gepubliceerd op 31 december 2002
Wet houdende instemming met het : 1) Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende op 24 juni 1998, 2) Protocol, ondertekend te Sofia op 27 november 2000, betreffende artikel 1 van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende, België, op 24 juni 1998
7 OKTOBER 2002. - Wet houdende instemming met het : 1) Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende op 24 juni 1998, 2) Protocol, ondertekend te Sofia op 27 november 2000, betreffende artikel 1 van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende, België, op 24 juni 1998 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende op 24 juni 1998, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3.Het Protocol, ondertekend te Sofia op 27 november 2000, betreffende artikel 1 van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende, België, op 24 juni 1998, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 7 oktober 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _____ Notas (1) Zitting 2001-2002. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 8 mei 2002, nr. 2-1152/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-1152/2.
Palementaire Handelingen.
Bespreking, vergadering van 10 juli 2002. - Stemming, vergadering van 10 juli 2002.
Kamer Zitting 2001-2002.
Documenten. Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1934/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1934/2.
Parlementaire Handelingen.
Bespreking, vergadering van 20 juli 2002. - Stemming, vergadering van 20 juli 2002. (2) Deze akkoorden zijn op 1 december 2002 in werking getreden. VERDRAG TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE INZAKE POLITIESAMENWERKING De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Republiek Bulgarije hierna genoemd de "Verdragsluitende Partijen", Zich baserend op de bezorgdheid om de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen de twee Staten te bevorderen, en in het bijzonder, op de gemeenschappelijke wens om een nauwere politiesamenwerking tot stand te brengen;
Zich baserend op de wens om deze samenwerking te intensifiëren in het kader van de internationale overeenkomsten die onderschreven zijn door de twee Staten inzake het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden, namelijk het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ondertekend te Rome op 4 november 1950 alsook het Verdrag nr. 108 van de Europese Raad van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen op het vlak van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, ondertekend te Straatsburg op 28 januari 1981;
Overwegende dat de internationale georganiseerde criminaliteit een bedreiging vormt voor de sociaal-economische ontwikkeling van de verdragsluitende Staten en dat de recente ontwikkelingen van de internationale georganiseerde criminaliteit hun institutionele werking in gevaar brengen;
Overwegende dat de Regeringen en de Parlementen van de verdragsluitende Staten bezorgd zijn om de mensenhandel, het illegaal binnenkomen en verlaten van hun grondgebied en de illegale migratie te bestrijden, alsook om de georganiseerde netwerken die aan deze illegale daden deelnemen, te ontmantelen;
Overwegende dat de illegale productie en de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen een bedreiging vormen voor de gezondheid en de veiligheid van de burgers;
Overwegende dat het harmoniseren van de relevante wetgevingen niet volstaat om het fenomeen van de illegale immigratie voldoende efficiënt te bestrijden;
Overwegende dat het noodzakelijk is om een efficiënte, internationale politiesamenwerking uit te bouwen op het vlak van de georganiseerde criminaliteit en de illegale immigratie, onder meer door middel van uitwisseling en verwerking van gegevens met het oog op de bestrijding van die illegale activiteiten;
Overwegende dat om dit te verwezenlijken een reeks maatregelen en een nauwe samenwerking tussen de verdragsluitende Staten is vereist;
