gepubliceerd op 05 november 2015
Bericht. - Oproep tot de kandidaten voor mandaten van leden van de commissies voor de evaluatie van de gerechtelijke stage Artikel 42 van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor Gerec Die commissies zijn belast met de volgende taken: 1° de programma's uitwerken van de stages bed(...)
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Bericht. - Oproep tot de kandidaten voor mandaten van leden van de commissies voor de evaluatie van de gerechtelijke stage Artikel 42 van de
wet van 31 januari 2007Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
31/01/2007
pub.
02/02/2007
numac
2007009117
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
sluiten inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding, stelt bij het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding twee commissies voor de evaluatie van de gerechtelijke stage in, een Nederlandstalige en een Franstalige.
Die commissies zijn belast met de volgende taken: 1° de programma's uitwerken van de stages bedoeld in artikel 259octies, § 2, eerste lid, tweede gedachtestreepje en § 3, tweede lid, tweede gedachtestreepje, van het Gerechtelijk Wetboek;2° de follow-up van de stagiair waarborgen;3° de stageverslagen bedoeld in artikel 259octies van het Gerechtelijk Wetboek ontvangen;4° ingeval één of meer stageverslagen ongunstig zijn, aan de minister van Justitie advies verlenen, eventueel met een voorstel houdende een nieuwe affectatie van de stagiair of een voorstel tot voortijdige beëindiging van de stage;5° binnen de maand na de ontvangst van alle stageverslagen, overgaan tot de eindevaluatie van de stage en over de stage een omstandig eindverslag opmaken;6° toezien, in voorkomend geval via aanbevelingen gericht tot de stagemeesters, op de harmonisering van de inhoud van de praktische opleiding van de stagiair en de afstemming ervan op de vereisten van de functie. Artikel 43 van de voornoemde wet verduidelijkt de samenstelling van de commissies.
Iedere commissie is samengesteld uit: - een magistraat van het openbaar ministerie die geen lid is van de Hoge Raad voor de Justitie; - een lid van de zittende magistratuur, die geen lid is van de Hoge Raad voor de Justitie; - de adjunct-directeur van het opleidinginstituut, of zijn vertegenwoordiger; - twee deskundigen inzake onderwijs, inzake pedagogie of inzake arbeidspsychologie, die geen lid zijn van de Hoge Raad voor de Justitie.
Volgens dezelfde procedure wordt voor ieder van die vaste leden een plaatsvervangend lid aangewezen.
Ze zijn voor een hernieuwbare termijn van vier jaar aangewezen.
Met uitzondering van de betrokken adjunct-directeur van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding worden de leden van de commissies door de verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie aangewezen, onder de kandidaten die hebben gereageerd op de oproep tot kandidaten.
Elke commissie wijst een voorzitter aan.
De leden van de commissies hebben recht op presentiegeld waarvan het bedrag overeenkomt met het bepaalde in artikel 259bis-21, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, en op vergoedingen voor reis- en verblijfkosten.
Binnen de Nederlandstalige commissie zijn de volgende mandaten te begeven: - twee plaatsvervangende leden, deskundigen inzake onderwijs, inzake pedagogie of inzake arbeidspsychologie.
De kandidaturen moeten, op straffe van verval, binnen een termijn van een maand na de bekendmaking van deze oproep in het Belgisch Staatsblad bij ter post aangetekende brief worden gericht aan de Voorzitter van de verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie van de HRJ, IJzerenkruisstraat 67, 1000 Brussel.
De kandidaturen omvatten: - een curriculum vitae; - een motivatiebrief waarin de kandidaat duidelijk zijn nuttige beroepservaring onderstreept voor een mandaat als lid-magistraat of als lid niet-magistraat van de commissie.