gepubliceerd op 01 oktober 1999
Wet tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met de artikelen 38, § 5, 76, 1°, 78 tot 85 en 95 tot 112
4 MEI 1999. - Wet tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met de artikelen 38, § 5, 76, 1°, 78 tot 85 en 95 tot 112 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 38 van de wet van 25 ventôse jaar XI, opnieuw ingevoegd door de wet van 4 mei 1999, wordt in § 5 een nieuw derde lid ingevoegd, luidend als volgt : « De overige werkende leden en hun plaatsvervangers worden, afwisselend door de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat aangewezen met een tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. » TITEL II. - Bepalingen tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt
Art. 3.In artikel 76 van de wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegd door de wet van 4 mei 1999, wordt een punt 1° opgenomen, luidend als volgt : « 1° de tucht onder de leden van het genootschap te handhaven en tuchtstraffen van eigen rechtsmacht uit te spreken; »
Art. 4.In dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, wordt onder titel III, afdeling II, een onderafdeling 2 bestaande uit de artikelen 78 tot 85 ingevoegd, luidend als volgt : « Onderafdeling 2. - Organisatie - Vertegenwoordiging
Art. 78.De leden van het genootschap kiezen, bij geheime stemming, uit de leden die sedert tenminste tien jaar het ambt van notaris uitoefenen, de voorzitter van de kamer van notarissen, en uit alle leden van het genootschap, de andere leden van de kamer van notarissen.
Het aantal leden van de kamer van notarissen, inbegrepen de voorzitter, wordt op zeven vastgesteld indien het aantal notarissen-titularis van het rechtsgebied niet groter is dan vijftig, op negen indien hun aantal groter is dan vijftig maar niet groter dan honderdvijftig, en op twaalf indien hun aantal groter is dan honderdvijftig.
Art. 79.§ 1. De voorzitter wordt gekozen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen door alle aanwezige leden van het genootschap voor een termijn van één jaar. Wanneer na drie stemronden geen enkele kandidaat de vereiste meerderheid heeft behaald dan wordt een vierde en beslissende stemronde gehouden tussen de twee kandidaten die in de derde stemronde het hoogste aantal stemmen behaalden. Bij deze herstemming is de kandidaat die de meeste stemmen behaalt verkozen. Bij staking van stemmen is de jongste verkozen. § 2. De kamer van notarissen moet minstens één lid tellen uit elk gerechtelijk arrondissement van het genootschap.
Voor elke stemronde bevatten de stembiljetten de namen van de verkiesbare leden van het genootschap. De kandidaten worden in alfabetische volgorde voorgesteld. Om geldig te stemmen, dient elke kiezer bij elke stembeurt evenveel stemmen uit te brengen als er mandaten te begeven zijn.
Verkozen zijn, onverminderd het eerste lid, de kandidaten die in de eerste stemronde de volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen behalen.
Indien bij een eerste stemronde niet alle mandaten toegewezen zijn, wordt voor de overblijvende mandaten een tweede stemronde gehouden volgens dezelfde regels.
Indien na de tweede stemronde nog niet alle mandaten werden toegewezen, wordt een derde stemronde gehouden. Bij deze herstemming komen, rekening houdend met het eerste lid, enkel in aanmerking de niet verkozen kandidaten die bij de tweede stemronde de meeste stemmen behaalden. Het aantal van deze kandidaten wordt beperkt tot het dubbel van het aantal nog te begeven mandaten. Bij deze herstemming zijn verkozen de kandidaten die de meeste stemmen behalen. Bij staking van stemmen wordt de jongste verkozen.
Art. 80.De kamer van notarissen wordt ieder jaar vernieuwd, voor een derde indien haar aantal leden deelbaar is door drie, of voor een gedeelte dat een derde het dichtst benadert indien zulks niet het geval is. De voorzitter wordt voor de bepaling hiervan niet meegeteld.
