gepubliceerd op 26 januari 2012
Wet houdende omzetting van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen
9 JANUARI 2012. - Wet houdende omzetting van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet voorziet in de omzetting van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen
Art. 3.§ 1. Deze wet is van toepassing op schuldvorderingen die voortvloeien uit : 1° alle vormen van belastingen en rechten, geheven : a.door of ten behoeve van België of een andere lidstaat van de Europese Unie; b. door of ten behoeve van een territoriaal of een staatkundig onderdeel, lokale overheden daaronder begrepen, van België of een andere lidstaat van de Europese Unie;c. ten behoeve van de Europese Unie; Indien het evenwel gaat om vormen van belastingen en rechten geheven door of ten behoeve van een territoriaal of een staatkundig onderdeel van België, is deze wet enkel van toepassing op die vormen van belastingen en rechten waarvoor de Federale Overheidsdienst Financiën de inning en invordering verzekert. 2° restituties, interventies en andere federale maatregelen die deel uitmaken van het stelsel van volledige of gedeeltelijke financiering door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), met inbegrip van in het kader van deze maatregelen te innen bedragen;3° heffingen en andere rechten uit hoofde van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker. § 2. Het toepassingsgebied van deze wet omvat tevens : 1° administratieve sancties, boetes, heffingen en toeslagen in verband met de schuldvorderingen waarvoor om bijstand kan worden verzocht overeenkomstig § 1, welke opgelegd zijn door de administratieve autoriteiten die bevoegd zijn om de desbetreffende belastingen of rechten te heffen of om administratieve onderzoeken daarnaar te verrichten, of welke op verzoek van de bovengenoemde administratieve autoriteiten door administratieve of gerechtelijke instanties bevestigd zijn;2° federale heffingen voor in het kader van administratieve procedures in verband met belastingen en rechten afgegeven verklaringen en soortgelijke documenten;3° interesten en kosten die verbonden zijn aan de schuldvorderingen waarvoor om bijstand kan worden verzocht overeenkomstig § 1 of de 1° en 2° van deze paragraaf. § 3. Deze wet is niet van toepassing op : 1° verplichte socialezekerheidsbijdragen;2° heffingen die niet genoemd worden in § 2;3° contractueel verschuldigde bedragen, zoals betalingen voor openbare nutsvoorzieningen;4° strafrechtelijke sancties die zijn opgelegd op grond van een strafvordering of andere strafrechtelijke sancties die niet vallen onder het bepaalde in § 2, 1°.
Art. 4.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° « lidstaat » : tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, een lidstaat van de Europese Unie, andere dan België;2° « Richtlijn » : de Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen;3° « Belgische autoriteit » : het centraal verbindingsbureau, een verbindingsbureau of een verbindingsdienst die door de bevoegde Belgische autoriteit gemachtigd is om een verzoek om bijstand betreffende een schuldvordering als bedoeld in artikel 3 in te dienen bij een buitenlandse autoriteit of om een dergelijk verzoek van een buitenlandse autoriteit te ontvangen en te behandelen;4° « buitenlandse autoriteit » : het centraal verbindingsbureau, een verbindingsbureau of een verbindingsdienst die gemachtigd is om een verzoek om bijstand betreffende een schuldvordering als bedoeld in artikel 3 in te dienen bij de Belgische autoriteit of om een dergelijk verzoek van de Belgische autoriteit te ontvangen en te behandelen;5° « persoon » : a.een natuurlijke persoon; b. een rechtspersoon;c. een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de wettelijke status van rechtspersoon bezit;of d. een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm ervan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa bezit of beheert welke, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, aan onder deze wet vallende belastingen zijn onderworpen;6° « langs elektronische weg » : door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking, met inbegrip van digitale compressie, en gegevensopslag, met gebruikmaking van draden, radio, optische of andere elektromagnetische middelen;7° « uniforme uitvoerbare titel » : de titel zoals opgenomen in de bijlage bij de Uitvoeringsverordening (EU) nr.1189/2011 van de Commissie van 18 november 2011 tot vaststelling van nadere voorschriften voor sommige bepalingen van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen. HOOFDSTUK 3. - Uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek
Art. 5.Indien een teruggaaf van belastingen of rechten, met uitzondering van de belasting over de toegevoegde waarde, betrekking heeft op een persoon die gevestigd is of zijn woonplaats heeft in een lidstaat, kan de Belgische autoriteit de buitenlandse autoriteit van die lidstaat in kennis stellen van de aanstaande teruggaaf. HOOFDSTUK 4. - Regels betreffende het verzoeken om bijstand door België aan een lidstaat Afdeling 1. - Verzoek om inlichtingen
Art. 6.De Belgische autoriteit kan bij een buitenlandse autoriteit alle inlichtingen opvragen die normaliter voor haar dienstig kunnen zijn bij de invordering van haar schuldvorderingen als bedoeld in artikel 3.