Hebben besloten dit Verdrag te sluiten Definities Eerste artikel In dit Verdrag wordt verstaan onder : georganiseerde criminaliteit, dit begrip zal worden gedefiniëerd in een Protocol dat een integrerend deel zal uitmaken van dit Verdrag; internationale mensenhandel, elk opzettelijk gedrag zoals hierna beschreven : 1. het betreden, de doorreis, het verblijf of het verlaten van het grondgebied van een Verdragsluitende Partij vergemakkelijken indien er gebruik wordt gemaakt van dwang, meer bepaald geweld of bedreiging, of wanneer er gebruik wordt gemaakt van bedrog, misbruik van gezag of andere vormen van onder druk zetten, in die mate dat de persoon geen andere reële of aanvaardbare keuze heeft dan zich te onderwerpen aan die druk;2. het uitbuiten op eender welke wijze van een persoon, wetende dat hij het grondgebied van een Verdragsluitende Partij is binnengekomen, er doorreist of er verblijft in omstandigheden die vermeld werden onder punt a) ; seksueel misbruik van kinderen, de inbreuken bedoeld in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van het Kind van 20 november 1989 met inbegrip van de productie, de verkoop, het verdelen of andere vormen van handel in pornografisch materiaal waarbij kinderen betrokken zijn, en het bezit van dit materiaal voor zich persoonlijk; technische ondersteuning, de bijstand die wordt verleend aan de politie- en immigratiediensten onder de vorm van logistieke steun; criminaliteit in verband met nucleair en radioactief materiaal, de inbreuken opgesomd in artikel 7, § 1, van het Verdrag inzake de fysieke bescherming van Nucleair Materiaal, ondertekend in Wenen en in New York op 3 maart 1980; witwassen van geld, de inbreuken zoals opgesomd in artikel 6, paragrafen 1 tot 3, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, ondertekend te Straatsburg op 8 november 1990; verwerking van persoonsgegevens, alle informatie betreffende een natuurlijke persoon die is of kan worden geïdentificeerd (betrokken persoon); wordt geacht een persoon te zijn die kan worden geïdentificeerd, de persoon die direct of indirect te identificeren is, meer bepaald door verwijzing naar een identificatienummer of naar één of meerdere specifieke kenmerken die eigen zijn aan zijn fysische, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit.
Onder verwerking van persoonsgegevens wordt verstaan : elke bewerking of geheel van bewerkingen, die al dan niet met behulp van geautomatiseerde procédés, uitgevoerd en toegepast worden op persoonsgegevens, zoals het verzamelen, de registratie, het organiseren, de bewaring, de aanpassing of wijziging, het maken van een uittreksel, de raadpleging, het gebruik, het meedelen door overbrenging, de verspreiding of andere vormen van het ter beschikking stellen, het bijeenbrengen, het verbinden, alsook het beveiligen, het wissen of het vernietigen. verdovende middelen, de term 'verdovende middelen' omvat alle stoffen, zowel natuurlijke als synthetische, die voorkomen in Tabel I of Tabel II van het Enkelvoudig Verdrag inzake Verdovende Middelen dat op 30 maart 1961 in New York werd ondertekend en zijn Protocol van 25 maart 1972; psychotrope substantie, de uitdrukking 'psychotrope stoffen' omvat elke stof van natuurlijke of synthetische aard, of elk natuurlijk product vermeld in Tabel I, II, III of IV van het Verdrag van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen; sluikhandel in verdovende middelen of psychotrope stoffen, de term « sluikhandel » omvat de teelt, de vervaardiging of handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen die strijdig zijn met de doelstellingen van het Enkelvoudig Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen, het Verdrag van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen of het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen dat op 19 december 1988 in Wenen werd ondertekend; dringend verzoek, een verzoek is dringend indien, met inachtneming van de formele administratieve procedure bij de centrale organen, de opsporingsactie dreigt gehinderd of geschaad te worden.
