gepubliceerd op 22 augustus 2022
Wet houdende instemming met de Kaderconventie van de Raad van Europa over de bijdrage van cultureel erfgoed aan de samenleving, gedaan te Faro op 27 oktober 2005 (2)(3)
10 APRIL 2022. - Wet houdende instemming met de Kaderconventie van de Raad van Europa over de bijdrage van cultureel erfgoed aan de samenleving, gedaan te Faro op 27 oktober 2005 (1)(2)(3)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.De Kaderconventie van de Raad van Europa over de bijdrage van cultureel erfgoed aan de samenleving, gedaan te Faro op 27 oktober 2005, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 april 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en de Federale Culturele Instellingen, S. WILMES De Minister van Economie en Werk, P.-Y. DERMAGNE De Staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen, belast met Wetenschapsbeleid, T. DERMINE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 55-2181 Integraal verslag: 03/02/2022 (2) Zie decreet van het Waals Gewest van 2 juli 2015 (Belgisch Staatsblad van 14/07/2015), ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 11 mei 2017 (Belgisch Staatsblad van 30/05/2017), decreet van de Vlaamse gemeenschap van 14 februari 2014 (Belgisch Staatsblad van 24/03/2014), decreet van de Franse gemeenschap van 21 oktober 2015 (Belgisch Staatsblad van 13/11/2015) en decreet van de Duitstalige gemeenschap van 2 november 2015 (Belgisch Staatsblad van 02/12/2015), decreet van de Franse gemeenschapscommissie van 4 maart 2021 (Belgisch Staatsblad van 30/04/2021) (3) Datum inwerkingtreking voorBelgië : 01/09/2022. Kaderconventie van de Raad van Europa over de bijdrage van cultureel erfgoed aan de samenleving "Preambule De lidstaten van de Raad van Europa, de ondertekenaars hiervan, overwegend dat het één van de doelstellingen van de Raad van Europa is om een grotere eenheid te creëren tussen zijn leden, in functie van het beschermen en koesteren van de idealen en principes gebaseerd op respect voor mensenrechten, democratie en de rechtsstaat die hun gemeenschappelijk erfgoed zijn; erkennend dat het nodig is om de mensen en de menselijke waarden een centrale plaats in een verbreed en transdisciplinair concept van cultureel erfgoed te geven; de nadruk leggend op de waarde en het potentieel van cultureel erfgoed dat wijs gebruikt kan worden als een hulpbron voor duurzame ontwikkeling en levenskwaliteit in een voortdurend evoluerende maatschappij; erkennend dat alle personen het recht hebben om zich in te laten met het cultureel erfgoed van hun keuze, terwijl ze de rechten en vrijheden van anderen respecteren, als een aspect van het recht om vrij te participeren aan het culturele leven, zoals opgenomen in de Universele Verklaring van de Verenigde Naties over de Rechten van de Mens (1948) en gegarandeerd door het Internationale Convenant over Economische, Sociale en Culturele Rechten (1966); overtuigd van de nood om iedereen in de maatschappij te betrekken in het voortschrijdende proces van het definiëren en managen van cultureel erfgoed; overtuigd van het steek houden van het principe van erfgoedbeleidsprogramma's en educatieve initiatieven die alle vormen van cultureel erfgoed evenwaardig behandelen en op deze wijze de dialoog tussen culturen en religies promoten; verwijzend naar de diverse instrumenten van de Raad van Europa, in het bijzonder de Europese Culturele Conventie (1954), de Conventie voor de Bescherming van Architecturaal Erfgoed van Europa (1985), de Europese Conventie over de Bescherming van het Archeologisch Erfgoed (1992, herwerkt) en de Europese Conventie over het Landschap (2000); overtuigd van het belang van het creëren van een pan-Europees kader voor samenwerking in een dynamisch proces om deze principes in werking te stellen; zijn het volgende overeengekomen: Sectie I - Doelstellingen, definities en principes Artikel 1 - Doelstellingen van de Conventie De Deelnemers van deze Conventie komen overeen om: a. te erkennen dat rechten met betrekking tot cultureel erfgoed inherent zijn aan het recht om te participeren aan het culturele leven, zoals gedefinieerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;b. de individuele en collectieve verantwoordelijkheid ten opzichte van cultureel erfgoed te erkennen;c. te benadrukken dat de conservering van cultureel erfgoed en het duurzaam gebruik ervan de ontwikkeling van de mens en levenskwaliteit als streefdoel hebben;d. de noodzakelijke stappen te zetten om de voorziene maatregelen van de conventie toe te passen in verband met : - de rol van cultureel erfgoed in de constructie van een vredevolle en democratische samenleving, en in de processen van duurzame ontwikkeling en promotie van culturele diversiteit; - een grotere synergie van competenties tussen alle betrokken publieke, institutionele en private actoren.
