gepubliceerd op 21 januari 2004
Wet houdende instemming met de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 22 oktober 1998 (2)
7 FEBRUARI 2003. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 22 oktober 1998 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 22 oktober 1998, zullen volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 7 februari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2002. Senaat Documenten Ontwerp van wet ingediend op 31 mei 2002, nr. 2-1182/1.
Verslag, nr. 2-1182/2.
Tekst aangenomen door de Commissie.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 10 oktober 2002.
Stemming, vergadering van 10 oktober 2002.
Zitting 2002-2003.
Kamer Documenten Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-2066/1.
Verslag..
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2066/2 Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 14 november 2002.
Stemming, vergadering van 14 november 2002. (2) Dit Verdrag is in werking getreden op 1 april 2003. OVEREENKOMST INZAKE LUCHTVERVOER TUSSEN DE BELGISCHE REGERING EN DE MACEDONISCHE REGERING De Belgische Regering en De Macedonische Regering Partijen zijnde bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld;
Verlangende een Overeenkomst te sluiten, ter aanvulling van genoemd Verdrag, met het doel luchtdiensten tot stand te brengen tussen en via hun onderscheiden grondgebieden;
Verlangende de grootst mogelijke beveiliging en veiligheid in het internationaal luchtvervoer te waarborgen;
Zijn overeengekomen als volgt : ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst geldt, tenzij het zinsverband anders vereist, dat : a) de uitdrukking "Verdrag" betekent het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld en omvat elke Bijlage die krachtens Artikel 90 van dat Verdrag is aangenomen en elke wijziging van de Bijlagen of van het Verdrag krachtens de Artikelen 90 en 94 daarvan, voor zover die Bijlagen en wijzigingen zijn aangenomen of bekrachtigd door beide Overeenkomstsluitende Partijen;b) de uitdrukking "Overeenkomst" betekent deze Overeenkomst met haar Bijlage en alle wijzigingen van de Overeenkomst of de Bijlage;c) de uitdrukking "Luchtvaartautoriteiten" betekent voor de Belgische Regering het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur en voor de Macedonische Regering, het Ministerie van Vervoer en Communicatie, Directoraat-Generaal van de Burgerluchtvaart of in beide gevallen iedere andere autoriteit of persoon die bevoegd is de functies te vervullen die thans door de genoemde autoriteiten worden vervuld;d) de uitdrukkingen "grondgebied", "luchtdienst", "internationale luchtdienst", "luchtvaartmaatschappij" en "landing voor andere dan verkeersdoeleinden" hebben onderscheidenlijk de betekenis die hen is toegekend in de Artikelen 2 en 96 van het Verdrag;e) de uitdrukking "aangewezen luchtvaartmaatschappij" betekent een luchtvaartmaatschappij die is aangewezen en gemachtigd in overeenstemming met de Artikelen 3 en 4 van deze Overeenkomst;f) de uitdrukking "overeengekomen diensten" betekent de geregelde luchtdiensten op de routes omschreven in de Bijlage bij deze Overeenkomst voor het vervoer van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd;g) de uitdrukking "tarieven" betekent de prijzen die moeten worden betaald voor het vervoer van passagiers, bagage en vracht en de voorwaarden waaronder die prijzen van toepassing zijn, met inbegrip van prijzen en voorwaarden voor agentschapsdiensten en andere hulpdiensten, echter met uitsluiting van vergoedingen en voorwaarden voor het vervoer van post;h) de uitdrukking "verandering van vliegtuigtype" betekent de exploitatie van één der overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij waarbij op een deel van de route een vliegtuig van een andere capaciteit wordt ingezet dan op een ander deel van de route;i) de uitdrukkingen "boorduitrustingsstukken", "gronduitrusting", "boordproviand" en "reserveonderdelen" hebben de betekenis die onderscheidenlijk daaraan is toegekend in Bijlage 9 van het Verdrag.j) de uitdrukking "gebruiksvergoedingen" betekent de vergoeding opgelegd aan luchtvaartmaatschappijen door de bevoegde autoriteiten of voor de heffing waarvan deze toelating geven, ter fine van het gebruik van luchthaveneigendom of -voorzieningen dan wel van luchtvaartvoorzieningen, met inbegrip van aanverwante diensten en voorzieningen, voor luchtvaartuigen, hun bemanningen, passagiers en vracht.k) de uitdrukking "capaciteit" betekent : (i) met betrekking tot een luchtvaartuig, het nuttig laadvermogen van dat luchtvaartuig, beschikbaar op een route of deel van een route; (ii) met betrekking tot een specifieke luchtdienst, de capaciteit van het luchtvaartuig, gebruikt op deze dienst, vermenigvuldigd met de vluchtfrequentie van dat luchtvaartuig gedurende een bepaalde periode op een route of deel van een route.
