gepubliceerd op 20 juli 2018
Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de samenwerking inzake luchtverdediging tegen niet-militaire luchtdreigingen, gedaan te Brussel op 16 februari 2017 (2)
3 JUNI 2018. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de samenwerking inzake luchtverdediging tegen niet-militaire luchtdreigingen, gedaan te Brussel op 16 februari 2017 (1) (2)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de samenwerking inzake luchtverdediging tegen niet-militaire luchtdreigingen, gedaan te Brussel op 16 februari 2017, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3.Conform het toepassingsgebied van de in artikel 2 van deze wet bedoelde Overeenkomst zijn de toegang tot en de stationering op het Belgische grondgebied toegestaan voor leden van vreemde troepen bedoeld in deze Overeenkomst.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 juni 2018.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Defensie, S. VANDEPUT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 54- 2955 Integraal verslag: 11/04/2018. (2) Lijst der gebonden staten. VERDRAG TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGI", DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK EN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN BETREFFENDE DE SAMENWERKING INZAKE LUCHTVERDEDIGING TEGEN NIET-MILITAIRE LUCHTDREIGINGEN VERDAG TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGI", DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK, EN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, HIERNA TE NOEMEN "DE PARTIJEN", GELET op de bepalingen van het Noord-Atlantisch Verdrag, ondertekend te Washington op 4 april 1949;
GELET op het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, ondertekend te Londen op 19 juni 1951, hierna te noemen "NAVO Statusverdrag";
GELET op het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944;
GELET op het "Accord de sécurité relatif aux échanges d'informations protégées entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement de la République française (Veiligheidsakkoord inzake uitwisseling van beschermde informatie tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek)", ondertekend te Brussel op 19 juli 1974;
GELET op de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek inzake de uitwisseling van beschermde en gerubriceerde gegevens, ondertekend te Parijs op 28 juli 1992;
GELET op het "Accord entre le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg et le Gouvernement de la République française concernant l'échange et la protection réciproque des informations classifiées", ondertekend te Luxemburg op 24 februari 2006;
GELET op het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake de bestrijding van terrorisme (2002/475/JBZ);
GELET op Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim en Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004, (EG) nr. 551/2004 en (EG) nr. 552/2004 teneinde de prestaties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren;
GELET op de verklaring inzake de bestrijding van terrorisme, aangenomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de Europese Unie tijdens de Europese top in Brussel op 25 maart 2004;
GELET op het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie, ondertekend te Prüm op 27 mei 2005;
GELET op het Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg inzake de integratie van de luchtruimbewaking tegen dreigingen die uitgaan van niet-militaire luchtvaartuigen (renegades), ondertekend te 's-Gravenhage op 4 maart 2015;
Het strategisch belang van het luchtruim BENADRUKKEND voor de veiligheid van elke partij en haar buurlanden;
GELEID door de wens een passend wettelijk kader vast te stellen voor hun grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van luchtverdediging tegen niet-militaire luchtdreigingen;