Art. 7.§ 1. De Belgische autoriteit kan overeenkomen met een buitenlandse autoriteit dat de door de Belgische autoriteit gemachtigde ambtenaren onder de door de buitenlandse autoriteit vastgestelde voorwaarden : 1° aanwezig zijn in de kantoren waar de administratieve overheden van de aangezochte lidstaat hun taken vervullen;2° aanwezig zijn bij administratieve onderzoeken op het grondgebied van de aangezochte lidstaat;3° de bevoegde ambtenaren van de aangezochte lidstaat in rechtszaken in die lidstaat bijstaan. Voor zover de wetgeving van de aangezochte lidstaat dit toelaat, kan in de overeenkomst bedoeld in het eerste lid, 2°, worden bepaald dat de door de Belgische autoriteit gemachtigde ambtenaren personen kunnen ondervragen en dossiers kunnen onderzoeken. § 2. De door de Belgische autoriteit gemachtigde ambtenaren die gebruikmaken van de bij § 1 geboden mogelijkheden, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid zijn vermeld. Afdeling 2. - Verzoek tot notificatie
Art. 8.§ 1. De Belgische autoriteit kan, met betrekking tot een in artikel 3 bedoelde schuldvordering of de invordering daarvan, een verzoek richten aan een buitenlandse autoriteit tot notificatie van alle, dus ook gerechtelijke, documenten uitgaande van de Belgische overheid. § 2. Het verzoek tot notificatie gaat vergezeld van een standaardformulier dat ten minste de volgende gegevens bevat : 1° naam, adres en andere gegevens die van belang zijn om de identiteit van de geadresseerde vast te stellen;2° het doel van de notificatie en de termijn waarbinnen de notificatie dient te geschieden;3° een beschrijving van het aangehechte document en de aard en het bedrag van de betrokken schuldvordering;4° naam, adres en andere contactgegevens met betrekking tot : a) het kantoor dat verantwoordelijk is voor het aangehechte document, en, indien dat een ander kantoor is;b) het kantoor waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen over het genotificeerde document of over de mogelijkheden tot betwisting van de betalingsverplichting. § 3. De Belgische autoriteit doet alleen een verzoek tot notificatie op grond van dit artikel wanneer de Belgische overheid niet kan notificeren volgens de regels die in België gelden voor de notificatie van het betrokken document of wanneer een dergelijke notificatie buitensporige problemen zou veroorzaken.
Art. 9.De notificatie overeenkomstig artikel 8 doet niet af aan enige andere vorm van notificatie die door de bevoegde Belgische overheid wordt verricht overeenkomstig de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk.
De bevoegde Belgische overheid kan documenten ook rechtstreeks per aangetekende brief of langs elektronische weg notificeren aan een persoon op het grondgebied van een lidstaat. Afdeling 3. - Verzoek tot invordering of bewarende maatregelen
Art. 10.§ 1. De Belgische autoriteit kan een verzoek tot invordering van de schuldvorderingen waarvoor een uitvoerbare titel bestaat, toezenden aan een buitenlandse autoriteit.
Indien en zolang de schuldvordering en/of de uitvoerbare titel wordt of worden betwist in België, kan de Belgische autoriteit geen verzoek tot invordering indienen, behalve in de gevallen waarin artikel 25, § 2, wordt toegepast. § 2. De Belgische autoriteit kan slechts een verzoek tot invordering doen, nadat in België alle in het geval ter beschikking staande invorderingsprocedures werden aangewend, behalve indien : 1° het duidelijk is dat er in België geen voor invordering vatbare vermogensbestanddelen zijn of dat die procedures niet tot een volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden, en de Belgische autoriteit over specifieke inlichtingen beschikt dat de betrokken persoon in de aangezochte lidstaat over vermogensbestanddelen beschikt;2° de aanwending van die procedures in België tot onevenredige moeilijkheden zou leiden. § 3. Zodra de Belgische autoriteit kennis krijgt van nuttige inlichtingen betreffende de schuldvordering die de aanleiding tot het verzoek tot invordering vormde, doet zij die aan de buitenlandse autoriteit toekomen.