Artikel 2 - Definities Voor de doeleinden van deze Conventie, a. cultureel erfgoed is een groep van hulpbronnen geërfd uit het verleden waarmee mensen zich identificeren, onafhankelijk van het bezitten ervan, als een reflectie en uitdrukking van hun voortdurend evoluerende waarden, overtuigingen, kennis en tradities.Het omvat alle aspecten van de omgeving resulterend uit de interactie tussen mensen en plaatsen doorheen de tijd; b. een erfgoedgemeenschap is samengesteld uit personen die waarde hechten aan specifieke aspecten van cultureel erfgoed die ze, in het kader van publieke actie, wensen te behouden en aan toekomstige generaties over te dragen. Artikel 3 - Het gemeenschappelijke erfgoed van Europa De Deelnemers komen overeen om een begrip van gemeenschappelijk erfgoed van Europa te promoten, dat bestaat uit: a. alle vormen van cultureel erfgoed in Europa die samen een gedeelde bron van herinnering, begrijpen, identiteit, cohesie en creativiteit vormen, en b.de idealen, principes en waarden, die afgeleid worden van de ervaring die gewonnen wordt door vooruitgang en voorbije conflicten, die de ontwikkeling koesteren van een vreedzame en stabiele samenleving, gebaseerd op respect voor de rechten van de mens, de democratie en de rechtsstaat.
Artikel 4 - Rechten en verantwoordelijkheden ten opzichte van cultureel erfgoed De Deelnemers erkennen dat: a. iedereen, alleen of collectief, het recht heeft om te genieten van cultureel erfgoed en bij te dragen tot de verrijking ervan;b. iedereen, alleen of collectief, de verantwoordelijkheid heeft om het cultureel erfgoed van anderen even sterk als hun eigen erfgoed te respecteren, en bij gevolg ook het gemeenschappelijk erfgoed van Europa;c. het uitoefenen van het recht op cultureel erfgoed alleen onderworpen mag zijn aan die beperkingen die nodig zijn in een democratische samenleving voor de bescherming van het publieke belang en de rechten en vrijheden van anderen. Artikel 5 - Wetgeving en beleidsprogramma's rond cultureel erfgoed De Deelnemers nemen zich voor: a. het publieke belang te erkennen dat geassocieerd is met elementen van cultureel erfgoed in overeenstemming met hun belang voor de maatschappij;b. de waarde van cultureel erfgoed te verhogen doorheen de identificatie, studie, interpretatie, bescherming, conservering en presentatie ervan;c. te verzekeren, in de specifieke context van elke Partij, dat wetgevende voorzieningen bestaan voor het uitoefenen van het recht op cultureel erfgoed zoals gedefinieerd in artikel 4;d. een economisch en sociaal klimaat te kweken dat participatie aan culturele erfgoedactiviteiten steunt;e. bescherming van cultureel erfgoed te promoten als een centrale factor van wederzijds ondersteunende objectieven van duurzame ontwikkeling, culturele diversiteit en hedendaagse creativiteit;f. de waarde te erkennen van cultureel erfgoed dat gesitueerd is op territoria onder hun jurisdictie, zonder onderscheid van de herkomst;g. geïntegreerde strategieën te formuleren om de implementatie van de voorzieningen van deze Conventie te faciliteren. Artikel 6 - Effecten van de Conventie Geen enkele voorziening van deze Conventie zal geïnterpreteerd worden op een wijze om: a. de mensenrechten en fundamentele vrijheden te beperken of te ondermijnen, waar ze beschermd worden door internationale instrumenten, in het bijzonder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de Conventie voor de Bescherming van de Bescherming