gepubliceerd op 22 augustus 2005
Wet betreffende de toepassing van het Aanvullend Protocol van 22 september 1998 bij de Internationale Overeenkomst van 5 april 1973 ter uitvoering van artikel III, leden 1 en 4, van het Verdrag van 1 juli 1968 inzake de niet-verspreiding van kernwapens
1 JUNI 2005. - Wet betreffende de toepassing van het Aanvullend Protocol van 22 september 1998 bij de Internationale Overeenkomst van 5 april 1973 ter uitvoering van artikel III, leden 1 en 4, van het Verdrag van 1 juli 1968 inzake de niet-verspreiding van kernwapens (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° « Organisatie » : de Internationale Organisatie voor Atoomenergie;2° « Gemeenschap » : de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom); 3° « Administratie » : de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 4° « Federaal Agentschap » : het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle opgericht door artikel 2 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;5° « veiligheidscontroleovereenkomst » : de overeenkomst die gesloten werd tussen de niet-kernwapenlidstaten van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie in toepassing van leden 1 en 4 van artikel III van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, zoals goedgekeurd door de wet van 14 maart 1975;6° « Aanvullend Protocol » : het Aanvullend Protocol bij de veiligheidscontroleovereenkomst, zoals goedgekeurd bij de wet van 13 november 2002 houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk Zweden, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie ter uitvoering van artikel III, leden 1 en 4, van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens en met de Bijlagen I, II en III, gedaan te Wenen op 22 september 1998;7° « onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in verband met de splijtstofkringloop » : de activiteiten die specifiek betrekking hebben op een aspect van de proces- of systeemontwikkeling van een van de volgende zaken : a) de conversie van nucleair materiaal;b) de verrijking van nucleair materiaal;c) de fabricage van splijtstof;d) reactoren;e) kritieke installaties;f) de opwerking van splijtstof;g) de verwerking (uitgezonderd opnieuw verpakken of conditioneren zonder de elementen te scheiden, voor opslag of opberging) van middelactief of hoogactief afval dat plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevat, echter uitgezonderd activiteiten in verband met theoretisch of fundamenteel wetenschappelijk onderzoek of onderzoek en ontwikkeling van industriële toepassingen van radio-isotopen, medische, hydrologische en agrarische toepassingen, gevolgen voor de gezondheid en het milieu, en beter onderhoud;8° « locatie » : het terrein dat door de Gemeenschap en het Federaal Agentschap, dat er de Administratie van op de hoogte brengt, is aangegeven in de toepasselijke ontwerpgegevens betreffende een faciliteit, met inbegrip van een buiten gebruik gestelde faciliteit en in de informatie over een plaats buiten faciliteiten waar nucleair materiaal gewoonlijk wordt gebruikt, met inbegrip van een buiten gebruik gestelde plaats buiten faciliteiten waar nucleair materiaal gewoonlijk werd gebruikt (dit is beperkt tot plaatsen met hete cellen of plaatsen waar activiteiten in verband met de conversie, verrijking, splijtstoffabricage of opwerking plaatsvonden).De locatie omvat tevens alle installaties die zich bij de faciliteit of plaats bevinden voor de levering of het gebruik van essentiële diensten, zoals : hete cellen voor de verwerking van bestraalde materialen die geen nucleair materiaal bevatten; installaties voor de behandeling, opslag en opberging van afval, en gebouwen die betrekking hebben op specifieke activiteiten die door het Federaal Agentschap en door de Administratie in bijlage I van het Aanvullend Protocol worden aangewezen; 9° « ontmantelde faciliteit » of « ontmantelde plaats buiten faciliteiten » : een installatie of plaats waar overgebleven constructies en uitrusting die essentieel waren voor het gebruik ervan, zijn verwijderd of onbruikbaar zijn gemaakt, zodat de installatie of plaats niet wordt gebruikt voor de opslag en niet langer kan worden gebruikt voor de hantering, verwerking of het gebruik van nucleair materiaal;10° « buiten gebruik gestelde faciliteit » of « buiten gebruik gestelde plaats buiten faciliteiten » : een installatie of plaats waar de activiteiten omwille van economische of technische redenen zijn gestaakt en het nucleair materiaal is verwijderd, maar die niet is ontmanteld;11° « hoogverrijkt uraan » : uraan dat 20 % of meer van de isotoop uraan 235 bevat;12° « plaatsgebonden milieusteekproeven » : de verzameling van milieusteekproeven (bijvoorbeeld lucht, water, vegetatie, bodem, uitstrijkpreparaten) op en in de onmiddellijke omgeving van een door de Organisatie opgegeven plaats om de Organisatie te helpen conclusies te trekken over de afwezigheid van niet aangemeld nucleair materiaal of nucleaire activiteiten op de opgegeven