gepubliceerd op 22 juni 2000
Collegebesluit nr 99/128 van 30 april 1999 houdende uitvoering van verordening nr. 96/006 voor de erkenning en subsidiëring van jeugdverenigingen - initiatieven werkend met kansarme jeugd Het College, Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bi(...)
Collegebesluit nr 99/128 van 30 april 1999 houdende uitvoering van verordening nr. 96/006 voor de erkenning en subsidiëring van jeugdverenigingen - initiatieven werkend met kansarme jeugd Het College, Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;
Gelet op de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten;
Gelet op de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur;
Gelet op het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1995 en 20 december 1996;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 22 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1997;
Gelet op de verordening nr. 96/006, houdende de erkenning en subsidiëring van lokale jeugdverenigingen, goedgekeurd door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie op 28 maart 1997;
Gelet op het Driejarenplan jeugdwerkbeleid 1999-2001;
Gelet op de resolutie van de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van 2 april 1999 houdende de goedkeuring van het Driejarenplan jeugdwerkbeleid 1999-2001;
Gelet op het collegebesluit nr. 92/290 van 20 november 1992 tot vaststelling van de modaliteiten voor de uitbetaling en de controle op de toekenning en aanwending van toelagen;
Gelet op het collegebesluit nr. 97/114 van 30 april 1997 houdende de uitvoering van de verordening nr. 96/006 voor de erkenning en subsidiëring van jeugdverenigingen - initiatieven werkend met kansarme jeugd;
Gelet op het positieve advies van de werkgroep jeugd van 23 maart 1999;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Definitie
Artikel 1.Een initiatief werkend met kansarme jeugd (afgekort : WKJ) is een gediversifieerde jeugdwerking met een bijzondere doelgroep : maatschappelijk achtergestelde jeugd. De werking stoelt dan ook op vertrouwdheid met en kennis van de problematiek van maatschappelijke achterstelling. De inbedding is vaak lokaal, en altijd contextgebonden. Een bijzondere aandacht bij deze werkingen wordt dan ook gegeven aan linken naar wat zich buiten de vrije tijd van hun publiek afspeelt : onderwijs, tewerkstelling, huisvesting, sociale begeleiding, en naar de sociale en culturele achtergrond... Deze aandacht blijkt uit het aanbod (naschoolse begeleiding, afzonderlijke meisjeswerking, sociale dienst...). HOOFDSTUK II. - Erkenning Functies
Art. 2.Om erkend te worden als initiatief werkend met kansarme jeugd, streeft de vereniging alle functies na die in artikel 8 van de verordening houdende de erkenning en subsidiëring van lokale jeugdwerkverenigingen opgesomd worden, met een bijzondere aandacht voor belangenbehartiging.
Doelgroep
Art. 3.§ 1 Kinderen en jongeren uit wijken die op de sociale kaart van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan als "maatschappelijk achtergesteld" aangeduid worden. of § 2 Kinderen en jongeren die behoren tot de doelgroep van het onderwijsvoorrangsbeleid.
Taal
Art. 4.Bij het als Nederlandstalig beschouwen van een initiatief werkend met kansarme jeugd wordt o.m. rekening gehouden met volgende criteria : a. Alle geschreven communicatie van de vereniging moet eerst in het Neder- lands gesteld worden.b. Het Nederlands is de taal van alle bestuurlijke handelingen en de eerste taal bij onthaal van en informatie van bezoekers.c. Personeelsleden zijn in staat Nederlandstalige leden en bezoekers in het Nederlands te begrijpen en te woord te staan.d. De bestuursleden zijn in staat alle geschreven en gesproken communicatie met de subsidiërende overheid in het Nederlands te voeren.e. De vereniging neemt elke gelegenheid te baat om de positieve beeldvorming over de Nederlandssprekende cultuurgemeenschap en de kennis en het gebruik van het Nederlands te stimuleren.f. De begeleiding van de activiteiten kan in de taal van het doelpubliek verlopen. Werking
Art. 5.§ 1. - structuur Een WKJ wordt bestuurd door een v.z.w. waarvan de helft van de leden jonger zijn dan vijfendertig jaar. § 2. - infrastructuur 1° De vereniging ontplooit haar werking vanuit een exclusieve, herkenbare, polyvalente en lokaal verankerde jeugdinfrastructuur, en rekruteert bijgevolg haar doelgroep uit de omgeving. of 2° De vereniging rekruteert haar doelpubliek uit het netwerk van Nederlandse instellingen en voorzieningen, en maakt voor haar werking gebruik van infrastructuur ad hoc. § 3. - methode De vereniging gaat bij de keuze van methodes uit van de noden van de doelgroep, en bevraagt die permanent. De werking is open en dient zich aan als een herkenbaar geheel. Ook de deelwerkingen gaan uit van de noden van het doelpubliek. Wij onderscheiden zes mogelijke deelwerkingen, waarvan vier gebonden aan de leeftijd van de deelnemers. - kinderwerking A (6-9j) - kinderwerking B (9-12j) - tienerwerking (12-15j) - jongerenwerking (15+) - meisjeswerking (13+) - naschoolse begeleiding Om erkend te worden moet een initiatief ten minste één van deze leeftijdsgroepen omvatten. Naschoolse begeleiding komt slechts in aanmerking als een van de andere deelwerkingen gerealiseerd wordt. § 4. - Minstens één derde van de activiteiten is cultureel of vormend. § 5. - overleg De erkende initiatieven werkend met kansarme jeugd nodigen minstens een maal per jaar een vertegenwoordiger van de administratie uit op een gemeenschappelijk overleg.