van Mensenrechten en Fundamentele Vrijheden;b. meer gunstige voorzieningen voor cultureel erfgoed of de omgeving die in andere nationale of internationale wettelijke instrumenten zouden aanwezig zijn, aan te tasten;c. afdwingbare rechten te creëren. Sectie II - Bijdrage van het cultureel erfgoed tot de maatschappij en de menselijke ontwikkeling Artikel 7 - Cultureel erfgoed en dialoog De Deelnemers nemen zich voor, via de publieke overheden en andere competente lichamen: a. reflectie aan te moedigen over ethiek en methodes van de presentatie van cultureel erfgoed, net als respect voor diversiteit van interpretaties;b. processen voor verzoening in te stellen om evenwichtig om te gaan met situaties waar tegenstrijdige waarden gehecht worden aan hetzelfde cultureel erfgoed door verschillende gemeenschappen;c. kennis van cultureel erfgoed te ontwikkelen als een hulpbron om vreedzame coexistentie te faciliteren, door vertrouwen en wederzijds begrip te promoten met het oog op oplossing en preventie van conflicten;d. deze benaderingen te integreren in alle aspecten van levenslange educatie en training. Artikel 8 - Omgeving, erfgoed en levenskwaliteit De Deelnemers nemen zich voor om alle erfgoedaspecten van de culturele omgeving te gebruiken om: a. processen van economische, politieke, sociale en culturele ontwikkeling en planning van het gebruik van land te verbeteren, om over te gaan tot inschattingsonderzoek (`assessments') van de impact op cultureel erfgoed en tot het adopteren van verzachtende strategieën waar noodzakelijk;b. een geïntegreerde aanpak te promoten voor beleidsprogramma's met betrekking tot culturele, biologische, geologische en landschappelijke diversiteit om een evenwicht tussen deze elementen te bereiken;c. sociale cohesie te versterken door een zin van gedeelde verantwoordelijkheid te kweken ten opzichte van die plaatsen waar mensen leven;d. kwaliteit na te streven in hedendaagse toevoegingen tot de omgeving zonder de culturele waarden daarvan in gevaar te brengen. Artikel 9 - Duurzaam gebruik van cultureel erfgoed Om cultureel erfgoed te onderhouden, nemen de Deelnemers zich voor: a. respect te promoten voor de integriteit van het cultureel erfgoed door te verzekeren dat beslissingen over verandering het begrijpen van de betrokken culturele waarden omvat;b. de principes van duurzaam management te definiëren en te promoten, en onderhoud aan te moedigen;c. te verzekeren dat alle algemene technische regels rekening houden met specifieke conserveringsvereisten van cultureel erfgoed;d. het gebruik van materialen, technieken en vaardigheden die gebaseerd zijn op traditie, te promoten en hun potentieel voor hedendaagse applicaties te exploreren;e. werk van hoge kwaliteit te promoten door systemen van professionele kwalificatie en accreditatie voor individuen, ondernemingen en instituties. Artikel 10 - Cultureel erfgoed en economische activiteit Om volledig gebruik te maken van het potentieel van het cultureel erfgoed als een factor in duurzame economische ontwikkeling, nemen de Deelnemers zich voor: a. het bewustzijn te stimuleren en het economisch potentieel van cultureel erfgoed te gebruiken;b. rekening te houden met het specifieke karakter en de belangen van cultureel erfgoed bij het uittekenen van economisch beleid, en c.te verzekeren dat deze beleidsprogramma's de integriteit van cultureel erfgoed respecteren zonder de inherente waarden in het gedrang te brengen.