Art. 11.§ 1. Een verzoek tot invordering gaat vergezeld van een uniforme uitvoerbare titel.
Deze uniforme uitvoerbare titel weerspiegelt de inhoud van de oorspronkelijke uitvoerbare titel en bevat ten minste de volgende informatie : 1° de gegevens aan de hand waarvan de oorspronkelijke uitvoerbare titel kan worden achterhaald, een beschrijving van de schuldvordering, onder meer de aard, het tijdvak waarop de schuldvordering betrekking heeft, alle data die relevant zijn voor de uitvoeringsprocedure, alsmede het bedrag van de schuldvordering en de verschillende onderdelen ervan, zoals de hoofdsom, de verlopen interesten, enz.; 2° naam en andere gegevens die van belang zijn om de identiteit van de schuldenaar vast te stellen;3° naam, adres en andere contactgegevens met betrekking tot : a) het kantoor dat verantwoordelijk is voor de vestiging van de schuldvordering, en, indien dat een ander kantoor is;b) het kantoor waar verdere inlichtingen kunnen worden verkregen over de schuldvordering of over de mogelijkheden tot betwisting van de betalingsverplichting. § 2. Het verzoek tot invordering van een schuldvordering kan vergezeld gaan van andere documenten die betrekking hebben op de schuldvordering en die uitgaan van de bevoegde Belgische overheid.
Art. 12.§ 1. De Belgische autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit onmiddellijk in kennis van een wijziging van het verzoek tot invordering of van de intrekking ervan, met opgave van de redenen voor die wijziging of intrekking. § 2. Indien de wijziging van het verzoek voortvloeit uit een beslissing van de bevoegde instantie over een in artikel 24, § 1, bedoelde betwisting, geeft de Belgische autoriteit aan de buitenlandse autoriteit kennis van die beslissing en bezorgt haar een aangepaste uniforme uitvoerbare titel.
De artikelen 11, 24 en 25 zijn van toepassing op de aangepaste titel.
Art. 13.De Belgische autoriteit kan bij de buitenlandse autoriteit een verzoek om bewarende maatregelen indienen om de invordering te waarborgen wanneer de schuldvordering of de uitvoerbare titel in België ten tijde van de indiening van het verzoek wordt betwist, of wanneer voor de schuldvordering nog geen uitvoerbare titel bestaat, voor zover bewarende maatregelen op grond van het Belgische recht en administratieve praktijk in een soortgelijke situatie eveneens mogelijk zijn.
Het verzoek om bewarende maatregelen kan vergezeld gaan van andere documenten die betrekking hebben op de schuldvordering en die uitgaan van de bevoegde Belgische overheid.
Art. 14.Teneinde uitvoering te geven aan artikel 13, zijn de artikelen 10, § 3, 12, 20, § 1 en 2, 24 en 25 van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 5. - Regels betreffende het verstrekken van bijstand door België aan een lidstaat Afdeling 1. - Verzoek om inlichtingen
Art. 15.§ 1. De Belgische autoriteit verstrekt op verzoek aan een buitenlandse autoriteit alle inlichtingen die normaliter voor die buitenlandse autoriteit dienstig kunnen zijn bij de invordering van haar schuldvorderingen als bedoeld in artikel 3.
Met het oog op die inlichtingenverstrekking laat de Belgische autoriteit alle administratieve onderzoeken verrichten die noodzakelijk zijn om deze inlichtingen te verkrijgen. § 2. De Belgische autoriteit is niet gehouden inlichtingen te verstrekken : 1° die zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen die in België zijn ontstaan;2° waarmee een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim zou worden onthuld;3° waarvan de mededeling een aantasting zou kunnen vormen van de veiligheid of in strijd zou kunnen zijn met de openbare orde in België. § 3. De Belgische autoriteit mag niet weigeren inlichtingen te verstrekken, louter omdat de inlichtingen bij een bank, een andere financiële instelling of een als vertegenwoordiger, agent of trustee optredende persoon berusten, of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsaandelen van een persoon. § 4. De Belgische autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit op de hoogte van de redenen die zich verzetten tegen het voldoen aan het verzoek om inlichtingen.