plaats;13° « nucleair materiaal » : enigerlei basismateriaal of bijzondere splijtstof zoals gedefinieerd in artikel XX van het statuut van de Organisatie.De term « basismateriaal » is niet van toepassing op erts of ertsresidu. Indien na de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol, de Raad van Gouverneurs van de Organisatie, ingevolge artikel XX van het statuut, ander materiaal aanduidt en dit toevoegt aan de lijst van materiaal dat als basismateriaal of speciaal splijtbaar materiaal wordt beschouwd, heeft dit, krachtens het Aanvullend Protocol, alleen effect als dit door de Gemeenschap en de Lidstaten wordt aanvaard; 14° « faciliteit » : a) een reactor, een kritieke installatie, een conversie-installatie, een fabricage-installatie, een opwerkingsinstallatie, een isotopenscheidingsinstallatie of een afzonderlijke opslaginstallatie;b) elke plaats waar nucleair materiaal gewoonlijk wordt gebruikt in hoeveelheden groter dan één kilogram effectief;15° « plaats buiten faciliteiten » : elke installatie of plaats die geen faciliteit is en waar nucleair materiaal gewoonlijk wordt gebruikt in hoeveelheden van één kilogram effectief of minder;16° « kilogram effectief » : een bijzondere eenheid gebruikt bij de toepassing van de veiligheidscontrole op nucleair materiaal.De hoeveelheid kilogram effectief wordt als volgt verkregen : a) in het geval van plutonium : het gewicht in kilogram;b) in het geval van uranium dat met 0,01 (1 %) of meer verrijkt is : het gewicht in kilogram vermenigvuldigd met het kwadraat van de verrijking;c) in het geval van uranium waarvan de verrijking minder dan 0,01 (1 %) bedraagt maar meer dan 0,005 (0,5 %) : het gewicht in kilogram vermenigvuldigd met 0,0001;d) in het geval van verarmd uranium met een verrijking die gelijk is aan of kleiner dan 0,005 (0,5 %) en in het geval van thorium : het gewicht in kilogram vermenigvuldigd met 0,00005. HOOFDSTUK II. - Te verstrekken inlichtingen Afdeling I.
Inlichtingen die aan de Administratie moeten worden verstrekt
Art. 3.§ 1.Teneinde, via de Gemeenschap, toe te laten dat aan de Organisatie de inlichtingen worden verstrekt die haar krachtens het Aanvullend Protocol moeten worden overgezonden, wordt het volgende aan de Administratie bezorgd : 1° door elke natuurlijke of rechtspersoon die onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten uitoefent in verband met de splijtstofkringloop waarbij geen nucleair materiaal betrokken is, die waar dan ook worden uitgevoerd en die worden gefinancierd, uitdrukkelijk zijn goedgekeurd of worden beheerd door, dan wel worden uitgevoerd ten behoeve van de openbare overheden : een algemene beschrijving van die activiteiten evenals informatie inzake hun plaats;2° door elke natuurlijke of rechtspersoon die onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten uitoefent in verband met de splijtstofkringloop waarbij geen nucleair materiaal betrokken is en die specifiek betrekking hebben op de verrijking, de opwerking van splijtstof of de verwerking van middelactief of hoogactief afval dat plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevat, die waar dan ook worden uitgevoerd maar die niet worden gefinancierd,uitdrukkelijk zijn goedgekeurd of worden beheerd door, dan wel worden uitgevoerd ten behoeve van de openbare overheden : een algemene beschrijving van die activiteiten evenals informatie inzake hun plaats;3° door elke natuurlijke of rechtspersoon die de activiteiten die in bijlage I van het Aanvullend Protocol worden vermeld,uitoefent : een beschrijving van de omvang van de operaties voor elke plaats waar deze activiteiten worden uitgeoefend;4° door elke natuurlijke of rechtspersoon die langs legale weg over specifieke uitrusting of niet-nucleair materiaal, zoals beschreven in bijlage II van het Aanvullend Protocol, beschikt, voor elke doorvoer naar een Lidstaat van de Europese Unie of elke uitvoer naar een derde Staat : de identificatiegegevens, de hoeveelheid, de plaats van voorgenomen gebruik in de Staat van bestemming en de exportdatum, dan wel in voorkomend geval de verwachte exportdatum;5° door elke natuurlijke of rechtspersoon die activiteiten uitoefent in verband met de splijtstofkringloop : de algemene plannen voor de volgende periode van tien jaar in verband met de ontwikkeling van de splijtstofkringloop, goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten (hierin inbegrepen de voorziene onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in verband met de splijtstofkringloop, zoals bepaald in artikel 2, 7°). § 2. De natuurlijke of rechtspersonen vermeld in § 1 verstrekken de vereiste informatie binnen de hierna volgende termijnen : 1° met betrekking tot 1° tot 3° en 5° : a) binnen de 120 dagen na de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol;b) op 15 maart van elk jaar, bijwerkingen van de informatie voor de periode die het voorgaande kalenderjaar bestrijkt;2° met betrekking tot 4° : elk trimester, binnen de dertig dagen na afloop van elk trimester.
