gepubliceerd op 16 juli 2020
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten
30 JANUARI 2019. - Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten
Gelet op artikel 23 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikelen 6, § 1er, III, 2°, 6bis en 92bis;
Gelet op de beslissingen van het Overlegcomité van 26 oktober 2016 en 7 november 2018;
Gelet op de beslissingen van 6 juli 2016 en van 24 september 2018 van de Interministeriële Conferentie voor Leefmilieu uitgebreid tot het Wetenschapsbeleid waarbij het ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten aangenomen wordt;
Overwegende de Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten;
Overwegende dat de uitvoering van de Verordening (EU) nr. 1143/2014 tegelijk onder de bevoegdheden van de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten valt, voornamelijk wat het natuurbehoud betreft maar eveneens wat het wetenschappelijk onderzoek betreft;
Overwegende dat de algemene doelstelling van het samenwerkingsakkoord uitgaat van de vaststelling dat het voor België niet mogelijk is om een correcte tenuitvoerlegging van de verordening te verzekeren op een louter unilaterale manier, dat wil zeggen op het niveau van elke entiteit afzonderlijk. De meeste van haar bepalingen vereisen immers een coördinatie om de samenhang en de gewenste juridische zekerheid te kunnen garanderen, in het bijzonder wanneer meer dan één entiteit betrokken is bij de te nemen maatregelen. Coördinatie tussen de bevoegde entiteiten is immers van fundamenteel belang aangezien invasieve uitheemse soorten per definitie soorten zijn die geen grenzen kennen. Verder is het eveneens van essentieel belang om een globale wetenschappelijke visie van de problematiek op Belgisch niveau te garanderen met het oog op het voeren van een coherent beleid inzake invasieve uitheemse soorten.
Tussen : De Federale Staat, vertegenwoordigd door de federale Regering, in de persoon van de Eerste Minister, de Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, de Minister van Begroting en van Ambtenarenzaken, belast met de Nationale Loterij en Wetenschapsbeleid en de Minister van Digitale agenda, Telecommunicatie en Post, belast met Administratieve vereenvoudiging, Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee;
De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van hun Minister-President, de Minister van de Werk, Economie, Innovatie en Sport en de Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Franse Gemeenschapsregering, in de persoon van de Minister-President en de Minister van Hoger Onderwijs, Onderzoek en Media;
De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, in de persoon van de Minister-President en de Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-President, de Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Numeriek, Werk en Vorming en de Minister van Landbouw, Natuur, Bos, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigde bij de Grote Regio;
Het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, vertegenwoordigd door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, in de persoon van haar Minister-President, de Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie en de Staatssecretaris voor Wetenschappelijk Onderzoek; is overeengekomen wat volgt : TITEL I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder : 1° Lidstaat : een andere Lidstaat van de Europese Unie dan België;2° IUS-Verordening : Verordening (EU) nr.1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten; 3° Belgisch biodiversiteitsplatform : het orgaan opgericht krachtens het samenwerkingsakkoord van 22 januari 2016 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten over de steun aan de ontwikkeling, de uitvoering en het beheer van het Belgisch biodiversiteitsplatform;4° Nationale lijst : de lijst van voor België zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, als vermeld in artikel 12 van de IUS-Verordening; 5° Voor de regio zorgwekkende invasieve uitheemse soort : een soort die, op basis van het feit dat ze opgenomen is in de nationale lijst, door België of door een Lidstaat geïdentificeerd is als een soort waarvoor overeenkomstig artikel 11.1 van de IUS-Verordening een versterkte regionale samenwerking vereist is; 6° Zorgwekkende inheemse soort : een voor een regio zorgwekkende invasieve uitheemse soort die inheems is in België of in een lidstaat en waarvoor overeenkomstig artikel 11.1 van de IUS-Verordening een versterkte regionale samenwerking vereist is; 7° Bevoegde overheden : de federale en regionale administraties die bevoegd zijn voor de uitvoering van de IUS-Verordening en als zodanig werden genotificeerd aan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 24.2 van de IUS-Verordening; 8° Europees Comité : het comité, vermeld in artikel 27 van de IUS-Verordening;9° Europees Wetenschappelijk Forum : het forum, vermeld in artikel 28 van de IUS-Verordening; 10° Noodmaatregel : maatregel die erin bestaat één of meerdere beperkingen als vermeld in artikel 7.1 van de IUS-Verordening toe te passen en die een lidstaat kan instellen onder de voorwaarden vermeld in artikel 10 van de IUS-Verordening; 11° CCIM : het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid, opgericht middels het Samenwerkingsakkoord van 5 april 1995 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest met betrekking tot het internationaal milieubeleid;12° ICL : de Interministeriële Conferentie Leefmilieu, opgericht bij beslissing van het Overlegcomité Regering - Executieven van 9 mei en 13 juni 1989 tot oprichting van een Interministeriële Conferentie Leefmilieu conform artikel 31 bis van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;13° Nationaal Comité voor de invasieve uitheemse soorten : de coördinerende instantie tussen de partijen, voor wat betreft de uitvoering van de IUS-Verordening, opgericht door artikel 6, § 1, en waarvan de taken omschreven zijn in artikel 7;14° Nationale Wetenschappelijke Raad voor de invasieve uitheemse soorten : het wetenschappelijk adviesorgaan opgericht door artikel 6, § 1, en waarvan de taken omschreven zijn in artikel 11;15° Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten : het wetenschappelijk ondersteuningsorgaan opgericht door artikel 6, § 1, en waarvan de taken omschreven zijn in artikel 15. TITEL II. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. - De uitvoering van de IUS-Verordening
Art. 2.§ 1. Dit samenwerkingsakkoord regelt : 1° de gecoördineerde uitvoering van de IUS-Verordening door de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, hierna de partijen genoemd;2° de nodige informatie-uitwisseling tussen de partijen voor de uitvoering van de IUS-verordening. § 2. De gecoördineerde uitvoering bedoeld in paragraaf 1, 1° gaat over: 1° de uitwerking en de goedkeuring van het standpunt van België over de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten;2° de adviesverlening over de vergunningsaanvragen wanneer deze aanvragen : a) betrekking hebben op eenzelfde voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort of op eenzelfde invasieve uitheemse soort uit de nationale lijst;en b) tegelijkertijd door eenzelfde aanvrager worden gericht aan meer dan een bevoegde overheid of duidelijk aan elkaar gekoppeld zijn.3° de te nemen noodmaatregelen wanneer meer dan een partij betrokken is;4° de vroegtijdige detectie en de snelle uitroeiing bij het begin van een invasie wanneer meer dan een partij betrokken is, inclusief de afwijkingen van de snelle uitroeiingsverplichting;5° de te nemen uitroeiings-, controle- of indammingsmaatregelen wanneer meer dan een partij betrokken is;6° de coördinatie van de surveillance die op nationaal niveau moet worden opgezet tussen de partijen; 7° de samenwerking van België met de Lidstaten die een van de criteria, vermeld in artikel 22.1, a) tot d), van de IUS-Verordening, gemeen hebben of elke andere gemeenschappelijke bezorgdheid in verband met voor de regio zorgwekkende invasieve uitheemse soorten wanneer meer dan een partij betrokken is; 8° de samenwerking van België met de Lidstaten die een van de criteria, vermeld in artikel 22.1, a) tot d), van de IUS-Verordening, gemeen hebben of elke andere gemeenschappelijke bezorgdheid in verband met de zorgwekkende inheemse soorten wanneer meer dan een partij betrokken is; 9° de uitwerking en de goedkeuring van een nationale lijst van voor België zorgwekkende invasieve uitheemse soorten;10° de uitwerking en de goedkeuring van het nationaal actieplan betreffende de introductieroutes van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten;11° de uitwerking en de goedkeuring van het nationaal uitvoeringsrapport van de IUS verordening;12° de deelname van België aan het Europees Comité en de deelname van een Belgisch expert aan het Europees Wetenschappelijk Forum;13° de samenwerking die moet worden opgezet met de Lidstaten;14° elke andere kwestie die een gecoördineerde uitvoering tussen de partijen vereist. § 3. De uitwisseling van informatie bedoeld in paragraaf 1, 2°, heeft betrekking op de uitvoering van de volgende maatregelen wanneer slechts een partij betrokken is : 1° de beperkende maatregelen;2° de aflevering van vergunningen;3° de vroegtijdige detectie en de snelle uitroeiing bij het begin van een invasie, inclusief de afwijkingen van de snelle uitroeiingsverplichting; 4° de samenwerking met de Lidstaten die een van de criteria, vermeld in artikel 22.1, a) tot d), van de IUS-Verordening, gemeen hebben of elke andere gemeenschappelijke bezorgdheid in verband met de voor de regio zorgwekkende invasieve uitheemse soorten delen; 5° de samenwerking met de Lidstaten die een van de criteria, vermeld in artikel 22.1, a) tot d), van de IUS-Verordening, gemeen hebben of elke andere gemeenschappelijke bezorgdheid in verband met de zorgwekkende inheemse soorten delen; 6° de surveillance met betrekking tot de voor de Unie zorgwekkende of in de nationale lijst opgenomen invasieve uitheemse soorten op het grondgebied van een gewest of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;7° de kennisgeving van vroegtijdige detectie;8° de verplichting tot snelle uitroeiing, inclusief de afwijkingen van die verplichting;9° de uitroeiingsmaatregelen, controlemaatregelen of indammingsmaatregelen;10° het herstel van de beschadigde ecosystemen en de terugvordering van de kosten;11° de overgangsbepalingen voor niet-commerciële eigenaren;12° de overgangsbepalingen voor commerciële voorraden;13° elke andere door één van de partijen genomen maatregel. HOOFDSTUK 2. - Materieel toepassingsgebied
Art. 3.Dit akkoord is van toepassing op de categorieën van invasieve uitheemse soorten die vallen onder het toepassingsgebied van de IUS-Verordening, vermeld in artikel 2 van deze verordening. HOOFDSTUK 3. - Striktere maatregelen
Art. 4.De bepalingen van dit akkoord beletten een partij niet om striktere maatregelen te nemen of te handhaven. HOOFDSTUK 4. - Uitvoerende samenwerkings-akkoorden
Art. 5.Voor dit samenwerkingsakkoord zal de uitvoering verzekerd worden door uitvoerende samenwerkingsakkoorden overeenkomstig artikel 92bis van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980.