Art. 16.§ 1. De Belgische autoriteit kan overeenkomen met een buitenlandse autoriteit dat de door de buitenlandse autoriteit gemachtigde ambtenaren onder de door de Belgische autoriteit vastgestelde voorwaarden : 1° aanwezig zijn in België in de kantoren waar de administratieve overheden hun taken vervullen;2° aanwezig zijn bij administratieve onderzoeken op het Belgische grondgebied;3° de Belgische bevoegde ambtenaren in rechtszaken in België bijstaan. Voor zover de Belgische wetgeving dit toelaat, kan in de overeenkomst bedoeld in het eerste lid, 2°, worden bepaald dat ambtenaren van de buitenlandse autoriteit personen kunnen ondervragen en dossiers kunnen onderzoeken. § 2. De door de buitenlandse autoriteit gemachtigde ambtenaren die gebruikmaken van de bij § 1 geboden mogelijkheden, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid zijn vermeld. Afdeling 2. - Verzoek tot notificatie
Art. 17.§ 1. De Belgische autoriteit gaat op verzoek van een buitenlandse autoriteit over tot notificatie aan de geadresseerde van alle, dus ook gerechtelijke documenten met betrekking tot een in artikel 3 bedoelde schuldvordering of de invordering daarvan, welke uitgaan van een in de verzoekende lidstaat gevestigde autoriteit mits het verzoek tot notificatie voldoet aan de voorwaarden opgesomd in artikel 8, § 2. § 2. De Belgische autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan haar verzoek tot notificatie is gegeven en meer in het bijzonder van de datum waarop het document aan de geadresseerde is genotificeerd.
Art. 18.De Belgische autoriteit zorgt ervoor dat de notificatie in België geschiedt overeenkomstig de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk. Afdeling 3. - Verzoek tot invordering of bewarende maatregelen
Art. 19.Op verzoek van een buitenlandse autoriteit gaat de Belgische autoriteit over tot invordering van de schuldvorderingen waarvoor een uitvoerbare titel in de verzoekende lidstaat bestaat.
Een verzoek tot invordering gaat vergezeld van een uniforme uitvoerbare titel die voldoet aan de voorwaarden opgesomd in artikel 11, § 1. Deze uniforme titel maakt tenuitvoerlegging en het leggen van bewarend beslag in België mogelijk en vormt de enige grondslag voor invorderingsmaatregelen en bewarende maatregelen die in België worden genomen op basis van dit verzoek tot invordering. Er wordt geen erkenning, aanvulling of vervanging van de uniforme titel verlangd.
Art. 20.§ 1. Met het oog op de invordering in België wordt iedere schuldvordering waarvoor een verzoek tot invordering is ingediend, behandeld alsof het een Belgische schuldvordering betreft, tenzij in deze wet anders is bepaald. De Belgische overheid wendt de bevoegdheden en procedures aan waarover zij beschikt volgens de Belgische wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen ter zake van schuldvorderingen met betrekking tot dezelfde belasting of hetzelfde recht dan wel, bij gebreke daarvan, een soortgelijke belasting of soortgelijk recht.
Indien de Belgische overheid van oordeel is dat op haar grondgebied dezelfde noch soortgelijke belastingen of rechten worden geheven, wendt zij de bevoegdheden en procedures aan waarover zij beschikt volgens de Belgische wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen ter zake van schuldvorderingen met betrekking tot de inkomstenbelastingen.
De buitenlandse schuldvorderingen waarvoor om bijstand is verzocht, genieten geen enkel voorrecht.
De Belgische overheid vordert de schuldvordering in euro in. § 2. De Belgische autoriteit brengt de buitenlandse autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat zij aan haar verzoek tot invordering heeft gegeven. § 3. Met ingang van de datum waarop het verzoek tot invordering is ontvangen, brengt de Belgische autoriteit de toepasselijke verwijlinteresten in rekening. § 4. De Belgische autoriteit kan, voor zover de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten, aan de schuldenaar uitstel van betaling verlenen of een betaling in termijnen toestaan, en kan daarvoor interesten aanrekenen. Zij geeft vervolgens aan de buitenlandse autoriteit kennis van ieder besluit in deze zin. § 5. Onverminderd artikel 28, § 1, maakt de Belgische autoriteit de door haar met betrekking tot de schuldvordering ingevorderde bedragen, inclusief de in de derde en vierde paragraaf bedoelde interesten, aan de buitenlandse autoriteit over.