Art. 4.§ 1. Ten einde toe te laten dat, via de Gemeenschap, aan de Organisatie die inlichtingen worden verstrekt waarom ze, overeenkomstig de termen van het Aanvullend Protocol, verzoekt, vraagt de Administratie : 1° aan elke natuurlijke of rechtspersoon die langs legale weg beschikt over specifieke uitrusting of niet-nucleair materiaal, zoals vermeld in bijlage II van het Aanvullend Protocol : voor elke doorvoer afkomstig van een Lidstaat van de Europese Unie of elke invoer afkomstig van een derde Staat : identificatiegegevens, hoeveelheid, plaats van voorgenomen gebruik en invoerdatum, dan wel - in voorkomend geval - de verwachte invoerdatum;2° aan elke natuurlijke of rechtspersoon die onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten uitoefent in verband met de splijtstofkringloop, waarbij geen nucleair materiaal betrokken is dat specifiek betrekking heeft op de verrijking, de opwerking van splijtstof of de verwerking van middelactief of hoogactief afval dat plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevat, die buiten een locatie worden uitgevoerd, maar die niet worden gefinancierd, uitdrukkelijk zijn goedgekeurd of worden beheerd door, dan wel worden uitgevoerd ten behoeve van die openbare overheden : een algemene beschrijving van de activiteiten evenals van de identiteit van de persoon die deze activiteiten uitoefent in een plaats buiten de locatie aangeduid door de Organisatie en die, volgens de Organisatie, een functioneel verband kunnen hebben met de activiteiten die op deze locatie worden uitgevoerd. § 2. De natuurlijke of rechtspersonen bedoeld in § 1 verschaffen de Administratie de inlichtingen vermeld in deze paragraaf, binnen de dertig dagen die volgen op de mededeling van het verzoek van de Organisatie aan de betrokkene.
Art. 5.De natuurlijke of rechtspersonen bedoeld in de artikelen 3 en 4 moeten aan de Administratie, met een kopie aan het Federaal Agentschap, bijkomende informatie of ophelderingen verstrekken aangaande alle inlichtingen overgezonden krachtens deze artikelen, in de mate waarin dit noodzakelijk is voor de veiligheidscontrole, binnen de termijn bepaald door de Administratie bij het overzenden van het verzoek van de Organisatie aan de betrokkene.