Een lid mag in geen geval gedurende meer dan drie opeenvolgende jaren aanblijven, een eventueel mandaat als voorzitter niet meegerekend.
Een lid van de kamer van notarissen dat gekozen is om een overleden, ontslagnemend of uit het ambt ontzet lid te vervangen, dient zijn mandaat uit, maar is niet onmiddellijk herkiesbaar. Een aftredend lid is pas herkiesbaar na verloop van een vol jaar na zijn aftreding.
Ook de voorzitter mag in geen geval gedurende meer dan drie opeenvolgende jaren aanblijven.
Art. 81.Binnen vijftien dagen na de algemene vergadering van het genootschap, gehouden in de maand mei, kiezen de leden van de kamer van notarissen uit hun midden de syndicus, de verslaggever, de secretaris en de penningmeester, die onmiddellijk hun functie opnemen.
Wanneer het aantal leden van de kamer van notarissen negen of twaalf bedraagt, kunnen zij uit hun midden een vice-voorzitter, een tweede syndicus en een tweede verslaggever kiezen. Deze bijzondere benoemingen worden ieder jaar hernieuwd. Herverkiezing is toegestaan.
Art. 82.In de kamer van notarissen worden de functies als volgt uitgeoefend : 1° De voorzitter roept de kamer van notarissen bijeen.Hij leidt de debatten en bij staking van stemmen is zijn stem beslissend. Hij handhaaft de orde in de kamer van notarissen. 2° De syndicus treedt op als vervolgende partij tegen de leden van het genootschap aan wie enig feit ten laste wordt gelegd.Hij wordt gehoord vóór alle beraadslagingen door de kamer van notarissen, die verplicht is over al zijn vorderingen te beraadslagen en te beslissen.
Hij heeft, net als de voorzitter, het recht de kamer van notarissen bijeen te roepen. Hij draagt zorg voor de uitvoering van haar beslissingen en treedt in alle gevallen op namens de kamer van notarissen overeenkomstig de door haar genomen beslissing. 3° De verslaggever wint inlichtingen in over de feiten die aan leden van het genootschap ten laste worden gelegd en brengt daarover verslag uit aan de kamer van notarissen.Hij handelt op dezelfde wijze wanneer advies moet worden uitgebracht. 4° De secretaris stelt de besluiten op, bewaart het archief en verstrekt de uitgiften.5° De penningmeester int de ontvangsten en doet de uitgaven die door de kamer van notarissen zijn goedgekeurd.Aan het einde van elk kwartaal geeft hij daarvan rekenschap aan de kamer van notarissen.
Bij afwezigheid of verhindering van een lid dat met een van de vijf voornoemde functies is belast, wordt onder de andere leden van de kamer van notarissen een plaatsvervanger aangewezen door de voorzitter of, wanneer deze laatste afwezig of verhinderd is, door de meerderheid van de aanwezige leden. De functies van voorzitter, syndicus en verslaggever moet evenwel steeds door drie verschillende personen worden uitgeoefend.
Art. 83.De kamer van notarissen vergadert ten minste eenmaal per maand van het gerechtelijk jaar, na bijeenroeping bij gewone brief, ondertekend door de voorzitter of de secretaris, die ten minste acht dagen vóór de vergadering moet worden verzonden en waarin de agenda is vermeld.
Buitengewone vergaderingen worden op dezelfde wijze bijeengeroepen indien de voorzitter of de syndicus zulks nodig acht, of op gemotiveerd verzoek van twee andere leden, of op verzoek van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of van de procureur des Konings.
Art. 84.De kamer van notarissen kan pas geldig beraadslagen en beslissen als ten minste twee derde van haar leden aanwezig is.
Ieder lid van de kamer van notarissen heeft stemrecht. Als het evenwel gaat om aangelegenheden waarbij een lid van de kamer van notarissen partij is, moet dat lid zich voor de duur van de beraadslaging en voor de stemming terugtrekken.
De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen.
