gepubliceerd op 15 juni 2005
Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Litouwen betreffende de politiesamenwerking, ondertekend te Vilnius op 19 november 2003 (2)
2 MEI 2005. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Litouwen betreffende de politiesamenwerking, ondertekend te Vilnius op 19 november 2003 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Litouwen betreffende de politiesamenwerking, ondertekend te Vilnius op 19 november 2003, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 2 mei 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 12 januari 2005, nr. 3-983/1. - Verslag namens de commissie, 3-983/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 17 februari 2005. - Stemming, vergadering van 17 februari 2005. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-1624/1.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1624/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 17/03/2005.
Stemming, vergadering van 17 maart 2005. (2) Dit Verdrag treedt in werking op 1 juli 2005. VERDRAG TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGI" EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN BETREFFENDE DE POLITIESAMENWERKING De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Republiek Litouwen hierna genoemd de "Verdragsluitende Partijen", Zich baserend op de bezorgdheid om de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen de Verdragsluitende Staten te bevorderen, en in het bijzonder op de gemeenschappelijke wens om een nauwere politiesamenwerking tot stand te brengen;
Zich baserend op de wens om deze politiesamenwerking te versterken in het kader van de internationale overeenkomsten inzake het respect van de fundamentele rechten en plichten die ondertekend zijn door de Verdragsluitende Partijen, namelijk het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, alsook het Verdrag Nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen op het vlak van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;
Overwegende dat de internationaal georganiseerde criminaliteit een zware bedreiging vormt voor de sociaal-economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen, en dat de recente ontwikkelingen van de internationaal georganiseerde criminaliteit de werking van hun openbare overheden in gevaar kunnen brengen;
Overwegende dat het noodzakelijk is om een efficiënte en doeltreffende internationale politiesamenwerking uit te bouwen om georganiseerde misdaad te voorkomen en te bestrijden waarin is voorzien door het Verdrag van 12 december 2000 van de Verenigde Naties betreffende de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit;
Zich baserend op de nationale wetgeving van elke Verdragsluitende Partij en rekening houdende met de internationale engagementen van de Verdragsluitende Partijen; hebben besloten om onderhavig Verdrag af te sluiten.
Definities Artikel 1 In onderhavig Verdrag verstaat men onder : 1. Internationale mensenhandel Elk opzettelijk gedrag zoals hierna beschreven : 1) het betreden van het grondgebied van de Verdragsluitende Staat, de doorreis, het verblijf op of het verlaten van dit grondgebied vereenvoudigen indien daarvoor gebruik is gemaakt van dwang, meer bepaald geweld of bedreiging, of wanneer gebruik gemaakt wordt van bedrog, misbruik van gezag of andere vormen van onder druk zetten, in die mate dat de persoon geen andere reële of aanvaardbare keuze heeft dan zich te onderwerpen aan die druk;2) het uitbuiten op om het even welke wijze van een persoon, wetende dat hij het grondgebied van de Verdragsluitende Staat binnengekomen is, er doorreist of er verblijft in omstandigheden die vermeld werden in punt 1).2. Seksueel misbruik van kinderen De inbreuken die opgenomen zijn in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van het Kind van 20 november 1989, met inbegrip van de productie, de verkoop, het verdelen of andere vormen van handel in pornografisch materiaal waarbij kinderen betrokken zijn, en het bezit van dit materiaal voor persoonlijke doeleinden.3. Technische ondersteuning Onder technische ondersteuning verstaat men de bijstand die wordt verleend aan politie- en immigratiediensten onder de vorm van logistieke steun.4. Criminaliteit in verband met nucleair en radioactief materiaal De inbreuken opgesomd in artikel 7, § 1, van het Verdrag inzake de Fysieke Bescherming van Nucleair Materiaal, ondertekend in Wenen en in New York op 3 maart 1980.5. Witwassen van geld De inbreuken zoals opgesomd in artikel 6, paragrafen 1 tot 3, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake witwassen, opsporen, in beslag nemen en confisqueren van de voorwerpen die voortkomen uit de misdaad, ondertekend te Straatsburg op 8 november 1990, met de beperking die werd opgetekend in het goedkeuringsdocument van de Republiek Litouwen.6. Georganiseerde misdaad Elk misdrijf dat wordt gepleegd in het kader van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit zoals voorzien in de Conventie van 12 december 2000 van de verenigde Naties betreffende de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit.7. Persoonsgegevens Alle informatie betreffende een geïdentificeerde of een te identificeren fysiek persoon.8. Te identificeren persoon De persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden geïdentificeerd, met name met als referentie een identificatienummer of één of meerdere specifieke elementen die eigen zijn aan zijn fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit.9. Verwerking van persoonsgegevens Elke operatie of reeks operaties die al dan niet met behulp van geautomatiseerde procédés wordt uitgevoerd op persoonsgegevens zoals het verzamelen, opslaan, organiseren, behoud, aanpassen en wijzigen, verwijderen, consulteren, gebruiken, communiceren door transmissie, verdelen of andere vormen van het ter beschikking stellen, bijeenbrengen, verbinden, alsook het beschermen, het wissen of het vernietigen.10. Verdovende middelen Alle substanties, zowel plantaardige als synthetische, die voorkomen in Tabel I of Tabel II van het Enkelvoudig Verdrag inzake Verdovende Middelen dat op 30 maart 1961 in New York werd ondertekend.Elk navolgend Verdrag waarbij de lijst van verdovende middelen wordt gewijzigd en/of uitgebreid, zal van toepassing zijn. 11. Psychotrope substantie Alle substanties, plantaardige of synthetische, of alle natuurlijke producten vermeld in Tabel I, II, III of IV van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 21 februari 1971.Elk navolgend Verdrag waarbij de lijst van verdovende middelen wordt gewijzigd en/of uitgebreid, zal van toepassing zijn. 12. Illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen De term 'illegale handel' omvat de teelt, de vervaardiging of de handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen die strijdig zijn met de doelstellingen van het Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen, het Verdrag van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen of het Verdrag van de Verenigde Naties van 19 december 1988 betreffende de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.13. Dringend verzoek Een verzoek is dringend indien de inachtneming van de formele administratieve procedure door de centrale instanties de preventie- of opsporingsactie dreigt te hinderen of te schaden.14. De bevoegde Centrale Instellingen van de Verdragsluitende Partijen zijn : Voor de Republiek Litouwen - de politieafdeling bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken; Voor het Koninkrijk België - het Commissariaat-generaal Directie van het Beleid inzake Internationale Politiesamenwerking (CGI) en Algemene Directie Operationele Ondersteuning (DGS). 15. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen zijn : Voor de Republiek Litouwen, de Minister van Binnenlandse Zaken; Voor het Koninkrijk België, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie. 16. De bevoegde centrale instellingen van de Verdragsluitende Partijen lichten elkaar schriftelijk in over de bevoegde overheden in het kader van onderhavig Verdrag. Domeinen van samenwerking Artikel 2 1. Elke Verdragsluitende Partij verbindt er zich toe om aan de andere Partij haar volledige samenwerking te bieden op politioneel vlak, met inachtneming van haar nationale wetgeving en de voorwaarden vastgelegd in dit Verdrag.2. De Partijen zullen samenwerken op het vlak van preventie, repressie en vervolging van zware misdrijven die onder georganiseerde misdaad vallen (hierna zware misdrijven), met name : 1) delicten tegen het leven, de vrijheid, de gezondheid en de fysieke integriteit van personen;2) delicten in verband met productie van en illegale handel in drugs, psychotrope stoffen en precursoren;3) illegale immigratie;4) proxenetisme, mensensmokkel en seksueel misbruik van kinderen;5) afpersing van geld;6) diefstal, trafiek en illegale handel in wapens, munitie, springstoffen, radioactieve stoffen, nucleaire stoffen en andere gevaarlijke stoffen;7) vervalsingen (vervaardiging, namaak, verandering en verdeling) van betaalmiddelen, cheques en waardepapieren;8) criminaliteit op het vlak van handelsverkeer en financieel verkeer;9) delicten tegen