Etaamb.openjustice.be
Wet van 06 juli 1997
gepubliceerd op 29 juli 1998

Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 129 betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw, aangenomen te Genève op 25 juni 1969 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënvijftigste zitting

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1998015046
pub.
29/07/1998
prom.
06/07/1997
ELI
eli/wet/1997/07/06/1998015046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 JULI 1997. - Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 129 betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw, aangenomen te Genève op 25 juni 1969 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënvijftigste zitting (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6°, van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag nr. 129 betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw, aangenomen te Genève op 25 juni 1969 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënvijftigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 6 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

Verdrag betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Door de Raad van beheer aan het internationale Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève, en aldaar bijeengekomen in haar drieënvijftigste zitting op 4 juni 1969;

Gelet op de bepalingen van de bestaande internationale arbeidsverdragen betreffende de arbeidsinspectie, zoals het Verdrag betreffende de arbeidsinspectie, 1947, dat van toepassing is op de industrie en de handel en het Verdrag betreffende arbeidsvoorwaarden voor plantagearbeiders, 1958, dat van toepassing is op een beperkte categorie landbouwbedrijven, en Overwegende dat het over het algemeen gewenst is internationale normen vast te stellen voor de arbeidsinspectie in de landbouw, Besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw, welk onderwerp als vierde punt op de agenda der zitting is geplaatst, Besloten hebbende dat die voorstellen de vorm zullen aannemen van een internationaal verdrag, neemt heden, de 25e juni 1969, het volgende Verdrag aan, het welk kan worden aangehaald als : « Verdrag betreffende de arbeidsinspectie (landbouw), 1969 » : Artikel 1 1. In dit Verdrag wordt verstaan onder « landbouwonderneming » : ondernemingen of delen van ondernemingen die zich bezighouden met : akkerbouw, veeteelt - met inbegrip van veefokkerij en -verzorging - bosbouw, tuinbouw, de eerste verwerking van landbouwproducten, door het bedrijfshoofd of elke andere vorm van landbouwwerkzaamheden.2. Indien nodig bepaalt de bevoegde autoriteit, na overleg met de meest representatieve werkgevers- en wernemersorganisaties op dit gebied - voor zover aanwezig - de grens tussen de landbouw enerzijds en de industrie en de handel anderzijds, op een dusdanige wijze dat geen enkel landbouwbedrijf buiten het landelijk arbeidsinspectiesysteem komt te vallen.3. In alle gevallen waarin er twijfel bestaat beslist de bevoegde autoriteit over de vraag of een onderneming of een deel van een onderneming binnen de werkingssfeer van dit Verdrag valt. Artikel 2 In dit Verdrag omvat de uitdrukking « wettelijke bepalingen », naast wetten en wettelijke voorschriften, scheidsrechterlijke beslissingen en collectieve overeenkomsten die kracht van wet hebben, voor zover de inspecteurs van de arbeid met het toezicht op de naleving daarvan zijn belast.

Artikel 3 Elk lid van de Internationale Arbeidsorganisatie voor wie dit Verdrag van kracht is moet een arbeidsinspectie voor de landbouw bezitten.

Artikel 4 De arbeidsinspectie in de landbouw is van toepassing op landbouwondernemingen waar werknemers of leerlingen werken, ongeacht de wijze van bezoldiging en ongeacht de soort, vorm of duur van hun arbeidsovereenkomst.