Sectie III - Gedeelde verantwoordelijkheid voor cultureel erfgoed en publieke participatie Artikel 11 - De organisatie van publieke verantwoordelijkheden voor cultureel erfgoed In het management van het cultureel erfgoed, nemen de Deelnemers zich voor: a. een geïntegreerde en goed geïnformeerde aanpak door publieke autoriteiten in alle sectoren en op alle niveau's te promoten;b. de wettelijke, financiële en professionele kaders te ontwikkelen, die gezamenlijke actie door openbare overheden, experts, eigenaars, investeerders, ondernemingen, niet-gouvernementele organisaties en de civiele maatschappij mogelijk maken;c. innoverende manieren te ontwikkelen voor publieke overheden om samen te werken met andere actoren;d. initiatieven van vrijwilligers die de rollen van openbare overheden aanvullen, te respecteren en aan te moedigen;e. niet-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij erfgoedconservatie, aan te moedigen om in het publieke belang te handelen. Artikel 12 - Toegang tot cultureel erfgoed en democratische participatie De Deelnemers nemen zich voor: a. iedereen aan te moedigen om deel te nemen aan: - het proces van identificatie, studie, interpretatie, bescherming, conservering en presentatie van cultureel erfgoed; - de publieke reflectie en het debat over de opportuniteiten en uitdagingen die het cultureel erfgoed biedt; b. de waarde, die door elke erfgoedgemeenschap wordt gehecht aan het cultureel erfgoed waarmee zij zich identificeert, in overweging te nemen;c. de rol van vrijwilligersorganisaties te erkennen, zowel als partners in activiteiten en als constructieve critici van cultureel-erfgoedbeleidsprogramma's;d. stappen te nemen om de toegang tot erfgoed te verbeteren, in het bijzonder voor jonge en minder bevoorrechte mensen, om zo de bewustwording te versterken van zijn waarde, van de nood om het in stand te houden en te preserveren en van de voordelen die eruit kunnen voortvloeien. Artikel 13 - Cultureel erfgoed en kennis De Deelnemers nemen zich voor: a. de inclusie van de cultureel-erfgoeddimensie te faciliteren op alle niveaus van het onderwijs, niet noodzakelijk als een onderwerp van studie op zichzelf, maar als een vruchtbare bron voor studies over andere onderwerpen;b. de link te versterken tussen cultureel-erfgoedopvoeding en beroepstraining;c. interdisciplinair onderzoek naar cultureel erfgoed, erfgoedgemeenschappen, de omgeving en de onderlinge relaties tussen deze elementen aan te moedigen;d. continue professionele training en de uitwisseling van kennis en vaardigheden, zowel binnen als buiten het educatief systeem, aan te moedigen. Artikel 14 - Cultureel erfgoed en de informatiemaatschappij De Deelnemers nemen zich voor het gebruik van digitale technologie te ontwikkelen om de toegang tot cultureel erfgoed en de voordelen die eruit voortvloeien te verhogen, door: a. initiatieven aan te moedigen die de kwaliteit van de inhoud versterken en de diversiteit van talen en culturen in de informatiemaatschappij proberen te verzekeren;b. internationaal compatibele standaarden te ondersteunen voor de studie, conservatie, versterking en de veiligheid van cultureel erfgoed, terwijl onwettige handel in culturele eigendommen bestreden wordt;c. te zoeken naar manieren om obstakels weg te werken in verband met toegang tot informatie over cultureel erfgoed, in het bijzonder voor educatieve doeleinden, terwijl intellectuele eigendomsrechten beschermd worden;d. te erkennen dat de creatie van digitale inhoud gerelateerd aan erfgoed niet de conservatie van het bestaande erfgoed in het gedrang zou mogen brengen. Sectie IV - Opvolging en samenwerking Artikel 15 - Voornemens van de Deelnemers De Deelnemers nemen zich voor om: a. via de Raad van Europa een monitoringfunctie te ontwikkelen die dekkend is voor regelgevingen, beleidsprogramma's en praktijken met betrekking tot cultureel erfgoed, consistent met de principes die ontwikkeld worden door deze Conventie;b. data te onderhouden, te ontwikkelen en bij te dragen tot een gedeeld informatiesysteem, toegankelijk voor het publiek, dat de inschatting (`assessment') faciliteert van hoe elke Partij zijn engagementen onder deze Conventie vervult. Artikel 16 - Opvolgingsmechanismen a. Het Comité van Ministers zal, in navolging van Artikel 17 van het Statuut van de Raad van Europa, een geschikt comité benoemen of aanduiden om de toepassing van de Conventie te monitoren, dat geautoriseerd zal worden om regels te maken voor het uitvoeren van zijn taken;b. Het benoemde comité zal: - procedureregels zoals nodig zal blijken opstellen; - het gedeelde informatiesysteem waaraan in artikel 15 gerefereerd wordt, managen, en een overzicht bewaren van de middelen waarmee elk engagement onder deze conventie gerealiseerd wordt; - op verzoek van een of meer Deelnemers, een adviserende opinie geven op elke vraag over de interpretatie van de Conventie, terwijl men alle wettelijke instrumenten van de Raad van Europa in overweging neemt; - op initiatief van een of meerdere Deelnemers, de evaluatie van om het even welk aspect van hun implementatie van de Conventie ondernemen; - de transsectorale toepassing van deze Conventie bevorderen door samen te werken met andere comités en door deel te nemen aan andere initiatieven van de Raad van Europa; - rapporteren aan het Comité van Ministers over zijn activiteiten.
