gepubliceerd op 02 oktober 2012
Wet houdende instemming met de Overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea, gedaan te Brussel op 17 januari 2007 (2)
10 JULI 2012. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea, gedaan te Brussel op 17 januari 2007 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea, gedaan te Brussel op 17 januari 2007, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 juli 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) Zitting 2011-2012. Senaat.
Documenten Ontwerp van wet ingediend op 22/02/2012, nr. 5-1495/1.
Verslag namens de Commissie nr. 5-1495/2.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 31 mei 2012.
Stemming, vergadering van 31 mei 2012.
Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 53-2225/1.
Verslag namens de commissie nr. 53-2225/2.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd nr. 53-2225/3.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 14 juni 2012.
Stemming, vergadering van 14 juni 2012. (2) Deze Overeenkomst treedt in werking op 29 september 2012. Overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REPUBLIEK KOREA (hierna genoemd « de Partijen »), Verlangende een efficiëntere samenwerking tot stand te brengen op het gebied van de wederzijdse bijstand inzake rechtshulp in strafzaken, Zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 TOEPASSINGSGEBIED 1. De Partijen verbinden zich ertoe elkaar in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst zo veel mogelijk hulp te verlenen in het kader van strafprocedures in verband met strafbare feiten waarvan de bestraffing op het tijdstip van het verzoek om hulp behoort tot de bevoegdheid van de gerechtelijke autoriteiten van de verzoekende partij.Voor de toepassing van deze Overeenkomst moet onder « procedure » worden verstaan alle aspecten van de strafprocedure, daaronder begrepen het onderzoek en de vervolging. 2. Onder « strafzaken » worden ook verstaan strafbare feiten in verband met de belastingwetgeving, douanerechten, controle op wisseloperaties of enige andere aangelegenheid betreffende ontvangsten, wanneer de procedure niet voornamelijk ertoe strekt belastingen te bepalen of te innen.3. De wederzijdse rechtshulp omvat : (a) het afnemen van getuigenissen en verklaringen van personen;(b) het verstrekken van inlichtingen, documenten, dossiers en bewijsmateriaal;(c) de identificatie en lokalisatie van personen en voorwerpen;(d) de afgifte van documenten;(e) de tenuitvoerlegging van verzoeken om huiszoeking en inbeslagneming;(f) de hulp bij het ter beschikking stellen van gedetineerde of andere personen teneinde te getuigen of te helpen bij onderzoeken;(g) de maatregelen genomen met het oog op het recupereren van opbrengsten van criminele activiteiten;en (h) enige andere vorm van bijstand die verenigbaar is met het doel van deze Overeenkomst en die niet verboden is krachtens de wetgeving van de aangezochte partij.4. Deze Overeenkomst is niet van toepassing op : (a) de uitlevering van personen;(b) de tenuitvoerlegging in de aangezochte partij van in de verzoekende partij uitgesproken strafvonnissen, tenzij binnen de in de wetgeving van de aangezochte partij en deze Overeenkomst toegestane grenzen;(c) de overbrenging van gedetineerden met het oog op strafuitvoering; en (d) de overdracht van vervolging in strafzaken. Artikel 2 ANDERE OVEREENKOMSTEN Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de tussen de Partijen bestaande verbintenissen krachtens andere overeenkomsten, verdragen en soortgelijke afspraken en belet niet dat de Partijen elkaar hulp verlenen of blijven hulp verlenen in overeenstemming met andere overeenkomsten, verdragen en soortgelijke afspraken.
Artikel 3 CENTRALE AUTORITEITEN 1. Beide Partijen wijzen een centrale autoriteit aan, die de in deze Overeenkomst bedoelde verzoeken doet of ontvangt.De centrale autoriteit voor het Koninkrijk België is de federale overheidsdienst Justitie. De centrale autoriteit voor de Republiek Korea is de Minister van Justitie of een door voornoemd minister aangewezen ambtenaar. 2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst communiceren de centrale autoriteiten langs diplomatieke weg of, in spoedeisende gevallen, rechtstreeks.3. De centrale autoriteit van de aangezochte partij legt de verzoeken ten uitvoer of, naar gelang van het geval, bezorgt de verzoeken aan haar bevoegde autoriteiten met het oog op de tenuitvoerlegging ervan. Artikel 4 BEVOEGDE AUTORITEITEN Voor beide Partijen zijn de bevoegde autoriteiten de gerechtelijke autoriteiten, daaronder begrepen het openbaar ministerie.