Artikel 5 1. Elk lid dat dit Verdrag bekrachtigt kan door een verklaring, gevoegd bij zijn bekrachtiging, de verplichting op zich nemen het werkterrein van zijn arbeidsinspectie in de landbouw uit te breiden tot één of meer van de volgende categorieën personen, die in landbouwondernemingen werkzaam zijn : (a) pachters die geen vreemde arbeidskrachten in dienst hebben, deelbouwers en soortgelijke categorieën van in de landbouw werkzame personen;(b) personen die zich hebben aangesloten bij een collectieve onderneming, zoals de leden van een landbouwcoöperatie;(c) gezinsleden van het hoofd van de onderneming, zoals omschreven in de nationale wetgeving.2. Elk lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd kan vervolgens aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau een verklaring doen toekomen waarin het zich ertoe verplicht het werkterrein van zijn arbeidsinspectie in de landbouw uit te breiden tot één of meer van de categorieën personen vermeld in het eerste lid van dit artikel, voor zover deze niet reeds vermeld zijn in een vroegere verklaring.3. Elk lid dat uit dit Verdrag heeft bekrachtigd dient in de rapporten die het krachtens artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie moet indienen, aan te geven in hoeverre het uitvoering heeft gegeven of van plan is te geven aan de bepalingen van het Verdrag met betrekking tot die categorieën personen vermeld in het eerste lid van dit artikel die niet onder één van die verklaringen vallen. Artikel 6 1. De taak van de arbeidsinspectie in de landbouw is : (a) het verzekeren van de naleving van de wettelijke bepalingen betreffende de arbeidsvoorwaarden en de behscerming van werknemers bij de uitoefening van hun werkzaamheden, zoals bepalingen betreffende de arbeidsduur, de lonen, de wekelijkse rustdag en de verlofdagen, de veiligheid, de gezondheid en het welzijn, de tewerkstelling van vrouwen, kinderen en jeugdige personen en andere aanverwante aangelegenheden, voor zover de inspecteurs van de arbeid ermee belast zijn de naleving van genoemde bepalingen te verzekeren;(b) het geven van technische inlichtingen en adviezen aan de werkgevers en aan de werknemers over de meest doeltreffende middelen om de wettelijke bepalingen na te leven;(c) het onder de aandacht van de bevoegde autoriteit brengen van de gebreken en misbruiken welke niet met name onder de bestaande wettelijke bepalingen vallen en het doen van voorstellen aan deze autoriteit omtrent de verbetering van de wetten en voorschriften.2. De nationale wetgeving kan aan inspecteurs van de arbeid in de landbouw een adviserende of controlerende taak opdragen inzake de toepassing van de wettelijke bepalingen die betrekking hebben op de levensomstandigheden van de werknemers en hun gezin.3. Indien aan inspecteurs van de arbeid in de landbouw andere functies opgedragen zijn, mogen deze hen bij de uitoefening van hun voornaamste functies niet hinderen noch op energerlei wijze afbreuk doen aan het gezag of de onpartijdigheid, die voor de inspecteurs bij hun betrekkingen met werkgevers noodzakelijk zijn. Artikel 7 1. Voor zover zulks met de administratieve praktijk van het Lid te verenigen is, dient de arbeidsinspectie in de landbouw onder toezicht en controle van een centraal orgaan te staan.2. Ingeval het een federale staat betreft kan de uitdrukking « centraal orgaan » een orgaan aanduiden op federaal niveau dan wel op het niveau van een deelgebied van een federatie.3. De arbeidsinpectie in de landbouw kan bijvoorbeeld worden uitgeoefend door : (a) één dienst voor de arbeidinspectie, bevoegd voor alle sectoren van het economische leven;(b) één dienst voor de arbeidsinspectie, waarbij in een interne functionele specialisatie wordt voorzien door middel van een passende opleiding, voor inspecteurs die hun functie in de landbouwsector moeten uitoefenen;(c) één dienst voor de arbeidsinspectie, waarbij in een interne institutionele specialisatie wordt voorzien door de instelling van een op dat gebied competente dienst, waarvan de ambtenaren hun functie in de landbouw zouden uitoefenen;(d) een gespecialiseerde arbeidsinspectie voor de landbouw, onder de supervisie van een centraal orgaan, waaraan dezelfde uitsluitende bevoegdheid is toegekend ten aanzien van de areidsinspectie in andere sectoren van het economische leven, zoals de industrie, het vervoer en de handel. Artikel 8 1. Het personeel van de arbeidsinspectie voor de landbouw dient te bestaan uit ambtenaren wier rechtspositie en arbeidsvoorwaarden zodanig zijn, dat zij van de bestendigheid van hun betrekking verzekerd zijn en dat zij onafhankelijk zijn van elke verandering van Regering en elke onbehoorlijke beïnvloeding van buitenaf.2. Voor zover dit in overeenstemming is met hun nationale wetgeving of gebruiken kunnen de Leden in hun arbeidsinspectie voor de landbouw bestuursleden of vertegenwoordigers van vakorganisaties opnemen, wier werkzaamheden die van de ambtenaren van de openbare dienst kunnen aanvullen.Deze bestuursleden of vertegenwoordigers dienen verzekerd te zijn van de bestendigheid van hun betrekking en onafhankelijk te zijn van elke onbehoorlijke beïnvloeding van buitenaf.