Art. 85.De kamer van notarissen wordt ten aanzien van derden, in rechte en in openbare of private akten vertegenwoordigd door haar voorzitter en door haar secretaris, die, in het geval zij gezamenlijk handelen, niet hoeven te doen blijken van een voorafgaande beslissing, maar, wanneer zij alleen optreden, een bijzondere machtiging moeten hebben. »
Art. 5.In dezelfde wet wordt een nieuwe titel IV ingevoegd met het opschrift « Tucht », die de artikelen 95 tot 112 bevat, luidende als volgt : "Afdeling I. - Tuchtstraffen
Art. 95.Elk lid van een genootschap van notarissen dat door zijn gedrag afbreuk doet aan de waardigheid van het notariaat of dat zijn plichten verzuimt, kan de in deze afdeling bepaalde tuchtstraffen oplopen.
Art. 96.De tuchtstraffen van eigen rechtsmacht zijn : 1° terechtwijzing;2° blaam;3° tuchtrechtelijke geldboete van 5 000 tot 200 000 frank, die in de Schatkist wordt gestort. De tuchtrechtelijke geldboete kan samen met een andere tuchtstraf worden opgelegd.
Art. 97.De hogere tuchtstraffen zijn : A) voor de notarissen - titularis, geassocieerde notarissen of plaatsvervangers : 1° tuchtrechtelijke geldboete van meer dan 200 000 tot 500 000 frank, die in de Schatkist wordt gestort;2° schorsing;3° afzetting. De tuchtrechtelijke geldboete kan samen met een andere tuchtstraf worden opgelegd.
B) voor de kandidaat-notarissen : de schorsing of schrapping van het tableau;
C) voor de erenotarissen : de schorsing of het verlies van hun eretitel. Afdeling II. - Tuchtprocedure voor de kamer van notarissen
Art. 98.De kamer van notarissen neemt, door toedoen van de syndicus, kennis van de tuchtzaken, hetzij ambtshalve, hetzij op klacht, hetzij op schriftelijke aangifte door de procureur des Konings.
Art. 99.Het lid van het genootschap aan wie een feit ten laste is gelegd, wordt door de syndicus hiervan in kennis gesteld bij een ter post aangetekende brief waarin het feit wordt omschreven. Die brief wordt door de syndicus ondertekend en door de secretaris, die daarvan aantekening houdt, verzonden. Deze brief informeert het lid over de plaats en het tijdstip waarop hij kennis kan nemen van het dossier met betrekking tot het ten laste gelegde feit.
Het betrokken lid kan schriftelijk of mondeling zijn reactie laten kennen.
Art. 100.Wanneer de syndicus van oordeel is dat een ten laste gelegd feit aan de kamer van notarissen moet worden voorgelegd, roept hij dit lid op voor de kamer van notarissen en zendt hij het dossier over aan de voorzitter van de kamer van notarissen. Van deze oproeping wordt gelijktijdig een kopie overgezonden aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waar de betrokken notaris zijn standplaats heeft. In de oproeping maakt hij melding van het ten laste gelegde feit en van de plaats en het tijdstip waarop dit lid kennis kan nemen van het dossier. Het opgeroepen lid kan zich laten bijstaan door een notaris, een erenotaris of een advocaat. Hij kan, uiterlijk acht dagen na zijn oproeping, vorderen dat getuigen door de kamer van notarissen opgeroepen worden op de zitting vastgesteld voor de debatten. Hij kan ook, binnen dezelfde termijn, stukken ter staving van zijn verdediging neerleggen.
De kamer van notarissen roept de leden van het genootschap die bij de zaak betrokken zijn op, alsook de belanghebbende derden die daartoe de wens hebben geuit, om te worden gehoord. Elk van hen kan worden bijgestaan door een notaris, een erenotaris of een advocaat.
De kamer van notarissen kan ook ambtshalve de belanghebbende notarissen oproepen. Deze laatsten kunnen worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een notaris, een erenotaris of een advocaat.