Procedure
Art. 6.§ 1. - werkingsprogramma/begroting Ten laatste op 15 december van elk jaar dient de vereniging bij de Administratie een begroting in voor het daarop volgende jaar, en een werkingsprogramma voor het daarop volgende kwartaal, semester of jaar.
Vijftien dagen voor het einde van elke periode deelt de vereniging het werkingsprogramma van de daarop volgende periode mee. De formulieren hiervoor kunnen aangevraagd worden bij de Administratie of bij het naburige gemeenschapscentrum. § 2. - werkingsverslag/financieel verslag Voor 15 maart van elk jaar stuurt de vereniging een werkingsverslag, een financieel verslag en de rekeningen van het voorbije jaar naar de Administratie, samen met een personeelsoverzicht. § 3. - verzekering De vereniging moet een verzekering afsluiten voor burgerlijke aansprakelijkheid. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring Begrotingskrediet
Art. 7.Het College bepaalt jaarlijks het totale bedrag voor de uitvoering van dit besluit.
Basissubsidie
Art. 8.Elk initiatief dat voldoet aan de erkenningscriteria, en minstens twee maal per week activiteiten aanbiedt, krijgt een basissubsidie van 100.000 BEF. Personeelssubsidie
Art. 9.§ 1. - kader Het Collegelid bepaalt voor elk initiatief een forfaitaire personeelssubsidie, die wordt vastgesteld op basis van het aantal deelwerkingen, de frequentie en de duur van de werking en de begeleiding.
Van het bedrag dat het College jaarlijks bepaalt voor de uitvoering van dit besluit wordt maximum 85 % besteed aan personeelssubsidie. § 2. - centrumverantwoordelijke Voor elk initiatief dat over een exclusieve infrastructuur beschikt, en aan de volgende voorwaarden voldoet, worden subsidies berekend voor een centrumverantwoordelijke : 1° De vereniging ontplooit minstens drie deelwerkingen, beschreven in artikel 4, § 3, en beschikt voor zijn werking behalve over een instuifruimte, over minstens drie andere functionele ruimtes, en over een administratief lokaal.2° Het centrum is minstens gedurende 24 uren per week open, gespreid over minstens vier dagen, waarvan 12 vaste openingsuren tijdens de vrije tijd.3° De vereniging geeft jaarlijks minstens één publicatie voor de leden uit. § 3. - jongerenwerking/meisjeswerking 1° Zowel voor de jongerenwerking als voor de meisjeswerking, beschreven in artikel 4 § 4, kan een initiatief werkend met kansarme jeugd subsidies krijgen berekend op basis van een voltijdse animator, als elke deelwerking aan de volgende voorwaarden voldoet : a.Bij werkingen beschreven in artikel 4, § 2, 1° is de ontmoetingsruimte minstens gedurende 12 uren open, gespreid over minstens drie dagen, tijdens de vrijetijd van de jongeren/meisjes. b. De jongerenwerking/meisjeswerking biedt minstens twee vaste activiteiten aan (wekelijks of tweewekelijks).c. De jongerenwerking biedt daarnaast jaarlijks minstens 100 activiteiten aan, waarvan minstens veertig culturele of vormende activiteiten.Voor meerdaagse activiteiten wordt een activiteit per dagdeel gerekend. 2° Zowel voor de jongerenwerking als voor de meisjeswerking, beschreven in artikel 4, § 4 kan een initiatief werkend met kansarme jeugd subsidies krijgen voor een halftijdse animator als elke deelwerking aan de volgende voorwaarden voldoet : a.Bij werkingen beschreven in artikel 4 § 2 1° is de ontmoetingsruimte minstens gedurende 6 uren open, gespreid over minstens twee dagen, tijdens de vrijetijd van de jongeren/meisjes. b. De jongerenwerking biedt minstens een vaste activiteit aan (wekelijks of tweewekelijks).c. De jongerenwerking biedt daarnaast jaarlijks minstens 50 activiteiten aan, waarvan minstens 20 culturele of vormende activiteiten.Voor meerdaagse activiteiten wordt een activiteit per dagdeel gerekend. § 4. - kinderwerking/tienerwerking Een initiatief werkend met kansarme jeugd kan voor elke kinder- en tienerwerking, beschreven in artikel 4, § 4 van dit besluit, subsidies krijgen, berekend op basis van een halftijdse animator, als elke deelwerking aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° De werking heeft een continu aanbod van minstens zes uur, gespreid over minstens twee dagen.2° De activiteiten worden vooraf aangekondigd.3° Bij ontspannende activiteiten is minstens een gekwalificeerde begeleider per 20 en bij andere activiteiten minstens één per 15 kinderen