Artikel 9 1. Behoudens de voorwaarden voor het in dienst nemen van personen in openbare dienst door de nationale wetgeving gesteld worden de inspecteurs van de arbeid uitsluitend aangeworven op grond van hun geschiktheid voor de taak die zij op zich moeten nemen.2. De wijzen waarop die geschiktheid geconstateerd wordt, worden door de bevoegde autoriteit vastgesteld.3. De inspecteurs van de arbeid in de landbouw dienen een behoorlijke opleiding te ontvangen voor de uitoefening van hun functies en er dienen maatregelen te worden genomen om te zorgen dat zij op een daartoe geschikte wijze tijdens hun werkzaamheid een verdere opleiding ontvangen. Artikel 10 Zowel mannen als vrouwen kunnen tot leden van het personeel van de arbeidsinspectie in de landbouw worden benoemd; indien nodig kunnen aan de inspecteurs, onderscheidenlijk de inspectrices, bijzondere taken worden opgedragen.

Artikel 11 Elk lid dient de nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat behoorlijk bevoegde deskundigen en technici, die behulpzaam kunnen zijn bij de oplossing van problemen waarvoor technische kennis vereist is, hun medewerking verlenen aan het werk van de arbeidsinspectie in de landbouw volgens methoden die geacht worden het best te passen bij de nationale omstandigheden.

Artikel 12 1. De bevoegde autoriteit dient passende maatregelen te nemen ter bevordering van een doeltreffende samenwerking tussen de diensten van de arbeidsinspectie in de landbouw en de overheidsdiensten of de openbare of erkende instellingen die de opdracht kunnen krijgen soortgelijke werkzaamheden te verrichten.2. Indien de omstandigheden dit vereisen, kan de bevoegde autoriteit bepaalde inspectietaken op regionaal of plaatselijk niveau op basis van hulpverlening aan daartoe geschikte overheidsdiensten of openbare instellingen toevertrouwen of zodanige diensten of instellingen betrekken bij de uitoefening van deze taken, op voorwaarde dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de toepassing van de beginselen van dit Verdrag. Artikel 13 De bevoegde autoriteit dient de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de bevordering van de samenwerking tussen de ambtenaren van de arbeidsinspectie in de landbouw en de werkgevers en werkenemers, of hun organisatie, voor zover aanwezig.