ZIJN DE VOLGENDE BEPALINGEN OVEREENGEKOMEN: ARTIKEL I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 1. "Gemeenschappelijke interessegebied" is het gebied bestaande uit het soevereine luchtruim van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, de Franse Republiek en het Koninkrijk der Nederlanden, met uitsluiting van de Franse gebieden gelegen buiten het moederland en de Caribische delen van het Koninkrijk der Nederlanden.2. "Niet-militaire luchtdreiging" is, in het kader van dit Verdrag, een dreiging die uitgaat van een bemand of onbemand burgerluchtvaartuig waarvan vermoed wordt dat het door een vijandige partij is overgenomen of voor vijandige doeleinden gebruikt zal worden.3. "Algemene maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging" zijn, in het kader van dit Verdrag, de identificatie en classificatie van luchtvaartuigen die worden verricht door de nationale Control and Reporting Centres (CRC's).4. "Actieve maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging" zijn, in het kader van dit Verdrag: a) ondervraging, gepaard gaande met visuele, elektronische en/of radio-identificatie van een luchtvaartuig en het volgen van een luchtvaartuig;b) escorte, gepaard gaande met het begeleiden en het beoordelen van het gedrag van een luchtvaartuig;c) interventie, gepaard gaande met een gedwongen vluchtroute, verbod tot overvliegen en het verdachte luchtvaartuig dwingen te landen binnen een aangewezen gebied;d) gebruik van waarschuwingsschoten met infrarood flares. Het gebruik van waarschuwingsschoten met andere middelen dan infrarood flares alsmede het gebruik van destructief geweld is uitgesloten. 5. "Zendende partij" is de partij waartoe het militaire luchtvaartuig behoort dat in het kader van dit Verdrag wordt ingezet in het deel van het gemeenschappelijke interessegebied dat zich in het luchtruim van de andere partijen bevindt.Voor de toepassing van dit Verdrag wordt de Luxemburgse partij niet aangemerkt als een zendende partij. 6. "Ontvangende partij" is de partij in het luchtruim waarvan een militair luchtvaartuig van een andere partij wordt ingezet in het kader van dit Verdrag.Voor de toepassing van dit Verdrag wordt de Nederlandse partij niet aangemerkt als een ontvangende partij. 7. "TACON" (Tactical control) is het bevel over toegewezen of gedetacheerde strijdkrachten of commandoposten, of over militaire capaciteit of voor taken ter beschikking gestelde strijdkrachten.Het is beperkt tot de gedetailleerde aanwijzing en aansturing van bewegingen of manoeuvres binnen het gemeenschappelijke interessegebied voor het uitvoeren van de toegewezen missies of taken.
ARTIKEL II DOEL Dit Verdrag omschrijft het juridische kader voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de partijen op het gebied van luchtverdediging tegen niet-militaire luchtdreigingen.
Doel van deze samenwerking is: a) het verbeteren van de interventiecapaciteit van de partijen met betrekking tot dreigingen die uitgaan van niet-militaire luchtvaartuigen die de grens tussen de Franse Republiek en het Koninkrijk België of de grens tussen de Franse Republiek en het Groothertogdom Luxemburg passeren;b) het faciliteren van de systematische uitwisseling van informatie, waardoor elk van de partijen een beter inzicht krijgt in de algemene situatie in het luchtruim. ARTIKEL III REIKWIJDTE 1. Dit Verdrag is van toepassing op alle militaire middelen van de partijen die betrokken zijn bij luchtverdedigingsmissies, nodig voor de toepassing van de maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging zoals omschreven in artikel I, derde en vierde lid, en binnen het kader van operaties gericht op het bestrijden van niet-militaire luchtdreigingen in het gemeenschappelijke interessegebied omschreven in artikel I, eerste lid.2. In het kader van dit Verdrag zullen militaire luchtvaartuigen van de Franse partij niet het luchtruim van het Koninkrijk der Nederlanden binnengaan. ARTIKEL IV SOEVEREINITEIT De in dit Verdrag voorziene samenwerking vindt plaats onder eerbiediging van de soevereiniteit en respectieve bevoegdheden van de partijen en met zorgvuldige inachtneming van hun respectieve internationale verplichtingen.