ARTIKEL 2 Verlening van rechten 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de rechten bepaald in deze Overeenkomst voor het uitvoeren van geregelde internationale luchtdiensten op de routes omschreven in de Bijlage hiervan.2. De door elke Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen zullen, bij het uitvoeren van een overeengekomen dienst op een omschreven route, van volgende rechten genieten : a) om zonder te landen over het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vliegen;b) om op dat grondgebied te landen voor andere dan verkeersdoeleinden; en c) om op dat grondgebied te landen bij de exploitatie van de routes omschreven in de Bijlage, voor het opnemen en afzetten van internationaal vervoerde passagiers, vracht en post, komende van of bestemd voor het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.3. Geen van de bepalingen van het eerste lid van dit Artikel wordt geacht de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij het recht te geven tot het opnemen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van passagiers, vracht en post tegen vergoeding of op basis van een huurcontract bestemd voor een ander punt op het grondgebied van die andere Overeenkomstsluitende Partij. ARTIKEL 3 Aanwijzing voor de exploitatie van diensten 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht door middel van een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij een of meerdere luchtvaartmaatschappijen aan te wijzen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage voor die Overeenkomstsluitende Partij omschreven routes.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht in een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanwijzing van een luchtvaartmaatschappij in te trekken en een andere luchtvaartmaatschappij aan te wijzen. ARTIKEL 4 Vergunning voor de exploitatie van diensten 1. Na ontvangst van een kennisgeving van aanwijzing door een Overeenkomstsluitende Partij ingevolge Artikel 3 van deze Overeenkomst, verlenen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met inachtneming van haar wetten en voorschriften, zonder verwijl aan de aldus aangewezen luchtvaartmaatschappijen de vereiste vergunningen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten waarvoor die luchtvaartmaatschappijen zijn aangewezen.2. Na ontvangst van deze vergunningen kunnen de luchtvaartmaatschappijen op ieder tijdstip een aanvang maken met de gehele of gedeeltelijke exploitatie van de overeengekomen diensten, mits de luchtvaartmaatschappijen de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst naleven en mits tarieven vastgesteld zijn overeenkomstig het bepaalde in Artikel 13 van deze Overeenkomst. ARTIKEL 5 Intrekking of opschorting van een vergunning tot exploitatie van diensten 1. De luchtvaartautoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht de in Artikel 4 vermelde vergunningen aan de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen niet te verlenen, deze in te trekken, op te schorten of er, tijdelijk of blijvend, voorwaarden aan te verbinden : a) indien de luchtvaartmaatschappijen in gebreke blijven te hunnen genoegen aan te tonen dat zij in staat zijn te voldoen aan de voorwaarden opgelegd door de wetten en voorschriften welke die autoriteiten, in overeenstemming met het Verdrag, gewoonlijk en redelijkerwijs toepassen op de exploitatie van internationale luchtdiensten;b) indien de luchtvaartmaatschappijen in gebreke blijven de exploitatie uit te oefenen in overeenstemming met de in deze Overeenkomst vastgelegde voorwaarden;c) indien de luchtvaartmaatschappijen in gebreke blijven de wetten en voorschriften van die Overeenkomstsluitende Partij na te leven;d) indien niet te hunnen genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom en het daadwerkelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappijen berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappijen aanwijst of bij haar onderdanen.2. De in het eerste lid van dit Artikel genoemde rechten worden slechts uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig Artikel 17 van deze Overeenkomst, tenzij onmiddellijk optreden noodzakelijk is teneinde inbreuk op bovengenoemde wetten en voorschriften te voorkomen. ARTIKEL 6 Toepassing van wetten en voorschriften 1. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende de toelating tot, het verblijf binnen of het vertrek uit haar grondgebied van in de internationale luchtvaart gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zulke luchtvaartuigen dienen te worden nageleefd door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij bij het binnenkomen in of het verlaten van en gedurende het verblijf binnen het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij.2. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende binnenkomst, in- en uitklaring, doorreis, immigratie, paspoorten, douane, deviezen, sanitaire formaliteiten en quarantaine dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij en door hun bemanningen en passagiers, of namens hen, alsook met betrekking tot vracht en post te worden nageleefd bij het binnenkomen in of verlaten van en gedurende de doorreis over en het verblijf binnen het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij. Passagiers, bagage, vracht en post in directe doorreis over het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen en die het gedeelte van de luchthaven dat hiervoor bestemd is, niet verlaten, zullen ten hoogste worden onderworpen aan een vereenvoudigde controle, tenzij met betrekking tot beveiligingsmaatregelen tegen geweld, luchtpiraterij of drugsmokkel.
