gepubliceerd op 17 augustus 2002
Wet tot wijziging van de onverenigbaarheidsregeling voor de leiders van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
3 MEI 2002. - Wet tot wijziging van de onverenigbaarheidsregeling voor de leiders van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 27 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 27 § 1. Onverminderd artikel 20 mogen de bestuurders, zaakvoerders of directeuren van een kredietinstelling en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de instelling, al dan niet ter vertegenwoordiging van de kredietinstelling, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden. § 2. De externe functies als bedoeld in § 1 worden beheerst door de interne regels die de kredietinstelling moet invoeren en doen naleven teneinde : 1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling, door de uitoefening van die functies niet langer voldoende beschikbaar zouden zijn om deze leiding waar te nemen;2° te voorkomen dat bij de kredietinstelling belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen bepaalt, bij reglement goedgekeurd door de Koning, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
Indien de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in gebreke blijft het in het vorige lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te wijzigen, is de Koning gemachtigd om zelf daartoe het initiatief te nemen. § 3. De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op voordracht van de kredietinstelling, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling dan wel personen die zij aanwijst.
De bestuurders die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling, mogen geen bestuurder zijn van een vennootschap waarin de kredietinstelling een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur. Voor een beperkte duur van 6 jaar geldt dit verbod echter niet voor de bestuurders die worden benoemd naar aanleiding van de verwerving van een deelneming of de overname van de activiteiten van de vennootschap waarin diezelfde personen deelnemen aan de effectieve leiding.
De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in een vennootschap als bedoeld in artikel 32, § 4, waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft, in een beleggingsinstelling die geregeld is bij statuten, in een beheersvennootschap van een beleggingsinstelling die geregeld is bij overeenkomst in de zin van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten of in een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheersdiensten aan de voornoemde vennootschappen of tot dat van een patrimoniumvennootschap. §. 4. De kredietinstellingen notifiëren zonder uitstel aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de functies uitgeoefend buiten de kredietinstelling door de in § 1 bedoelde personen met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in dit artikel. »
Art. 3.Artikel 80, § 1, 2°, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende tekst : « 2° artikel 27 in verband met de leiders van het bijkantoor; ».
Art. 4.Artikel 145 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 5.Artikel 70 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 70.§ 1. Onverminderd artikel 62 mogen de bestuurders, zaakvoerders of directeuren van een beleggingsonderneming en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de onderneming, al dan niet ter vertegenwoordiging van de beleggingsonderneming, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm, of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden. § 2. De externe functies als bedoeld in § 1 worden beheerst door de interne regels die de beleggingsonderneming moet invoeren en doen naleven teneinde : 1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de beleggingsonderneming, door de uitoefening van die functies, niet langer voldoende beschikbaar zijn om deze leiding waar te nemen;2° te voorkomen dat bij de beleggingsonderneming belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen bepaalt, bij reglement goedgekeurd door de Koning, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
Indien de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in gebreke blijft het in het vorige lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te wijzigen, is de Koning gemachtigd om zelf daartoe het initiatief te nemen. § 3. De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op de voordracht van de beleggingsonderneming, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de beleggingsonderneming dan wel personen die zij aanwijst.
De bestuurders die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de beleggingsonderneming, mogen geen bestuurder zijn van een vennootschap waarin de beleggingsonderneming een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur. Voor een beperkte duur van 6 jaar geldt dit verbod echter niet voor de bestuurders die worden benoemd naar aanleiding van de verwerving van een deelneming of de overname van de activiteiten van de vennootschap waarin diezelfde personen deelnemen aan de effectieve leiding.
De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de beleggingsonderneming mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in een vennootschap als bedoeld in artikel 76 van deze wet of in artikel 32, § 4, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, waarmee de beleggingsonderneming nauwe banden heeft, in een beleggingsinstelling die geregeld is bij statuten, in een beheersvennootschap van een beleggingsinstelling die geregeld is bij overeenkomst in de zin van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten of in een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheersdiensten aan de voornoemde vennootschappen of tot dat van een patrimoniumvennootschap. §. 4. De beleggingsondernemingen notifiëren zonder uitstel aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de functies uitgeoefend buiten de beleggingsonderneming door de in § 1 bedoelde personen met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in dit artikel. »
Art. 6.De mandaten die nog lopen op de dag van de inwerkingtreding van deze wet en waarvan de uitoefening strijdig is met de bepalingen van artikel 27, § 3, tweede en derde lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en van artikel 70, § 3, tweede en derde lid van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, mogen worden voltooid, zonder dat deze mandaten nog na 31 december 2005 kunnen worden uitgeoefend.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Parlementaire verwijzingen Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken : 50-1570 2001/2002 : Nr.1 : Wetsontwerp.
Nrs. 2 : Errata.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 7 februari 2002.
Senaat : Stukken : 2-1051 2001/2002 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Nr. 2 : Verslag.
Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 18 april 2002.