Art. 101.Het lid van het genootschap dat opgeroepen werd, kan zijn recht van wraking uitoefenen tegen elk van de leden van de kamer van notarissen die over zijn zaak moeten beslissen om de redenen bepaald in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek. Het recht van wraking kan tevens uitgeoefend worden tegen leden van de kamer van notarissen wanneer hun standplaats of de zetel van hun associatie gelegen is in hetzelfde gerechtelijk kanton waarin de standplaats of de zetel van de associatie van het opgeroepen lid gelegen is.
Het opgeroepen lid richt hiertoe uiterlijk drie dagen voor de debatten, op straffe van verval, aan de voorzitter van de betrokken kamer van notarissen een gedagtekend en ondertekend geschrift waarin hij de naam vermeldt van het lid of de leden die hij wil wraken, met opgave van de redenen van de wraking.
De kamer van notarissen doet binnen vijftien dagen na ontvangst van het geschrift, uitspraak over de gegrondheid van de wraking en het gevolg dat er eventueel aan wordt gegeven. De gewraakte leden nemen geen deel aan dit debat noch aan de stemming. Zij worden vervangen door verkiesbare leden die door loting worden aangeduid.
Van de met redenen omklede beslissing wordt binnen de kortst mogelijke tijd aan het opgeroepen lid van het genootschap kennis gegeven.
Art. 102.De zitting voor de debatten wordt door de kamer van notarissen vastgesteld met inachtneming van een termijn die niet minder mag bedragen dan vijftien dagen na de datum waarop het lid aan wie een feit ten laste gelegd wordt, werd opgeroepen om voor die kamer van notarissen te verschijnen.
De debatten zijn openbaar tenzij het lid van het genootschap dat opgeroepen werd, om behandeling met gesloten deuren verzoekt.
Het lid aan wie een feit ten laste is gelegd, heeft het recht op die zitting, zelf of bij monde van de persoon die hem bijstaat, bedoeld in artikel 100, eerste lid, zijn middelen van verweer uiteen te zetten.
De opgeroepen getuigen mogen zowel door hem, als door de kamer van notarissen ondervraagd worden.
Art. 103.De kamer van notarissen beslist bij geheime stemming met volstrekte meerderheid, na de syndicus en de verslaggever, die niet aan de beraadslaging en aan de stemming deelnemen, te hebben gehoord.
De kamer van notarissen kan de in artikel 96 bepaalde tuchtstraffen opleggen.
Art. 104.De beslissing wordt binnen één maand na de sluiting van de debatten in openbare terechtzitting uitgesproken.
De beslissing wordt met redenen omkleed, in het daartoe bestemd register opgetekend en tijdens de zitting waarop zij werd uitgesproken, door de voorzitter en de secretaris op de minuut getekend.
Iedere beslissing maakt melding van de naam van de aanwezige leden.
Art. 105.Binnen acht dagen na de uitspraak wordt van de beslissing bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven aan het betrokken lid alsook aan de verschenen partijen. De secretaris vermeldt dit in de kantlijn.
Een beslissing waarbij een tuchtstraf wordt uitgesproken, wordt binnen dezelfde termijn aan de procureur des Konings van het rechtsgebied meegedeeld.
Art. 106.Als de tuchtstraf bij verstek wordt uitgesproken, kan het lid van het genootschap aan wie een feit ten laste is gelegd daartegen verzet aantekenen binnen vijftien dagen na de toezending van de kennisgeving.
Het verzet wordt bij een ter post aangetekende brief aan de secretaris van de kamer van notarissen gericht.
Indien het verzet te laat is gedaan, wordt het onontvankelijk verklaard.
Indien het lid van het genootschap echter kan aantonen dat hij onmogelijk tijdig kennis kon krijgen van de uitspraak, kan hij buitengewoon verzet aantekenen binnen een termijn van vijftien dagen na de dag waarop hij effectief kennis van de uitspraak heeft gekregen.