Deze bepaling zal niet toegepast worden indien de passagier op doorreis is naar een bestemming in een Staat, Partij bij de Conventie in uitvoering van het Schengen Akkoord van 14 juni 1985. 3. Geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mag haar eigen of enige andere luchtvaartmaatschappij begunstigen ten opzichte van een luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij die gelijkaardige internationale luchtdiensten uitvoert bij de toepassing van haar voorschriften vermeld in de leden 1 en 2 van dit Artikel of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen en luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen die onder haar toezicht staan. ARTIKEL 7 Bewijzen, vergunningen en veiligheid A. Bewijzen en vergunningen 1. Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van geschiktheid en vergunningen die zijn uitgereikt of geldig verklaard door een Overeenkomstsluitende Partij en die nog van kracht zijn, worden gedurende hun geldigheidsduur door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage omschreven routes, mits zodanige bewijzen of vergunningen werden uitgereikt of geldig verklaard ingevolge en overeenkomstig de op grond van het Verdrag vastgestelde normen. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor om voor vluchten boven haar eigen grondgebied de erkenning te weigeren van bewijzen van bevoegdheid en van vergunningen die door de andere Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen zijn uitgereikt. 2. Indien de in het eerste lid van dit Artikel genoemde bewijzen en vergunningen zijn uitgereikt of geldig verklaard volgens vereisten die afwijken van de krachtens het Verdrag vastgestelde normen en indien deze afwijking ter kennis is gebracht van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg overeenkomstig Artikel 17 van deze Overeenkomst teneinde zich ervan te vergewissen dat de desbetreffende vereisten voor hen aanvaardbaar zijn. Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt in aangelegenheden inzake vliegveiligheid, vormt zulks een grond voor de toepassing van Artikel 5 van deze Overeenkomst.
B. Veiligheid 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde verzoeken om overleg inzake de veiligheidsnormen die de andere Overeenkomstsluitende Partij heeft aangenomen voor elk gebied met betrekking tot vliegtuigbemanningen, luchtvaartuigen of de exploitatie daarvan. Dit overleg heeft plaats binnen 30 dagen na dat verzoek. 2. Indien de ene Overeenkomstsluitende Partij, naar aanleiding van dit overleg, van mening is dat de andere Overeenkomstsluitende Partij voor bedoelde gebieden veiligheidsnormen die ten minste gelijk zijn aan de minimumnormen die toen op grond van het Verdrag van Chicago werden vastgesteld, niet naar behoren handhaaft en toepast, stelt de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis van deze bevinding en van de stappen die noodzakelijk worden geacht om aan deze minimumnormen te voldoen, en de andere Overeenkomstsluitende Partij neemt gepaste maatregelen tot verbetering.Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat binnen 15 dagen of binnen een eventueel langere periode die werd overeengekomen, gepaste maatregelen te nemen, is dit reden voor de toepassing van Artikel 5 van deze Overeenkomst (intrekking of opschorting van vergunningen tot exploitatie van diensten). 3. Onverminderd de in Artikel 33 van het Verdrag van Chicago genoemde verplichtingen wordt overeengekomen dat elk luchtvaartuig dat door de luchtvaartmaatschappij of -maatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij op diensten naar of van het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt geëxploiteerd, tijdens het verblijf binnen het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden onderworpen aan een onderzoek door de bevoegde vertegenwoordigers van deze andere Overeenkomstsluitende Partij aan boord van en rond het luchtvaartuig om zowel de geldigheid van de bescheiden van het luchtvaartuig en van de bemanning te controleren als de zichtbare staat van het luchtvaartuig en zijn uitrusting (in dit Artikel platforminspectie genoemd), mits dit niet tot onredelijke vertraging leidt.4. Indien een platforminspectie of een reeks platforminspecties aanleiding geeft tot : a) ernstige bezorgdheid over het feit dat een luchtvaartuig of de exploitatie van een luchtvaartuig niet voldoet aan de overeenkomstig het Verdrag van Chicago vastgestelde minimumnormen, of b) ernstige bezorgdheid over het feit dat er gebrek is aan daadwerkelijke handhaving en toepassing van de overeenkomstig het Verdrag van Chicago vastgestelde veiligheidsnormen, staat het de Overeenkomstsluitende Partij die de inspectie uitvoert, vrij, voor de toepassing van Artikel 33 van het Verdrag van Chicago, vast te stellen dat de eisen op grond waarvan het bewijs of de vergunningen met betrekking tot dat luchtvaartuig of tot de bemanning van dat luchtvaartuig zijn afgegeven of geldig verklaard, of de voorwaarden waaronder het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd, niet gelijk zijn aan of zwaarder zijn dan de volgens het Verdrag van Chicago vastgestelde minimumnormen.5. Ingeval de toegang tot een luchtvaartuig dat door de luchtvaartmaatschappij of -maatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij wordt geëxploiteerd, met het oog op een platforminspectie in toepassing van lid 3 hierboven door de vertegenwoordiger van de luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen geweigerd wordt, staat het de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij te concluderen dat er sprake is van ernstige bezorgdheid in de zin van lid 4 hierboven en de in dat lid vermelde conclusies te trekken.6. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij of -maatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij onmiddellijk op te schorten of te wijzigen in het geval de eerste Overeenkomstsluitende Partij tot de conclusie komt, op grond van een platforminspectie, een reeks platforminspecties, een weigering van toegang voor platforminspectie, overleg of anderszins, dat onmiddellijke actie geboden is voor de veiligheid van de exploitatie van een luchtvaartmaatschappij.7. Elke maatregel van een Overeenkomstsluitende Partij genomen in overeenstemming met lid 2 of 6 hierboven wordt beëindigd zodra de grond voor het nemen van die maatregel ophoudt te bestaan. ARTIKEL 8 Beveiliging van de luchtvaart 1. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen opnieuw dat hun verplichting om in hun onderlinge betrekkingen de burgerluchtvaart te beveiligen tegen wederrechtelijke handelingen, integraal deel uitmaakt van deze Overeenkomst.2. De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar op verzoek alle nodige bijstand om handelingen van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en andere wederrechtelijke gedragingen, gericht tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens, luchtvaartinstallaties en -diensten en elke andere bedreiging van de veiligheid van de luchtvaart, te voorkomen.3. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970 en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971.4. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in hun onderlinge betrekkingen in overeenstemming met de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en opgenomen als bijlagen van het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie voor zover deze beveiligingsbepalingen van toepassing zijn voor de Partijen;zij zullen erop staan dat de exploitanten van bij hen geregistreerde luchtvaartuigen of de exploitanten die hun hoofdzetel of hun vaste verblijfplaats op hun grondgebied hebben alsook de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied, handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake luchtvaartbeveiliging. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt er zich toe de door de andere Overeenkomstsluitende Partij voorgeschreven beveiligingsmaatregelen voor de binnenkomst op haar grondgebied in acht te nemen en passende voorzieningen te treffen om passagiers, bemanningen, handbagage evenals vracht voor het aan boord gaan of het laden te controleren.Elke Overeenkomstsluitende Partij onderzoekt welwillend ieder verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij om speciale beveiligingsvoorzieningen voor haar luchtvaartuigen of passagiers teneinde aan een bijzondere bedreiging het hoofd te bieden. 6. Wanneer zich een voorval voordoet van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of enige andere wederrechtelijke gedraging gericht tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens en luchtvaartinstallaties en -diensten, of zich dreigt voor te doen, verlenen de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar bijstand door de verbindingen en andere passende maatregelen, die bedoeld zijn om op snelle en veilige wijze aan zulk een voorval of de dreiging daarvan een einde te maken, te vergemakkelijken.7. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij zich niet houdt aan de bepalingen inzake aan de bepalingen van dit Artikel met betrekking tot de beveiliging van de luchtvaart, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij om onmiddellijk overleg verzoeken met de luchtvaartautoriteiten van die Partij.Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt binnen de dertig (30) dagen, vormt zulks een grond voor de toepassing van Artikel 5 van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 9 Gebruiksvergoedingen 1. De vergoedingen die op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgelegd voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen door de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht aan een nationale luchtvaartmaatschappij van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij die soortgelijke internationale diensten uitvoert.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert het overleg tussen haar autoriteiten die bevoegd zijn de heffingen te innen en de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die van de diensten en voorzieningen gebruik maken;waar mogelijk loopt dit overleg via de organisaties die de luchtvaartmaatschappijen vertegenwoordigen. Van elk voorstel tot wijziging van de gebruiksvergoedingen dient tijdig kennisgeving te worden gedaan teneinde de gebruikers in staat te stellen hun visie kenbaar te maken voordat de wijzigingen worden ingevoerd.