TITEL III. - Nationaal Comité voor de invasieve uitheemse soorten, Nationale wetenschappelijke Raad voor de invasieve uitheemse soorten, Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten en Belgisch biodiversiteitsplatform
Art. 6.§ 1. Voor de uitvoering van artikel 2, worden een Nationaal Comité voor de invasieve uitheemse soorten, een Nationale Wetenschappelijke Raad voor de invasieve uitheemse soorten en een Nationaal Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten opgericht. § 2. Het Belgisch biodiversiteitsplatform is betrokken bij de activiteiten van de in paragraaf 1 vermelde instellingen, voor wat betreft zijn wetenschappelijke taken met betrekking tot invasieve uitheemse soorten. HOOFDSTUK 1. - Nationaal Comité voor de invasieve uitheemse soorten Afdeling 1 - Taken en samenstelling
Art. 7.§ 1. Het Nationaal Comité voor de invasieve uitheemse soorten, hierna Comité, is belast met: 1° de gecoördineerde uitvoering van de IUS-Verordening, vermeld in artikel 2, § 2;2° het toezien op de informatie-uitwisseling, vermeld in artikel 2, § 3;3° het toezicht op de werking van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten, vermeld in artikel 6, § 1, met uitzondering van de wetenschappelijke validatie van het werk dat verzekerd wordt door de Nationale Wetenschappelijke Raad voor de invasieve uitheemse soorten. § 2. Het Comité heeft de volgende coördinerende taken : 1° het ter goedkeuring aan de ICL voorleggen van het standpunt van België inzake het opnemen of verwijderen van invasieve uitheemse soorten op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten inclusief inzake de risicoanalyses en inzake alle andere daaraan gekoppelde relevante wetenschappelijke informatie, waarvoor de aanvraag uitgaat : van de Europese Commissie overeenkomstig artikel 4.1 van de IUS-Verordening; van een Lidstaat overeenkomstig artikel 4.4 van de IUS-Verordening; van een partij. 2° het formuleren van een advies over de vergunningsaanvragen, vermeld in artikel 8 en 9 van de IUS-Verordening indien deze : betrekking hebben op eenzelfde voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort of op eenzelfde invasieve uitheemse soort uit de nationale lijst en door dezelfde aanvrager ingediend worden bij meer dan een partij; of duidelijk aan elkaar gekoppeld zijn. 3° op vraag van een of meerdere partijen voorstellen aan de ICL om noodmaatregelen te nemen voor het volledige Belgische grondgebied of een deel ervan of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België overeenkomstig artikel 10 van de IUS Verordening;4° voorstellen aan de ICL om een beslissing te nemen, overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van de IUS-Verordening, over de vroegtijdige detectie en de snelle uitroeiingsmaatregelen bij het begin van een invasie wanneer meer dan een partij betrokken is, inclusief de afwijkingen van de snelle uitroeiingsverplichting overeenkomstig artikel 18 van de verordening;5° voorstellen aan de ICL om een beslissing te nemen over de uitroeiingsmaatregelen, de controlemaatregelen of de indammingsmaatregelen die moeten genomen worden voor de wijd verspreide soorten wanneer meer dan een partij betrokken is;6° voorstellen aan de ICL om een beslissing te nemen over de surveillancemaatregelen die op nationaal niveau ingevoerd moeten worden door de partijen overeenkomstig artikel 14 van de IUS-Verordening; 7° voorstellen aan de ICL om een beslissing te nemen overeenkomstig artikel 11 van de IUS-Verordening, over de op te zetten samenwerking met de Lidstaten die een van de criteria, vermeld in artikel 22.1, a) tot d), van de IUS-Verordening of enige andere gemeenschappelijke bezorgdheid delen wanneer meer dan een partij betrokken is, inclusief met betrekking tot elk voornemen van de Europese Commissie om conform artikel 11.2 van de verordening de artikelen 13, 14, 16, 17, 19 of 20 van de verordening, naargelang van het geval, toe te passen op volgende soorten: de voor een Lidstaat, op basis van zijn nationale lijst, zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die al dan niet inheems zijn in België; de voor België, op basis van zijn nationale lijst, zorgwekkende uitheemse soorten die al dan niet inheems zijn in een Lidstaat. 8° aan de ICL, op initieel verzoek van een partij, voorstellen om een invasieve uitheemse soort op te nemen in of te schrappen van de nationale lijst;9° het ter goedkeuring voorleggen aan de ICL van de analyse van de onopzettelijke introductie- en verspreidingsroutes van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten op het grondgebied van België en in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, met het oog op het uitwerken van een nationaal actieplan;10° het ontwerp van nationaal actieplan coördineren en ter goedkeuring voorleggen aan de ICL;11° het ter goedkeuring voorleggen aan de ICL van het ontwerp van nationaal uitvoeringsrapport van de IUS Verordening overeenkomstig artikel 24 van de verordening;12° het ter goedkeuring voorleggen aan het CCIM van de naam van: a) het effectief lid dat België vertegenwoordigt binnen het Europees Comité en diens plaatsvervanger;b) het Belgisch effectief lid binnen het Europees Wetenschappelijk Forum en diens plaatsvervanger.13° het formuleren van een advies inzake de toepassing van de IUS-Verordening in België, telkens als de ICL of een andere instelling daarom vraagt;14° kennis nemen van de informatie bezorgd door een partij over de genomen maatregelen, vermeld in artikel 2, § 3;15° het ter goedkeuring aan de ICL voorleggen van elke samenwerking die opgezet wordt met de Lidstaten overeenkomstig artikel 22 van de IUS-verordening. § 3. Het Comité voert een jaarlijkse algemene controle uit op de werking van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten en voert de volgende taken uit : 1° het ter goedkeuring aan de ICL voorleggen van het voorstel van jaarlijks werkprogramma, met inbegrip van de geplande raming van het werkingsbudget vermeld in artikel 18;2° het ter goedkeuring aan de ICL voorleggen van het voorstel van jaarlijks activiteitenverslag, met inbegrip van de besteding van het werkingsbudget, vermeld in artikel 19;3° de algemene opvolging van zijn werking binnen de gastinstelling. § 4. De informatie-uitwisseling, vermeld in artikel 2, § 3, gebeurt schriftelijk binnen het Comité, uiterlijk binnen de dertig dagen volgend op de kennisneming van de informatie door de betrokken bevoegde overheid.