Artikel 5 WEIGERING TOT RECHTSHULP 1. De rechtshulp kan worden geweigerd wanneer de wetgeving van de aangezochte partij zulks vereist, in het bijzonder : (a) indien het verzoek betrekking heeft op strafbare feiten die door de aangezochte partij worden aangemerkt : - als politieke misdrijven of als met politieke misdrijven samenhangende misdrijven; - of als militaire misdrijven, die geen misdrijven van gemeen recht opleveren; (b) indien de aangezochte partij van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van het verzoek de soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere wezenlijke belangen van de aangezochte staat kan schenden.De aangezochte partij kan evenwel niet het bankgeheim aanvoeren als wezenlijk belang van de aangezochte staat in de zin van deze bepaling teneinde de rechtshulp te weigeren; (c) indien de zaak waarop een strafprocedure in de verzoekende partij betrekking heeft geen strafbaar feit oplevert krachtens de wetgeving van de aangezochte partij, ingeval de zaak behoort tot de bevoegdheid van de aangezochte partij;(d) indien de procedure in het kader waarvan het verzoek wordt gedaan, is ingegeven door redenen die verband houden met vermeend ras, geslacht, huidskleur, etnische of maatschappelijke afkomst, genetische kenmerken, taal, geloof of overtuiging, politieke of enige andere mening, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid;(e) indien het verzoek betrekking heeft op een strafbaar feit waarop krachtens de wetgeving van de verzoekende partij de doodstraf is gesteld, tenzij - redelijkerwijs kan worden aangenomen dat door tenuitvoerlegging minder snel zal worden overgegaan tot een veroordeling tot de doodstraf; - dat verzoek het gevolg is van een verzoek van de verdachte of beklaagde zelf; - de verzoekende partij toereikende waarborgen biedt dat de doodstraf niet zal worden opgelegd of, indien zulks wel het geval is, niet zal worden uitgevoerd; (f) indien het verzoek om rechtshulp strekt tot vervolging van een persoon wegens een strafbaar feit waarvoor hij reeds is berecht en dat in de aangezochte partij heeft geleid tot een definitief vonnis of definitieve vrijspraak of amnestie;(g) indien de verzoekende partij niet kan voldoen aan de door de aangezochte partij gestelde voorwaarden met betrekking tot de vertrouwelijkheid of het beperkt gebruik van verstrekte stukken, zoals bedoeld in artikel 20 van deze Overeenkomst.2. De aangezochte partij kan het verlenen van rechtshulp uitstellen indien de tenuitvoerlegging van het verzoek een lopende procedure in de aangezochte partij kan schaden.In een dergelijk geval wordt de verzoekende partij daarvan in kennis gesteld met vermelding van de vermoedelijke termijn waarbinnen het verzoek kan worden ingewilligd. 3. Alvorens het verlenen van rechtshulp in overeenstemming met dit artikel te weigeren, stelt de aangezochte partij, via haar centrale autoriteit, de verzoekende partij op gemotiveerde wijze in kennis van haar voornemen om te weigeren en de redenen daarvoor, met eventuele vermelding van de voorwaarden waaronder de tenuitvoerlegging zou kunnen plaatsvinden.4. Indien de aangezochte partij het verlenen van rechtshulp weigert of uitstelt, deelt zij de redenen voor de weigering of het uitstel mee aan de verzoekende partij. Artikel 6 INHOUD VAN VERZOEKEN 1. Een verzoek om rechtshulp bevat : (a) de naam van de bevoegde autoriteit die het onderzoek, de vervolging of de procedure waarop het verzoek betrekking heeft, leidt;(b) het doel van het verzoek en de omschrijving van de gevraagde