Artikel 14 Er dienen maatregelen genomen te worden om te zorgen dat er een voldoende aantal inspecteurs van de arbeid voor de landbouw is om een doeltreffende uitoefening van de taken van de dienst te verzekeren; bij de vaststelling van dat aantal moet behoorlijk rekening worden gehouden met : (a) de belangrijkheid van de taken die de inspecteurs te vervullen hebben, en in het bijzonder met : (i) het aantal, de aard, de omvang en de ligging van de landbouwondernemingen die aan het toezicht van de inspectie zijn onderworpen; (ii) het aantal en de verscheidenheid van de groepen personen, die in de ondernemingen werkzaam zijn; (iii) het aantal en de ingewikkeldheid van de wettelijke bepalingen, waarvan de naleving verzekerd moet worden; (b) de materiële voorzieningen die ter beschikking van de inspecteurs zijn gesteld;(c) de practische voorwaarden waaronder de inspectiebezoeken moeten worden afgelegd ten einde doeltreffend te zijn. Artikel 15 1. De bevoegde autoriteit dient de nodige maatregelen te nemen om aan de inspecteurs van de arbeid in de landbouw ter beschikking te stellen : (a) plaatselijke kantoren, doelmatig ingericht overeenkomstig de eisen van de dienst en, voor zover mogelijk, toegankelijk voor alle belanghebbenden en tevens gevestigd op plaatsen die worden uitgekozen op grond van de geografische ligging van de landbouwondernemingen en de bestaande verbindingen;(b) de vervoersfaciliteiten nodig voor de uitoefening van hun functies, waar zich geen behoorlijke openbare vervoermiddelen bevinden.2. De bevoegde autoriteit dient de nodige maatregelen te nemen om aan de inspecteurs van de arbeid in de landbouw alle reiskosten en alle bijkomende uitgaven te vergoeden die nodig zijn voor de uitoefening van hun functies. Artikel 16 1. De inspecteurs van de arbeid in de landbouw zijn, indien voorzien van behoorlijke legitimatiebewijzen, bevoegd : (a) vrijelijk, zonder voorafgaande kennisgeving, op elk uur van de dag en de nacht iedere aan toezicht onderworpen inrichting binnen te gaan;(b) overdag alle lokaliteiten te betreden, waarvan zij een redelijke grond hebben te veronderstellen, dat deze aan toezicht van de inspectie onderworpen zijn;(c) over te gaan tot alle onderzoeken, controles of enquêtes, die zij nodig achten om er zich van te verzekeren, dat de wettelijke bepalingen daadwerkelijk in acht genomen worden en in het bijzonder : (i) alleen of in tegenwoordigheid van getuigen de werkgever of het personeel van de onderneming of ieder ander persoon die zich in de onderneming bevindt te ondervragen over alle aangelegenheden betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen; (ii) op een wijze, die in de nationale wetgeving bepaald kan worden, overlegging te vragen van alle boeken, registers en documenten, waarvan het aanhouden bij de wetgeving betreffende de levens- en arbeidsomstandigheden is voorgeschreven, ten einde na te gaan of zij in oveeeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen en afschriften daarvan of uittreksels daaruit te maken; (iii) monsters van producten, materialen en stoffen die gebruikt of behandeld worden, te nemen en mede te nemen ten einde die te analyseren, mits de werkgever of diens vertegenwoordiger gewaarschuwd worden dat producten, materialen of stoffen daartoe genomen en medegenomen zijn. 2. Ingevolge het bepaalde in (a) en (b) van het eerste lid van dit artikel mogen de inspecteurs van de arbeid niet de woning van het hoofd van een landbouwonderneming betreden, tenzij hij hun daarvoor toestemming gegeven heeft of zij in het bezit zijn van een speciale machtiging afgegeven door de bevoegde autoriteit.3. Bij gelegenheid van een inspectiebezoek moet de inspecteur de werkgever of diens vertegenwoordiger, alsook de werknemers of hun vertegenwoordigers van zijn aanwezigheid in kennis stellen, tenzij hij van oordeel is dat een dergelijke kennisgeving de doeltreffendheid van de controle zou kunnen schaden. Artikel 17 De diensten van de arbeidsinspectie in de landbouw dienen in de gevallen en op de voorwaarden bepaald door de bevoegde autoriteit te worden betrokken bij de preventieve controle van nieuwe installaties, nieuwe stoffen en nieuwe behandelings- en verwerkingsmethoden van producten, die eventueel een bedreiging voor de gezondheid of de veiligheid zouden kunnen vormen.