Art. 8.§ 1. Het Comité is als volgt samengesteld : 1° de voorzitter, door en onder de leden van het Comité gekozen, volgens het principe van een roterend voorzitterschap tussen de instellingen, vermeld in punten 2° tot en met 5° ;2° minstens een persoon, als effectief lid, aangewezen binnen de administratie bevoegd voor leefmilieu of natuurbehoud die de bevoegde overheid vertegenwoordigt op federaal niveau;3° minstens een persoon, als effectief lid, aangewezen binnen de administratie bevoegd voor leefmilieu of natuurbehoud die de bevoegde overheid bij het Brussels Hoofdstedelijke Gewest vertegenwoordigt;4° minstens een persoon, als effectief lid, aangewezen binnen de administratie bevoegd voor leefmilieu of natuurbehoud die de bevoegde overheid bij het Vlaamse Gewest vertegenwoordigt;5° minstens een persoon, als effectief lid, aangewezen binnen de administratie bevoegd voor leefmilieu of natuurbehoud die de bevoegde overheid bij het Waals Gewest vertegenwoordigt;6° het Nationaal Wettenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten als waarnemer;7° een persoon, als waarnemer, die het Belgisch biodiversiteitsplatform vertegenwoordigt;8° iedere andere expert, als waarnemer, op voordracht van het Comité. § 2. Voor elk van de in paragraaf 1, 1° tot en met 5° vermelde personen wordt een plaatsvervanger aangewezen. Deze plaatsvervanger vervangt het effectief lid wanneer deze verhinderd is. § 3. De leden bedoeld in paragraaf 1, 2° tot en met 5°, worden aangewezen door elk van de betrokken bevoegde overheden.
Het lid, vermeld in paragraaf 1, 7°, wordt aangewezen door de stuurgroep van het Belgisch biodiversiteitsplatform.
De lijst van de aangewezen leden, alsook elke wijziging ervan, wordt door de voorzitter van het Comité ter goedkeuring bezorgd aan de ICL. § 4. De leden hebben een mandaat van vier jaar dat verlengbaar is.
Een lid dat zijn mandaat voortijdig beëindigt wordt zo snel mogelijk vervangen overeenkomstig paragraaf 3. § 5. Het voorzitterschap heeft een duur van twee jaar. § 6. In het geval van gelijktijdige verlengde afwezigheid van de voorzitter en zijn plaatsvervanger, benoemt de ICL onverwijld een andere voorzitter en een andere plaatsvervanger, op voorstel van de bevoegde overheid die het roterend voorzitterschap uitoefent overeenkomstig paragraaf 1, 1°.
Zodra de ICL hun benoeming goedkeurt, voltooien de voorzitter en de plaatsvervanger het mandaat van hun voorgangers. § 7. De voorzitter staat in voor volgende taken : 1° de leden van het Comité samenroepen om deel te nemen aan de vergaderingen van het Comité of aan de schriftelijke procedure, vermeld in artikel 9, § 3;2° de experten, vermeld in paragraaf 1, 8°, uitnodigen om deel te nemen aan een vergadering of aan de schriftelijke procedure, vermeld in artikel 9, § 3;3° de belanghebbende partijen uitnodigen om deel te nemen aan een vergadering overeenkomstig artikel 9, § 5 ;4° de vergaderingen van het Comité openen, voorzitten en afsluiten;5° de Nationale Wetenschappelijke Raad voor de invasieve uitheemse soorten om advies vragen;6° de ontwerpbeslissingen van het Comité voorbereiden en finaliseren;7° tijdens elke vergadering een rapporteur aanstellen die de ontwerpverslagen van de vergadering voorbereidt en de beslissingen van het Comité samenvat in het Frans en het Nederlands.Elke samenvatting wordt door het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten gepubliceerd op het portaalwebsite, vermeld in artikel 15, § 2, 8° ; 8° de ontwerprapporten finaliseren, indien nodig, na consultatie van de uitgenodigde experten en de belanghebbenden;9° nuttige documenten overmaken aan de ICL, waaronder de ontwerpbeslissingen die moeten worden genomen;10° alle relevante informatie in het Comité uitwisselen, waaronder de vergaderrapporten;11° iedere andere taak die hem door het Comité wordt toevertrouwd. § 8. De voorzitter vertegenwoordigt het Comité. Afdeling 2 - Werking
Art. 9.§ 1. Het Comité komt ten minste drie maal per jaar samen, alsook op vraag van een lid, vermeld in artikel 8, § 1, 2° tot en met 5°.
Het zetelt slechts geldig indien elke bevoegde overheid als vermeld in artikel 8, § 1, 2° tot en met 5°, vertegenwoordigd is, evenals de voorzitter.
Delegatie van vertegenwoordiging door een andere bevoegde overheid is mogelijk. § 2. Het Comité beslist bij consensus. Indien er geen akkoord wordt bereikt, wordt het desbetreffende discussiepunt ter beslissing voorgelegd aan de ICL. In afwijking van lid 1, geldt voor de invasieve uitheemse mariene soorten die exclusief voorkomen binnen de mariene gebieden onder Belgische rechtsbevoegdheid of waarvoor het risico op vestiging of verspreiding exclusief binnen deze zone bestaat, dat de beslissing genomen wordt door het lid, vermeld in artikel 8, § 1, 2°, na overleg met het Comité.
De experts, vermeld in artikel 8, § 1, 8°, of stakeholders, vermeld in artikel 9, § 5, die eventueel tijdens de vergadering aanwezig zijn, nemen niet deel aan de beraadslaging. § 3. Bij hoogdringendheid en met het oog op de coördinatie van de opdrachten, vermeld in artikel 2, § 2 of wanneer het quorum, vermeld in artikel 9, § 1, niet bereikt is, kan een schriftelijke procedure gebruikt worden. Na ontvangst van het eventueel vereiste wetenschappelijk advies, legt de voorzitter de termijn vast waarbinnen de leden hun standpunt kunnen geven of opmerkingen kunnen formuleren.
Die termijn bedraagt ten minste vijftien kalenderdagen, ingekort tot ten minste zeven dagen in het geval van extreme hoogdringendheid.
Als er opmerkingen worden gemaakt, neemt de voorzitter deze ernstig in overweging en legt hij de leden een nieuw voorstel voor, ten laatste drie dagen na het verstrijken van de termijnen, vermeld in lid 1 van deze paragraaf.
De voorzitter kan desgevallend het advies vragen van de experten, vermeld in artikel 9, § 1, 8°, volgens de termijnen, vermeld in lid 1 en 2.
Als de termijnen, vermeld in lid 1 en 2 van deze paragraaf, verstreken zijn is het voorstel aangenomen als geen enkel lid van het Comité zich heeft verzet.
Als de schriftelijke procedure geen akkoord oplevert, kan de voorzitter met spoed een vergadering samenroepen. Hij kan het discussiepunt ook schriftelijk voorleggen met het oog op een beslissing door de ICL overeenkomstig artikel 9, § 2. § 4. De vergaderingen van het Comité zijn niet openbaar. § 5. Een vergadering met stakeholders wordt ten minste een keer per jaar georganiseerd.
Art. 10.Een uitvoerend samenwerkingsakkoord voorziet in de procedures en modaliteiten betreffende het functioneren van het Comité.
Het bevat de volgende elementen: 1° het organiseren van het roterend voorzitterschap, als vermeld in artikel 8, § 1, 1° ;2° de procedure voor het aanvragen van een advies aan de Nationale wetenschappelijke Raad voor de invasieve uitheemse soorten als vermeld in artikel 11;3° het toezicht op de algemene werking van het Nationaal Wettenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten, vermeld in artikel 7, § 3. HOOFDSTUK 2. - De Nationale Wetenschappelijke Raad voor de invasieve uitheemse soorten Afdeling 1 - Taken en samenstelling
Art. 11.§ 1. De Nationale Wetenschappelijke Raad voor de invasieve uitheemse soorten, hierna de Nationale Wetenschappelijke Raad, heeft als taak het verstrekken van een wetenschappelijk advies aan het Comité over elke vraag die verband houdt met de uitvoering van de te coördineren taken, vermeld in artikel 7, § 2, met uitzondering van artikel 7, § 2, 12°, a) en 14°.
Op verzoek van het Comité of uit eigen initiatief kan de Nationale Wetenschappelijke Raad een advies formuleren over : 1° het herstel van beschadigde ecosystemen;2° de toepassing van de overgangsmaatregelen, vermeld in artikel 31 en 32 van de IUS Verordening;3° elke andere vraag van wetenschappelijke aard in verband met de invasieve uitheemse soorten. § 2. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten, vermeld in artikel 6, § 1, heeft als taak het voorbereiden van elk ontwerp van wetenschappelijk advies en het voorleggen ervan aan de Nationale Wetenschappelijke Raad voor bespreking en wetenschappelijke validatie. § 3. De Nationale Wetenschappelijke Raad valideert bij consensus de ontwerpadviezen, vermeld in paragraaf 2, alsook alle andere daarmee verband houdende wetenschappelijke informatie die door het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten wordt voorgelegd. Indien er geen consensus is, worden de verschillende geformuleerde wetenschappelijke standpunten overgenomen in het advies van de Nationale Wetenschappelijke Raad. § 4. De Nationale Wetenschappelijke Raad oefent zijn taak volledig onafhankelijk en neutraal uit.