rechtshulp;(c) behalve in geval van verzoek om afgifte van documenten, een omschrijving van het onderwerp en de aard van het onderzoek of de procedure, daaronder begrepen een samenvatting van de relevante feiten en ad-hocwetgeving;en (d) de gewenste termijn waarbinnen het verzoek ten uitvoer moet worden gelegd.2. Voor zover mogelijk kan een verzoek om rechtshulp tevens volgende elementen bevatten : (a) informatie over de identiteit, nationaliteit en verblijfplaats van de persoon op wie het onderzoek, de vervolging of de procedure in de verzoekende partij betrekking heeft, alsmede van alle personen van wie men bewijs wenst te verkrijgen;(b) informatie over de identiteit en verblijfplaats van de persoon aan wie een kennisgeving moet worden gedaan, over het verband tussen voornoemde persoon en de procedure, alsmede over de wijze van kennisgeving;(c) informatie over de identiteit en verblijfplaats van de te lokaliseren persoon;(d) een omschrijving van de te doorzoeken plaats of van de persoon bij wie een huiszoeking moet worden verricht, alsmede van de in beslag te nemen goederen;(e) een omschrijving van enige bij de tenuitvoerlegging van het verzoek in acht te nemen bijzondere procedure of voorwaarde;(f) informatie over de vergoedingen en onkosten waarin is voorzien voor de persoon die is opgeroepen om in de verzoekende partij te verschijnen;(g) de noodzaak van vertrouwelijkheid en de redenen daarvoor;en (h) enige andere informatie die nodig kan zijn voor de tenuitvoerlegging van het verzoek.3. Indien de aangezochte partij van oordeel is dat de in het verzoek verstrekte informatie niet volstaat voor de behandeling ervan, kan extra informatie worden gevraagd. Artikel 7 TENUITVOERLEGGING VAN VERZOEKEN OM RECHTSHULP 1. De aangezochte partij gaat over tot tenuitvoerlegging van door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij met betrekking tot een strafzaak toegezonden verzoeken om rechtshulp die ertoe strekken onderzoekshandelingen te verrichten, bewijs te verzamelen, dossiers, documenten of overtuigingsstukken te bezorgen, of door een strafbaar feit verkregen en bij de dader ervan aangetroffen voorwerpen of waardepapieren terug te geven aan het slachtoffer, onverminderd de rechten van derden en in overeenstemming met de toepasselijke wetsbepalingen.2. Verzoeken om rechtshulp worden ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de procedurevormen en -regels van de aangezochte partij.De aangezochte partij kan evenwel andere door de verzoekende partij uitdrukkelijk genoemde procedureregels in acht nemen, mits dergelijke regels geen fundamentele rechten of enig ander fundamenteel rechtsbeginsel van de aangezochte partij schenden. 3. Indien de verzoekende partij wenst dat getuigen of deskundigen onder ede getuigen, doet zij daartoe een uitdrukkelijk verzoek en geeft de aangezochte partij daaraan gevolg tenzij zulks in strijd is met haar wetgeving. Artikel 8 TALEN Met toepassing van deze Overeenkomst voorgelegde verzoeken, ter ondersteuning ervan bijgevoegde documenten en andere gedane mededelingen moeten vergezeld gaan van een vertaling in één van de officiële talen van de aangezochte partij of in de Engelse taal.
Artikel 9 VERZOEKEN MET BETREKKING TOT EEN BIJZONDERE PROCEDURE Indien de verzoekende partij daarom uitdrukkelijk verzoekt, deelt de aangezochte partij het tijdstip en de plaats van tenuitvoerlegging van het verzoek om rechtshulp mee. De autoriteiten en door hen gemachtigde personen kunnen aanwezig zijn bij de tenuitvoerlegging indien de aangezochte partij daarmee instemt.