Dit comité kan experts en observatoren bij zijn werk betrekken.
Artikel 17 - Samenwerking in follow-up activiteiten De Deelnemers nemen zich voor samen te werken met elkaar en via de Raad van Europa bij het nastreven van de doelstellingen en principes van deze Conventie, en in het bijzonder bij het promoten van het gemeenschappelijke erfgoed van Europa, door a. samenwerkingsstrategieën uit te voeren om de prioriteiten die worden geïdentificeerd door het monitoringproces, aan te pakken;b. multilaterale en grensoverschrijdende activiteiten te bevorderen, en netwerken voor regionale samenwerking te ontwikkelen om deze strategieën te implementeren;c. de verspreiding van goede praktijken uit te wisselen, te ontwikkelen, te codificeren en de verspreiding ervan te verzekeren;d. het publiek te informeren over de doeleinden en implementatie van deze Conventie. Alle Deelnemers mogen, bij wederzijdse overeenkomst, financiële regelingen treffen om internationale samenwerking te faciliteren.
Sectie V - Slotbepalingen Artikel 18 - Handtekening en van kracht worden a. Deze Conventie zal open zijn voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa.b. De Conventie zal onderworpen worden aan ratificatie, aanvaarding of goedkeuring.De instrumenten voor ratificatie, aanvaarding of goedkeuring zullen worden neergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. c. Deze Conventie zal van kracht worden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het aflopen van een periode van drie maanden na de datum waarop tien lidstaten van de Raad van Europa hun toestemming hebben gegeven om gebonden te zijn door de conventies in overeenstemming met de voorzieningen van de voorgaande paragraaf d.Voor wat betreft elke ondertekende Staat die vervolgens zijn goedkeuring uitdrukt om erdoor gebonden te worden, zal deze Conventie van kracht worden op de eerste dag van de maand die volgt op het aflopen van een periode van drie maanden na het neerleggen van het instrument van ratificatie, aanvaarding en goedkeuring.
Artikel 19 - Toetreding a. Na het in werking treden van deze Conventie, kan het Ministercomité van de Raad van Europa om het even welke staat die geen lid is van de Raad van Europa, en de Europese Gemeenschap, uitnodigen om tot de conventie toe te treden via een beslissing bij meerderheid zoals voorzien in Artikel 20d van het Statuut van de Raad van Europa en door de unanieme stemming van de vertegenwoordigers van de Ondertekenende Staten die het recht hebben om te zetelen in het Comité van Ministers.b. Voor elke toetredende Staat, of de Europese Gemeenschap in geval van toetreding, zal deze Conventie in werking treden op de eerste dag van de maand, die volgt na het aflopen van een periode van drie maanden na de datum van het neerleggen van het instrument van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 20 - Territoriale toepassing a. Elke staat kan, op het moment van het tekenen of neerleggen van het instrument van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, het territorium of de territoria specificeren waarvoor de Conventie van toepassing is.b. Elke Staat kan, op om het even welke latere datum, door een verklaring die gericht is tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de toepassing van de Conventie uitbreiden naar een ander territorium dat gespecificeerd is in de verklaring.Met betrekking tot zo'n territorium, zal de Conventie van kracht worden op de eerste dag van de maand na het verstrijken van de periode van drie maanden na de datum van ontvangst van zo'n verklaring door de Secretaris-Generaal. c. Elke verklaring die gemaakt wordt door de twee voorgaande paragrafen, kan, met betrekking tot elk territorium dat wordt aangeduid in zo'n verklaring, teruggetrokken worden door een notificatie gericht tot de Secretaris-Generaal.De terugtrekking zal effectief worden op de eerste dag na het verstrijken van een periode van zes maanden na de datum van ontvangst van zo'n verklaring door de Secretaris-Generaal.