Art. 6.De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de modaliteiten bepalen volgens welke de Administratie de in de artikelen 3 en 4 bedoelde inlichtingen aan het Federaal Agentschap overzendt. Afdeling II
Inlichtingen die aan de Gemeenschap moeten worden verstrekt
Art. 7.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die belangrijke exploitatieactiviteiten uitvoert, gezien vanuit het standpunt van de veiligheidscontrole in de faciliteiten en de plaatsen buiten de faciliteiten waar nucleair materiaal gewoonlijk wordt gebruikt, verstrekt aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, de inlichtingen met betrekking tot deze activiteiten, bepaald door de Organisatie op grond van de verwachte verbetering van de doelmatigheid of efficiency. Deze inlichtingen moeten aan de Gemeenschap worden verstrekt op de door haar bepaalde datum. § 2. 1° Elke natuurlijke of rechtspersoon die een locatie uitbaat, stuurt naar de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, binnen de 120 dagen na de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol, een algemene beschrijving van elk gebouw op elke locatie, met inbegrip van de bestemming en, als dit niet uit de beschrijving volgt, de inhoud. De beschrijving moet een plattegrond van de locatie bevatten. Voor 1 april van elk jaar moeten de bijwerkingen voor de periode die overeenkomt met het voorgaande jaar, aan de Gemeenschap worden overgemaakt, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie. 2° Elke natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in 1° deelt aan de Gemeenschap, met kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, de gegevens mee van de natuurlijke of rechtspersonen die geen deel uitmaken van deze die vermeld worden in 1° en die op hun locatie aanwezig zijn.Deze laatsten verstrekken op aanvraag van de Administratie, ten laatste twintig werkdagen voor de termijn vastgesteld in 1°, een beschrijving van hun activiteiten op de site.
De Administratie zendt deze inlichtingen over aan het Federaal Agentschap die deze verder doorstuurt aan de Gemeenschap. § 3. Elke natuurlijke of rechtspersoon die op het Belgisch grondgebied uraanmijnen, installaties voor uraanconcentratie en installaties voor thoriumconcentratie exploiteert, verstrekt aan de Gemeenschap, met kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, binnen de 120 dagen die volgen op de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol, informatie over de plaats, operationele status en geraamde jaarlijkse productiecapaciteit van deze mijnen en concentratie-installaties, en de huidige jaarlijkse productie van die mijnen en concentratie-installaties; de hoeveelheden worden uitgedrukt in ton. Voor 31 januari van elk jaar moeten de bijgewerkte inlichtingen betreffende de uraanmijnen voor de periode die met het voorgaande kalenderjaar overeenstemt, worden overgezonden aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie. Bijwerkingen van de inlichtingen betreffende de installaties voor uraanconcentratie of voor thoriumconcentratie moeten voor de vijftiende van de maand volgend op deze in de loop waarvan de wijziging werd gedaan, worden overgezonden aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie. Voor het verstrekken van deze informatie is geen gedetailleerde boekhouding van nucleair materiaal vereist. § 4. Elke natuurlijke of rechtspersoon die langs legale weg basismateriaal bezit dat niet de nodige samenstelling en zuiverheid heeft bereikt om geschikt te zijn voor de fabricage van splijtstof of voor isotoopverrijking : 1° verstrekt aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, binnen een termijn van 120 dagen na de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol, voor elke plaats op het Belgisch grondgebied waar dat materiaal aanwezig is in hoeveelheden van meer dan één ton uraan en/of thorium, de volgende informatie : de hoeveelheden uitgedrukt in ton, de chemische samenstelling, het gebruik of voorgenomen gebruik van dat materiaal, al dan niet voor nucleaire toepassingen.Bijwerkingen van deze inlichtingen moeten voor de vijftiende van de maand volgend op deze in de loop waarvan de wijziging werd gedaan worden overgezonden aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie. Voor het verstrekken van deze informatie is geen gedetailleerde boekhouding van nucleair materiaal vereist; 2° verstrekt aan de Gemeenschap, met kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, voor de vijftiende van de maand in de loop waarvan de wijziging werd gedaan de volgende informatie : a) voor elke doorvoer naar een Lidstaat van de Europese Unie of voor elke export naar een derde Staat van dergelijk materiaal voor specifiek niet-nucleaire doeleinden : hoeveelheden uitgedrukt in tienden van een ton, chemische samenstelling en bestemming;b) voor elke doorvoer afkomstig van een Lidstaat van de Europese Unie of voor elke invoer afkomstig van een derde Staat van dergelijk materiaal voor specifiek niet-nucleaire doeleinden : hoeveelheden uitgedrukt in tienden van een ton, chemische samenstelling, huidige lokalisatie en het gebruik of het voorgenomen gebruik. Het is niet vereist dat deze inlichtingen worden verstrekt voor materiaal bestemd