Art. 12.§ 1. De Nationale Wetenschappelijke Raad is als volgt samengesteld: 1° de voorzitter die door en onder de leden van de Nationale Wetenschappelijke Raad verkozen wordt;2° het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten, dat belast is met het administratief secretariaat van de Nationale Wetenschappelijke Raad;3° minstens een persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, aangewezen binnen het "Département de l'Etude du milieu naturel et agricole (DEMNA)" van de Waalse overheidsdienst;4° minstens een persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, aangewezen binnen het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) van de Vlaamse overheid;5° minstens een persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, aangewezen door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;6° minstens een persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, aangewezen door Leefmilieu Brussel;7° minstens een persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, aangewezen binnen de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, voor de aspecten die verband houden met de mariene soorten, hierna BMM genoemd;8° minstens een persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, aangewezen binnen het « Vlaams Instituut voor de Zee » van de Vlaamse overheid voor de aspecten die verband houden met de soorten in de riviermondingen en de mariene soorten;9° minstens een persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, aangewezen binnen het Belgisch biodiversiteitsplatform;10° minstens een persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, aangewezen binnen de Plantentuin van Meise;11° iedere andere persoon, in de hoedanigheid van wetenschappelijke expert, die behoort tot een Belgische openbare wetenschappelijke instelling, op voordracht van de Nationale Wetenschappelijke Raad. § 2. De Nationale Wetenschappelijke Raad kan andere personen uit de academische wetenschappelijke wereld voordragen als waarnemer. § 3. Voor elk van de in paragraaf 1 vermelde personen wordt een plaatsvervanger aangewezen. Deze plaatsvervanger vervangt het effectief lid wanneer hij verhinderd is. § 4. De leden hebben een mandaat van vier jaar dat verlengbaar is. Afdeling 2 - Werking
Art. 13.§ 1. De Nationale Wetenschappelijke Raad komt ten minste driemaal per jaar samen, alsook op vraag van een lid. Hij zetelt slechts geldig indien minstens vier van zijn leden aanwezig zijn. § 2. Delegatie van vertegenwoordiging door een ander lid van de Nationale Wetenschappelijke Raad is mogelijk. Deze delegatie telt mee bij de rekening van het quorum, vermeld in paragraaf 1. § 3. Het lid van de Nationale Wetenschappelijke Raad dat niet aanwezig kan zijn bij een vergadering, kan zijn opmerkingen vooraf schriftelijk bezorgen. Indien deze afwijken van het standpunt opgenomen in het finale advies van de Nationale Wetenschappelijke Raad worden zij hierin opgenomen overeenkomstig artikel 11, § 3.
Art. 14.De Nationale Wetenschappelijke Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord. Hij legt het ter goedkeuring voor aan de ICL. Het bevat minstens de volgende elementen : 1° de wetenschappelijke validatieprocedure voor wat de taken uitgevoerd door het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat betreft overeenkomstig artikel 11, § 3, inclusief de mogelijkheid van een schriftelijke wetenschappelijke validatie;2° de procedure voor het verlenen van adviezen aan het Comité;3° de wetenschappelijke samenwerking met elk ander wetenschappelijk orgaan op Belgisch, Europees of internationaal niveau;4° de mogelijkheid om werkgroepen op te richten. HOOFDSTUK 3. - Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten Afdeling 1 - Taak, samenstelling en zetel
Art. 15.§ 1. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor de invasieve uitheemse soorten, hierna het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat, heeft als taak het opbouwen van de nodige wetenschappelijke expertise voor de gecoördineerde uitvoering, vermeld in artikel 2, § 1, 1°.
Het is niet belast met de uitvoering van: 1° de taken, vermeld in artikel 22, die door het Belgisch biodiversiteitsplatform uitgevoerd worden;2° de taken die moeten worden uitgevoerd met betrekking tot de invasieve uitheemse mariene soorten die uitsluitend voorkomen of zouden kunnen voorkomen of zich verspreiden in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.Deze taken worden uitgevoerd door de BMM. § 2. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat heeft de volgende taken: 1° voorbereiden van de uitwerking, overeenkomstig artikel 11, § 2, van de wetenschappelijke adviezen noodzakelijk voor het uitvoeren van de gecoördineerde taken;2° ondersteunen van de controleacties door het helpen identificeren van de gecontroleerde soorten en door het organiseren van informatiesessies voor de personen die gemachtigd zijn om de controle en het toezicht uit te oefenen overeenkomstig de wetgeving van de partijen;3° uitwerken van goede controle- en beheerpraktijken, inclusief een kosten-batenanalyse met het oog op het nemen van een beslissing in verband met de uitroeiing, de controle of de indamming van de soorten;4° evalueren van de efficiëntie van de controle-, uitroeiings- en indammingsmaatregelen;5° uitwerken van de wetenschappelijke aspecten gekoppeld aan de opmaak van het nationaal actieplan, vermeld in artikel 13 van de IUS Verordening, inclusief het analyseren van de potentiële introductieroutes;6° coördineren van de door de bevoegde overheden ingevoerde surveillancesystemen voor de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten;7° coördineren van de uitwerking van het Belgisch uitvoeringsrapport van de IUS Verordening;8° uitwerken, updaten en in stand houden van een portaalwebsite betreffende de gecoördineerde uitvoering van de IUS Verordening in België;9° wetenschappelijk ondersteunen van de Belgische vertegenwoordiger bij het Europees Forum, vermeld in artikel 7, § 2, 12°, b);10° formuleren van een advies aan de Nationale Wetenschappelijke Raad op eigen initiatief of telkens wanneer de raad daarom vraagt;11° uitvoeren van de taken als administratief secretariaat van de Nationale Wetenschappelijke Raad;12° opmaken van de informatiefiches van de invasieve uitheemse soorten, vermeld in artikel 37;13° uitwerken van de risicobeoordelingen, vermeld in artikel 26 en 33, en van het document waaruit blijkt dat er voldaan is aan de criteria bepaald in artikel 4, paragraaf 3 van de IUS-Verordening voor de beoordeelde soorten;14° elke andere door het Comité toevertrouwde wetenschappelijk taak.
Art. 16.§ 1. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat is samengesteld uit minstens twee voltijdsequivalenten aangeworven door de bevoegde overheden, vermeld in artikel 8, § 1, 2° tot en met 5°. § 2. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat is gevestigd in de lokalen van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen dat als gastinstelling optreedt, overeenkomstig de beslissing aangenomen door de Interministeriële Conferentie voor Leefmilieu uitgebreid tot Wetenschapsbeleid op 28 april 2016 en dit voor een verlengbare periode van vier jaar, die vanaf de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord ingaat. § 3. Een uitvoerend samenwerkingsakkoord legt de uitvoeringsmodaliteiten voor de paragrafen 1 en 2 vast.
Art. 17.Het dagelijks beheer van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat wordt verzekerd door de gastinstelling, vermeld in artikel 16, § 2. Deze rapporteert jaarlijks en uiterlijk tegen 15 december van het lopende jaar aan het Comité over de uitvoering van het dagelijks beheer. Afdeling 2 - Werking
Art. 18.§ 1. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat stelt samen met het Comité een ontwerp van werkprogramma en een raming van zijn jaarlijks werkingsbudget op. § 2. Het Comité legt het werkprogramma ten laatste op 30 januari van het lopend jaar ter goedkeuring voor aan de ICL, nadat het de Nationale Wetenschappelijke Raad heeft geraadpleegd.
Het eerste werkprogramma wordt uiterlijk drie maanden na de indiensttreding van de twee voltijdsequivalenten die overeenkomstig artikel 16 aangeworven werd, voorgelegd.
Het door de ICL goedgekeurde werkprogramma wordt ter informatie door het Comité voorgelegd aan de Nationale Wetenschappelijke Raad. § 3. Het Comité legt de budgettaire raming, vermeld in paragraaf 1, ter goedkeuring voor aan de ICL in de loop van het derde trimester van het jaar dat het desbetreffende begrotingsjaar voorafgaat. § 4. Op gezamenlijk voorstel van de Nationale Wettenschappelijke Raad en het Comité kan de ICL het jaarlijks werkingsbudget van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat wijzigen in de loop van het desbetreffende begrotingsjaar.