Art. 21.Op verzoek van een buitenlandse autoriteit gaat de Belgische autoriteit, voor zover de Belgische wetgeving dit toelaat en overeenkomstig haar administratieve praktijk, over tot het nemen van bewarende maatregelen, om de invordering te waarborgen wanneer de schuldvordering of de uitvoerbare titel in de verzoekende lidstaat ten tijde van de indiening van het verzoek wordt betwist, of wanneer voor de schuldvordering nog geen uitvoerbare titel in de verzoekende lidstaat bestaat, voor zover bewarende maatregelen op grond van het nationale recht en administratieve praktijk van de verzoekende lidstaat in een soortgelijke situatie eveneens mogelijk zijn.
Er wordt geen erkenning, aanvulling of vervanging van het document dat in voorkomend geval is opgesteld met het oog op het nemen van bewarende maatregelen in de verzoekende lidstaat met betrekking tot de schuldvordering waarvoor om bijstand is verzocht, verlangd.
Teneinde uitvoering te geven aan het eerste en tweede lid, zijn de artikelen 20, § 1 en § 2, 22, 24 en 25 van overeenkomstige toepassing.
Art. 22.Indien de buitenlandse autoriteit een aangepaste uniforme uitvoerbare titel aan de Belgische autoriteit bezorgt, handelt de Belgische autoriteit de invorderingsmaatregelen verder af op basis van die aangepaste titel.
De invorderingsmaatregelen of bewarende maatregelen die reeds in België zijn genomen op grond van de oorspronkelijke uniforme uitvoerbare titel, kunnen op grond van de aangepaste titel worden voortgezet, tenzij het verzoek is gewijzigd wegens ongeldigheid van de oorspronkelijke uitvoerbare titel in de verzoekende lidstaat of van de uniforme uitvoerbare titel in België.
De artikelen 19, 24 en 25 zijn van toepassing op de aangepaste titel. Afdeling 4. - Begrenzing van de verplichtingen van de Belgische
autoriteit
Art. 23.§ 1. De Belgische autoriteit is er niet toe gehouden de in de artikelen 19 tot 22 bedoelde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie van de schuldenaar, ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou opleveren in België, voor zover de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk een dergelijke uitzondering voor Belgische schuldvorderingen toelaten. § 2. De Belgische autoriteit is er niet toe gehouden de in de artikelen 15 tot 22 bedoelde bijstand te verlenen, indien het initiële verzoek om bijstand krachtens artikelen 15, 16, 17, 19 of 21 betrekking heeft op schuldvorderingen die meer dan vijf jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering in de verzoekende lidstaat opeisbaar is geworden tot de datum van het initiële verzoek om bijstand.
In de gevallen waarin de schuldvordering of de oorspronkelijke uitvoerbare titel in de verzoekende lidstaat wordt betwist, wordt de termijn van vijf jaar evenwel geacht een aanvang te nemen op het tijdstip waarop in de verzoekende lidstaat vaststaat dat de schuldvordering of de uitvoerbare titel niet langer kan worden betwist.
In het geval waarin de verzoekende lidstaat uitstel van betaling heeft verleend of betaling in termijnen heeft toegestaan, wordt de termijn van vijf jaar geacht een aanvang te nemen op het tijdstip waarop de volledige betalingstermijn is verstreken.
In deze gevallen is de Belgische autoriteit er evenwel niet toe gehouden bijstand te verlenen met betrekking tot schuldvorderingen die meer dan tien jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering in de verzoekende lidstaat opeisbaar is geworden. § 3. De Belgische autoriteit verleent geen bijstand indien het totale bedrag van de vorderingen waarvoor om bijstand wordt verzocht en die vallen onder deze wet en de decreten en ordonnanties die de Richtlijn omzetten, minder dan 1.500 euro bedraagt. § 4. De Belgische autoriteit deelt de buitenlandse autoriteit de redenen voor een afwijzing van een verzoek om bijstand mee. HOOFDSTUK 6. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Geschillen
Art. 24.§ 1. Geschillen betreffende een schuldvordering die in België is ontstaan, de oorspronkelijke Belgische uitvoerbare titel of de uniforme uitvoerbare titel voor het nemen van uitvoeringsmaatregelen in een lidstaat, alsook geschillen in verband met de geldigheid van een notificatie verricht op verzoek van de Belgische autoriteit, vallen onder de bevoegdheid van de bevoegde Belgische instantie.
Wanneer bij de bevoegde Belgische instantie een rechtsgeding als bedoeld in het eerste lid aanhangig wordt gemaakt, stelt de Belgische autoriteit de betrokken buitenlandse autoriteit daarvan in kennis en deelt zij mee welk gedeelte van de schuldvordering niet wordt betwist.