Artikel 10 TOEZENDING VAN VOORWERPEN EN DOCUMENTEN 1. In het kader van de tenuitvoerlegging van een verzoek om rechtshulp toegezonden overtuigingsstukken en originelen van dossiers en documenten worden door de verzoekende partij bewaard tenzij de aangezochte partij de teruggave ervan vraagt.2. De aangezochte partij kan de toezending van gevraagde overtuigingsstukken, dossiers en documenten uitstellen wanneer zij voornoemde overtuigingsstukken, dossiers en documenten nodig heeft in het kader van een lopende strafprocedure.3. Op verzoek van de aangezochte partij geeft de verzoekende partij zo spoedig en voor zover mogelijk de met toepassing van deze Overeenkomst verstrekte elementen terug. Artikel 11 HUISZOEKINGEN, INBESLAGNEMINGEN EN ANDERE DWANGMAATREGELEN 1. De aangezochte partij legt, voor zover krachtens haar wetgeving mogelijk, een verzoek om huiszoeking of inbeslagneming ten uitvoer en bezorgt de verzamelde elementen aan de verzoekende partij mits het verzoek de informatie bevat waardoor een dergelijk optreden in het licht van de wetgeving van de aangezochte partij verantwoord is.2. De aangezochte partij verstrekt de door de verzoekende partij gevraagde informatie over de resultaten van de huiszoeking, de plaats van de inbeslagneming, de omstandigheden van de inbeslagneming en de daaropvolgende bewaring van het in beslag genomen materiaal.3. De verzoekende partij neemt alle door de aangezochte partij gestelde voorwaarden met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen die aan de verzoekende partij worden bezorgd in acht, daaronder begrepen de nodig geachte nadere regels en voorwaarden ter bescherming van de belangen van derden ten aanzien van het over te dragen voorwerp.4. De aangezochte partij legt andere verzoeken om rechtshulp waarbij sprake is van dwang op personen of schending van hun fundamentele rechten en vrijheden alleen ten uitvoer wanneer deze verzoeken strafbare feiten bevatten waarvoor de gevraagde maatregelen in het licht van de wetgeving van de aangezochte partij verantwoord zijn en voor het strafbaar feit in haar rechtsgebied een onderzoek of vervolging zou zijn ingesteld. Artikel 12 OPBRENGSTEN VAN CRIMINELE ACTIVITEITEN 1. De aangezochte partij stelt, op verzoek, alles in het werk om na te gaan of opbrengsten van een in strijd met de wetgeving van de verzoekende partij gepleegd strafbaar feit zich in haar rechtsgebied bevinden en stelt de verzoekende partij in kennis van het resultaat van haar onderzoek.In haar verzoek deelt de verzoekende partij aan de aangezochte partij mee waarom zij vermoedt dat voornoemde opbrengsten zich in het rechtsgebied van laatstgenoemde kunnen bevinden. 2. Indien in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel vermoedelijke opbrengsten van een strafbaar feit worden aangetroffen, neemt de aangezochte partij de nodige in haar wetgeving toegestane maatregelen om te voorkomen dat voornoemde opbrengsten worden verhandeld, overgedragen of vervreemd in afwachting van een definitieve beslissing daaromtrent.3. Indien een verzoek om rechtshulp wordt gedaan met het oog op de verbeurdverklaring van opbrengsten van een strafbaar feit, wordt het verzoek ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de wetgeving van de aangezochte partij.4. Met toepassing van deze Overeenkomst verbeurdverklaarde opbrengsten worden bewaard door de aangezochte partij, die erover beschikt in overeenstemming met haar wetgeving, tenzij de Partijen anders overeenkomen.5. Voor de toepassing van dit artikel omvatten de opbrengsten van een strafbaar feit de opbrengsten van de eventuele verkoop van door dergelijke strafbare feiten verkregen goederen.6. Voor de toepassing van dit artikel worden de rechten van een derde partij te goeder trouw in acht genomen in overeenstemming met de wetgeving van de aangezochte partij. Artikel 13 AFGIFTE VAN DOCUMENTEN 1. De aangezochte partij gaat over tot afgifte van daartoe door de verzoekende partij toegezonden documenten.2. Een verzoek om afgifte van een document waarin een persoon wordt gevraagd te verschijnen, moet ten minste vijfenveertig (45) dagen vóór de datum waarop de verschijning is gepland door de aangezochte partij zijn ontvangen.In spoedeisende gevallen kan de aangezochte partij afzien van deze voorwaarde. 