Art. 19.Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat stelt elk jaar zijn activiteitenverslag op, dat een luik omvat over de besteding van het jaarlijks werkingsbudget en legt dit uiterlijk op 15 december van het lopende jaar ter goedkeuring voor aan het Comité, nadat het de Nationale Wettenschappelijke Raad heeft geraadpleegd.
Het Comité legt het activiteitenverslag uiterlijk op 30 december van het lopende jaar ter goedkeuring voor aan de ICL. Het goedgekeurde activiteitenverslag wordt ter informatie door het Comité voorgelegd aan de Nationale wetenschappelijke Raad.
Art. 20.§ 1. Bij de uitvoering van zijn taken, kan het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat een beroep doen op de expertise van wetenschappers uit andere nationale of internationale wetenschappelijke instellingen. Het kan tevens een beroep doen op de wetenschappelijke expertise van de academische wereld. § 2. Bij de uitvoering van zijn taken werkt het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat regelmatig samen met de BMM en met het Belgisch biodiversiteitsplatform alsook met elke andere betrokken wetenschappelijke instelling. Afdeling 3 - De Interministeriële Conferentie Leefmilieu
Art. 21.§ 1. Het Comité legt ter goedkeuring voor aan de ICL : 1° het opnemen op of schrappen van invasieve uitheemse soorten van de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten overeenkomstig artikel 7, § 2, 1° ;2° op initieel verzoek van een partij, het opnemen op of schrappen van invasieve uitheemse soorten van de nationale lijst overeenkomstig artikel 7, § 2, 8° ;3° de lijst van de aangewezen leden van het Comité overeenkomstig artikel 8, § 3, alsook elke wijziging ervan;4° jaarlijks het ontwerpwerkprogramma van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat, vermeld in artikel 18, § 1;5° een raming van het jaarlijks werkingsbudget van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat overeenkomstig artikel 18, § 1, alsook elke wijziging in de loop van het desbetreffende begrotingsjaar overeenkomstig artikel 18, § 2;6° jaarlijks het activiteitenverslag, vermeld in artikel 19;7° de analyse voor het identificeren van de prioritaire routes, vermeld in artikel 39, § 1;8° de te coördineren noodmaatregelen overeenkomstig Titel V;9° het ontwerp van nationaal actieplan en het eindontwerp van nationaal actieplan overeenkomstig titel VI;10° de samenwerking die moet worden opgezet met de lidstaten overeenkomstig Titel VII;11° de te coördineren maatregelen in verband met surveillance, vroegtijdige detectie, snelle uitroeiing en het beheer van invasieve uitheemse soorten vermeld in Titel VIII. § 2. Het Comité legt elk discussiepunt waarvoor geen consensus is bereikt overeenkomstig artikel 9, § 2, ter beslissing voor aan de ICL. § 3. Het Comité rapporteert jaarlijks aan de ICL en op basis van het activiteitenverslag, vermeld in artikel 19, over de evaluatie die hij uitvoert inzake : 1° de uitvoering van de taken van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat ten opzichte van het werkprogramma;2° het gebruik van de werkingsmiddelen gedurende het afgelopen jaar. Afdeling 4 - Het Belgisch biodiversiteitsplatform
Art. 22.Het Belgisch biodiversiteitsplatform is, overeenkomstig de haar toevertrouwde wetenschappelijke taken in het kader van het samenwerkingsakkoord van 22 januari 2016 betreffende de steun aan de ontwikkeling, de uitvoering en het beheer van het Belgische biodiversiteitsplatform, belast met het opbouwen van de volgende wetenschappelijke expertise inzake invasieve uitheemse soorten : 1° uitbouwen en in stand houden van de samenwerking en de netwerking binnen de Belgische en buitenlandse wetenschappelijke gemeenschap die actief is op het vlak van de invasieve uitheemse soorten alsook met de instellingen, vermeld in artikel 6, paragraaf 1;2° ontwikkelen, updaten en in stand houden van een nationaal informatiesysteem met betrekking tot de invasieve uitheemse soorten;3° uitwerken van de nodige instrumenten voor het opstellen van lijsten van invasieve uitheemse soorten;4° technisch uitwerken van hulpinstrumenten voor de besluitvorming inzake invasieve uitheemse soorten zoals risicoanalyseprotocollen.
Art. 23.Het Belgisch biodiversiteitsplatform en het Nationaal Wettenschappelijk Secretariaat werken regelmatig samen bij de uitvoering van hun respectieve taken met betrekking tot de invasieve uitheemse soorten. De modaliteiten van de samenwerkingsprocedure worden in een uitvoerend samenwerkingsakkoord vastgelegd.
TITEL IV. - Lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, vergunningen, nationale lijst en informatiefiches van de invasieve uitheemse soorten HOOFDSTUK 1. - Lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten Afdeling 1 - De Europese Commissie of een Lidstaat als aanvrager om
een soort op te nemen in de lijst
Art. 24.§ 1. Op verzoek van de Europese Commissie of van een Lidstaat en op basis van de risicoanalyse bezorgd door de aanvrager, bepaalt het Comité het voorstel van standpunt van België over de invasieve uitheemse soorten die moeten worden toegevoegd aan of geschrapt van de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. § 2. Het Comité vraagt daarvoor eerst het advies van de Nationale Wetenschappelijk Raad overeenkomstig de procedure en de termijnen bepaald in het uitvoerend samenwerkingsakkoord, vermeld in artikel 10, 2°.
Indien het Comité het advies van de Nationale Wetenschappelijke Raad niet volgt, motiveert het zijn beslissing.
Indien het Comité geen advies vanwege de Nationale Wetenschappelijke Raad ontvangt binnen de toegestane termijnen, loopt de procedure verder op basis van het adviesvoorstel van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat. § 3. Het Comité legt het voorstel van standpunt van België over de invasieve uitheemse soorten die moeten worden toegevoegd aan of geschrapt van de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, vermeld in paragraaf 1, ter beslissing voor aan de ICL. Afdeling 2 - Een partij als aanvrager om een soort op te nemen op de
lijst
Art. 25.Wanneer een partij namens België een invasieve uitheemse soort wil toevoegen aan of schrappen van de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, stuurt zij haar aanvraag naar het Comité. De aanvraag bevat voorlopige elementen van wetenschappelijke aard betreffende de impact op de biodiversiteit, de gezondheid van mens en dier en elke andere relevante impact, inclusief de economische impact.
De procedure, vermeld in artikel 24, § 2, is van toepassing.
Art. 26.§ 1. Op basis van het advies van de Nationale Wetenschappelijke Raad, stelt het Comité aan de ICL voor om al dan niet een risicobeoordeling uit te voeren van de invasieve uitheemse soort waarop de in artikel 25, eerste lid bedoelde aanvraag betrekking heeft.
Indien het Comité beslist om geen risicobeoordeling uit te voeren, wordt de aanvraag van de partij afgewezen. De ICL motiveert zijn beslissing.
Indien de ICL beslist om de risicobeoordeling uit te voeren, wordt deze uitgevoerd door het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat dat ook het document opstelt waaruit blijkt dat voldaan is aan de criteria bepaald in artikel 4.3 van de IUS-Verordening. Deze risicobeoordeling wordt gevalideerd door de Nationale Wetenschappelijke Raad overeenkomstig artikel 11, § 3. § 2. De ICL beslist, met name op basis van de resultaten van de risicobeoordeling, om al dan niet een officiële aanvraag van België om de invasieve uitheemse soort waarop de in paragraaf 1 bedoelde risicobeoordeling betrekking heeft, op te nemen op of te schrappen van de lijst, in te dienen bij de Europese Commissie.
De ICL motiveert zijn beslissing.
De officiële aanvraag om de soort op te nemen op of te schrappen uit de lijst bevat de elementen bedoeld in artikel 4.3 van de IUS-Verordening. HOOFDSTUK 2. - Vergunningen Afdeling 1 - Vergunning in de zin van artikel 8 van de IUS-Verordening
Art. 27.Elke vergunningsaanvraag in de zin van artikel 8 van de IUS-Verordening die een bevoegde overheid ontvangt wordt onmiddellijk ter informatie genotificeerd aan het Comité.