ARTIKEL 10 Douane en Accijnzen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij van invoerbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en ander nationale, regionale of plaatselijke belastingen en heffingen op vliegtuigen, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksvoorraden, reserveonderdelen met inbegrip van motoren, normale vliegtuiguitrusting, gronduitrusting, boordproviand en andere artikelen die uitsluitend worden gebruikt of bestemd zijn voor gebruik in verband met de exploitatie of het onderhoud van luchtvaartuigen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen die de overeengekomen diensten exploiteren, alsmede voorraden vervoersbewijzen, luchtvrachtbrieven en drukwerk waarop het embleem van de maatschappijen is gedrukt en het gebruikelijke reclamemateriaal dat door die aangewezen luchtvaartmaatschappijen gratis wordt verspreid.2. De bij dit Artikel toegekende vrijstellingen zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit Artikel genoemde goederen ongeacht of zodanige goederen geheel worden gebruikt of verbruikt binnen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de vrijstelling toekent, mits zodanige goederen : a) worden ingevoerd in het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij door of namens de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, maar niet worden vervreemd binnen het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij;b) aan boord worden gehouden van de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van één van de Overeenkomstsluitende Partijen bij aankomst op of vertrek uit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;c) aan boord worden genomen van luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van één van de Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en bestemd zijn voor gebruik bij de exploitatie van de overeengekomen diensten.3. De normale boorduitrustingsstukken, de gronduitrusting alsmede de materialen en voorraden die zich gewoonlijk aan boord bevinden van een luchtvaartuig van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van één der Overeenkomstsluitende Partijen, mogen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts uitgeladen worden met de toestemming van de douane-autoriteiten van dat grondgebied.In dat geval kunnen ze onder toezicht van die autoriteiten worden geplaatst tot het tijdstip waarop ze weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen. 4. Bagage en vracht in direct doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen.5. De bij dit Artikel ingestelde vrijstellingen worden ook verleend wanneer de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij afspraken hebben gemaakt met een andere luchtvaartmaatschappij, die ook van zulke vrijstellingen vanwege de andere Overeenkomstsluitende Partij geniet, ter zake van het lenen of overdragen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van goederen vermeld in lid 1 van dit Artikel. ARTIKEL 11 Capaciteit 1. De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen krijgen billijke en gelijke kansen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten tussen en via hun wederzijdse grondgebieden op de in de Bijlage bij deze Overeenkomst omschreven routes.2. Bij het exploiteren van de overeengekomen diensten houden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van elke Overeenkomstsluitende Partij rekening met het belang van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, ten einde de diensten die de laatstgenoemde maatschappijen op dezelfde route of op een deel daarvan onderhouden, niet op onrechtmatige wijze te treffen.3. De overeengekomen diensten die worden onderhouden door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen dienen op redelijke wijze te worden afgestemd op de vervoersbehoeften op de omschreven routes en hebben als voornaamste doel de verschaffing, met inachtneming van een redelijke beladingsgraad, van capaciteit die voldoet aan de huidige en redelijkerwijs te verwachten behoeften aan vervoer van passagiers, vracht en post tussen de grondgebieden van de Overeenkomstsluitende Partijen.4. De exploitatieprogramma's van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen, met onder meer het type van luchtvaartuig, de aard van het vervoer, de frequentie van de diensten en de dienstregeling, moeten uiterlijk 30 dagen voor het aanvangen van de exploitatie van een overeengekomen dienst ter goedkeuring worden voorgelegd aan de luchtvaartautoriteiten van de twee Overeenkomstsluitende Partijen.Deze bepaling is eveneens van toepassing op eventuele latere wijzigingen. In bijzondere gevallen kan de termijn worden bekort mits bedoelde autoriteiten daarmee instemmen.