ARTIKEL V OPERATIONELE BEPALINGEN 1. Binnen het kader van dit Verdrag streven de zendende partijen ernaar: a) naderende luchtvaartuigen in het gemeenschappelijke interessegebied te monitoren door de in artikel I, derde en vierde lid, onderdelen a en b, van dit Verdrag omschreven maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging uit te voeren;b) de regeringsautoriteiten en de militaire leiding van de partijen te voorzien van alle relevante informatie over de situatie in het luchtruim zodat ze passende beslissingen kunnen nemen;c) met inachtneming van artikel III, tweede lid, te reageren op een niet-militaire luchtdreiging dat het gemeenschappelijke interessegebied binnengaat door de in artikel I, vierde lid, van dit Verdrag omschreven maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging uit te voeren.2. a) De Belgische partij draagt de relevante informatie over aan de Luxemburgse partij.b) Onverminderd de toestemming gegeven door de Luxemburgse partij in overeenstemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg inzake de integratie van de luchtruimbewaking tegen dreigingen die uitgaan van niet-militaire luchtvaartuigen (renegades), ondertekend te `s-Gravenhage op 4 maart 2015, heeft de Belgische partij de TACON over de militaire luchtvaartuigen van de zendende partij in het luchtruim van het Groothertogdom Luxemburg.3. a) Wanneer de militaire luchtvaartuigen van de Franse partij niet in staat zijn adequaat te reageren op een niet-militaire luchtdreiging, mogen de militaire luchtvaartuigen van de Belgische partij, of van de Nederlandse partij wanneer deze de luchtruimbewaking voor de Belgische en de Luxemburgse partij verzorgt, in het luchtruim van de Franse Republiek alle actieve maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging nemen zoals omschreven in artikel I, vierde lid, van dit Verdrag.In dit geval vindt er coördinatie plaats tussen de Franse en de Belgische partij teneinde te waarborgen dat de TACON van de betrokken militaire luchtvaartuigen wordt overgedragen van het Belgische CRC naar het Franse CRC. Wanneer de Nederlandse partij de luchtruimbewaking voor de Belgische en de Luxemburgse partij verzorgt, waarborgt de Belgische partij dat de Nederlandse partij op de hoogte wordt gehouden van de actieve maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging die door de Nederlandse militaire luchtvaartuigen worden genomen. De coördinatie tussen de Nederlandse en de Franse partij geschiedt via het Belgische CRC. b) Het besluit, genomen door de Belgische partij, om militaire luchtvaartuigen van de Belgische partij, of van de Nederlandse partij wanneer deze de luchtruimbewaking voor de Belgische en de Luxemburgse partij verzorgt, naar het deel van het gemeenschappelijke interessegebied te zenden dat zich bevindt in het luchtruim van de Franse Republiek, dient door de Franse partij te worden goedgekeurd. Wanneer deze goedkeuring is gegeven mogen alle actieve maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging zoals omschreven in artikel I, vierde lid, van dit Verdrag worden uitgevoerd op bevel van de Franse partij. 4. a) Wanneer de militaire luchtvaartuigen van de Belgische partij, of van de Nederlandse partij wanneer deze de luchtruimbewaking voor de Belgische en de Luxemburgse partij verzorgt, niet in staat zijn adequaat te reageren op een niet-militaire luchtdreiging, mogen de militaire luchtvaartuigen van de Franse partij in het luchtruim van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg alle actieve maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging nemen zoals omschreven in artikel I, vierde lid, van dit Verdrag.In dit geval vindt er coördinatie plaats tussen de Franse partij en de Belgische partij teneinde te waarborgen dat de TACON van de betrokken militaire luchtvaartuigen wordt overgedragen van het Franse CRC naar het Belgische CRC. b) Het besluit, genomen door de Franse partij, om militaire luchtvaartuigen van de Franse partij te zenden naar het deel van het gemeenschappelijke interessegebied dat zich bevindt in het luchtruim van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg, dient door respectievelijk de Belgische of de Luxemburgse partij te worden goedgekeurd.Wanneer deze goedkeuring is gegeven mogen alle actieve maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging zoals omschreven in artikel I, vierde lid, van dit Verdrag worden uitgevoerd op bevel van respectievelijk de Belgische of de Luxemburgse partij. 5. Elke zendende partij is te allen tijde gerechtigd zijn militaire luchtvaartuigen weer onder nationale controle te plaatsen.Wanneer de zendende partij aldus besluit, keren haar militaire luchtvaartuigen onverwijld terug naar haar nationale luchtruim. Militaire luchtvaartuigen die weer onder nationale controle worden geplaatst terwijl zij zich in het luchtruim van een andere partij bevinden, voeren geen enkele actieve maatregel inzake luchtvaartbeveiliging uit.