Art. 28.§ 1. Wanneer meerdere vergunningsaanvragen, vermeld in artikel 27, betrekking hebben op dezelfde voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort tegelijkertijd ingediend zijn door eenzelfde aanvrager bij meerdere bevoegde overheden, omwille van onderzoeksdoeleinden, ex situ bewaring of het bevorderen van de menselijke gezondheid, verleent het Comité een advies over de vergunningsaanvragen.
Het advies van de Nationale Wetenschappelijke Raad is vooraf vereist overeenkomstig artikel 11, § 1. § 2. Elke betrokken bevoegde overheid spreekt zich uit over de vergunningsaanvraag en houdt daarbij rekening met het advies van het Comité dat werd uitgebracht overeenkomstig paragraaf 1.
Elke betrokken bevoegde overheid maakt de informatie vermeld in artikel 8.7 van de IUS Verordening zo spoedig mogelijk toegankelijk voor het publiek via internet.
Zij bezorgt haar beslissing zo snel mogelijk aan het Comité. § 3. Wanneer het vast staat dat meerdere vergunningsaanvragen als vermeld in artikel 27 duidelijk aan elkaar gekoppeld zijn, is de procedure voorzien in paragrafen 1 en 2 van toepassing.
De samenhang tussen meerdere vergunningsaanvragen wordt met name bepaald op basis van het aantal en het soort identieke specimens van eenzelfde invasieve uitheemse soort.
Art. 29.§ 1. Wanneer een situatie het rechtvaardigt dat een overeenkomstig artikel 28 verleende vergunning door een van de bevoegde overheden ingetrokken of geschorst wordt, brengt deze het Comité hiervan onverwijld op de hoogte. Het Comité verleent een advies met betrekking tot de eventuele impact van de intrekkings- of schorsingsprocedure op de andere verleende vergunningen. § 2. Elke betrokken bevoegde overheid beslist, rekening houdend met het advies van het Comité en overeenkomstig haar wetgeving, of ze de intrekkings- of schorsingsprocedure van de door haar verleende vergunning opstart. § 3. In geval van intrekking of schorsing van de vergunning, vermeldt de bevoegde overheid de redenen daarvoor alsook de toepasselijke beroepsmogelijkheden. § 4. Elke bevoegde overheid brengt het Comité onverwijld op de hoogte van haar beslissing. Afdeling 2 - Vergunning in de zin van artikel 9 van de IUS-Verordening
waarbij een voorafgaande toelating van de Europese Commissie vereist is
Art. 30.Elke aanvraag voor een vergunning in de zin van artikel 9 van de IUS-Verordening die een bevoegde overheid ontvangt wordt onmiddellijk ter informatie genotificeerd aan het Comité.
Art. 31.§ 1. Wanneer meerdere vergunnings-aanvragen als vermeld in artikel 30 die betrekking hebben op dezelfde voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort, tegelijkertijd door eenzelfde aanvrager ingediend zijn bij meerdere bevoegde overheden, brengt het Comité een advies uit over de vergunningsaanvragen. Het onderzoekt of elke aanvraag de criteria met betrekking tot het bestaan van een dwingend algemeen belang, onder andere van sociale of economische aard, vermeld in artikel 9.1 van de IUS-Verordening, respecteert.
Het advies van de Nationale Wetenschappelijke Raad is vooraf vereist overeenkomstig artikel 11, § 1. § 2. Elke betrokken bevoegde overheid beslist, rekening houdend met het advies van het Comité en in overeenstemming met haar wetgeving, of ze de toelatingsaanvraag indient door middel van het door de Europese Commissie opgezette systeem, vermeld in artikel 9.2 van de IUS-Verordening.
Indien de bevoegde overheid beslist om de aanvraag niet in te dienen bij de Europese Commissie, vermeldt de bevoegde overheid de redenen voor die weigering alsook de toepasselijke beroepsmogelijkheden.
Elke bevoegde overheid brengt het Comité onverwijld op de hoogte van haar beslissing. § 4. Onder voorbehoud van de toekenning van de toelating door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 9 van de IUS-Verordening en van de naleving van de voorwaarden, vermeld in artikel 8.2 en 8.3 van de verordening, spreken de betrokken bevoegde overheden, elk wat hen betreft en in overeenstemming met hun wetgeving, zich uit over de gevraagde vergunningen, rekening houdend met het advies van het Comité dat werd uitgebracht overeenkomstig paragraaf 1.
De verleende vergunningen bevatten alle bepalingen die vermeld zijn in de door de Europese Commissie verleende toelating.
De betrokken bevoegde overheden brengen het Comité onverwijld op de hoogte van hun beslissing. HOOFDSTUK 3. - Nationale lijst Afdeling 1 - Aanneming van een nationale lijst van invasieve uitheemse
soorten, toevoeging en intrekking van soorten
Art. 32.De partijen kunnen een nationale lijst van invasieve uitheemse soorten aannemen in de vorm van een uitvoerend samenwerkingsakkoord.
Art. 33.De partij die wenst voor te stellen om een invasieve uitheemse soort op te nemen in of te schrappen van de nationale lijst, wendt zich vooraf tot het Comité via de bevoegde overheid die haar vertegenwoordigt. De aanvraag bevat een risicobeoordeling overeenkomstig artikel 5.1 a), b), c), d), f), g) en h), van de IUS Verordening evenals een korte beschrijving van de preventie- en beheersmaatregelen die efficiënt worden bevonden om de verspreiding en de impact van de invasieve uitheemse soort te beperken.
Art. 34.§ 1. Het Comité bezorgt de risicobeoordeling voor advies aan de Nationale Wetenschappelijke Raad.
De procedure bepaald in het uitvoerend samenwerkingsakkoord, vermeld in artikel 10, 2°, is van toepassing. § 2. Het Comité stelt voor aan de ICL om de door een partij voorgedragen soort op te nemen op of te schrappen van de nationale lijst. Het motiveert zijn beslissing en brengt de Nationale Wetenschappelijke Raad hiervan onverwijld op de hoogte. Afdeling 2. - Beperkingen en andere maatregelen van toepassing op de
nationale lijst
Art. 35.§ 1. De maatregelen, vermeld in artikel 7.1, 8 en 9 van de IUS Verordening zijn van toepassing op de nationale lijst. § 2. Elke bevoegde overheid beslist of de maatregelen, vermeld in artikel 7,1. b), c), g), h) en 8, 13 tot 17, 19 en 20 van de verordening dienen te worden toegepast op zijn grondgebied of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, en brengt het Comité hiervan op de hoogte overeenkomstig artikel 2, § 3. § 3. Artikel 27 en 28 en artikel 30 en 31 van de IUS-Verordening zijn ook van toepassing op de invasieve uitheemse soorten op de nationale lijst. Afdeling 3. - Notificatie
Art. 36.De bevoegde overheden brengen op een gecoördineerde manier de nationale lijst, vermeld in artikel 32 en de maatregelen, vermeld in artikel 35, § 1, die daarop van toepassing zijn ter kennis van : 1° de Wereldhandelsorganisatie;2° de Europese Commissie en de Lidstaten via de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie. HOOFDSTUK 4. - Informatiefiches van de invasieve uitheemse soorten
Art. 37.§ 1. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat stelt een informatiefiche op voor elke voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort en voor elke invasieve uitheemse soort uit de nationale lijst, behalve voor de mariene soorten waarvoor de fiche volgens hetzelfde stramien wordt opgesteld door de BMM overeenkomstig artikel 15, § 1, tweede lid, 2°.
Deze fiche wordt opgesteld zodra de ICL beslist om een invasieve uitheemse soort op Europees of nationaal niveau op te nemen in de lijst, overeenkomstig artikel 21, § 1, 1° en 2°. Deze fiche bevat met name gegevens in verband met : 1° zijn biologische status;2° zijn aanwezigheid en zijn verspreiding op het Belgisch grondgebied of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;3° zijn gekende vindplaatsen in België;4° de eventuele bedreigingen die deze soorten vormen voor de partijen en de buurlanden;5° de uitroeiingsmaatregelen die overeenkomstig artikel 17 van de IUS Verordening moeten worden genomen;6° de mogelijkheid om een afwijking aan te vragen op grond van artikel 18 van de IUS Verordening; 7° de controle- en indammingsmaatregelen die overeenkomstig artikel 18.4 van de IUS Verordening moeten worden genomen indien van toepassing, indien er geen uitroeiingsmaatregelen werden genomen; 8° de beheersmaatregelen die overeenkomstig artikel 19 van de IUS Verordening moeten worden genomen;9° de passende herstelmaatregelen die overeenkomstig artikel 20 van de IUS Verordening moeten worden genomen. § 2. De Nationale Wetenschappelijke Raad keurt de in paragraaf 1 vermelde fiche goed overeenkomstig artikel 11, § 3.