Artikel 18 1. De inspecteurs van de arbeid dienen bevoegd te zijn maatregelen te nemen om gebreken, geconstateerd in een installatie, een inrichting of bij die arbeidsmethoden in landbouwbedrijven, met inbegrip van het gebruik van gevaarlijke stoffen, te verhelpen, ten aanzien waarvan zij een redelijke grond hebben om te veronderstellen, dat die een bedreiging voor de gezondheid of de veiligheid van de werknemers vormen.2. Ten einde het de inspecteurs mogelijk te maken om die maatregelen te nemen, hebben zijn behoudens het recht van beroep op een gerecht of een administratieve autoriteit, voorzien bij de nationale wetgeving, het recht te gelasten of te doen gelasten : (a) dat binnen een vastgestelde termijn aan installaties, de werkruimten, de gereedschappen, de uitrusting of de machines de veranderingen aangebracht worden die noodzakelijk zijn om de strikte toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende de gezondheid en de veiligheid te verzekeren;(b) dat in gevallen van dreigend gevaar voor de gezondheid en de veiligheid onmiddellijk van kracht wordende maatregelen worden genomen, die zelfs het stopzetten van het werk kunnen inhouden.3. Indien de procedure voorgeschreven in het tweede lid niet overeenkomt met de administratieve en gerechtelijke praktijk van het Lid, hebben de inspecteurs het recht zich tot de bevoegde autoriteit te wenden, opdat deze bevelen ter zake geeft of onmiddellijk van kracht wordende maatregelen neemt.4. De gebreken, die door de inspecteur tijdens zijn bezoek aan een onderneming zijn geconstateerd, en de te nemen maatregelen waartoe opdracht is gegeven krachtens het tweede lid van dit artikel of die krachtens het derde lid van dit artikel aan de bevoegde autoriteit worden voorgesteld, dienen onmiddellijk aan de werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemers te worden bekendgemaakt. Artikel 19 1. De arbeidsinspectie in de landbouw dient in de gevallen en op de wijze voor te schrijven door de nationale wetgeving in kennis te worden gesteld van in de landbouwsector voorkomende arbeidsongevallen en gevallen van beroepsziekten.2. Voor zover mogelijk dienen de inspecteurs van de arbeid betrokken te worden bij ieder onderzoek ter plaatse naar de oorzaken van de ernstigste arbeidsongevallen of beroepsziekten, met name wanneer het ongevallen of ziektegevallen betreft met dodelijke afloop of waar meerdere werknemers bij betrokken zijn. Artikel 20 Behoudens de door de nationale wetgeving vast te stellen uitzonderingen : (a) mogen inspecteurs van de arbeid in de landbouw generlei direct of indirect belang hebben in de onder hun toezicht geplaatste ondernemingen;(b) zijn inspecteurs van de arbeid in de landbouw gehouden, op straffe van strafrechtelijke of passende disciplinaire maatregelen, zelfs na de dienst verlaten te hebben, generlei fabricage- of handelsgeheimen of productiewijzen waarvan zij in de uitoefening van hun functie kennis hebben gekregen, openbaar te maken;(c) dienen inspecteurs van de arbeid in de landbouw de bron van elke klacht, waarbij een gebrek of gevaar in het arbeidsproces of een inbreuk op de wettelijke bepalingen te hunner kennis wordt gebracht als strikt vertrouwelijk te beschouwen en zich er van te onthouden aan de werkgever of diens vertegenwoordiger mede te delen dat ten gevolge van een klacht een inspectiebezoek is gebracht. Artikel 21 De landbouwbedrijven dienen zo vaak en zo zorgvuldig te worden geïnspecteerd als nodig is om een daadwerkelijke naleving van de betreffende wettelijke bepalingen te verzekeren.

Artikel 22 1. Personen, die de wettelijke bepalingen, waarvan de naleving onderworpen is aan het toezicht van inspecteurs van de arbeid voor de landbouw niet nakomen of veronachtzamen, staan, zonder voorafgaande waarschuwing, bloot aan onmiddellijke wettelijke vervolging.De nationale wetgeving kan echter uitzonderingen bepalen voor die gevallen, waarin vooraf een waarschuwing moet worden gegeven om in de toestand verbetering te brengen of preventieve maatregelen te nemen. 2. Het wordt aan de vrije beslissing van de inspecteurs van de arbeid overgelaten waarschuwingen of raad te geven in plaats van het instellen van vervolgingen of het aanbevelen daarvan. Artikel 23 Indien de inspecteurs van de arbeid in de landbouw zelf niet gemachtigd zijn tot het instellen van strafrechtelijke vervolgingen, hebben zij het recht rapporten betreffende de overtredingen van de wettelijke bepalingen rechtstreeks voor te leggen aan een autoriteit die wel daartoe gemachtigd is.

Artikel 24 Door de nationale wetgeving dienen doeltreffende straffen te worden voorgeschreven voor overtreding van de wettelijke bepalingen, waarvan de naleving onderworpen is aan het toezicht van de inspecteurs van de arbeid in de landbouw, en voor obstructie tegen de inspecteurs bij de uitoefening van hun functies; die strafbepalingen dienen daadwerkelijk te worden toegepast.

Artikel 25 1. De inspecteurs van de arbeid of de plaatselijke inspectiebureaus zijn gehouden, al naar het geval zich voordoet, periodieke verslagen van algemene aard omtrent de resultaten van hun werkzaamheden aan de bevoegde centrale autoriteit van de arbeidsinspectie voor te leggen.2. Die verslagen worden opgemaakt in een door de centrale autoriteit vastgesteld vorm en behandelen de onderwerpen, van tijd tot tijd door de centrale autoriteit voorgeschreven;zij worden zo dikwijls ingediend als de centrale autoriteit bepaalt en in elk geval ten minste eenmaal per jaar.