voor niet-nucleaire doeleinden, eenmaal dit de vereiste vorm heeft bereikt voor een niet-nucleair eindgebruik. § 5. Elke natuurlijke of rechtspersoon die langs legale weg beschikt over nucleair materiaal dat van veiligheidscontrole is vrijgesteld ingevolge artikel 37 van de veiligheidscontroleovereenkomst, verstrekt aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, binnen een termijn van 120 dagen na de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol, informatie over de hoeveelheden, het gebruik en de plaats van dit materiaal. Voor 31 januari van elk jaar moeten bijwerkingen van deze informatie voor de periode die het voorgaande kalenderjaar bestrijkt, worden overgezonden aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie. Voor het verstrekken van deze informatie is geen gedetailleerde boekhouding van nucleair materiaal vereist. § 6. Elke natuurlijke of rechtspersoon die langs legale weg beschikt over nucleair materiaal dat van veiligheidscontrole is vrijgesteld ingevolge artikel 36, b) van de veiligheidscontroleovereenkomst maar nog niet in de vorm van een niet-nucleair eindgebruik is gebracht, voor hoeveelheden groter dan die welke zijn vermeld in artikel 37 van de veiligheidscontroleovereenkomst, verstrekt aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, binnen een termijn van 120 dagen na de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol, informatie over de hoeveelheden (hiervan kan een schatting worden gemaakt) en het gebruik ervan op elke plaats. Voor 31 januari van elk jaar moeten bijwerkingen van deze informatie voor de periode die het voorgaande kalenderjaar bestrijkt, worden overgezonden aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie. Voor het verstrekken van deze informatie is geen gedetailleerde boekhouding van nucleair materiaal vereist. § 7. Elke natuurlijke of rechtspersoon die langs legale weg beschikt over middelactief of hoogactief nucleair afval dat plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevat en waarvoor de veiligheidscontrole is beëindigd ingevolge artikel 11 van de veiligheidscontroleovereenkomst, verstrekt aan de Gemeenschap met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie : a) inlichtingen betreffende de verdere verwerking van het afval 200 dagen voor er tot de verdere verwerking wordt overgegaan.De term « verdere verwerking » omvat niet het opnieuw verpakken van het afval of de verdere conditionering ervan, zonder de elementen te scheiden, voor opslag of opberging; b) inlichtingen betreffende de wijzigingen van de plaats voor 31 januari van elk jaar voor de periode die het voorgaande kalenderjaar bestrijkt.
Art. 8.Elke natuurlijke of rechtspersoon die uraanmijnen, installaties voor uraanconcentratie en installaties voor thoriumconcentratie op het Belgisch grondgebied exploiteert, verstrekt aan de Gemeenschap, op haar verzoek gemotiveerd door een uitdrukkelijk verzoek van de Organisatie, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, de inlichtingen betreffende de huidige jaarlijkse productiecapaciteit van een mijn of van een welbepaalde concentratie-installatie. Deze informatie moet worden meegedeeld binnen de dertig dagen nadat het verzoek van de Organisatie werd overgezonden aan de betrokken natuurlijke of rechtspersoon. Voor het verstrekken van deze informatie is geen gedetailleerde boekhouding van nucleair materiaal vereist.
Art. 9.De natuurlijke of rechtspersonen bedoeld in de artikelen 7 en 8 moeten aan de Gemeenschap, met een kopie aan het Federaal Agentschap en aan de Administratie, bijkomende informatie of ophelderingen verstrekken aangaande alle inlichtingen overgezonden krachtens deze artikelen, in de mate waarin dit noodzakelijk is voor de veiligheidscontrole, binnen de termijn bepaald door het Federaal Agentschap bij het overzenden van het verzoek van de Organisatie aan de betrokkene. HOOFDSTUK III. - Bijkomende toegang
Art. 10.Naast de toegang tot de installaties voorzien in de wet van 20 juli 1978, zijn de natuurlijke of rechtspersonen bedoeld in de artikelen 3, 7 en 8 of de verantwoordelijke van een van de hieronder vermelde plaatsen ertoe verplicht om de inspecteurs van de Organisatie toegang te verlenen : 1° tot elke plaats op een locatie;2° tot uraanmijnen en installaties voor uraanconcentratie en voor thoriumconcentratie; 3°tot elke plaats waar zich enigerlei basismateriaal bevindt dat niet de nodige samenstelling en zuiverheid heeft bereikt om geschikt te zijn voor de fabricage van splijtstof of voor isotoopverrijking; 4° tot elke plaats waar zich nucleair materiaal bevindt dat van veiligheidscontrole is vrijgesteld ingevolge artikel 37 van de veiligheidscontroleovereenkomst;5° tot elke plaats waar zich nucleair materiaal bevindt dat van veiligheidscontrole is vrijgesteld ingevolge artikel 36, b), van de veiligheidscontroleovereenkomst;6° tot elke plaats waar zich middelactief of hoogactief afval bevindt dat plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevat en waarvoor de veiligheidscontrole is beëindigd ingevolge artikel 11 van de veiligheidscontroleovereenkomst;7° tot elke ontmantelde faciliteit of ontmantelde plaats buiten faciliteiten waar gewoonlijk nucleair materiaal werd gebruikt.