TITEL V. - Noodmaatregelen
Art. 38.§ 1. Wanneer een bevoegde overheid over bewijzen beschikt dat een invasieve uitheemse soort die niet is opgenomen in de Unielijst, maar waarvan op basis van voorlopig wetenschappelijk bewijs kan worden vastgesteld dat de soort waarschijnlijk voldoet aan de criteria van een voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort, zich op Belgisch grondgebied of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België bevindt of dat er een dreigend risico is voor de introductie ervan op het Belgisch grondgebied, brengt hij het Comité hiervan onverwijld op de hoogte.
Het Comité evalueert of het noodzakelijk is dat er gemeenschappelijke doelstellingen worden bepaald voor de noodmaatregelen die door elke van de betrokken bevoegde overheden dienen te worden genomen en of er eventueel gezamenlijke noodmaatregelen dienen te worden genomen. Het Comité legt zijn voorstel ter goedkeuring aan de ICL voor.
Het advies van de Nationale Wetenschappelijke Raad is overeenkomstig artikel 11, § 1, vooraf vereist. § 2. Wanneer de ICL van mening is dat er gezamenlijke noodmaatregelen moeten worden genomen, voeren de betrokken bevoegde overheden die uit.
De betrokken bevoegde overheden stellen de Europese Commissie en de Lidstaten in kennis van de gezamenlijke noodmaatregelen die overeenkomstig artikel 7.1. a), d) of e), van de IUS-Verordening genomen worden, en dit op een gecoördineerde manier via de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie. § 3. Het Comité ziet toe op de uitvoering van de gezamenlijke noodmaatregelen, vermeld in paragraaf 2. § 4. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voert binnen de vierentwintig maanden na de datum waarop het besluit is genomen om gezamenlijke noodmaatregelen te nemen, een risicobeoordeling overeenkomstig artikel 5 van de IUS Verordening uit, om de in paragraaf 1 bedoelde soort op te nemen in de Unielijst overeenkomstig de in artikel 10 van de IUS-Verordening bepaalde procedure. § 5. Wanneer, overeenkomstig artikel 10.7 van de IUS-Verordening, de Europese Commissie de invasieve uitheemse soort niet opneemt in de Unielijst, coördineert het Comité de intrekking van de gezamenlijke noodmaatregelen.
Het Comité onderzoekt of het noodzakelijk is om de soort op te nemen in de nationale lijst of om een versterkte samenwerking met Lidstaten te overwegen. Het legt dit ter beslissing voor aan de ICL. § 6. Wanneer de ICL van mening is dat slechts één bevoegde overheid noodmaatregelen moet nemen, brengt deze laatste, overeenkomstig artikel 2, § 3, het Comité op de hoogte van de noodmaatregelen die zij neemt.
TITEL VI. - Nationaal actieplan
Art. 39.§ 1. Op basis van vooraf door elke bevoegde overheid bezorgde informatie voert het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat minstens : 1° een volledige analyse uit van de onopzettelijke introductie- en verspreidingsroutes van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten op het Belgisch grondgebied, behalve voor de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die uitsluitend voorkomen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en waarvoor de onopzettelijke introductie- en verspreidingsroutes geanalyseerd worden door de BMM;2° een analyse uit voor het identificeren van de prioritaire routes in de zin van artikel 13 van de IUS Verordening die moeten gecoördineerd worden tussen de bevoegde overheden behalve voor de prioritaire routes van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die uitsluitend voorkomen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België waarvoor de analyse uitgevoerd word door de BMM; § 2. De Nationale Wetenschappelijke Raad valideert de analyses van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat binnen een termijn van maximum dertig dagen na ontvangst ervan. § 3. De BMM raadpleegt de Nationale Wetenschappelijke Raad voor hij de analyses die hij overeenkomstig paragraaf 1 heeft uitgevoerd verstuurt naar het Comité. § 4. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat verstuurt de door de Nationale Wetenschappelijke Raad gevalideerde analyses onmiddellijk ter informatie naar het Comité. § 5. Op basis van de door de Nationale Wetenschappelijke Raad gevalideerde analyses werkt het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat een voorstel uit voor een nationaal actieplan overeenkomstig artikel 13 van de IUS Verordening, behalve voor de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die uitsluitend voorkomen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België waarvoor de BMM dit deel van het nationale actieplan uitwerkt.
Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat legt het voorstel ter validatie voor aan de Nationale Wetenschappelijke Raad die zich binnen de dertig dagen na ontvangst uitspreekt over de wetenschappelijke validatie ervan.
In geval van een ongunstig advies, werkt het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat binnen de dertig dagen na ontvangst ervan een nieuw voorstel uit, daarbij rekening houdend met de opmerkingen geformuleerd door de Nationale Wetenschappelijke Raad, die zich binnen de twee weken na de ontvangst van het nieuwe voorstel uitspreekt over de validiteit ervan. § 6. Binnen een termijn van achttien maanden nadat de Unielijst werd aangenomen of geactualiseerd, bezorgen het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat en de BMM dat deel van het voorstel voor een nationaal actieplan dat hen aanbelangt aan het Comité.
Art. 40.§ 1. Het Comité keurt het voorstel van nationaal actieplan goed en legt dit binnen een termijn van eenentwintig maanden nadat de Unielijst werd aangenomen of geactualiseerd ter goedkeuring voor aan de ICL. § 2. De bevoegde overheden onderwerpen het ontwerp van nationaal actieplan zoals goedgekeurd door de ICL gelijktijdig en in overeenstemming met hun wetgeving aan een publieksraadpleging. § 3. De bevoegde overheden analyseren de geformuleerde bezwaren, opmerkingen en commentaren en bezorgen hun analyserapport aan het Comité binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de afsluiting van de publieksraadpleging.
Het Comité bestudeert de rapporten en bepaalt met de hulp van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat en rekening houdend met de publieksraadpleging binnen een termijn van vier maanden na ontvangst ervan welke eventuele amendementen er moeten worden aangebracht in het ontwerp van nationaal actieplan. § 4. Het Comité legt het definitieve ontwerp van nationaal actieplan binnen een termijn van dertig maanden nadat de Unielijst werd aangenomen of geactualiseerd ter goedkeuring voor aan de ICL. § 5. De procedure voor de uitwerking van het plan, vermeld in de paragrafen 1 tot en met 4 is van toepassing op de herziening ervan. § 6. Het Comité ziet toe op de uitvoering van de maatregelen van het nationaal actieplan.
Art. 41.Bij de opname op Europees niveau van elke nieuwe voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort, wordt het nationaal actieplan aangepast voor die soorten, overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 39 en 40.
TITEL VII. - Samenwerking tussen België en de nationale bevoegde overheden van de Lidstaten HOOFDSTUK 1. - Voor een regio zorgwekkende invasieve uitheemse soorten
Art. 42.§ 1. De ICL kan, op basis van de nationale lijst, vermeld in artikel 32, en op voorstel van het Comité bepalen dat sommige invasieve uitheemse soorten samenwerking vereisen tussen de Lidstaten die een van de criteria zoals vermeld in artikel 22.1, a) tot en met d), van de IUS-Verordening of enige andere bezorgdheid op regionaal niveau delen.
Deze beslissing gebeurt op basis van het advies van de Nationale Wetenschappelijk Raad, geformuleerd op eigen initiatief of hierover vooraf door het Comité geraadpleegd. § 2. Daartoe contacteert het Comité, zo nodig met de hulp van de Europese Commissie, de bevoegde overheden van de betrokken Lidstaten om te bepalen of de soorten in kwestie voor de regio zorgwekkend zijn en, indien men het eens is, welke samenwerkingsmaatregelen er moeten genomen worden. § 3. Elke bevoegde overheid voert, de samenwerkingsmaatregelen die onder haar bevoegdheid vallen en waartoe werd beslist overeenkomstig paragraaf 2, uit.
Zij informeert het Comité, dat de stand van zaken van de uitvoering van de maatregelen genomen op Belgisch niveau meedeelt aan de Europese Commissie en aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lidstaten. § 4. Wanneer een uitvoeringshandeling in de zin van artikel 11.2 van de Verordening IUS van toepassing is, bepaalt het Comité welke eventuele gecoördineerde maatregelen er moeten genomen worden tussen de bevoegde overheden.