Gebieden van samenwerking Artikel 2 (1) Iedere Verdragsluitende Partij verbindt er zich toe om aan de andere Partij de meest ruime samenwerking te bieden op het terrein van de politiesamenwerking, overeenkomstig de regels en voorwaarden vastgelegd in dit Verdrag.(2) De Verdragsluitende Partijen zullen samenwerken op het vlak van de bestrijding en de vervolging van zware misdrijven die onder georganiseerde criminaliteit vallen, met name : 1.inbreuken op de fysieke integriteit van personen en het leven; 2. inbreuken in verband met de illegale productie en sluikhandel van verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren;3. inbreuken in verband met de productie, de handel, het voorschrift en de toediening aan landbouwdieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking, alsook van inbreuken in verband met de handel in landbouwdieren en in vlees van deze landbouwdieren waaraan deze stoffen zijn toegediend en tenslotte de inbreuken in verband met het be- of verwerken van dergelijk vlees;4. illegale immigratie;5. proxenetisme, mensenhandel en seksueel misbruik van kinderen;6. afpersing van geld;7. diefstal en illegale handel in wapens, munitie, explosieven, radioactieve, nucleaire en andere gevaarlijke stoffen;8. vervalsingen (vervaardiging, namaak, verandering en verdeling) van betaalmiddelen, cheques en waardepapieren;9. criminaliteit op het vlak van handelsverkeer en financieel verkeer;10. inbreuken tegen goederen, onder meer diefstal, illegale handel in kunstwerken, historische voorwerpen of goederen behorende tot het cultureel patrimonium;11. diefstal en illegale handel in motorvoertuigen en vervalsing en gebruik van vervalste documenten voor voertuigen;12. witwassen van geld.(3) De zware misdrijven die onder de georganiseerde criminaliteit vallen en die niet worden opgesomd in artikel 1, worden beoordeeld door de bevoegde overheden volgens het nationale recht van de Verdragsluitende Partijen waartoe zij behoren. Artikel 3 De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen zal eveneens betrekking hebben op : 1. de opsporing van verdwenen personen en hulp bij identificatie van niet-geïdentificeerde lijken;2. de opsporing op het grondgebied van een Partij van gestolen, verdwenen, verduisterde of verloren voorwerpen op het grondgebied van de andere Partij. Middelen van samenwerking Artikel 4 De Verdragsluitende Partijen zullen samenwerken op de onder de artikelen 2 en 3 vermelde gebieden via : 1. uitwisseling van informatie met betrekking tot materies die tot de bevoegdheid van de politie-en immigratiediensten behoren;2. uitwisseling van materiaal;3. technische en wetenschappelijke ondersteuning, expertises en gespecialiseerd technisch materiaal;4. uitwisseling van ervaringen;5. uitwisseling op het vlak van de beroepsopleiding;6. hulp bij de voorbereiding ter uitvoering van verzoeken tot rechtshulp in strafzaken; met inachtneming van de hieronder vermelde bepalingen.
Informatie-uitwisseling Artikel 5 (1) De Verdragsluitende Partijen bieden elkaar bijstand en staan in voor een nauwe en permanente samenwerking.Zij zullen onder meer alle pertinente en belangrijke gegevens uitwisselen. (2) Deze samenwerking kan de vorm aannemen van een permanent contact via de te benoemen verbindingsofficieren. Artikel 6 (1) De Verdragsluitende Partijen verbinden zich tot het verlenen van bijstand tussen hun politiediensten en immigratiediensten overeenkomstig het nationale recht en binnen de grenzen van hun bevoegdheden, ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten, op voorwaarde dat het nationale recht van de verzoekende Verdragsluitende Partij het verzoek of de uitvoering ervan niet voorbehoudt aan de gerechtelijke overheden.(2) Iedere Verdragsluitende Partij kan overeenkomstig het nationale recht in individuele gevallen, zonder een daartoe strekkend verzoek, aan de betrokken Verdragsluitende Partij informatie meedelen die belangrijk kan zijn voor de ontvangende Partij met het oog op het verlenen van bijstand voor de bestrijding van inbreuken bedoeld in artikel 2 van dit Verdrag of ter afwending van een gevaar voor de openbare orde en veiligheid. Artikel 7 Elke informatie die door de aangezochte Verdragsluitende Partij wordt verstrekt, kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij slechts als bewijsmiddel voor de ten laste gelegde feiten worden aangewend, na een verzoek om rechtshulp krachtens de toepasselijke internationale regels.
