gepubliceerd op 29 november 2013
Rechterlijke Orde. - Vacante betrekking Oproep tot kandidaten voor het mandaat van directeur bij het Instituut voor gerechtelijke opleiding Bij wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voo Dit instituut staat in voor de opstelling van de opleidingsprogramma's, de uitvoering en de evaluat(...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
Rechterlijke Orde. - Vacante betrekking Oproep tot kandidaten voor het mandaat van directeur bij het Instituut voor gerechtelijke opleiding Bij
wet van 31 januari 2007Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
31/01/2007
pub.
02/02/2007
numac
2007009117
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
sluiten inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding (Belgisch Staatsblad 2 februari 2007), laatst gewijzigd bij wet van 31 december 2012 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, werd een krachtige aanzet gegeven voor een meer geprofessionaliseerde en kwalitatief hoogstaande gerechtelijke opleiding. Degelijk opgeleide magistraten en gerechtspersoneel zijn immers een conditio sine qua non voor een goed functionerend justitieel apparaat.
Dit instituut staat in voor de opstelling van de opleidingsprogramma's, de uitvoering en de evaluatie ervan.
Het Instituut heeft drie organen : de raad van bestuur, de directie en het wetenschappelijk comité.
De directie is belast met het dagelijks bestuur van het Instituut en wordt geleid door een directeur van de gerechtelijke opleiding.
De directeur wordt benoemd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op de voordracht van de minister van Justitie en op advies van de Verenigde Benoemings- en Aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.
De directeur heeft recht op dezelfde wedde als die van eerste advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie, evenals op de daaraan verbonden verhogingen en voordelen.
Hij oefent zijn functie voltijds uit.
Hij mag tijdens zijn mandaat geen lid zijn van de Hoge Raad voor de Justitie en hij mag geen andere beroepswerkzaamheden verrichten. De raad van bestuur kan afwijkingen op dit verbod toestaan op voorwaarde dat ze niet beletten de opdracht naar behoren te vervullen.
Hij moet houder zijn van een universitair diploma van het masterniveau.
Uiterlijk zes maanden na zijn aanstelling, op straffe van beëindiging van het mandaat, dient de directeur voor een examencommissie, samengesteld door de gedelegeerde bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, het bewijs te leveren van de kennis van de andere landstaal dan diegene waarin hij de examens voor zijn universitair diploma heeft afgelegd.
Dit taalexamen omvat een proef over de geschreven passieve kennis van de andere taal en een proef over de passieve en actieve mondelinge kennis van de andere taal.
Worden vrijgesteld van dit examen de kandidaten die geslaagd zijn voor het examen zoals bedoeld bij : artikel 43quinquies, § 1, derde lid, 43quinquies, § 1, vierde lid, of 66 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op het gebruik van de talen in gerechtszaken; artikel 15, § 1, derde en vierde lid, 15, § 2, vijfde lid, 21, § 1, derde lid, 27, tweede en derde lid, 38, § 1, tweede lid, § 2, § 4, § 5, 43, § 3, derde lid, 43, § 4, eerste, derde en vierde lid, 43ter, § 7, eerste lid, 43ter, § 7, vijfde lid, 44, 46, § 1, 46, § 4 of 46, § 5 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, voor zover dit examen geldt voor de uitoefening van de ambten die in het niveau 1/A van het rijkspersoneel gerangschikt zijn of voor gelijkgestelde ambten van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten.
De Minister van Justitie stelde voor de directeur, op advies van de Hoge Raad voor de Justitie, volgend competentieprofiel op : De directeur beschikt over de professionele kwaliteiten die nodig zijn om te voldoen aan de vereisten van de functie : - een relevante administratieve en managementervaring inzake opleiding (conceptie en organisatie); - kennis en ervaring van de managementstechnieken in human resources en inzake veranderingsbeheer; - begrip van de organisatie van de ontwikkeling van het personeel, van opleiding en stages in de schoot van de Rechterlijke Orde; - uitgebreide kennis op het gebied van het recht en in het bijzonder van de rechterlijke organisatie; - ervaring in planning, coördinatie en budgettair beheer van projecten; - kennis en begrip van de Europese en internationale organisaties die bevoegd zijn inzake rechterlijke opleiding; - uitstekende communicatieve vaardigheden; - collegialiteits- en groepsgevoel; - kwaliteiten die het hem mogelijk maken het Instituut naar buiten toe te vertegenwoordigen.
De kandidaten voor het mandaat van directeur van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, moeten hun kandidatuur uiterlijk tegen 31 december 2013 bij aangetekende brief bezorgen aan de FOD Justitie, Directoraat-Generaal, Rechterlijke Organisatie, Dienst Personeelszaken, ROJ 211, Waterloolaan 115, 1000 Brussel.
De kandidaten moeten bij hun kandidatuur een curriculum vitae voegen, evenals een brief waarin zij hun curriculum toelichten en hun motivatie uiteenzetten, alsmede een kopie van een universitair diploma van het masterniveau.