De kamer van notarissen ontbiedt de partij die verzet aantekent en geeft haar de gelegenheid haar argumenten naar voor te brengen. Zij doet, zelfs bij haar afwezigheid, uitspraak. De beslissing wordt in ieder geval geacht op tegenspraak te zijn gewezen.
De bepalingen van artikel 105 zijn van toepassing.
Art. 107.Binnen één maand na de kennisgeving kan tegen de beslissing van de kamer van notarissen beroep worden ingesteld bij de burgerlijke rechtbank. Dit rechtsmiddel kan worden aangewend door het betrokken lid, door de syndicus en door de procureur des Konings. Het heeft schorsende kracht.
De rechtbank waarbij het beroep is ingesteld, doet uitspraak in laatste aanleg.
Zij kan alleen de in artikel 96 bedoelde straffen opleggen of het lid van het genootschap aan wie het feit ten laste is gelegd, vrijspreken. Afdeling III. - Tuchtprocedure voor de burgerlijke rechtbank
Art. 108.De procureur des Konings of de kamer van notarissen kunnen een zaak bij de burgerlijke rechtbank aanhangig maken, tenzij deze kamer van notarissen voor dezelfde feiten een tuchtstraf heeft uitgesproken. Bij dagvaarding door de kamer van notarissen, deelt de syndicus dit gelijktijdig mee aan de procureur des Konings.
De dagvaarding om voor de rechtbank te verschijnen heeft tot gevolg dat de zaak aan de kamer van notarissen wordt onttrokken.
Art. 109.De bevoegde rechtbank is die van het rechtsgebied waar het gedagvaarde lid professioneel actief is of laatst is geweest.
Art. 110.§ 1. De rechtbank kan de in artikel 96 of artikel 97 bepaalde tuchtstraffen opleggen, behalve in het geval bedoeld in artikel 107, laatste lid. § 2. Tegen de beslissing van de burgerlijke rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld bij het hof van beroep. Deze beslissingen zijn niet uitvoerbaar bij voorraad.
De rechtbank kan, voor de duur die zij bepaalt, aan de notaris tegen wie zij schorsing of afzetting heeft uitgesproken, een verbod om zijn beroep uit te oefenen opleggen, niettegenstaande hoger beroep. De bepalingen van artikel 112, § 4, zijn van overeenkomstige toepassing.
De rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep kan, op verzoek van de procureur des Konings respectievelijk de procureur-generaal, van de kamer van notarissen of van de betrokkene het verbod op elk ogenblik opheffen. § 3. De geschorste notaris moet, voor de duur van de schorsing, de uitoefening van zijn beroep stopzetten. Bij overtreding van deze bepaling zijn de straffen bedoeld onder het tweede lid van deze paragraaf op hem toepasbaar. Tijdens de duur van de schorsing mag hij de algemene vergadering van het genootschap van notarissen niet bijwonen en is hij niet verkiesbaar tot lid van de kamer van notarissen, noch tot vertegenwoordiger van het genootschap - of tot plaatsvervangend vertegenwoordiger - bij de Nationale Kamer van notarissen. Indien de betrokkene reeds tot één van de voormelde functies is verkozen, mag hij gedurende de duur van schorsing deze functie niet uitoefenen en moet er in zijn vervanging worden voorzien.
De notaris die uit zijn ambt is ontzet, moet de uitoefening van zijn beroep stopzetten, zulks op straffe van schadevergoeding en, in voorkomend geval, andere veroordelingen waarin de wet voorziet ten aanzien van openbare ambtenaren die ondanks afzetting hun ambt blijven uitoefenen.
Voorafgaande bepalingen zijn van toepassing vanaf het ogenblik dat de beslissing houdende uitspraak van de tuchtstraf definitief is geworden.