Art. 11.De natuurlijke of rechtspersonen bedoeld in de artikelen 3, 4, 7 en 8 zijn verplicht om de inspecteurs van de Organisatie toegang te verlenen tot elke andere plaats dan deze vermeld in artikel 10, waar : 1° de activiteiten die in bijlage I van het Aanvullend Protocol worden gespecifieerd, worden uitgevoerd;2° zich specifieke uitrusting en niet-nucleaire materialen, als vermeld in bijlage II van het Aanvullend Protocol, bevinden die afkomstig zijn van een Lidstaat van de Europese Unie of van een derde Staat, evenals de plaatsen waar dergelijke uitrusting wordt geproduceerd of waar dergelijke materialen worden verwerkt;3° onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in verband met de splijtstofkringloop waarbij geen nucleair materiaal betrokken is en die specifiek betrekking hebben op de verrijking, de opwerking van splijtstof of de verwerking van middelactief of hoogactief afval dat plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevat, worden uitgevoerd.
Art. 12.§ 1. Het Federaal Agentschap verwittigt de natuurlijke en rechtspersonen bedoeld in de artikelen 3, 4, 7 en 8 ten minste achttien uur van tevoren van de komst van de inspecteurs van de Organisatie. Deze schriftelijke kennisgeving moet de motivering bevatten die door de Organisatie werd geleverd om de aanvraag tot toegang te rechtvaardigen evenals de lijst met de krachtens artikel 13 toegestane activiteiten die door de inspecteurs van de Organisatie tijdens hun bezoek zullen worden uitgevoerd. § 2. Wanneer de Organisatie toegang vraagt tot een plaats op een locatie voor inspecties zoals bedoeld in de wet van 20 juli 1978 houdende geëigende beschikkingen teneinde de Organisatie toe te laten inspectie- en verificatiewerkzaamheden door te voeren op Belgisch grondgebied, in uitvoering van het Internationaal Akkoord van 5 april 1973 bij toepassing der §§ 1 en 4 van artikel III van het Verdrag van 1 juli 1968 inzake de niet-verspreiding van kernwapens, kan deze aankondigingstermijn worden verminderd tot één uur en in enkele uitzonderlijke gevallen, kan deze zelfs minder dan één uur bedragen.
De nucleaire inspecteurs van het Federaal Agentschap informeren de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de locatie, of zijn vertegenwoordiger over de motivering van de Organisatie om haar verzoek tot toegang te rechtvaardigen evenals over de lijst met activiteiten, toegestaan volgens artikel 13, die zullen worden uitgevoerd door de inspecteurs van de Organisatie tijdens hun bijkomend bezoek. Indien, omwille van dringende redenen, de kennisgeving niet schriftelijk kan gebeuren, bevestigen de inspecteurs van het Federaal Agentschap deze schriftelijk ten laatste 72 uur na het bezoek. § 3. De toegang tot de plaatsen bedoeld in de artikelen 10 en 11 kan enkel plaatshebben gedurende de normale werkuren zoals gebruikelijk van toepassing bij de betrokken natuurlijke of rechtspersoon. § 4. Om toegang te verkrijgen tot deze plaatsen, tonen de inspecteurs van de Organisatie aan de natuurlijke en rechtspersonen bedoeld in de artikelen 3,4, 7 en 8 of aan de verantwoordelijke van de betrokken plaats, de documenten ten bewijze van hun hoedanigheid van inspecteur van de Organisatie, erkend door de Gemeenschap en de partijen van de veiligheidscontroleovereenkomst zoals vervolledigd door het Aanvullend Protocol. § 5. De nucleaire inspecteurs van het Federaal Agentschap en de geaccrediteerde inspecteurs van de dienst voor de veiligheidscontrole van de Gemeenschap zijn gerechtigd de inspecteurs van de Organisatie te vergezellen bij hun bezoeken bedoeld in de artikelen 10 en 11.