ARTIKEL VI MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN BEWAKING, VEILIGHEID EN MILIEU 1. Binnen het kader van de missies zoals voorzien in artikel V, derde en vierde lid, van dit Verdrag mogen luchtvaartuigen van de zendende partij zich in het luchtruim van de ontvangende partij begeven en indien nodig op het grondgebied daarvan landen, met hun wapens en munitie aan boord.Verplaatsingen op de grond door leden van de strijdkrachten van de zendende partij op het grondgebied van de ontvangende partij worden uitgevoerd in overeenstemming met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving van de ontvangende partij. 2. De technische veiligheid van de uitrusting, wapens, munitie en militaire luchtvaartuigen die zich in het luchtruim of op het grondgebied van de ontvangende partij bevinden in het kader van een in dit Verdrag voorziene missie, wordt door de zendende partij gewaarborgd.3. In het kader van dit Verdrag eerbiedigt de zendende partij de richtlijnen inzake veiligheid en milieubescherming die van kracht zijn in het luchtruim en op het grondgebied van de ontvangende partij, alsmede de veiligheidsrichtlijnen ter zake van wapens, munitie en luchtvaartuigen. ARTIKEL VII IMPLEMENTATIEMAATREGELEN Technische regelingen (technical arrangements) voor de implementatie van dit Verdrag kunnen op het geëigende niveau worden gesloten.
ARTIKEL VIII FINANCI"LE BEPALINGEN Elke partij draagt alle kosten van haar eigen strijdkrachten die ontstaan in verband met de implementatie van dit Verdrag. Deze kosten worden gedekt door de reguliere op nationaal niveau goedgekeurde begrotingsmiddelen voor dergelijke activiteiten.
ARTIKEL IX SCHADE EN SCHADEVERGOEDING 1. a) Elke partij ziet af van vorderingen tegen de andere partijen wegens letsel of overlijden van een lid van haar strijdkrachten en wegens schade aan haar eigendommen die door haar strijdkrachten worden gebruikt, voortvloeiend uit enig handelen of nalaten bij de uitvoering van officiële taken in verband met dit Verdrag.b) De voorgaande bepaling is niet van toepassing in het geval van ernstig of opzettelijk nalatig handelen.Onder ernstig nalatig handelen wordt verstaan een ernstige fout of grove nalatigheid. Onder opzettelijk nalatig handelen wordt verstaan een fout begaan met het oogmerk schade te berokkenen. 2. Vorderingen van derden tot vergoeding wegens schade, letsel of overlijden ten gevolge van de uitvoering van dit Verdrag worden afgehandeld in overeenstemming met de van toepassing zijnde internationale en nationale wet- en regelgeving.In het geval van schade, letsel of overlijden ten gevolge van de uitvoering van dit Verdrag kunnen de betrokken partijen derden vrijwillig schadeloos stellen via een gelijkelijk tussen de zendende en ontvangende partijen te verdelen bedrag aan schadevergoeding zonder prejudiciële erkenning van de verantwoordelijkheid. In dat geval kan de partij in het luchtruim of op het grondgebied waarvan de schade, het letsel of overlijden optrad of plaatsvond het bedrag voor deze vrijwillig te betalen schadevergoeding voorstellen.