Art. 111.§ 1. In geval van afzetting of schorsing voor méér dan vijftien dagen wordt overeenkomstig artikel 64, § 3, eerste lid, onmiddellijk een plaatsvervanger aangewezen.
Duurt de afzetting of de schorsing ten hoogste vijftien dagen, dan kan een plaatvervanger worden aangewezen, op verzoek van hetzij de uit zijn ambt ontzette of geschorste notaris, hetzij de kamer van notarissen, hetzij de procureur des Konings. Naargelang het geval is het advies van de procureur des Konings of van de kamer van notarissen vereist. Indien de betrokkene erom verzoekt, wordt uitspraak gedaan in raadkamer. § 2. Indien bij schorsing van een notaris een plaatsvervanger wordt aangewezen, heeft deze het recht op betaling van de door hem gemaakte kosten, alsook op de vergoeding die de voorzitter van de rechtbank na advies te hebben ingewonnen van de kamer van notarissen vaststelt, dit alles op kosten van de vervangen notaris. Het ereloon voor de tijdens de schorsing verleden akten dient om de plaatsvervanger en het kantoorpersoneel te bezoldigen en de algemene kosten te betalen. Het eventuele overschot wordt gestort aan de plaatsvervanger of aan de notarissen die in de plaats van de geschorste notaris hebben geïnstrumenteerd. Het eventuele tekort wordt door de vervangen notaris gedragen. § 3. Wanneer een notaris uit zijn ambt is ontzet, heeft de plaatsvervanger recht op het ereloon voor de tijdens de plaatsvervanging verleden akten, waarmee hij de bezoldiging van het kantoorpersoneel en de algemene kosten moet betalen. Het eventuele tekort wordt door de vervangen notaris gedragen. § 4. Als de vervangen notaris in hoger beroep wordt vrijgesproken, heeft hij recht op het verschil tussen het ereloon dat de plaatsvervanger heeft ontvangen, na aftrek van de bezoldiging van deze laatste die door de voorzitter van de rechtbank wordt vastgesteld na het advies te hebben ingewonnen van de kamer van notarissen, en de bedragen die tijdens de plaatsvervanging zijn besteed aan de bezoldiging van het kantoorpersoneel en de betaling van de algemene kosten. Afdeling IV. - Preventieve schorsing
Art. 112.§ 1. Aan de notaris die het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijke vervolging of tuchtrechtelijke procedure wegens feiten die aanleiding kunnen geven tot een hogere tuchtstraf, kan een preventieve schorsing opgelegd worden overeenkomstig de volgende modaliteiten.
De betrokken notaris wordt in kort geding voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg gedagvaard, hetzij door de kamer van notarissen, hetzij door de procureur des Konings. In dit laatste geval wint de voorzitter het advies in van de kamer van notarissen.
Indien er ernstige vermoedens bestaan ten aanzien van de gegrondheid van de ten laste gelegde feiten en er kennelijk gevaar bestaat dat de voortzetting van zijn beroepsactiviteit derden ernstig nadeel kan berokkenen of in belangrijke mate afbreuk kan doen aan de waardigheid van het notariaat, kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de betrokken notaris preventief schorsen voor hoogstens de duur van de procedure. De beschikking is, niettegenstaande enig verzet of beroep, vanaf de uitspraak uitvoerbaar. § 2. Indien uit klachten tegen een notaris of uit onderzoeken blijkt dat er kennelijk gevaar bestaat dat de voortzetting van zijn beroepsactiviteit derden ernstig nadeel kan berokkenen of in belangrijke mate afbreuk kan doen aan de waardigheid van het notariaat, kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg aan de betrokkene, nog voor een tucht- of strafrechtelijke procedure werd ingeleid, een preventieve schorsing opleggen.
De vordering wordt ingeleid op eenzijdig verzoekschrift van de kamer van notarissen of van de procureur des Konings. In dit laatste geval wint de voorzitter het advies in van de kamer van notarissen.