Indien een belanghebbende in de loop van de invorderingsprocedure in België de van oorsprong buitenlandse schuldvordering, de oorspronkelijke uitvoerbare titel van een lidstaat of de uniforme uitvoerbare titel voor het nemen van uitvoeringsmaatregelen in België betwist, deelt de Belgische autoriteit hem mee dat hij een rechtsgeding aanhangig moet maken bij de bevoegde instantie van de lidstaat van oorsprong van de schuldvordering, overeenkomstig de daar geldende rechtsregels. § 2. Geschillen in verband met als bijstand in België genomen invorderingsmaatregelen of in verband met de geldigheid van een als bijstand verrichte notificatie in België, worden aanhangig gemaakt bij de bevoegde Belgische instantie overeenkomstig de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
Art. 25.§ 1. Zodra de Belgische autoriteit de in artikel 24, § 1, derde lid, bedoelde informatie heeft ontvangen, hetzij van de buitenlandse autoriteit, hetzij van de belanghebbende, schorst zij de invorderingsprocedure voor het betwiste gedeelte van de schuldvordering, in afwachting van de beslissing van de ter zake bevoegde instantie, tenzij de buitenlandse autoriteit verzoekt het betwiste gedeelte van een schuldvordering in te vorderen.
Onverminderd artikel 21 kan de Belgische autoriteit op verzoek van de buitenlandse autoriteit of indien de Belgische autoriteit zulks anderszins nodig acht, overgaan tot het nemen van bewarende maatregelen om de invordering te waarborgen, voor zover de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten. § 2. De Belgische autoriteit kan overeenkomstig haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk, de buitenlandse autoriteit verzoeken een betwiste schuldvordering of het betwiste gedeelte van een schuldvordering in te vorderen, voor zover de desbetreffende, in de lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk dit toelaten. Een dergelijk verzoek dient met redenen te worden omkleed.
Indien de uitkomst van de betwisting vervolgens voor de schuldenaar gunstig uitvalt, is de Belgische autoriteit gehouden tot terugbetaling van elk ingevorderd bedrag, vermeerderd met eventueel verschuldigde vergoedingen, overeenkomstig de in de aangezochte lidstaat geldende rechtsregels.
Onverminderd artikel 13 kan de Belgische autoriteit de buitenlandse autoriteit verzoeken over te gaan tot het nemen van bewarende maatregelen om de invordering te waarborgen. § 3. Indien in België of in de betrokken lidstaat een minnelijke procedure ter oplossing van het geschil is aangevat en de uitkomst van de procedure gevolgen kan hebben voor de schuldvordering waarvoor om bijstand is verzocht, worden de invorderingsmaatregelen genomen door de Belgische autoriteit tot na de afronding van die procedure geschorst of opgeheven, tenzij het gaat om een geval van hoogdringendheid wegens fraude of insolventie. Indien invorderingsmaatregelen worden geschorst of opgeheven, is § 2 van toepassing. Afdeling 2. - Verjaring
Art. 26.§ 1. De vraagstukken met betrekking tot de verjaring worden uitsluitend geregeld door de rechtsregels die gelden in de verzoekende lidstaat, België inbegrepen. § 2. Wat de schorsing, stuiting of verlenging van verjaringstermijnen betreft, worden maatregelen tot invordering van schuldvorderingen die ingevolge een verzoek om bijstand, door of namens de buitenlandse autoriteit worden genomen en tot gevolg hebben dat de verjaringstermijn volgens de rechtsregels in die lidstaat wordt geschorst, gestuit of verlengd, geacht hetzelfde gevolg te hebben in België, op voorwaarde dat de in België geldende rechtsregels in het overeenkomstig gevolg voorzien.
Indien de in de aangezochte lidstaat geldende rechtsregels geen schorsing, stuiting of verlenging van de verjaringstermijn toelaten, worden maatregelen tot invordering van schuldvorderingen die ingevolge een verzoek om bijstand door of namens de buitenlandse autoriteit worden genomen en die, indien zij door of namens de Belgische autoriteit in België waren genomen, tot gevolg hadden gehad dat de verjaringstermijn volgens de Belgische rechtsregels was geschorst, gestuit of verlengd, geacht, voor wat dit gevolg betreft, te zijn genomen in België.
