gepubliceerd op 21 augustus 2019
Wet houdende instemming met het Verdrag betreffende de Voorrechten en Immuniteiten der gespecialiseerde organisaties, aangenomen op 21 november 1947, te New York door de Algemene Vergadering der Verenigde Naties, tijdens haar tweede zitting . - Addendum
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
8 APRIL 1953. - Wet houdende instemming met het Verdrag betreffende de Voorrechten en Immuniteiten der gespecialiseerde organisaties, aangenomen op 21 november 1947, te New York door de Algemene Vergadering der Verenigde Naties, tijdens haar tweede zitting (1). - Addendum
Op 7 augustus 2019 heeft het Koninkrijk België zich ertoe verbonden de bepalingen van voormeld Verdrag toe te passen op volgende gespecialiseerde instelling, overeenkomstig paragraaf 43 van het Verdrag :
Bijlage XVIII1 Wereldorganisatie voor toerisme De standaardbepalingen zijn van toepassing op de Wereldorganisatie voor toerisme (hierna genoemd "de Organisatie") met inachtneming van de volgende bepalingen: 1. Artikel V en paragraaf 25, lid 1 en 2.I, van artikel VII van het Verdrag zullen eveneens worden toegekend aan de vertegenwoordigers van de Geassocieerde Leden die deelnemen aan het werk van de Organisatie in overeenstemming met de statuten van de Wereldorganisatie voor toerisme (hierna genoemd "de statuten"). 2. De vertegenwoordigers van de aangesloten Leden die deelnemen aan de activiteiten van de Organisatie in overeenstemming met de statuten genieten: a) Alle faciliteiten opdat de onafhankelijke uitoefening van hun officiële functies gegarandeerd zou zijn;b) De grootste spoed bij de verwerking van hun visa-aanvragen (indien deze noodzakelijk zijn) met een certificaat waaruit blijkt dat ze reizen voor rekening van de Organisatie.Bovendien worden aan deze personen faciliteiten toegekend opdat ze zich snel zouden kunnen verplaatsen; c) In verband met b) hierboven is het in de laatste zin van paragraaf 12 van de standaardbepalingen neergelegde beginsel van toepassing.3. Deskundigen, behalve de functionarissen vallend onder artikel VI) van het Verdrag, die lid zijn van de organen en organismen van de Organisatie of die er zendingen voor vervullen, worden voorrechten en immuniteiten toegekend die noodzakelijk zijn voor een onafhankelijke en doeltreffende uitoefening van hun functies, zelfs tijdens de duur van de reizen in verband met hun lidmaatschap van deze organen en organismen of met hun zending.Ze genieten in het bijzonder: a) Immuniteit van persoonlijke arrestatie of van inbeslagneming van hun persoonlijke bagage;b) Met betrekking tot door hen in de uitoefening van hun officiële functies verrichte handelingen met inbegrip van hun gesproken of geschreven woorden, vrijstelling van elke vorm van rechtsvervolging; deze immuniteit blijft toegekend ook wanneer de betrokken personen niet langer deel uitmaken van de organen en organismen van de Organisatie of geen zending meer vervullen voor de organisatie; c) Onschendbaarheid van alle papieren en stukken betrekking hebbende op het werk waarmede zij voor de Organisatie bezig zijn;d) Het recht om gecodeerde berichten te sturen en documenten of correspondentie te ontvangen per koerier of in verzegelde zakken voor hun verkeer met de Organisatie;e) Dezelfde faciliteiten met betrekking tot beperkingen nopens geld of het wisselen van geld en met betrekking tot hun persoonlijke bagage als worden toegestaan aan vertegenwoordigers van vreemde regeringen die met een tijdelijke officiële zending zijn belast;4. Voorrechten en immuniteiten worden aan de deskundigen toegekend in het belang van de Organisatie en niet voor het persoonlijk voordeel van de individuele deskundigen.De Secretaris-generaal van de Organisatie heeft het recht en de plicht afstand te doen van de immuniteit van om het even welke deskundige in alle gevallen waarin naar zijn mening de immuniteit aan de loop van de gerechtigheid in de weg zou staan en van de immuniteit afstand kan worden gedaan zonder de belangen van de Organisatie te benadelen. 5. Niettegenstaande lid 2 hierboven, zijn de leden 3 en 4 van toepassing op de vertegenwoordigers van de aangesloten Leden op zending voor de Organisatie als deskundige.6. De in paragraaf 21 van de standaardbepalingen genoemde voorrechten, immuniteiten, vrijstellingen en faciliteiten worden eveneens toegekend aan de Adjunct Secretaris-generaal van de Organisatie, aan zijn echtgenote en minderjarige kinderen. _______ Nota (1)Zie Belgisch Staatsblad van 21 november 1953 en 20 februari 2003 (Ed.3) 1 Vertaling van de authentieke tekst ontvangen van de Secretaris-generaal op 30 juli 2008.