3. De aangezochte partij bezorgt een bewijs van afgifte aan de verzoekende partij.Indien geen afgifte kan worden gedaan, wordt de verzoekende partij daarvan in kennis gesteld en wordt meegedeeld waarom. 4. Een persoon die een met toepassing van dit artikel afgegeven document niet in acht neemt, kan om die reden geen sanctie of dwangmaatregel worden opgelegd krachtens de wetgeving van de aangezochte partij. Artikel 14 VERSCHIJNING VAN GETUIGEN EN DESKUNDIGEN 1. Indien de verzoekende partij van oordeel is dat het van zeer groot belang is dat een persoon als getuige of deskundige voor haar bevoegde autoriteiten verschijnt, maakt zij daarvan melding in het verzoek om afgifte van documenten en wordt de persoon door de aangezochte partij verzocht te verschijnen.De aangezochte partij deelt het antwoord van voornoemde persoon mee aan de verzoekende partij. 2. In het in het eerste lid van dit artikel bedoelde geval moet in het verzoek en de documenten melding worden gemaakt van het geschatte bedrag van de te storten vergoedingen, alsmede van de terug te betalen reis- en verblijfkosten.De persoon wordt in kennis gesteld van alle te storten vergoedingen en onkosten. 3. De te storten vergoedingen, daaronder begrepen de verblijfkosten, alsmede de door de verzoekende partij aan de persoon terug te betalen reiskosten worden berekend vanaf zijn verblijfplaats en worden toegekend volgens tarieven die minstens overeenkomen met de in het land waar de verschijning moet plaatsvinden geldende tarieven en regelingen.4. Indien een verzoek daartoe wordt gedaan, kan de aangezochte partij een voorschot toestaan aan de persoon.Daarvan wordt melding gemaakt op het verzoek en de documenten. Het voorschot wordt terugbetaald door de verzoekende partij.
Artikel 15 TIJDELIJKE OVERBRENGING VAN GEDETINEERDE PERSONEN 1. Wanneer de verzoekende partij een gedetineerde persoon vraagt persoonlijk te verschijnen om mee te werken in het kader van een strafprocedure, wordt voornoemde persoon tijdelijk overgebracht naar het grondgebied waarop de verschijning moet plaatsvinden, mits hij wordt teruggezonden binnen de door de aangezochte partij gestelde termijn, onverminderd de bepalingen van de artikelen 14 en 17, voor zover toepasselijk. Overbrenging kan worden geweigerd : (a) indien de gedetineerde persoon daarmee niet instemt;(b) indien zijn aanwezigheid vereist is in het kader van een lopende strafprocedure op het grondgebied van de aangezochte partij;(c) indien door de overbrenging de duur van zijn detentie mogelijk wordt verlengd;of (d) indien andere dwingende overwegingen in de weg staan aan de overbrenging naar het grondgebied van de verzoekende partij.2. Wanneer de overgebrachte persoon krachtens de wetgeving van de aangezochte partij gedetineerd moet blijven, houdt de verzoekende partij voornoemde persoon in detentie en zendt zij hem gedetineerd terug na de tenuitvoerlegging van het verzoek.3. Wanneer de aangezochte partij de verzoekende partij meedeelt dat de overgebrachte persoon niet langer in detentie moet worden gehouden, wordt voornoemde persoon in vrijheid gesteld en behandeld in overeenstemming met artikel 14 van deze Overeenkomst.4. De duur van de in de aangezochte partij opgelegde straf van een krachtens dit artikel overgebrachte persoon wordt in mindering gebracht op de duur van de detentie in de verzoekende partij. Artikel 16 DOORTOCHT 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 5 kunnen beide Partijen de doortocht over hun grondgebied toestaan van in een derde staat gedetineerde personen die door de andere partij zijn gevraagd persoonlijk te verschijnen om op te treden als getuige of deskundige of om mee te werken in het kader van een onderzoek.De doortocht wordt toegestaan binnen de grenzen van de wetgeving van de aangezochte partij, na een verzoek dat vergezeld gaat van alle nodige documenten. 