Art. 13.Overeenkomstig de artikelen 10 en 11 kunnen de inspecteurs van de Organisatie, al naar gelang van het geval, de volgende activiteiten uitvoeren : § 1. Bij toegang overeenkomstig artikel 10 tot elke plaats op een locatie of tot een ontmantelde faciliteit of ontmantelde plaats buiten faciliteiten waar gewoonlijk nucleair materiaal werd gebruikt : visuele waarneming, verzameling van milieusteekproeven, gebruik van instrumenten voor stralingsdetectie en -meting, gebruik van zegels en andere in de aanvullende regelingen vermelde instrumenten voor identificatie en het signaleren van fraude. § 2. In geval van toegang overeenkomstig artikel 10 tot één van de hieronder vermelde plaatsen : 1° uraanmijnen en installaties voor uraanconcentratie en installaties voor thoriumconcentratie;2° elke plaats waar basismateriaal aanwezig is dat niet de nodige samenstelling en zuiverheid heeft bereikt om geschikt te zijn voor de fabricage van splijtstof of voor isotoopverrijking;3° elke plaats waar zich nucleair materiaal bevindt dat van veiligheidscontrole is vrijgesteld ingevolge artikel 37 van de veiligheidscontroleovereenkomst;4° elke plaats waar nucleair materiaal aanwezig is dat van veiligheidscontrole is vrijgesteld ingevolge artikel 36, b), van de veiligheidscontroleovereenkomst;5° elke plaats waar middelactief of hoogactief afval aanwezig is dat plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevat en waarvoor de veiligheidscontrole is beëindigd ingevolge artikel 11 van de veiligheidscontroleovereenkomst : visuele waarneming, telling van objecten van nucleair materiaal, niet-destructieve metingen en het nemen van steekproeven, gebruik van instrumenten voor stralingsdetectie en -meting, onderzoek van documenten in verband met de hoeveelheden, de oorsprong en de aard van het materiaal, verzameling van milieusteekproeven. § 3. In geval van toegang overeenkomstig artikel 11, tot elke plaats buiten een locatie, waar : 1° onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten worden uitgevoerd in verband met de splijtstofkringloop waarbij geen nucleair materiaal betrokken is en die worden gefinancierd, uitdrukkelijk zijn goedgekeurd of worden beheerd door, dan wel worden uitgevoerd ten behoeve van de openbare overheden;2° de activiteiten die in bijlage I van het Aanvullend Protocol worden vermeld, worden uitgevoerd;3° zich specifieke uitrusting en niet-nucleaire materialen bevinden, zoals vermeld in bijlage II van het Aanvullend Protocol, en die afkomstig zijn van een Lidstaat van de Europese Unie of van een derde Staat : visuele waarneming, verzameling van milieusteekproeven, gebruik van instrumenten voor stralingsdetectie en -meting, onderzoek van de voor de veiligheidscontrole relevante documenten over productie en verzending. § 4. In geval van toegang tot elke plaats waar onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten worden uitgevoerd in verband met de splijtstofkringloop waarbij geen nucleair materiaal betrokken is en die specifiek betrekking hebben op de verrijking, de opwerking van splijtstof of de verwerking van middelactief of hoogactief afval dat plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevat, maar die niet worden gefinancierd, uitdrukkelijk zijn goedgekeurd of worden beheerd door, dan wel worden uitgevoerd ten behoeve van de openbare overheden : visuele waarneming, verzameling van milieusteekproeven, gebruik van instrumenten voor stralingsdetectie en -meting, onderzoek van de voor de veiligheidscontrole relevante documenten over productie en verzending.