Artikel 8 (1) Verzoeken om bijstand en reacties daarop moeten worden uitgewisseld tussen de centrale organen die door iedere Verdragsluitende Partij worden belast met de internationale politiesamenwerking en immigratie.(2) Indien het onmogelijk is om het verzoek via de voornoemde weg tijdig te stellen, kan bij wijze van uitzondering en slechts in dringende gevallen de bevoegde dienst van de verzoekende Partij de vraag rechtstreeks aan de bevoegde dienst van de aangezochte Partij stellen.Deze laatste kan dan onmiddellijk antwoorden. In deze uitzonderlijke gevallen dient de verzoekende Partij zo vlug mogelijk het centrale orgaan belast met de internationale samenwerking in de aangezochte Verdragsluitende Partij op de hoogte te brengen van het rechtstreekse verzoek waarbij het dringend karakter wordt gemotiveerd. (3) De aanduiding van de centrale organen die met de internationale samenwerking zijn belast en de modaliteiten van de wederzijdse bijstand worden geregeld tussen de bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen. Artikel 9 De verzoekende bevoegde overheid moet de graad van vertrouwelijkheid waarborgen die de aangezochte bevoegde autoriteit van de andere Partij aan de informatie heeft toegekend. De veiligheidsgraden zijn dezelfde als deze gebruikt door INTERPOL. Artikel 10 (1) De Verdragsluitende Partijen kunnen verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij voor bepaalde of onbepaalde tijd bij de andere Verdragsluitende Partij detacheren.(2) Het detacheren van verbindingsofficieren voor bepaalde of onbepaalde tijd heeft als doel de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te versnellen, onder meer door toe te stemmen in de ondersteuning 1.in de vorm van informatie-uitwisseling met het oog op de bestrijding van de criminaliteit; 2. bij de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken;3. bij de opdrachten van de overheden die belast zijn met het toezicht op de buitengrenzen en de immigratie;4. bij de opdrachten van de overheden die belast zijn met de voorkoming van de inbreuken op de openbare orde.(3) De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies en ondersteuning te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om autonoom politiemaatregelen uit te voeren. Ze verstrekken informatie en voeren hun taken uit binnen het geheel van instructies die hun werden gegeven door de Verdragsluitende Partij waarvan ze afkomstig zijn en door de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. Ze brengen regelmatig verslag uit bij het centraal orgaan dat belast is met de politiesamenwerking door de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. (4) De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij die gedetacheerd zijn bij derde landen eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen. Bescherming van persoonsgegevens Artikel 11 (1) Ingevolge dit Verdrag, is de verwerking van persoonsgegevens onderworpen aan het respectieve nationale recht van elke Verdragsluitende Partij.(2) Wat de overbrenging van persoonsgegevens in toepassing van dit verdrag betreft, verbinden de Verdragsluitende Partijen er zich toe de persoonsgegevens te beschermen volgens de bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 ter bescherming van personen op het vlak van automatische verwerking van persoonsgegevens en van de Aanbeveling A (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa die het gebruik van persoonsgegevens voor politiedoeleinden regelt.(3) Wat de verwerking van de overgebrachte persoonsgegevens betreft, zijn de volgende bepalingen van toepassing : 1.de ontvangende Verdragsluitende Partij mag de gegevens alleen gebruiken voor de doeleinden waarvoor dit Verdrag de overbrenging van dergelijke gegevens voorziet; het gebruik van de gegevens voor andere doeleinden is alleen mogelijk na voorafgaande toestemming vanwege de Verdragsluitende Partij die de gegevens overbrengt en overeenkomstig het recht van de Verdragsluitende Partij waarvoor de gegevens bestemd zijn; 2. de gegevens mogen alleen gebruikt worden door de gerechtelijke overheden, de diensten en organen die een taak of functie uitvoeren binnen het geheel van de doeleinden bepaald in dit Verdrag, meer bepaald in de artikelen 2 en 3.De Verdragsluitende Partijen dienen de lijst van de gebruikers uit te wisselen; 3. de Verdragsluitende Partij die de gegevens overbrengt, dient erop toe te zien dat ze juist en volledig zijn.Zij moet er eveneens op toezien dat deze gegevens niet langer dan nodig worden bewaard. Indien zij op eigen initiatief of als gevolg van een vraag van de betrokken persoon vaststelt dat de verstrekte gegevens onjuist zijn of niet overgebracht dienden te worden, moet de ontvangende Verdragsluitende Partij daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden; deze Verdragsluitende Partij dient de gegevens te corrigeren of te vernietigen; 4. een Verdragsluitende Partij mag zich niet beroepen op het feit dat de andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens zou hebben overgebracht om zich jegens een benadeeld persoon te ontlasten van haar aansprakelijkheid naar nationaal recht;5. de overbrenging en ontvangst van gegevens dienen geregistreerd te worden.De Verdragsluitende Partijen dienen de lijst uit te wisselen waarin de overheden of diensten opgenomen zijn die de toestemming hebben om de registraties te raadplegen; 6. de toegang tot de gegevens wordt beheerst door het nationale recht van de Verdragsluitende Partij waaraan de betrokken persoon zijn vraag richt.De gegevens worden slechts verstrekt nadat daartoe de toestemming werd gegeven door de Verdragsluitende Partij waarvan de gegevens afkomstig zijn; 7. de ontvangende Verdragsluitende Partij mag de gegevens enkel gebruiken voor de doeleinden bepaald door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt en overeenkomstig de voorwaarden die deze Verdragsluitende Partij oplegt;(4) Bovendien zijn wat de overbrenging van de persoonsgegevens betreft, de hiernavolgende bepalingen van toepassing : 1.de gegevens mogen enkel worden overgebracht aan politie- en immigratie- diensten; de gegevens mogen slechts aan andere diensten worden meegedeeld na voorafgaande toestemming vanwege de Verdragsluitende Partij die de persoonsgegevens verstrekt; 2. de ontvangende Verdragsluitende Partij deelt desgewenst aan de Verdrag-sluitende Partij die de gegevens overbrengt mee waarvoor de gegevens werden gebruikt en welke resultaten de overgebrachte gegevens opleverden.(5) Elke Verdragsluitende Partij duidt een controle-autoriteit aan die, overeenkomstig het nationale recht, belast is met de uitoefening, op haar grondgebied, van een onafhankelijke controle op de verwerking van persoonsgegevens uitgevoerd op basis van dit Verdrag en die moet bevestigen of de bovengenoemde verwerking de rechten van de betrokken persoon niet schendt.De controle-autoriteiten zijn eveneens bevoegd om de problemen omtrent de toepassing en interpretatie van dit Verdrag in verband met de verwerking van persoonsgegevens te onderzoeken. Deze controle-autoriteiten kunnen overeenkomen samen te werken in het kader van de opdrachten die hen door dit Verdrag worden toegekend.
Artikel 12 Wanneer persoonsgegevens worden overgebracht via een verbindingsofficier, zoals bedoeld in artikel 10, zijn de bepalingen van dit Verdrag eveneens van toepassing Weigering van bijstand Artikel 13 (1) Elk van de Verdragsluitende Partijen weigert bijstand wanneer het gaat om politieke of militaire misdrijven of wanneer die bijstand strijdig blijkt te zijn met de wettelijke bepalingen die van kracht zijn op haar grondgebied.(2) Elk van de Verdragsluitende Partijen kan bijstand weigeren of aan voorwaarden onderwerpen wanneer het gaat om met politieke of militaire samenhangende misdrijven of wanneer de bijstandsverlening de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere essentiële belangen van de Staat zou kunnen in gevaar brengen. Andere vormen van samenwerking Artikel 14 (1) De Verdragsluitende Partijen komen overeen om elkaar wederzijds bijstand te verlenen op het vlak van beroepsopleiding en technische bijstand met betrekking tot de functioneringsproblemen van de politie.(2) De Verdragsluitende Partijen komen overeen om hun praktische ervaringen uit te wisselen omtrent alle bovenbedoelde gebieden van dit Verdrag.(3) De wijze waarop de wederzijdse bijstand zal worden verleend, wordt vastgelegd in overeenkomsten die worden gesloten tussen de bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen. Overleg Artikel 15 (1) De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen permanente of tijdelijke werkgroepen oprichten die belast zijn met het onderzoek van de gemeenschappelijke problemen met betrekking tot de bestrijding van de criminaliteit zoals bepaald in artikel 2 en de samenwerking zoals bepaald in artikel 3 en, in voorkomend geval, met de uitwerking van voorstellen om, indien nodig, de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te verbeteren.(2) De onkosten die worden gemaakt in het kader van de samenwerking, zullen respectievelijk door elke Verdragsluitende Partij worden gedragen, behalve wanneer de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen, daartoe behoorlijk gemachtigd, daar anders over beslissen.(3) De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende partijen richten een evaluatiegroep op die om de drie jaar een rapport zal voorleggen aan de Ministers. Geschillenregeling Artikel 16 (1) Alle geschillen betreffende de interpretatie of de toepassing van dit Verdrag zullen worden beslecht door een gemengde adviescommissie.(2) Er wordt een gemengde adviescommissie, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en van Justitie, opgericht.Zij zal periodiek samenkomen op verzoek van de ene of andere Verdragsluitende Partij om de oplossing van de geschillen te vergemakkelijken die zullen rijzen bij de interpretatie of de toepassing van dit Verdrag.