goederen, onder meer diefstal, trafiek in kunstwerken en historische voorwerpen;10) diefstal, illegale handel en trafiek in motorvoertuigen en vervalsing en gebruik van vervalste documenten voor voertuigen;11) witwassen van geld.3. De zware misdrijven die niet in artikel 1 worden opgesomd, worden beoordeeld door de bevoegde centrale instellingen van de Verdragsluitende Partijen op basis van hun nationale wetgeving. Artikel 3 De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen zal eveneens betrekking hebben op : 1) de opsporing van verdwenen personen en hulp bij de identificatie van niet-geïdentificeerde lijken;2) de opsporing op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij van gestolen, verdwenen, verduisterde of verloren voorwerpen op het grondgebied van de andere Partij. Artikel 4 De Verdragsluitende Partijen zullen samenwerken in de in de artikelen 2 en 3 vermelde domeinen via : 1) uitwisseling van informatie tussen de bevoegde overheden van de Verdragsluitende Partijen;2) uitwisseling van materiaal volgens de mogelijkheden;3) technische en wetenschappelijke ondersteuning, expertises en levering van gespecialiseerd technisch materiaal;4) uitwisseling van ervaringen in de domeinen beoogd in de artikelen 2 en 3 van onderhavig Verdrag;5) samenwerking op het vlak van de beroepsopleiding en voortgezette opleiding van het personeel;6) hulp bij de voorbereiding van de uitvoering van verzoeken tot rechtshulp van de bevoegde overheden. Wederzijdse bijstand Artikel 5 1. Om hun engagement in dit Verdrag na te komen, bieden de Verdragsluitende Partijen elkaar bijstand en staan ze in voor een nauwe en permanente samenwerking.Zij zullen met name alle relevante en belangrijke gegevens uitwisselen. 2. De centrale bevoegde instellingen van de Verdragsluitende Partijen zoals bedoeld in artikel 1 van onderhavig Verdrag zullen elkaar informatie verstrekken en onderling bijstand verlenen op basis van de schriftelijk ingediende aanvragen tot bijstand.Deze samenwerking kan de vorm aannemen van een permanent contact via de aan te stellen verbindingsofficieren. 3. In het verzoek om bijstand moeten alle gedetailleerde inlichtingen staan die nodig zijn voor de uitvoering van de bijstand, en deze moeten vergezeld zijn van eensluidende afschriften van de documenten die kunnen helpen bij de uitvoering van de aanvraag.4. Indien het onmogelijk is om de vraag via de in paragraaf 3 van dit artikel vermelde weg tijdig te stellen, kan de bevoegde overheid van de verzoekende Partij op uitzonderlijke wijze en slechts bij dringendheid de vraag rechtstreeks aan de bevoegde overheid van de aangezochte Partij stellen.Deze laatste kan dan onmiddellijk antwoorden. De verzoekende bevoegde overheid moet zo snel mogelijk de bevoegde centrale dienst in de aangezochte Verdragsluitende Partij op de hoogte brengen van haar vraag waarbij het dringend karakter moet worden gemotiveerd. 5. Het verzoek moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd.De centrale bevoegde instellingen van de Verdragsluitende Partijen kunnen eventueel extra informatie vragen om de aanvraag gemakkelijker te kunnen uitvoeren. 6. Wanneer de bevoegde overheid van de Verdragsluitende Partij niet in staat is bijstand te verlenen, maakt zij de aanvraag over aan een andere bevoegde overheid van de Verdragsluitende Partij die ze wel kan uitvoeren.7. In specifieke gevallen heeft elke Verdragsluitende Partij het recht om op eigen initiatief en overeenkomstig de nationale wetgeving aan de betrokken Verdragsluitende Partij informatie te verstrekken die belangrijk kan zijn met het oog op het verlenen van bijstand voor de preventie en repressie van inbreuken of om bedreigingen ten opzichte van de openbare orde en veiligheid te voorkomen.8. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe dat de bijstand wordt verleend tussen hun politiediensten, met inachtneming van het nationaal recht en binnen de grenzen van hun bevoegdheden, met het oog op de preventie en opsporing van strafbare feiten, op voorwaarde dat het nationaal recht van de verzoekende Verdragsluitende Partij het verzoek of de uitvoering ervan niet voorbehoudt aan de gerechtelijke of andere openbare instanties. Artikel 6 Elke informatie die door de aangezochte Verdragsluitende Partij wordt verstrekt krachtens onderhavig Verdrag kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij slechts als bewijsmiddel voor de ten laste gelegde feiten worden gebruikt na een verzoek om rechtshulp overeenkomstig de internationale regels die van toepassing zijn in de twee Verdragsluitende Partijen.