Artikel 26 1. De centrale autoriteit van de inspectie doet een algemeen jaarverslag over de werkzaamheden van de onder haar toezicht geplaatste inspectiediensten voor de landbouw verschijnen, hetzij in de vorm van een afzonderlijk verslag, hetzij als deel van haar algemene jaarverslag.2. Deze verslagen dienen binnen een redelijke termijn - in elk geval binnen twaalf maanden - na afloop van het jaar, waarop zij betrekking hebben, te worden uitgegeven.3. Binnen drie maanden na hun publicatie dient een exemplaar van de jaarverslagen te worden toegezonden aan de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau. Artikel 27 De jaarverslagen door de centrale autoriteit van de inspectie uitgegeven, dienen de volgende aangelegenheden te behandelen, voor zover die onder het toezicht van de bedoelde autoriteit staan : (a) wetten en reglementen tot de bevoegdheid van de arbeidsinspectie in de landbouw behorende;(b) personeel van de arbeidsinspectie in de landbouw;(c) statistieken van de aan inspectie onderworpen landbouwondernemingen en het aantal van de daar werkzame personen;(d) statistieken van inspectiebezoeken;(e) statistieken van begane overtredingen en opgelegde straffen;(f) statistieken van arbeidsongevallen en de oorzaken daarvan;(g) statistieken van beroepziekten en de oorzaken daarvan. Artikel 28 De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag worden medegedeeld aan de Directeur van het Internationale Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.

Artikel 29 1. Dit Verdrag is slechts verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie, die hun bekrachtiging door de Directeur-Generaal hebben doen registreren.2. Het wordt van kracht twaalf maanden nadat de bekrachtiging van twee Leden door de Directeur Generaal is geregistreerd.3. Vervolgens wordt dit Verdrag voor ieder der Leden van kracht twaalf maanden na de datum, waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd. Artikel 30 1. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een termijn van tien jaren na de datum, waarop dit Verdrag van kracht is geworden, door een verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau te zenden en deze door hem te laten registreren.De opzegging wordt eerst van kracht een jaar, nadat zij is geregistreerd. 2. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en binnen een jaar na verloop van de termijn van tien jaar, bedoeld in het vorig lid, geen gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging, voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaren gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na verloop van elke termijn van tien jaren, op de voorwaarden gesteld in dit artikel. Artikel 31 De Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen, welke hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld. 2. bij de kennisgeving aan de Leden van de Organisatie van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt. Artikel 32 De Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie overeenkomstig het bepaalde in artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen welke hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 33 De Raad van Beheer van het Internationale Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer hij dat noodzakelijk acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is een gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag op de agenda van de conferentie te plaatsen.

Artikel 34 1. Indien de Conferentie een nieuwe verdrag aanneemt, houdende een gehele of een gedeeltelijke wijziging van het onderhavige Verdrag en tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt : (a) brengt de bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, ipso iure onmiddellijke opzegging van het onderhavige Verdrag mede, niettegenstaande het bepaalde in artikel 30 van dit Verdrag, onder voorbehoud evenwel, dat het nieuwe verdrag, houdende herziening, van kracht is geworden;(b) kan van de datum, waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, van kracht is geworden, het onderhavige Verdrag niet langer door de Leden bekrachtigd worden.2. Dit Verdrag blijft echter van kracht naar vorm en inhoud voor de Leden, die het bekrachtigd hebben en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet bekrachtigen. Artikel 35 De Franse en de Engelse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van het Verdrag dat op behoorlijke wijze is aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie in haar drieënvijftigste zitting, gehouden te Genève, die voor gesloten is verklaard op 25 juni 1969.

Ten blijke waarvan hebben ondertekend op de 25ejuni 1969.

De Voorzitter van de Conferentie, (w.g.) J. MÖRI De Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau, (w.g.) DAVID A. MORSE De bekrachtigingsoorkonde van België werd te Geneva uitgewisseld op 8 september 1997. Overeenkomstig artikel 29, § 3, zal deze Overeenkomst in werking treden op 8 september 1998. _______ (1) Zitting 1995-1996 : Senaat : Documenten.- Ontwerp van wet ingediend op 25 april 1996, nr. 1-317/1 - Verslag, nr. 1-317/2. - Tekst aangenomen in commissie, nr. 1-317/3.

Zitting 1996-1997 : Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 7 november 1996.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 768/1.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 8 januari 1997.

^