2. De overgebrachte persoon blijft gedetineerd op het grondgebied van de verzoekende partij binnen de grenzen van de wetgeving van de verzoekende partij.3. Beide Partijen kunnen weigeren de doortocht toe te staan aan hun onderdanen.4. Alle uit de doortocht voortvloeiende uitgaven worden gedragen door de verzoekende partij. Artikel 17 IMMUNITEIT 1. Geen enkele persoon die na een verzoek daartoe voor de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij verschijnt, kan op het grondgebied van deze partij worden vervolgd, gedetineerd of onderworpen aan enige andere beperking van zijn individuele vrijheid wegens feiten, nalatigheden of veroordelingen die voorafgaan aan zijn vertrek uit het grondgebied van de aangezochte partij.Voornoemde persoon kan evenmin worden gedwongen te getuigen in het kader van een andere procedure of mee te werken in het kader van een ander onderzoek dan de procedure of het onderzoek waarop het verzoek betrekking heeft. 2. Geen enkele persoon die voor de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij verschijnt om zich te verantwoorden voor feiten waarvoor hij wordt vervolgd, kan op het grondgebied van deze partij worden vervolgd, gedetineerd of onderworpen aan enige andere beperking van zijn individuele vrijheid wegens feiten, nalatigheden of veroordelingen die voorafgaan aan zijn vertrek uit het grondgebied van de aangezochte partij.3. De in dit artikel bedoelde immuniteit neemt een einde wanneer de persoon officieel ervan in kennis wordt gesteld dat zijn aanwezigheid niet langer vereist is door de bevoegde autoriteiten, vervolgens gedurende vijftien (15) opeenvolgende dagen de mogelijkheid heeft het grondgebied van de verzoekende partij te verlaten en desalniettemin op voornoemd grondgebied blijft of ernaar terugkeert na het te hebben verlaten.4. Een persoon die geen gevolg geeft aan een oproeping om te verschijnen waarvan de afgifte was gevraagd, kan geen sanctie of dwangmaatregel worden opgelegd, zelfs niet wanneer voornoemde oproeping bevelen zou bevatten, tenzij hij zich vervolgens uit eigen beweging naar het grondgebied van de verzoekende partij begeeft en aldaar opnieuw behoorlijk wordt opgeroepen om te verschijnen. Artikel 18 AFNEMEN VAN GETUIGENISSEN EN VERKLARINGEN DOOR MIDDEL VAN VIDEOCONFERENCING Wanneer een persoon zich op het grondgebied van de aangezochte partij bevindt en door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij moet worden gehoord als getuige of deskundige, kan eerstgenoemde indien mogelijk en in overeenstemming met de fundamentele beginselen van haar wetgeving, op verzoek van de verzoekende partij, instemmen met het afnemen van getuigenissen en verklaringen door middel van videoconferencing, onder de voorwaarden en op de wijze overeengekomen tussen de Partijen ingeval het niet mogelijk of wenselijk is dat voornoemde persoon persoonlijk verschijnt op het grondgebied van de verzoekende partij. De Partijen kunnen overeenkomen dat de getuigenis of verklaring wordt afgenomen door een bevoegde autoriteit van de verzoekende partij in aanwezigheid van een bevoegde autoriteit van de aangezochte partij.
Artikel 19 TOEZENDING VAN UITTREKSELS UIT HET STRAFREGISTER EN ANDERE DOCUMENTEN 1. De aangezochte partij bezorgt de door de gerechtelijke autoriteiten van de verzoekende partij in het kader van een strafzaak gevraagde uittreksels uit het strafregister en alle daarmee verband houdende inlichtingen, voor zover haar bevoegde justitiële autoriteiten in een dergelijk geval zelf voornoemde uittreksels en inlichtingen kunnen verkrijgen.2. In andere dan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gevallen wordt aan een dergelijk verzoek gevolg gegeven onder de voorwaarden waarin de wetgeving, regelgeving en gebruiken van de aangezochte partij voorzien.3. De aangezochte partij verstrekt afschriften van documenten en stukken die voor het publiek toegankelijk zijn in de vorm van een openbaar of ander register of door het publiek kunnen worden gekocht. Artikel 20 VERTROUWELIJKHEID 1. Indien de wens daartoe wordt geuit, stellen beide Partijen alles in het werk om ervoor te zorgen dat verzoeken om rechtshulp of hun antwoord binnen de grenzen van de wetgeving vertrouwelijk blijven. Wanneer het verzoek niet ten uitvoer kan worden gelegd zonder dat de gevraagde vertrouwelijkheid wordt opgeheven, stelt de aangezochte partij de verzoekende partij daarvan in kennis. Laatstgenoemde beslist vervolgens of het verzoek desalniettemin ten uitvoer wordt gelegd. 