Artikel 7 De verzoekende bevoegde autoriteit moet de graad van vertrouwelijkheid waarborgen die de aangezochte bevoegde autoriteit van de andere Partij aan de informatie heeft toegekend. De graden van veiligheid zijn deze gebruikt door EUROPOL. Detachering van de verbindingsofficieren Artikel 8 1. Om hun samenwerking te verbeteren en te versnellen en om onderhavig Verdrag op een degelijke wijze in de praktijk om te zetten, kunnen de Verdragsluitende Partijen verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij voor bepaalde of onbepaalde tijd bij de andere Verdragsluitende Partij detacheren.2. Het detacheren van verbindingsofficieren voor bepaalde of onbepaalde tijd is erop gericht de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te versnellen.In het bijzonder dienen er afspraken gemaakt te worden inzake ondersteuning : 1) in de vorm van informatie-uitwisseling met het oog op preventieve en repressieve bestrijding van de criminaliteit;2) op het vlak van de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafrechtelijke aangelegenheden;3) bij de opdrachten van de overheden die belast zijn met het toezicht op de buitengrenzen en de immigratie;4) bij de opdrachten van de overheden van de Verdragsluitende Partijen die belast zijn met het voorkomen van de bedreigingen voor de openbare orde.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies te verstrekken en bijstand te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om politiemaatregelen autonoom uit te voeren. Ze verstrekken informatie en voeren hun taken uit in het kader van de richtlijnen die hun werden gegeven door de Verdragsluitende Partij waarvan ze afkomstig zijn en door de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. Ze brengen regelmatig verslag uit aan het bevoegde centrale orgaan van de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. 4. De Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij die gedetacheerd zijn bij derde landen eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen. Bescherming van persoonsgegevens Artikel 9 1. Wat de verwerking en de overmaking van persoonsgegevens, in toepassing van onderhavig Verdrag, betreft, verbinden de Verdragsluitende Partijen er zich toe de persoonsgegevens te beschermen volgens de beginselen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 ter bescherming van personen op het vlak van automatische verwerking van persoonsgegevens en van de Aanbeveling A (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa die het gebruik van persoonsgegevens voor politiedoeleinden regelt.2. De verwerking van de persoonsgegevens die overeenkomstig onderhavig Verdrag worden overgemaakt, is onderworpen aan het respectieve nationale recht van elke Verdragsluitende Partij alsmede aan de volgende bepalingen : 1) de Verdragsluitende Partij waarvoor de persoonsgegevens bestemd zijn, mag de gegevens alleen gebruiken voor de doeleinden waarvoor dit Verdrag in de verwerking van dergelijke gegevens voorziet en met inachtname van hetgeen wordt bepaald door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt.Het gebruik van de gegevens voor andere doeleinden is uitsluitend mogelijk na voorafgaande toestemming vanwege de Verdragsluitende Partij die de gegevens overmaakt en met inachtneming van de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waarvoor de gegevens bestemd zijn; 2) de persoonsgegevens mogen alleen worden gebruikt door openbare overheden van de Verdragsluitende Partij die een taak of functie uitvoeren binnen het geheel van de doeleinden waarin is voorzien in dit Verdrag, meer bepaald in artikelen 2 en 3.De centrale bevoegde instellingen van de Verdragsluitende Partijen moeten de lijst van de openbare overheden die de persoonsgegevens mogen gebruiken, uitwisselen; 3) de Verdragsluitende Partij die de gegevens overmaakt, moet erop toezien dat ze juist en volledig zijn.Indien zij op eigen initiatief of als gevolg van een vraag van de betrokken persoon vaststelt dat de verstrekte gegevens onjuist zijn of niet overgemaakt dienden te worden, moet(en) de Verdragsluitende Partij(en) waarvoor de gegevens bestemd zijn daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden. Deze Verdragsluitende Partij(en) dient (dienen) de gegevens te corrigeren of te vernietigen, of erbij te vermelden dat ze onjuist zijn of niet dienden te worden overgemaakt; 4) de overmaking en ontvangst van persoonsgegevens moeten worden geregistreerd.De Verdragsluitende Partijen moeten de lijst uitwisselen waarin de overheden opgenomen zijn die de toestemming hebben om de registraties te raadplegen. De Verdragsluitende Partij die de persoonsgegevens overmaakt, ziet erop toe dat de gegevens niet langer dan nodig worden bewaard; 5) de toegang tot de persoonsgegevens wordt geregeld door de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Partij waaraan de betrokken persoon zijn vraag richt.De gegevens worden slechts verstrekt nadat daartoe de toestemming werd gevraagd aan de Verdragsluitende Partij waarvan de gegevens afkomstig zijn; 6) op verzoek van de Verdragsluitende Partij die de persoonsgegevens verstrekt heeft, deelt de Verdragsluitende Partij waarvoor de gegevens bestemd zijn, mee waarvoor de overgemaakte