Art. 14.§ 1. Op vertoon van de voorafgaande machtiging verleend door de politierechtbank aan de nucleaire inspecteurs van het Federaal Agentschap die de inspecteurs van de Organisatie vergezellen, en op vertoon door deze laatsten van de documenten ten bewijze van hun hoedanigheid als inspecteur van de Organisatie erkend door de Gemeenschap en de partijen van de veiligheidscontroleovereenkomst zoals vervolledigd door het Aanvullend Protocol, is elke natuurlijke of rechtspersoon verplicht om aan de inspecteurs van de Organisatie toegang te verlenen ten einde plaatsgebonden milieusteekproeven uit te voeren op alle andere plaatsen dan deze gespecifieerd in de artikelen 10 en 11. § 2. De inspecteurs van de Organisatie zijn gemachtigd om over te gaan tot de visuele waarneming en, indien nodig, tot het gebruik van instrumenten voor stralingsdetectie en -meting.
Art. 15.De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inspecteurs van de Organisatie machtigen om, tijdens hun bezoeken krachtens de artikelen 10 en 11, andere activiteiten uit te oefenen dan deze die door de artikelen 13 en 14 zijn toegestaan en die technisch toepasbaar worden geacht door de Raad van de gouverneurs van de Organisatie.
Art. 16.§ 1. De in de artikelen 10, 11, 13 en 14 bedoelde bezoeken en activiteiten worden zodanig georganiseerd dat de vertrouwelijkheid van de informatie die gevoelig ligt op het gebied van de nucleaire proliferatie wordt gewaarborgd, de voorschriften op het gebied van de veiligheid of de fysieke bescherming worden nageleefd en de exclusief commerciële, industriële of wetenschappelijke informatie wordt beschermd. § 2. De bezoeken en de activiteiten bedoeld in de artikelen 10, 11, 13 en 14 worden zodanig georganiseerd dat : - de rechten van de natuurlijke personen worden gerespecteerd; - de hinder en overlast die deze bezoeken en activiteiten zouden kunnen veroorzaken voor de personen en de industriële of wetenschappelijke entiteiten tot een minimum worden beperkt. HOOFDSTUK IV. - Vervolging van inbreuken
Art. 17.De directeur-generaal van het Federaal Agentschap en de nucleaire inspecteurs van het Federaal Agentschap worden in het bijzonder belast met de opsporing en vaststelling der inbreuken op deze wet en op de besluiten genomen ter uitvoering ervan.
Onverminderd de bepalingen bedoeld in de artikelen 15 en 16, hebben zij te allen tijde vrije toegang tot alle plaatsen, alle gegevens en alle natuurlijke of rechtspersonen die bij deze wet worden bedoeld.
Zij hebben voor de opsporing en vaststelling der inbreuken, voorzien bij deze wet, gelijke bevoegdheid en zelfs voorrang ten opzichte van alle andere officieren van gerechtelijke politie, met uitzondering van de magistraten der rechterlijke orde die de bevoegdheid bezitten van officier van gerechtelijke politie.
Art. 18.De inbreuken op de bepalingen van deze wet of op de besluiten die in uitvoering van deze wet worden genomen, worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een geldboete van 2,5 tot 2.500 euro, of met één van die straffen alleen. In geval van herhaling binnen een termijn van twee jaar kunnen de straffen verdubbeld worden. De bepaling van Boek I van het Strafwetboek met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85 zijn van toepassing op deze zelfde inbreuken.
Art. 19.Bij de vaststelling van een tekortkoming aan de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, begaan door een natuurlijke of rechtspersoon zoals bedoeld in de artikelen 3, 4, 7 en 8, kan de Staat, vertegenwoordigd door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken een vordering instellen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, ten einde de uitvoering der genoemde verplichtingen te doen bevelen. De vordering wordt ingesteld op de wijze van het kort geding. Er wordt uitspraak gedaan binnen een termijn van acht dagen niettegenstaande elke vervolging uitgeoefend om reden van dezelfde feiten voor een strafgerecht.
De uitspraak is bij voorraad uitvoerbaar ondanks elk rechtsmiddel.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 1 juni 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnelandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, A. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Gewone zitting 2004-2005 Kamer van volksvertengenwoordigers : Parlementaire stukken.- Wetsontwerp, nr. 51-1487/1. - Amendement, rn. 51-1487/2. - Verslag van de Commissie, nr. 51-1487/3. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 51-1487/4.
Tekst aangenomen in de plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-1487/5.
Parlementaire Handelingen. - Besprekingen aanneming. Vergadering van 17 maart 2005.
Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 3-1101/1. - Ontwerp niet geëvoceerd doorde Senaat.