gepubliceerd op 04 maart 2003
Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut Verslag van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut over de jaren 2001 en 2002 uitgebracht door de Voorzitter in naam van de Raad Dit activiteitenverslag is het laatste dat door de Raad van het Instit Het jaar 2001 werd gekenmerkt door de voorbereidende werken, zowel op wettelijk als op organisatori(...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN
Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut Verslag van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut over de jaren 2001 en 2002 uitgebracht door de Voorzitter in naam van de Raad Dit activiteitenverslag is het laatste dat door de Raad van het Instituut wordt uitgebracht, aangezien de organieke wet van het Instituut door artikel 17 van de wet van 28 februari 2002 werd opgeheven.
Het jaar 2001 werd gekenmerkt door de voorbereidende werken, zowel op wettelijk als op organisatorisch vlak, tot de overheveling, in België, van de taken van het Instituut naar de Nationale Bank van België, vanaf 2002. In het Groothertogdom Luxemburg was het wettelijk aspect reeds eerder beklonken krachtens de wet van 28 juni 2000 houdende wijziging van het gewijzigde Groothertogelijk besluit van 10 november 1944.
Vanaf de gegevens met betrekking tot 2002 verzamelen België en Luxemburg elk afzonderlijk de informatie die nodig is voor het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van elk land.
Zo werden ook de maandelijkse (en in België tevens de driemaandelijkse) tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen afgeschaft en worden de gegevens rechtstreeks ingewonnen uit de maandelijkse balansrapportering van de kredietinstellingen.
Elk land stelt dus vanaf 2002 zijn eigen betalingsbalans op, statistiek die tot eind 2001 enkel werd gecompileerd op het niveau van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie. Wel werden vanaf 1995 voor elk land gescheiden lopende rekeningen van de betalingsbalans opgesteld.
Het jaar 2002 bracht ook nog andere veranderingen met zich mee. Zo werd, op beslissing van de Europese Commissie, de uitsluitingsdrempel voor de bancaire rapportering inzake betalingsbalans op 12.500 EUR gebracht. Buitenlandse betalingen onder deze drempel moeten door de kredietinstellingen niet meer worden medegedeeld. Voor België en Luxemburg, die tot eind 2001 een vereenvoudigingsdrempel van 9.000 EUR kenden, betekent dit een verlies aan informatie, dat vanaf 2002 moet worden opgevangen door schattingsmethodes.
Ook de invoering van de euromunten en -biljetten bracht met zich mee dat de informatie die vroeger uit het buitenlands biljettenverkeer werd gepuurd voor de betalingsbalans, vanaf 2002 niet meer bruikbaar is en dat naar alternatieven moet worden uitgekeken.
Wettelijk kader De wet ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, werd door de Koning bekrachtigd op 28 februari 2002 en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt op 3 mei 2002. Het koninklijk besluit van 19 maart 2002 ter uitvoering van deze wet, werd in hetzelfde Belgisch Staatsblad uitgebracht.
Hierdoor neemt de Nationale Bank van België de feitelijke statistische opdracht over van het Instituut vanaf januari 2002.
De voornoemde wet voorziet tevens, in artikel 17, de ontbinding van het Instituut. De datum van inwerkingtreding van dit artikel zal door de Koning bepaald worden, na raadpleging van de Nationale Bank van België. Het Instituut diende in de loop van 2002 nog operationeel te blijven tot wanneer de gegevens van 2001 volledig waren verzameld en nagekeken.
De reglementen 1 tot 7 van de Nationale Bank van België inzake de verzameling van de gegevens nodig voor het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België, werden door de Minister van Financiën goedgekeurd op 6 juni 2002 en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 september 2002.
In het Groothertogdom Luxemburg werd beslist de statistische taak van het Wisselinstituut gezamenlijk toe te vertrouwen aan de "Banque Centrale du Luxembourg" en de "Service central de la statistique et des études économiques" (STATEC) door de wet van 28 juni 2000, dat het Groothertogelijk besluit van 10 november 1944 met betrekking tot de wisselcontrole wijzigde. Een Groothertogelijk besluit van 19 juli 1997 met betrekking tot het buitenlands betalingsverkeer en de betalingsbalans alsook een ministerieel besluit van 13 november 1998 met betrekking tot de publicatie van de reglementen van het Instituut vervolledigen de desbetreffende Luxemburgse wetgeving.
Uitsluitingsdrempel van 12.500 EUR De Verordening nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en van de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro, bepaalt in zijn artikel 6, dat de lid-Staten, ten laatste op 1 juli 2002, alle nationale rapporteringsverplichtingen ten behoeve van de betalingsbalansstatistieken, dienden af te schaffen voor alle grensoverschrijdende betalingen van maximum 12.500 EUR. In België werd deze bepaling geïntegreerd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België alsook in de nieuwe reglementen van de Nationale Bank die operationeel werden vanaf januari 2002.
De informatie die hierdoor teloorgaat wordt bijgeschat op basis van een raming van het bedrag onder de drempel en een sleutel die deze raming verdeelt over verschillende componenten van de betalingsbalans.
Deze drempel zou eventueel in 2006 op 50.000 EUR gebracht worden.
Afschaffing van de tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen Daar zowel België als Luxemburg vanaf 2002 elk instaan voor de collecte van hun respectievelijke gegevens, leek het handhaven van de rapportering van schuldvorderingen en verbintenissen door de kredietinstellingen, naast de gelijkaardige bancaire rapportering, niet aangewezen. Daarom werd deze rapportering niet overgenomen door de instellingen verantwoordelijk voor de collecte vanaf 2002, maar afgeschaft. Daar waar nodig werd de bancaire rapportering aangepast, om de behoeftes van de betalingsbalans te dekken.