De maatregel kan slechts voor een duur van maximaal één maand worden opgelegd. De beschikking is, niettegenstaande enig verzet of hoger beroep, vanaf de uitspraak uitvoerbaar. § 3. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan op verzoek van de procureur des Konings, van de kamer van notarissen of van betrokkene de maatregel op elk ogenblik opheffen. § 4. De notaris die preventief geschorst is, mag tijdens de duur van de maatregel zijn beroep niet uitoefenen. Hij mag de briefwisseling die verband houdt met zijn beroep niet ondertekenen en mag geen cliënten ontvangen. Hij heeft recht op het ereloon verschuldigd naar aanleiding van akten verleden tijdens de preventieve schorsing, behoudens hetgeen bepaald onder § 7. § 5. Indien de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, overeenkomstig § 1, de notaris meer dan vijftien dagen preventief schorst, stelt hij onmiddellijk een plaatsvervanger aan, overeenkomstig artikel 64, § 3, eerste lid. Duurt de preventieve schorsing ten hoogste vijftien dagen, dan kan de voorzitter van de rechtbank een plaatsvervanger aanstellen op verzoek van, hetzij de notaris die preventief geschorst is, hetzij de kamer van notarissen, hetzij de procureur des Konings. Naargelang het geval is het advies van de procureur des Konings of van de kamer van notarissen vereist. § 6. Indien de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, overeenkomstig § 2, de notaris meer dan vijftien dagen preventief schorst, stelt hij, op verzoek van de kamer van notarissen een plaatsvervanger aan.
Duurt de preventieve schorsing ten hoogste vijftien dagen, dan kan de voorzitter van de rechtbank een plaatsvervanger aanstellen op verzoek van de notaris die preventief geschorst is of van de kamer van notarissen. § 7. De plaatsvervanger, aangesteld overeenkomstig § 5 of § 6, heeft, ten laste van de vervangen notaris, recht op terugbetaling van de kosten die hij heeft gemaakt, alsook op de vergoeding die door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg werd vastgesteld na het advies van de kamer van notarissen te hebben ingewonnen.
In voorkomend geval zullen de §§ 2 en 4 van artikel 111 op analoge wijze worden toegepast. » TITEL III. - Overgangsbepaling
Art. 6.De leden die, overeenkomstig artikel 38, § 5, derde lid, van de wet van 25 ventôse jaar XI, opnieuw ingevoegd door de wet van 4 mei 1999, afwisselend door de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers worden aangewezen, worden voor de eerste maal door de Senaat aangewezen.
TITEL IV. - Slotbepaling
Art. 7.De Koning stelt voor iedere bepaling van deze wet de datum van inwerkingtreding vast. De wet treedt in haar geheel in werking uiterlijk op het ogenblik van de volledige inwerkingtreding van de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, nr. 1433/1 van 20 februari 1998. - Amendementen, nrs. 1433/2 tot 1433/11.
Gewone zitting 1998-1999.
Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Amendementen, nrs. 1433/12 tot 1433/20. - Advies van de Raad van State, nr. 1433/21. - Amendementen, nr. 1433/22. - Verslag, nr. 1433/23 van 9 februari 1999 van de heren Landuyt en Barzin. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1433/24. - Amendementen, nr. 1433/25. - Aanvullend verslag, nr. 1433/26 van 10 februari 1999 van de heren Landuyt en Barzin. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1433/27. - Amendement, nr. 1433/28. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1433/29.
Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 10 en 11 februari 1999.
Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1277/1 van 12 februari 1999. - Amendementen, nr. 1-1277/2. - Verslag, nr. 1-1277/3 van 24 maart 1999 van de heren Goris en Vandenberghe. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1-1277/4. - Amendement, nr. 1-1277/5.
Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 1 april 1999.
Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Ontwerp geamendeerd door de Senaat, nr. 1433/30 van 2 april 1999. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 1433/31.
Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 27 en 28 april 1999.