persoonsgegevens werden gebruikt en wat de resultaten ervan waren;7) een Verdragsluitende Partij mag zich niet beroepen op het feit dat een andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens zou hebben overgemaakt om zich te ontdoen van haar in haar nationale wetgeving vastgestelde verantwoordelijkheid ten aanzien van een benadeeld persoon;3. Elke Verdragsluitende Partij duidt een controleoverheid aan die, overeenkomstig het nationaal recht, op haar grondgebied onafhankelijk de verwerking van persoonsgegevens moet controleren op basis van onderhavig Verdrag.Zij moet bovendien nagaan of de bovengenoemde verwerking de rechten van de betrokken persoon niet schendt. De controleoverheden zijn eveneens bevoegd om de problemen te analyseren omtrent de toepassing en de interpretatie van onderhavig Verdrag in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Deze controleoverheden kunnen overeenkomen samen te werken in het kader van de opdrachten die hen door onderhavig Verdrag worden toegekend. 4. Wanneer de persoonsgegevens worden overgemaakt via een verbindingsofficier zoals bedoeld in artikel 8, zijn de bepalingen van onderhavig Verdrag eveneens van toepassing. Uitzondering Artikel 10 1. Elk van de Partijen kan bijstand geheel of gedeeltelijk weigeren of deze aan voorwaarden onderwerpen wanneer het gaat om politieke of militaire delicten of delicten die in verband staan met de politieke of militaire delicten of wanneer de bijstandsverlening de rechten van de mens, de soevereiniteit of de veiligheid van de staat in gevaar zou kunnen brengen of tegen de nationale wetgeving en de internationale engagementen van de aangezochte Verdragsluitende Partij zou indruisen.2. Wanneer een Partij bijstand weigert, moet de centrale bevoegde instelling van de andere Verdragsluitende Partij of de bevoegde overheid van de Verdragsluitende Partij die rechtstreeks het verzoek om bijstand indiende, binnen de 30 dagen, te tellen vanaf de dag van ontvangst van het verzoek om bijstand, worden ingelicht over die weigering met uitleg over de redenen ervan. Overleg Artikel 11 1. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen permanente of tijdelijke werkgroepen oprichten die belast zijn met het onderzoek naar de gemeenschappelijke problemen inzake repressie en preventie van de criminaliteit zoals voorzien in artikel 2 en de samenwerking zoals voorzien in artikel 3 en, eventueel, met de uitwerking van voorstellen om, indien nodig, de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te verbeteren.2. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen richten een evaluatiegroep op die om de drie jaar een rapport over de uitvoering van onderhavig Verdrag zal voorleggen aan de bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen. Voertaal Artikel 12 De samenwerking in het kader van onderhavig Verdrag gebeurt in het Engels, Frans en Litouws.
Onkosten Artikel 13 1. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van onderhavig Verdrag zullen respectievelijk ten laste zijn van elke Partij, afhankelijk van hun engagementen.2. In voorkomend geval wordt de financiering van de onkosten bij uitvoering van acties in het kader van onderhavig Verdrag geval per geval in een akkoord vastgelegd door de twee Verdragsluitende Partijen. Regeling van de geschillen Artikel 14 Alle geschillen in verband met de toepassing van onderhavig Verdrag zullen worden beslecht door onderhandelingen.
Slotbepalingen Artikel 15 1. De bepalingen van onderhavig Verdrag zijn slechts van toepassing voor zover ze in overeenstemming zijn met het nationaal recht van elk van de Verdragsluitende Partijen.2. Het toezicht op de uitvoering van onderhavig Verdrag gebeurt overeenkomstig het nationaal recht van elk van de Verdragsluitende Partijen. Artikel 16 1. De Verdragsluitende Partijen informeren elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg over de afhandeling van de interne wettelijke formaliteiten, vereist voor de inwerkingtreding van onderhavig Verdrag.2. Het Verdrag zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de dag waarop de laatste bekendmaking wordt ontvangen, waarvan sprake in paragraaf 1 van onderhavig artikel.3. Onderhavig Verdrag wordt gesloten voor onbeperkte tijd.Elke Verdragsluitende Partij kan het Verdrag opzeggen door de andere Partij langs diplomatieke weg aan te schrijven. Het Verdrag wordt verbroken na 6 maanden volgend op de datum van het aanschrijven.
Artikel 17 1. Elke Partij kan aan de andere Partij voorstellen doen toekomen die een wijziging van onderhavig Verdrag beogen.De wijzigingen in onderhavig Verdrag worden in onderlinge overeenstemming schriftelijk door de Partijen besloten. 2. De wijzigingen worden van kracht in de volgorde die is vastgesteld in paragraaf 2 van artikel 16 van onderhavig Verdrag. Ter staving hebben de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun respectieve Regering, hun handtekening onder onderhavig Verdrag geplaatst.
Ondertekend te Vilnius, op 19 november 2003, in twee originele exemplaren, in het Litouws, Frans, Nederlands en Engels. De vier teksten zijn in gelijke mate rechtsgeldig. De Engelse tekst is rechtsgeldig wanneer er uiteenlopende interpretaties van onderhavig Verdrag zijn.