Impact van de invoering van de eurobiljetten en -munten op de betalingsbalansinformatie Gegevens over het buitenlandse biljettenverkeer waren tot eind 2001 een interessante bron van informatie voor een aantal posten van de betalingsbalans, vooral voor toerisme.
Het verdwijnen van de nationale biljetten en muntstukken in de landen die deel uitmaken van de Eurozone doet deze bron grotendeels opdrogen, zodat de compilators andere wegen moeten vinden of bronnen moeten aanboren om de statistieken voor deze posten op te stellen.
Enquêtes De resultaten van de portfolio-enquête over het jaar 2000 werden in de loop van het maand juni 2002 gepubliceerd.
Het Instituut, in samenwerking met de Nationale Bank van België, heeft ook actief deelgenomen aan de voorbereidingen tot de tweede gecoördineerde portfolio-enquête (CPIS) gepatroneerd door het Internationaal Muntfonds (IMF). Aan deze enquête, die de activa van de ingezetenen van elk land onder de vorm van buitenlandse effecten per eind 2001 wou inventariseren, werd door een 70-tal landen deelgenomen.
In dit verband werden twee seminaries van het IMF voor de CPIS-compilers, telkens voor een 20-tal landen, in de Nationale Bank van België georganiseerd (januari 2001) en trad het Instituut samen met de Nationale Bank in juni 2002 als gastheer op voor een workshop voor de compilers.
Stopzetting van de activiteiten van het Instituut Zoals het in begin werd aangekondigd, is dit activiteitsverslag het laatste dat door de Raad wordt uitgebracht, omwille van de opheffing van de organieke wet van het Instituut zoals voorzien door artikel 17 van de wet van 28 februari 2002.
Vanaf zijn oprichting in 1944, werd het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut belast met een dubbele opdracht : in de twee landen van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) de uitvoering verzekeren van de wettelijke en reglementaire beschikkingen inzake wisselcontrole, enerzijds, en de inbreuken hierop vaststellen, anderzijds.
In 1990 maakte het Instituut, in overeenstemming met de Belgische en Luxemburgse regeringen, een einde aan het systeem van dubbele wisselmarkt alsmede aan alle beschikkingen die de vrijheid van het betalingsverkeer met het buitenland in de weg konden staan, zoals voorzien in het raam van het programma voor de vrijmaking van het kapitaalverkeer, uitgevaardigd door de Europese Unie. De volledige afschaffing van de wisselcontrole in de BLEU was in feite de bekroning van de hoofdopdracht van het Instituut, namelijk het uitvaardigen van reglementen "die er naar streven de controle van de wisselverrichtingen minder stringent te maken, naarmate de omstandigheden dit toelieten".
Vanaf dat ogenblik, en niettegenstaande deze vrijmaking, kwamen beide regeringen overeen het Instituut in stand te houden, enerzijds, opdat dit het toezicht op het buitenlands betalingsverkeer van de BLEU zou blijven verzekeren en, anderzijds, om in de toekomst over een gemeenschappelijk organisme te beschikken, belast met de uniforme toepassing van maatregelen van wisselcontrole die België en het Groothertogdom Luxemburg, in onderlinge overeenstemming, mogelijk zouden moeten nemen, in achtname of in uitvoering van hun Europese of internationale verplichtingen.
In het intergouvernementeel akkoord van 23 november 1998 over een gemeenschappelijke interpretatie van de protocollen die de monetaire associatie in België en Luxemburg regelen vanaf de overgang naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, is voorzien dat het Instituut zijn taken blijft vervullen tot 31 december 2001.
Zoals voorzien in artikel 17 van de wet van 28 februari 2002, heeft een koninklijk besluit van 15 oktober 2002 de definitieve beëindigingsdatum van de activiteiten van het Instituut op 28 november 2002 vastgesteld.
Tijdens zijn achtenvijftigjarig bestaan, heeft het Instituut er altijd naar gestreefd zijn acties te oriënteren in het raam van de wisselcontrole en de collecte van de gegevens nodig voor het opstellen van de betalingsbalans met de voortdurende zorg de uitgevaardigde reglementen steeds aan te passen aan de economische omstandigheden.
Op 31 december 2001 en tot zijn ontbinding op 28 november 2002 was de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut als volgt samengesteld : Voorzitter : de heer G. Quaden, gouverneur van de Nationale Bank van België;
Ondervoorzitter : de heer Y. Mersch, directeur-generaal van de "Banque Centrale du Luxembourg";
Leden : de heer M.A.G. van Meerhaeghe, emeritus hoogleraar van de Rijksuniversiteit Gent; de heer J. Guill, directeur van de Schatkist (Luxemburg); de heer R. Weides, directeur van "Statec" (Luxemburg); de heer J.-P. Arnoldi, administrateur-generaal van de Thesaurie; de heer J. Grauls, directeur-generaal van de Buitenlandse economische en bilaterale betrekkingen; de heer J. Smets, directeur van de Nationale Bank van België; de heer E. Wymeersch, voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;
N.;
Regeringscommissaris : de heer B. Guiot, auditeur-generaal bij het Bestuur der Thesaurie;
Secretaris : de heer G. Melis, inspecteur-generaal, chef van de dienst Betalingsbalans van de Nationale Bank van België.