van een verzoekschrift overeenkomstig paragraaf 3), of (b) een belastingvordering te zijn van de eerstgenoemde Staat ter zake waarvan die Staat ingevolge zijn wetgeving bewarende maatregelen mag nemen om de invordering ervan te verzekeren (in het geval van een verzoekschrift overeenkomstig paragraaf 4), brengt de bevoegde autoriteit van de eerstgenoemde Staat de bevoegde autoriteit van de andere Staat hiervan onmiddellijk op de hoogte en, naargelang de keuze van de andere Staat, schorst de eerstgenoemde Staat zijn verzoekschrift of trekt het in.8. In geen geval mogen de bepalingen van dit artikel aldus worden uitgelegd dat zij aan een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen: (a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;(b) maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde;(c) bijstand te verlenen indien de andere overeenkomstsluitende Staat niet alle redelijke invorderings- of bewarende maatregelen, naar het geval, heeft genomen waarover die Staat overeenkomstig zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk beschikt; (d) bijstand te verlenen in de gevallen waar de administratieve last die er voor die Staat uit voortvloeit duidelijk niet in verhouding staat tot het voordeel dat er door de andere overeenkomstsluitende Staat uit kan worden behaald." ARTIKEL 4 Elk van de overeenkomstsluitende Staten stelt de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg in kennis van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving voor de inwerkingtreding van dit Protocol zijn vereist. Het Protocol zal in werking treden op de datum van de laatste van deze kennisgevingen en de bepalingen ervan zullen van toepassing zijn: a) met betrekking tot de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden;b) met betrekking tot de andere belastingen die worden geheven van inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden;c) met betrekking tot alle andere belastingen geheven ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan, op elke andere belasting die verschuldigd is ter zake van belastbare feiten die zich voordoen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden. ARTIKEL 5 Dit Protocol, dat een integrerend deel van de Overeenkomst uitmaakt, zal van kracht blijven zolang de Overeenkomst van kracht blijft en zal van toepassing zijn zolang de Overeenkomst zelf van toepassing is.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Brussel, op 9 juli 2013, in de Franse, Nederlandse, Turkse en Engelse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.