ARTIKEL 12 Verandering van vliegtuigtype en gedeelde vluchtcodes 1. De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij kunnen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een luchtvaartuig met een andere capaciteit inzetten op voorwaarde dat : a) dit met het oog op een economische exploitatie verantwoord is;b) het luchtvaartuig gebruikt op het gedeelte van de route dat verder verwijderd is van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappijen heeft aangewezen, slechts geëxploiteerd wordt in aansluiting op het luchtvaartuig gebruikt op het dichterbij gelegen gedeelte en dat dit in de dienstregeling tot uiting komt;het eerstbedoelde luchtvaartuig komt naar het punt waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt met het doel verkeer op te nemen van, dan wel aan te voeren voor het laatstbedoelde luchtvaartuig, en de capaciteit ervan wordt in de allereerste plaats met het oog op dit doel bepaald; c) de luchtvaartmaatschappijen niet tegenover het publiek voorwenden, door middel van advertenties of anderszins, dat zij een luchtdienst onderhouden beginnend op het punt waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt, tenzij de Bijlage bij deze Overeenkomst dit toestaat;d) in aansluiting met iedere vlucht van een luchtvaartuig naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt, slechts één vlucht vanuit dat grondgebied gemaakt wordt, tenzij de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij meer dan één vlucht toestaan.2. Onverminderd de bepalingen van lid 1 van dit Artikel, mag elke aangewezen luchtvaartmaatschappij bij het uitvoeren van de overeengekomen diensten zoals omschreven in de Bijlage, regelingen afsluiten met betrekking tot gedeelde vluchtcodes met een luchtvaartmaatschappij van om het even welke nationaliteit, voor zover deze luchtvaartmaatschappij de nodige route- en verkeersrechten heeft en zulke regelingen goedgekeurd zijn door de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen. ARTIKEL 13 Tarieven 1. De Overeenkomstsluitende Partijen staan toe dat elk der aangewezen luchtvaartmaatschappijen, zo mogelijk na onderling overleg, op één der in de Bijlage omschreven routes een tarief vaststelt.2. De tarieven voor vervoer op de overeengekomen diensten van en naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij dienen te worden vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle daarvoor in aanmerking komende factoren, daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst, de kenmerkende eigenschappen van de dienst, het belang van de gebruikers en waar zulks passend wordt geacht, de tarieven van andere luchtvaartmaatschappijen die geheel of gedeeltelijk dezelfde route bedienen.3. De tarieven worden aan de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen ter goedkeuring voorgelegd tenminste vijfenveertig (45) dagen voor de voorgestelde datum van invoering.In bijzondere gevallen kunnen de luchtvaartautoriteiten een verkorting van deze termijn aanvaarden.
Indien binnen dertig (30) dagen vanaf de datum van ontvangst de luchtvaartautoriteiten van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij niet te kennen hebben gegeven dat het voorgelegde tarief hun goedkeuring niet heeft, wordt een zodanig tarief geacht te zijn goedgekeurd en wordt het van kracht op de in het tariefvoorstel genoemde datum.
Ingeval de luchtvaartautoriteiten instemmen met een verkorting van de termijn voor indiening van een tarief, kunnen zij tevens overeenkomen dat de termijn waarbinnen van het niet goedkeuren kennis dient te worden gegeven korter zal zijn dan dertig (30) dagen. 4. Indien overeenkomstig het derde lid van dit Artikel van het niet goedkeuren kennis is gegeven, plegen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen overleg overeenkomstig Artikel 17 van deze Overeenkomst en trachten zij het tarief in onderling akkoord vast te stellen.5. Indien de luchtvaartautoriteiten niet tot overeenstemming kunnen komen over een tarief dat hun is voorgelegd overeenkomstig het derde lid van dit Artikel, of over de vaststelling van een tarief volgens het vierde lid van dit Artikel, wordt het geschil opgelost overeenkomstig het bepaalde in Artikel 18 van deze Overeenkomst.6. Indien de luchtvaartautoriteiten van één der Overeenkomstsluitende Partijen een reeds bestaand tarief niet langer aanvaarden, brengen zij zulks ter kennis van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij en trachten de aangewezen luchtvaartmaatschappijen, waar vereist, tot een regeling te komen. Indien binnen negentig (90) dagen na ontvangst van een kennisgeving van het niet goedkeuren, geen nieuw tarief kan worden vastgesteld, vinden de in de leden vier en vijf van dit Artikel omschreven procedures toepassing. 7. De overeenkomstig het bepaalde in dit Artikel vastgestelde tarieven blijven van kracht totdat nieuwe tarieven zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit Artikel of het bepaalde in Artikel 18 van deze Overeenkomst.8. Behoudens op grond van het bepaalde in het vierde lid van Artikel 18 van deze Overeenkomst wordt een tarief niet van kracht, indien het niet door de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen is goedgekeurd.9. De luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de in rekening gebrachte en geïnde tarieven overeenkomen met de door hen goedgekeurde tarieven en dat daarop geen kortingen worden gegeven. ARTIKEL 14 Personeel 1. Op basis van wederkerigheid mogen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vertegenwoordigers hebben alsook het commercieel, operationeel en technisch personeel, zoals vereist in verband met de exploitatie van de overeengekomen diensten.2. Aan deze behoefte aan personeel kan naar goeddunken van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen worden voldaan door eigen personeel van welke nationaliteit ook dan wel door een beroep te doen op de diensten van enige andere organisatie, firma of luchtvaartmaatschappij die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij haar bedrijf uitoefent en gemachtigd is deze diensten op dit grondgebied te verrichten.3. Deze vertegenwoordigers en personeelsleden zijn onderworpen aan de van kracht zijnde wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij.Overeenkomstig deze wetten en voorschriften verleent elke Overeenkomstsluitende Partij, op basis van wederkerigheid en binnen de kortst mogelijke tijd, de nodige werkvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke vereiste documenten aan de in het eerste lid van dit Artikel bedoelde vertegenwoordigers en personeelsleden. 