Het eerste en tweede lid doen niet af aan het recht van de verzoekende Belgische autoriteit om maatregelen te nemen teneinde de verjaringstermijn overeenkomstig de Belgische rechtsregels te schorsen, te stuiten of te verlengen. § 3. De verzoekende Belgische autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit in kennis van iedere maatregel die de verjaringstermijn van de schuldvordering waarvoor invorderings- of bewarende maatregelen zijn gevraagd, stuit, schorst of verlengt of die zulks tot gevolg kan hebben.
De aangezochte Belgische autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit in kennis van iedere maatregel die de verjaringstermijn van de schuldvordering waarvoor invorderings- of bewarende maatregelen zijn gevraagd, stuit, schorst of verlengt of die zulks tot gevolg kan hebben.
Art. 27.Elk verzoek tot invordering of bewarende maatregelen verricht door de Belgische autoriteit overeenkomstig de artikelen 10 tot 14, schorst de verjaring wanneer het verzoek betrekking heeft op een natuurlijke persoon die zijn woonplaats buiten België heeft gevestigd of een rechtspersoon die buiten België haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer heeft.
De schorsing vangt aan op de datum waarop het verzoek wordt ingediend bij de buitenlandse autoriteit en eindigt op de datum waarop de buitenlandse autoriteit meedeelt dat het verzoek afgehandeld is. Afdeling 3. - Kosten
Art. 28.§ 1. Naast de in artikel 20, § 5, bedoelde bedragen tracht de aangezochte Belgische autoriteit bij de betrokken persoon tot invordering over te gaan en de kosten in te houden die zij in verband met de invordering heeft gemaakt, overeenkomstig de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. § 2. De aangezochte Belgische autoriteit ziet af van een vergoeding voor de kosten die voortvloeien uit de bijstand die zij overeenkomstig deze wet verleent.
Wanneer de invordering evenwel tot een bijzonder probleem leidt, zeer hoge kosten veroorzaakt of verband houdt met de georganiseerde misdaad, kunnen de Belgische autoriteit en de buitenlandse autoriteit per geval specifieke afspraken maken over de modaliteiten van de vergoeding. § 3. De verzoekende Belgische autoriteit blijft evenwel ten opzichte van de aangezochte buitenlandse autoriteit aansprakelijk voor de kosten en mogelijke verliezen welke het gevolg zijn van eisen die als niet gerechtvaardigd zijn erkend wat de gegrondheid van de schuldvordering of de geldigheid van de door de Belgische overheid afgegeven uitvoerbare titel betreft. Afdeling 4. - Standaardformulieren en wijze van communicatie
Art. 29.§ 1. Verzoeken om inlichtingen overeenkomstig artikel 6, verzoeken tot notificatie overeenkomstig artikel 8, § 1, verzoeken tot invordering overeenkomstig artikel 10, § 1, en verzoeken om bewarende maatregelen overeenkomstig artikel 13, eerste lid, worden met gebruikmaking van een standaardformulier langs elektronische weg ingediend, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is. Die formulieren worden voor zover mogelijk ook gebruikt voor iedere nadere mededeling in verband met het verzoek.
De uniforme uitvoerbare titel voor het nemen van invorderingsmaatregelen in een lidstaat en het document voor het nemen van bewarende maatregelen van de verzoekende Belgische autoriteit alsook de andere in de artikelen 11 en 13 bedoelde documenten worden eveneens langs elektronische weg verzonden, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is.
In voorkomend geval kunnen de standaardformulieren vergezeld gaan van verslagen, verklaringen en andere documenten, of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels van die documenten, die ook langs elektronische weg worden verzonden, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is.
Ook de uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 5 kan geschieden met gebruikmaking van standaardformulieren en communicatie langs elektronische weg. § 2. § 1 is niet van toepassing op inlichtingen en documenten die worden verkregen bij de aanwezigheid in administratiekantoren in België of de deelname aan administratieve onderzoeken in België overeenkomstig artikel 16. § 3. Wanneer de communicatie niet langs elektronische weg of met gebruikmaking van standaardformulieren geschiedt, doet dit geen afbreuk aan de geldigheid van de verkregen inlichtingen of de maatregelen die zijn genomen om uitvoering te geven aan een verzoek om bijstand. Afdeling 5. - Taalregeling
Art. 30.§ 1. Verzoeken om bijstand, standaardformulieren voor notificatie en uniforme titels worden verzonden, of gaan vergezeld van een vertaling, in de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte lidstaat. De verzoekende Belgische autoriteit kan evenwel overeenkomen met de buitenlandse autoriteit om sommige delen van deze documenten op te stellen in een andere taal dan de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte lidstaat.