Slotbepalingen Artikel 17 (1) De bepalingen van dit Verdrag zijn enkel van toepassing indien zij verenigbaar zijn met het nationale recht.(2) Het toezicht op de uitvoering van dit Verdrag wordt uitgeoefend overeenkomstig het nationale recht van elke Verdragsluitende Partij. Artikel 18 (1) Dit Verdrag en zijn Protocol zullen slechts aan het ratificatieproces worden onderworpen nadat het Protocol, bedoeld in artikel een, is aangenomen.(2) De Verdragsluitende Partijen zullen elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg kennisgeven van de vervulling van de grondwettelijke vormvoorschriften, vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.(3) Het Verdrag zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de laatste kennisgeving wordt ontvangen.(4) Dit Verdrag wordt gesloten voor onbeperkte tijd.Elke Verdragsluitende Partij kan het Verdrag opzeggen door langs diplomatieke weg schriftelijk aan de andere Verdragsluitende Partij hiervan kennis te geven. De opzegging wordt van kracht zes maanden na datum van haar verzending.
Artikel 19 Elke Verdragsluitende Partij kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen doen toekomen die een wijziging van dit Verdrag beogen. De wijzigingen van dit Verdrag worden door de Verdragsluitende Partijen in onderlinge overeenstemming besloten.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
Opgemaakt te Oostende op 24 juni 1998, in twee oorspronkelijk exemplaren, elk in de Bulgaarse, de Franse en de Nederlandse taal. De drie teksten zijn gelijkelijk authentiek.
PROTOCOL Betreffende artikel 1 van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende, België, op 24 juni 1998 De Regering van het Koninkrijk België, en de Regering van de Republiek Bulgarije, hierna genoemd de « Verdragsluitende Partijen ».
Zich baserend op artikel 1 van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, hebben het hiernavolgende besloten : 1. Onder « georganiseerde criminaliteit » wordt verstaan : de gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die duurt in de tijd en die in overleg optreedt ten einde inbreuken te plegen die worden gestraft met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsberovende veiligheidsmaatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, waarbij bedoelde inbreuken een doel op zichzelf zijn dan wel een middel om vermogensvoordeel te verkrijgen en, in voorkomend geval, de werking van de openbare overheden op onrechtmatige wijze te beïnvloeden.2. Dit Protocol maakt integraal deel uit van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking.3. Dit Protocol zal in werking treden krachtens de bepalingen van artikel 18 van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend op 24 juni 1998. Dit Protocol werd opgemaakt te Sofia, op 27 november 2000, in twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Nederlandse, de Franse en de Bulgaarse taal. De drie teksten zijn gelijkelijk authentiek.
Voor de Regering van het Koninkrijk België : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE Voor de Regering van de Republiek Bulgarije : De Minister van Binnenlandse Zaken, E. YORDANOV