Artikel 21 - Terugtreding a. Elke partij mag, op om het even welk moment, de Conventie intrekken door een bekendmaking geadresseerd aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.b. De intrekking zal effectief worden op de eerste dag na het verstrijken van een periode van zes maanden na de datum van ontvangst van zo'n verklaring door de SecretarisGeneraal. Artikel 22 - Amendementen a. Elke partij, en het comité vermeld in Artikel 16, kan amendementen aan deze conventie voorstellen.b. Elk voorstel voor amendement zal worden overgemaakt aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, die het zal communiceren aan de lidstaten van de Raad van Europa, aan de andere Deelnemers, en aan alle niet-lidstaten en de Europese Gemeenschap, die worden uitgenodigd om toe te treden tot de conventie in overeenstemming met de voorzieningen in artikel 19.c. Het comité zal elk voorgesteld amendement onderzoeken en de tekst die geadopteerd is door een drievierde meerderheid van de vertegenwoordigers van de Deelnemers voorleggen aan het Comité van Ministers voor aanvaarding.Na de adoptie door het Comité van Ministers bij meerderheid zoals voorzien in artikel 20 van het Statuut van de Raad van Europa, en door de unanieme stemming van de Deelnemers die het recht hebben om zetels te hebben in het Comité van Ministers, zal de tekst ter aanvaarding doorgestuurd worden naar de Deelnemers. d. Elk amendement zal in werking treden voor de Deelnemers die het aanvaard hebben, op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum waarop tien lidstaten van de Raad van Europa de SecretarisGeneraal van hun aanvaarding hebben geïnformeerd.Met betrekking tot elke Partij die het vervolgens accepteert, zal zo'n amendement van kracht worden op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de periode van drie maanden na de datum waarop de vermelde Partij de Secretaris-Generaal van hun aanvaarding heeft geïnformeerd.
Artikel 23 - Notificaties De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa zal de lidstaten van de Raad van Europa op de hoogte brengen, elke staat die al is toegetreden en die geïnviteerd is om toe te treden tot de Conventie, en de Europese Gemeenschap die toegetreden is of geïnviteerd is toe treden, van: a. elke handtekening;b. het neerleggen van een instrument van ratificatie, aanvaarden, goedkeuring of toetreding;c. om het even welke datum van inwerkingtreding van deze Conventie in overeenstemming met artikels 18, 19 en 20;d. elk amendement voorgesteld voor de Conventie in overeenstemming met de voorzieningen van Artikel 22, zowel als de datum van inwerkingtreding;e. elke andere akte, verklaring, bekendmaking of communicatie in verband met deze Conventie. In getuigenis hiervan, hebben de ondergetekenden die daar in goede orde toe geautoriseerd zijn, deze Conventie getekend.
Gedaan te Faro, op 27 oktober 2005, in het Engels en het Frans, waarbij de beide teksten even authentiek zijn, in één kopie die gedeponeerd zal worden in de archieven van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa zal gecertificeerde kopieën overdragen aan elke lidstaat van de Raad van Europa en aan elke Staat of de Europese Gemeenschap die uitgenodigd worden om toe te treden."
Lijst gebonden staten
Staat
Ondertekening
Bekrachtiging
Inwerkingtreding
Albanië
27/10/2005
Armenië
27/10/2005
22/08/2012
01/12/2012
België
25/06/2012
13/05/2022
01/09/2022
Bosnië en Herzegovina
15/10/2008
30/04/2009
01/06/2011
Bulgarije
27/10/2005
Cyprus
19/02/2021
Estland
18/03/2021
15/04/2021
01/08/2021
Finland
01/06/2017
31/05/2018
01/09/2018
Georgië
01/09/2010
04/02/2011
01/06/2011
Hongarije
08/06/2012
27/11/2012
01/03/2013
Italië
27/02/2013
15/12/2020
01/04/2021
Kroatië
27/10/2005
06/06/2007
01/06/2011
Letland
27/10/2005
26/04/2006
01/06/2011
Luxemburg
31/01/2006
18/05/2011
01/09/2011
Moldavië
11/01/2008
01/12/2008
01/06/2011
Montenegro
21/09/2007
11/03/2008
01/06/2011
Noord-Macedonië
24/09/2010
08/07/2011
01/11/2011
Noorwegen
27/10/2008
27/10/2008
01/06/2011
Oekraïne
31/10/2007
09/01/2014
01/05/2014
Oostenrijk
05/06/2014
23/01/2015
01/05/2015
Polen
10/05/2021
Portugal
27/10/2005
28/08/2009
01/06/2011
San Marino
19/05/2006
Servië
21/09/2007
29/07/2010
01/06/2011
Slovenië
19/01/2006
17/09/2008
01/06/2011
Slowakije
23/05/2012
16/08/2013
01/12/2013
Spanje
12/12/2018
07/04/2022
01/08/2022
Zwitserland
10/04/2019
07/11/2019
01/03/2020