Het feit dat sommige delen van de documenten bedoeld in het eerste lid, niet in de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte Belgische Staat maar in een andere taal gesteld zijn, doet niet af aan hun geldigheid noch aan de geldigheid van de procedure, mits die andere taal tussen de Belgische autoriteit en de buitenlandse autoriteit overeengekomen is. § 2. De documenten waarvoor overeenkomstig artikel 8 om notificatie wordt verzocht, kunnen in een officiële taal van de verzoekende Belgische Staat aan de buitenlandse autoriteit worden toegezonden. § 3. Indien een verzoek vergezeld gaat van andere dan de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde documenten, kan de aangezochte Belgische autoriteit indien noodzakelijk van de buitenlandse autoriteit een vertaling van deze documenten in een van de officiële talen van België of in een andere, bilateraal tussen de betrokken lidstaten overeengekomen taal verlangen. Afdeling 6. - Verstrekken van inlichtingen en documenten
Art. 31.§ 1. De in enigerlei vorm uit hoofde van deze wet ontvangen inlichtingen vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien overeenkomstig het Belgische recht.
De inlichtingen in kwestie kunnen worden gebruikt voor het nemen van invorderingsmaatregelen of bewarende maatregelen die betrekking hebben op de onder deze wet vallende schuldvorderingen. Ze kunnen ook worden gebruikt voor de vestiging en invordering van verplichte socialezekerheidsbijdragen. § 2. De door de buitenlandse autoriteit verstrekte inlichtingen kunnen in België ook voor andere dan de in § 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt, indien de inlichtingen krachtens het recht van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt, voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt.
De door de Belgische autoriteit verstrekte inlichtingen kunnen in de ontvangende lidstaat ook voor andere dan de in § 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt, indien de inlichtingen krachtens het Belgische recht voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. § 3. Indien de Belgische autoriteit van oordeel is dat de overeenkomstig deze wet verkregen inlichtingen voor het in § 1 beoogde doel van nut kunnen zijn voor een derde lidstaat, kan zij deze inlichtingen aan die derde lidstaat doorgeven, mits die doorgifte geschiedt overeenkomstig de in deze wet bepaalde voorschriften en procedures. Zij stelt de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, in kennis van haar voornemen de inlichtingen met een derde lidstaat te delen.
Indien een buitenlandse autoriteit de Belgische autoriteit in kennis stelt van haar voornemen om de verkregen inlichtingen die afkomstig zijn uit België en voor het in § 1 beoogde doel van nut kunnen zijn voor een derde lidstaat, kan de Belgische autoriteit zich tegen het delen van die inlichtingen verzetten binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de buitenlandse autoriteit. § 4. Indien de inlichtingen afkomstig zijn uit België kan alleen de Belgische autoriteit toestemming verlenen voor het overeenkomstig § 2 gebruiken van overeenkomstig § 3 doorgegeven inlichtingen. § 5. De in enigerlei vorm uit hoofde van deze wet verkregen inlichtingen kunnen door alle autoriteiten in België als bewijs worden aangevoerd of gebruikt op dezelfde voet als soortgelijke inlichtingen die in België zelf zijn verkregen. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 32.Deze wet doet geen afbreuk aan de vervulling van een eventuele verplichting tot het verstrekken van ruimere bijstand uit hoofde van bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen, onder meer met betrekking tot de notificatie van gerechtelijke of buitengerechtelijke akten.
Art. 33.Opgeheven worden : 1° de wet van 20 juli 1979 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten, belastingen en andere maatregelen;2° het koninklijk besluit van 20 februari 1980 houdende aanwijzing van de bevoegde autoriteiten voor toepassing van de wet van 20 juli 1979 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten, belastingen en andere maatregelen.
Art. 34.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2012.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 9 januari 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE De Minister van Middenstand, K.M.O.'s, Zelfstandigen en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Wetsontwerp, 53-1915-001. - Amendementen, 53-1915-002. - Verslag, 53-1915-003. - Tekst aangenomen door de commissie, 53-1915-004. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-1915-005.
Integraal verslag. - 22 december 2011 Senaat.
Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 5-1412-Nr. 1. - Amendementen, 5-1412-Nr. 2. - Verslag, 5-1412-Nr. 3. - Beslissing om niet te amenderen, 5-1412-Nr. 4.
Handelingen. - 23 december 2011.