2. De verzoekende partij kan verstrekte informatie of bewijsmateriaal niet openbaar maken, gebruiken of meedelen voor andere dan de in het verzoek bepaalde doeleinden zonder voorafgaande toestemming van de centrale autoriteit van de aangezochte partij. Artikel 21 LEGALISATIE EN CERTIFICATIE 1. Onverminderd het tweede lid van dit artikel moeten verzoeken om rechtshulp en daarmee verband houdende documenten, alsmede de in antwoord op dergelijke verzoeken verstrekte documenten en stukken niet worden gelegaliseerd of gecertificeerd.2. Voor zover mogelijk krachtens de wetgeving van de aangezochte partij worden de documenten, dossiers en andere stukken bezorgd in de door de verzoekende partij gevraagde vorm of vergezeld van een door haar gevraagde legalisatie of certificatie met het oog op de ontvankelijkheid ervan krachtens haar wetgeving.3. De aangezochte partij kan gewaarmerkte afschriften van gevraagde dossiers en documenten bezorgen.Indien de verzoekende partij daarom uitdrukkelijk verzoekt, worden evenwel voor zover mogelijk originelen toegezonden.
Artikel 22 UITGAVEN 1. De aangezochte partij draagt de kosten voor de tenuitvoerlegging van het verzoek om rechtshulp.De verzoekende partij betaalt evenwel : (a) de uitgaven met betrekking tot de overbrenging van een persoon naar of uit het grondgebied van de aangezochte partij op verzoek van de verzoekende partij, alsmede alle aan de persoon te storten vergoedingen en onkosten wanneer hij zich op het grondgebied van de verzoekende partij bevindt naar aanleiding van een met toepassing van artikel 15 of 16 gedaan verzoek;(b) alle reiskosten van de begeleiders van de persoon naar aanleiding van een met toepassing van artikel 16 gedaan verzoek;en (c) de uitgaven en honoraria van deskundigen.2. Indien tijdens de tenuitvoerlegging van het verzoek blijkt dat om het verzoek in te willigen buitengewoon hoge kosten moeten worden gemaakt, plegen de Partijen overleg teneinde de nadere regels en voorwaarden te bepalen waaronder de gevraagde rechtshulp kan worden verleend. Artikel 23 UITWISSELING VAN MEDEDELINGEN OMTRENT VEROORDELINGEN De Partijen stellen elkaar in kennis van latere strafvonnissen en maatregelen die betrekking hebben op onderdanen van de andere partij en ingeschreven zijn in het strafregister. De centrale autoriteiten wisselen dergelijke mededelingen ten minste éénmaal per jaar uit.
Artikel 24 OVERLEG 1. Indien nodig plegen de Partijen, op verzoek van één van beide, snel overleg met betrekking tot de uitlegging, toepassing of tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst.2. Geschillen daaromtrent worden langs diplomatieke weg beslecht wanneer de centrale autoriteiten niet erin slagen een akkoord te bereiken. Artikel 25 INWERKINGTREDING EN OPZEGGING 1. Deze Overeenkomst treedt in werking dertig (30) dagen na de datum waarop de Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun respectieve vereiste formaliteiten voor de inwerkingtreding ervan zijn vervuld.2. Deze Overeenkomst is van toepassing op alle na de inwerkingtreding ervan gedane verzoeken, zelfs indien daarmee verband houdende handelingen of nalatigheden plaatsvonden vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst.3. Beide Partijen kunnen deze Overeenkomst te allen tijde opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving, die langs diplomatieke weg aan de andere partij wordt bezorgd.De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van kennisgeving. 4. Vóór de opzegging van de Overeenkomst ontvangen verzoeken om rechtshulp worden evenwel behandeld in overeenstemming met de Overeenkomst alsof deze nog steeds in werking was. TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun respectieve regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Brussel, op 17 januari 2007, in de Nederlandse, de Franse, de Engelse en de Koreaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.