aanwezig.4° De werking moet minstens 150 begeleiders-activiteiten omvatten.Dat aantal wordt verkregen door het aantal activiteiten te vermenigvuldigen met het aantal begeleiders. - Meerdaagse activiteiten worden meegerekend a rato van één activiteit per halve dag, en per begeleider. - Voor ontspannende activiteiten wordt maximum 1 begeleider per 15 kinderen meegerekend; - Voor andere activiteiten wordt maximum één begeleider per 8 kinderen in rekening gebracht. § 5. - naschoolse begeleiding Een initiatief werkend met kansarme jeugd kan subsidie krijgen, berekend op basis van een halftijds personeelslid voor de naschoolse begeleiding, als die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° Alleen de Nederlandstalige naschoolse begeleiding wordt in rekening genomen.2° Er is een continue naschoolse begeleiding gedurende vijf uren per week, gespreid over minstens twee dagen.3° De beroepskracht heeft een diploma van pedagogisch hoger onderwijs.4° Minstens twaalf kinderen nemen regelmatig deel aan de naschoolse begeleiding;er is minstens één begeleider per zes kinderen. § 6. - subsidie 1° De berekeningsbasis voor de subsidie voor een centrumverantwoordelijke bedraagt 1.600.000 BEF. (voltijds equivalent) voor personeelsleden met minimum een HOBU-diploma of met vijf jaar nuttige professionele ervaring voor de sector, of 1.200.000 BEF voor personeelsleden die niet aan deze voorwaarden voldoen. 2° De berekeningsbasis voor de subsidie voor de animatoren en voor de naschoolse begeleider bedraagt 625.000 BEF (halftijds equivalent) voor personeelsleden met een diploma van hoger onderwijs buiten de universiteit of met drie jaar professionele ervaring. Voor personeelsleden die niet aan die voorwaarden voldoen, bedraagt de subsidie 500.000 BEF. Werkingssubsidie
Art. 10.Na aftrek van de start-, basis- en personeelssubsidie, wordt het restbedrag besteed als werkingssubsidie, volgens het volgende puntensysteem : 1° jongerenwerking/meisjeswerking - de gemiddelde maandelijkse frequentie van de activiteiten vermenigvuldigd met het gemiddelde aantal deelnemers gedeeld door 15 2° kinderwerking/tienerwerking - de gemiddelde maandelijkse frequentie van de activiteiten x het aantal begeleiders (maximum 1 begeleider per 15 kinderen) 3° naschoolse begeleiding - alleen de Nederlandse naschoolse begeleiding wordt in rekening gebracht; - de gemiddelde maandelijkse frequentie van de activiteiten x het aantal begeleiders (duur minstens 2 uur, maximum 1 begeleider per 6 kinderen) 4° kadervorming - per tien uren kadervorming wordt één punt toegekend, met een maximum van 20 punten. Controle
Art. 11.§ 1. Alle gevraagde documenten en inlichtingen die noodzakelijk geacht worden voor de berekening van de subsidies en voor de controle van de vereniging, moeten aan de Administratie verstrekt worden. § 2. De subsidies mogen enkel gebruikt worden voor de eigen werking van de vereniging. Controle door de Administratie is steeds mogelijk.
Uitbetaling
Art. 12.§ 1. De subsidie wordt uitbetaald door overschrijving op de post- of bankrekening van de vereniging.
Een specimen van een overschrijvingsformulier wordt door de vereniging bij het aanvraagdossier gevoegd. § 2. Als blijkt dat onjuiste gegevens werden verstrekt of als de voorwaarden van dit besluit niet werden vervuld, kan het College de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen en de vereniging van verdere subsidiëring uitsluiten, ongeacht de toepassing van de wet over het afleggen van onjuiste verklaringen. HOOFDSTUK IV. - Slot- en overgangsbepalingen Taal
Art. 13.Reeds erkende en gesubsidieerde initiatieven werkend met kansarme jeugd krijgen maximum drie jaar de tijd om zich aan de criteria op het gebied van taal aan te passen.
Afwijkingen
Art. 14.Het College kan geheel of gedeeltelijk afwijken van dit besluit, als bijzondere omstandigheden daar aanleiding toe geven. Die afwijking moet gemotiveerd worden in een besluit van het College, na advies van de werkgroep Jeugd.
Inwerkingtreding
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 16.Het collegebesluit nr. 97/114 van 30 april 1997 houdende de uitvoering van de verordening nr. 96/006 voor de erkenning en subsidiëring van jeugdverenigingen - initiatieven werkend met kansarme jeugd, wordt opgeheven.
De Collegeleden, J. CHABERT R. GRIJP