ARTIKEL X ONDERZOEK VAN LUCHTVAARTINCIDENTEN EN -ONGEVALLEN 1. a) Wanneer, in het kader van dit Verdrag, in het luchtruim van de Franse Republiek een luchtvaartincident of -ongeval plaatsvindt waarbij een militair luchtvaartuig van de Belgische partij of van de Nederlandse partij wanneer zij de luchtruimbewaking voor de Belgische en de Luxemburgse partij verzorgt, betrokken is, zijn militaire deskundigen van de partij waartoe dit luchtvaartuig behoort gerechtigd deel uit te maken van de onderzoekscommissie die in verband met het luchtvaartincident of -ongeval door de Franse partij in het leven wordt geroepen.b) Wanneer, in het kader van dit Verdrag, in het luchtruim van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg een luchtvaartincident of -ongeval plaatsvindt waarbij een militair luchtvaartuig van de Franse partij betrokken is, zijn militaire deskundigen van de Franse partij gerechtigd deel uit te maken van de onderzoekscommissie die in verband met het luchtvaartincident of -ongeval door de Belgische of de Luxemburgse partij in het leven wordt geroepen.2. Het technisch onderzoek wordt uitgevoerd in overeenstemming met de volgende instrumenten, binnen de grenzen van hun onderscheiden toepassingsgebieden: a) Bijlage XIII bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944;b) Standaardisatieovereenkomsten (STANAGs) met de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie met betrekking tot veiligheidsonderzoeken en kennisgevingen van ongevallen/incidenten met militaire luchtvaartuigen en/of raketten. ARTIKEL XI BESLECHTING VAN GESCHILLEN Geschillen die mochten ontstaan omtrent de uitvoering of uitlegging van dit Verdrag worden beslecht door middel van overleg tussen de partijen.
ARTIKEL XII INWERKINGTREDING, WIJZIGINGEN EN BE"INDIGING 1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen de depositaris in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de noodzakelijke nationale procedures voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.2. Dit Verdrag kan met de wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen te allen tijde worden gewijzigd.Wijzigingen worden van kracht overeenkomstig de procedure omschreven in artikel XII, eerste lid. 3. Dit Verdrag wordt gesloten voor een aanvankelijke termijn van tien (10) jaar.Daarna wordt het stilzwijgend verlengd voor opeenvolgende tijdvakken van een jaar. 4. Niettegenstaande artikel XII, derde lid, kan dit Verdrag met de wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen te allen tijde worden beëindigd.5. Niettegenstaande artikel XII, derde lid, kan elke partij dit Verdrag te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris van haar voornemen tot opzegging met een opzegtermijn van ten minste honderdtachtig (180) dagen.6. Beëindiging of opzegging van dit Verdrag laat de verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag die voor de beëindiging ervan zijn ontstaan onverlet. ARTIKEL XIII VOORLOPIGE TOEPASSING 1. Elke partij kan door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris verklaren dat zij de bepalingen van dit Verdrag voorlopig zal toepassen.De voorlopige toepassing geldt uitsluitend tussen de partijen die een dergelijke verklaring hebben afgelegd vanaf de datum van ontvangst van de laatste kennisgeving. 2. Elke partij kan de depositaris te allen tijde schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen de voorlopige toepassing van het Verdrag te beëindigen. ARTIKEL XIV DEPOSITARIS 1. De Depositaris van dit Verdrag laat de tekst bij de Verenigde Naties registreren overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.2. De Belgische partij is depositaris van dit Verdrag en doet elke andere partij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen. ARTIKEL XV TERRITORIALE TOEPASSING Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag uitsluitend van toepassing op het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
Wat de Franse partij betreft, is dit Verdrag uitsluitend van toepassing op het moederland van de Franse Republiek.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN te Brussel op 16 februari 2017 in een (1) enkel exemplaar, in de Franse en de Nederlandse taal, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn.
Gebonden Staten
STATEN
Voorlopige toepassing (Art. XIII)
Datum neerlegging kennisgeving (Art. XII)
Inwerkingtreding
België
01/05/2017
07/06/2018
01/08/2018
Frankrijk
01/05/2017
31/07/2017
01/08/2018
Luxemburg
29/03/2018
01/08/2018
Nederland
01/05/2017
07/09/2017
01/08/2018