4. In de mate waarin hun nationale wetgeving zulks toestaat doen beide Overeenkomstsluitende Partijen afstand van het vereiste van werkvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten verplicht te stellen voor personeelsleden die bepaalde tijdelijke diensten of taken verrichten. ARTIKEL 15 Verkoop en inkomsten 1. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks en, indien zij dit verkiest, via haar vertegenwoordigers, luchtvervoerdiensten te verkopen. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht vervoer te verkopen tegen betaling in de munt van dat grondgebied of, indien zij dit verkiest, in een vrij converteerbare munt van enig ander land.
Eenieder is vrij zodanig vervoer te kopen tegen betaling in een munt die door die luchtvaartmaatschappij wordt aanvaard. 2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht tot het vrijelijk overmaken van het batig saldo van ontvangsten en uitgaven verworven door deze aangewezen luchtvaartmaatschappijen op haar grondgebied.Zodanige overmakingen geschieden op basis van de officiële wisselkoersen voor lopende betalingen of, bij ontstentenis van officiële wisselkoersen, tegen de gangbare buitenlandse marktkoersen voor lopende betalingen op de dag waarop de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanvraag tot overmaking indienen.
Daarbij worden geen andere lasten dan de normale banklasten op zodanige transacties geheven. 3. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent op basis van wederkerigheid aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijstelling van elke vorm van belasting naar het inkomen en op winsten door deze luchtvaartmaatschappijen verkregen op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij uit de exploitatie van internationale luchtdiensten, alsook van elke belasting op de omzet of het vermogen. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer tussen de twee Overeenkomstsluitende Partijen een Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting van kracht is die in een zodanige vrijstelling voorziet.
ARTIKEL 16 Uitwisseling van informatie 1. De luchtvaartautoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Partijen wisselen zo snel mogelijk informatie uit betreffende de nog van kracht zijnde vergunningen verleend aan hun onderscheiden aangewezen luchtvaartmaatschappijen om diensten te exploiteren naar, via en vanuit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.Tevens wisselen zij afschriften uit van de nog van kracht zijnde bewijzen en vergunningen voor diensten op de omschreven routes, evenals de wijzigingen, vrijstellingen en goedgekeurde diensttabellen. 2. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal erop toezien dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappijen, zolang vooraf als mogelijk is, de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij afschriften verschaffen van tarieven, dienstregelingen, en wijzigingen daarvan, en alle andere relevante informatie die betrekking heeft op de exploitatie van de overeengekomen diensten, inclusief de informatie over de aangeboden capaciteit op elke omschreven route, en alle andere inlichtingen waardoor ten genoege van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden aangetoond dat de bepalingen van deze Overeenkomst behoorlijk worden nageleefd.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal erop toezien dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappijen aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij de statistieken bezorgen betreffende het verkeersvolume op de overeengekomen diensten met vermelding van de punten van in- en ontscheping. ARTIKEL 17 Overleg 1. De luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen plegen van tijd tot tijd overleg teneinde een nauwe samenwerking te verzekeren in alles wat verband houdt met de tenuitvoerlegging en de bevredigende naleving van de bepalingen van deze Overeenkomst en haar Bijlage.2. Dit overleg zal aanvangen binnen een termijn van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een verzoek in die zin, tenzij de Overeenkomstsluitende Partijen anderszins overeenkomen. ARTIKEL 18 Regeling van geschillen 1. Indien tussen de Overeenkomstsluitende Partijen een geschil mocht ontstaan omtrent de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen in de eerste plaats dit geschil door onderling overleg te regelen.2. Indien de Overeenkomstsluitende Partijen er niet in slagen door middel van onderhandelingen een regeling te treffen, kunnen zij overeenkomen het geschil ter beslissing voor te leggen aan een persoon of instantie, of kan elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen het geschil ter beslissing voorleggen aan een scheidsgerecht bestaande uit drie scheidsmannen.3. Het scheidsgerecht wordt samengesteld als volgt : Elke Overeenkomstsluitende Partij wijst een scheidsman aan binnen zestig (60) dagen na het tijdstip waarop de ene Overeenkomstsluitende Partij, langs diplomatieke weg van de andere Overeenkomstsluitende Partij een verzoek heeft ontvangen om het geschil aan een scheidsman voor te leggen.Deze twee scheidsmannen wijzen in onderling overleg een derde scheidsman aan binnen een daarop aansluitende periode van (60) dagen. De derde scheidsman moet een onderdaan zijn van een derde Staat; hij treedt op als voorzitter van het scheidsgerecht en bepaalt de plaats waar dit zal zetelen.
Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen nalaat binnen de aangegeven termijn een scheidsman aan te wijzen of indien de derde scheidsman niet binnen de aangegeven termijn wordt aangewezen, kan door elke der Overeenkomstsluitende Partijen een verzoek worden gericht tot de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie om, naar gelang van het geval, een scheidsman of scheidsmannen te benoemen. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe iedere ingevolge het tweede en derde lid van dit Artikel tot stand gekomen beslissing of uitspraak na te komen. Als één der Overeenkomstsluitende Partijen in gebreke blijft zodanige beslissing na te leven, geeft dit de andere Overeenkomstsluitende Partij grond voor de toepassing van Artikel 5 van deze Overeenkomst. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de noodzakelijke kosten en de vergoeding voor haar scheidsman;de vergoeding en de noodzakelijke kosten voor de derde scheidsman alsmede de kosten voortvloeiend uit de activiteit van het scheidsgerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.
ARTIKEL 19 Wijzigingen 1. Indien één van beide Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht enige bepaling van deze Overeenkomst te wijzigen, kan zij de andere Overeenkomstsluitende Partij om overleg verzoeken.Dit overleg dat zowel mondeling als bij briefwisseling kan worden gepleegd, kan plaatsvinden tussen de luchtvaartautoriteiten, en vangt aan binnen een termijn van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van het verzoek. 2. Indien er een algemeen multilateraal luchtvaartverdrag in werking treedt dat beide Overeenkomstsluitende Partijen bindt, hebben de bepalingen van een zodanig verdrag voorrang.Er kan overleg worden gepleegd overeenkomstig het eerste lid van dit Artikel teneinde vast te stellen in welke mate de bepalingen van het multilaterale verdrag van invloed zijn op deze Overeenkomst. 3. Alle in zodanig overleg overeengekomen wijzigingen worden van kracht nadat ze door een diplomatieke notawisseling zijn bevestigd.4. Beide Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat de Routetabel in de Bijlage in afspraak tussen de Luchtvaartautoriteiten kan worden aangepast via een administratief akkoord. ARTIKEL 20 Beëindiging 1. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk langs diplomatieke weg mededeling doen van haar besluit deze Overeenkomst te beëindigen. Deze mededeling wordt tegelijkertijd verzonden naar de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. 2. De Overeenkomst eindigt één (1) jaar na de datum van ontvangst van de mededeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de mededeling van opzegging met wederzijdse instemming voor het einde van deze termijn wordt ingetrokken. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat de ontvangst te bevestigen, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
ARTIKEL 21 Registratie Deze Overeenkomst en alle daaraan aangebrachte wijzigingen worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
ARTIKEL 22 Inwerkingtreding Elke Overeenkomstsluitende Partij zal de andere Overeenkomstsluitende Partij langs diplomatieke weg bevestigen dat aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is voldaan.
Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van de laatste kennisgeving.
Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Brussel,op 22 oktober 1998, in de Macedonische, Engelse, Franse, en Nederlandse taal, zijnde elke tekst rechtsgeldig.
In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.
Bijlage ROUTETABEL 1. Routetabel I Routes waarop luchtdiensten mogen uitgevoerd worden door luchtvaartmaatschappijen aangewezen door de Macedonische Regering. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen kunnen op een bepaalde dan wel op elke vlucht op de overeengekomen routes, één of meer punten op de omschreven routes overslaan of in een andere volgorde aandoen, op voorwaarde dat het punt van vertrek of aankomst gelegen is in het land waarvan zij de nationaliteit hebben.
De uitoefening van vijfde vrijheidsrechten dient door de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen te worden goedgekeurd.