Art. 43.§ 1. Wanneer een Lidstaat zich wendt tot het Comité om een samenwerking op te zetten voor een invasieve uitheemse soort uit zijn nationale lijst, beslist de ICL, op voorstel van het Comité, of er voor deze soort een versterkte regionale samenwerking noodzakelijk is.
Het voorstel van het Comité gebeurt op basis van het advies van de Nationale Wetenschappelijk Raad, geformuleerd op eigen initiatief of hierover vooraf door het Comité geraadpleegd.
Wanneer een bevoegde overheid een aanvraag voor samenwerking door een Lidstaat, waarvoor zij niet alleen bevoegd is, ontvangt, bezorgt ze die onverwijld aan het Comité. § 2. Het Comité deelt binnen een redelijke termijn de beslissing van de ICL mee aan de Lidstaat. HOOFDSTUK 2. - Zorgwekkende inheemse soorten
Art. 44.De ICL kan op voorstel van het Comité bepalen dat een soort die inheems is op het grondgebied van een Lidstaat, maar niet inheems op het grondgebied van België, een samenwerking vereist. De procedure, vermeld in artikel 42, is van toepassing.
Art. 45.§ 1. Wanneer een Lidstaat zich wendt tot het Comité ofwel tot een bevoegde overheid voor het opzetten van een samenwerking voor een soort die inheems is op het grondgebied van de partijen of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, maar niet inheems op zijn eigen grondgebied, beslist de ICL op voorstel van het Comité of deze soort een regionale samenwerking vereist.
Het voorstel van het Comité gebeurt op basis van het advies van de Nationale Wetenschappelijk Raad, geformuleerd op eigen initiatief of hierover vooraf door het Comité geraadpleegd. § 2. Het Comité deelt binnen een redelijke termijn de beslissing van de ICL mee aan de Lidstaat.
TITEL VIII. - Surveillancesysteem, vroegtijdige detectie, snelle uitroeiing en beheer HOOFDSTUK 1. - Uitwerking van een gecoördineerd surveillancesysteem
Art. 46.§ 1. Overeenkomstig artikel 15, § 2, 6°, staat het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat in voor de coördinatie van de door de betrokken bevoegde overheden ingevoerde surveillancesystemen voor de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.
Deze coördinatie is bedoeld om de surveillancesystemen op elkaar af te stemmen.
Zij heeft met name betrekking op: 1° de uitwerking van standaarden die van toepassing zijn op alle surveillancesystemen die moeten worden uitgewerkt op Belgisch niveau;2° de samenvoeging van de door de betrokken bevoegde overheden meegedeelde gegevens. § 2. Deze coördinatie is niet van toepassing voor de invasieve uitheemse mariene soorten die uitsluitend voorkomen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België waarvoor een apart surveillancesysteem geldt dat beheerd wordt door de BMM. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat zorgt voor een regelmatige coördinatie met de BMM met het oog op de vroegtijdige detectie. HOOFDSTUK 2. - Vroegtijdige detectie en snelle uitroeiing
Art. 47.De bevoegde overheid die vroegtijdig de introductie of de aanwezigheid van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten detecteert, meldt dit onmiddellijk aan de Europese Commissie en informeert de Lidstaten hierover overeenkomstig artikel 16.2 van de IUS-Verordening. Zij brengt het Comité tegelijkertijd op de hoogte.
Art. 48.§ 1. Binnen de tien dagen na het ontvangen van de informatie stelt het Comité, na advies van de Nationale Wetenschappelijke Raad, de ICL voor om te beslissen of de soort in kwestie meer dan een partij aanbelangt of zich snel zou kunnen verspreiden over het grondgebied van een andere partij of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België. § 2. In geval van een positieve beslissing, bepaalt de ICL dat de soort nog niet wijd verspreid is binnen het grondgebied of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en er derhalve door elk van de bevoegde overheden uitroeiingsmaatregelen dienen te worden genomen.
Binnen de twee maanden na de kennisgeving, vermeld in artikel 47, coördineert het Comité de invoering van de maatregelen die moeten worden genomen door de betrokken bevoegde overheden overeenkomstig de artikel 17 en 18 van de IUS-Verordening. Hij volgt de uitvoering van de maatregelen door elke bevoegde overheid op.
Elke bevoegde overheid zorgt voor de notificatie aan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 17.1 en 17.4 van de IUS-Verordening en verstrekt deze informatie aan de andere Lidstaten. § 3. Wanneer de ICL beslist dat een vroegtijdig gedetecteerde voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort een enkele partij aanbelangt en zich niet snel zou kunnen verspreiden over het grondgebied van een andere partij of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, brengt de betrokken bevoegde overheid het Comité op de hoogte van de maatregelen die zij neemt overeenkomstig artikel 17 en 18 van de IUS Verordening. HOOFDSTUK 3. - Beheer van wijdverspreide invasieve uitheemse soorten Beheer- en herstelmaatregelen
Art. 49.Wanneer de ICL, op basis van de informatiefiche, vermeld in artikel 37, op voorstel van het Comité bepaalt dat een voor de Unie zorgwekkende inheemse soort wijdverspreid is over het grondgebied van meer dan een partij of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België of zich snel zou kunnen verspreiden over het grondgebied van een andere partij of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, coördineert het Comité binnen achttien maanden nadat een invasieve uitheemse soort in de Unielijst is opgenomen de invoering van de maatregelen die moeten genomen worden overeenkomstig artikel 19, 20 en 26 van de IUS-Verordening en staat het in voor de opvolging van de uitvoering ervan.
Wanneer er een groot risico bestaat dat deze soort zich snel zou kunnen verspreiden over het grondgebied van een Lidstaat, brengt het Comité de betrokken Lidstaat en de Europese Commissie hier onmiddellijk van op de hoogte.
Indien nodig coördineert het Comité samen met de betrokken Lidstaat de invoering van de maatregelen die moeten worden genomen overeenkomstig artikel 19 en 20 van de IUS-Verordening.
Art. 50.Wanneer de ICL, op basis van de informatiefiche, vermeld in artikel 37, beslist dat een voor de Unie zorgwekkende inheemse soort enkel wijdverspreid is over het grondgebied van een enkele partij of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en zich niet snel zou kunnen verspreiden over het grondgebied van een andere partij, brengt de betrokken partij het Comité op de hoogte van de maatregelen die zij overeenkomstig artikel 19, 20 en 26 van de IUS Verordening neemt alsook van de opvolging van de uitvoering ervan.
TITEL IX. - Terugvordering van de kosten
Art. 51.§ 1. De bevoegde overheden brengen, via het Comité, de ICL onverwijld op de hoogte van ieder geval waarbij een uitheemse invasieve soort betrokken is die negatieve gevolgen kan hebben op het grondgebied van een andere partij of in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België. De ICL bepaalt of het een geval betreft dat een impact kan hebben op meer dan een partij. § 2. Indien het niet gaat om een geval dat een impact kan hebben op meer dan een partij, brengt de betrokken bevoegde overheid het Comité op de hoogte van de ontwikkeling ervan. § 3. Wanneer het gaat om een geval dat een impact kan hebben op meer dan een partij, kan de ICL beslissen dat er wederzijds ondersteunende maatregelen genomen moeten worden op het niveau van elk van de betrokken bevoegde overheden. § 4. Elke betrokken bevoegde overheid neemt de maatregelen die zij dient te nemen. Zij informeert het Comité over de resultaten ervan, over de gemaakte kosten en eventuele terugvorderingen.
TITEL X. - Financiële bepalingen
Art. 52.§ 1. De werkingskosten van het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat voor wat betreft de aanwerving van de voltijdsequivalenten, vermeld in artikel 16, worden als volgt verdeeld tussen de partijen: 1° 15% voor de Federale overheid;2° 35% voor het Vlaamse Gewest;3° 35 % voor het Waalse Gewest;4° 15 % voor het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. § 2. Het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat stelt overeenkomstig artikel 18, § 1, het jaarbudget op voor de uitbestedingskosten. Zij hebben betrekking tot projecten die uitsluitend bedoeld zijn om een gecoördineerde actie in de zin van artikel 2, § 2, van dit samenwerkingsakkoord uit te voeren en voor zover dit betrekking heeft op de bevoegdheden van alle bijdragende partijen bedoeld in paragraaf 1. De gastinstelling legt de facturen ter goedkeuring en vereffening voor aan het Comité. Deze uitbestedingskosten worden verdeeld volgens de volgende verdeelsleutel: 1° 15% voor de Federale overheid;2° 35% voor het Vlaamse Gewest;3° 35 % voor het Waalse Gewest;4° 15 % voor het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. § 3. Bij wijze van uitzondering op paragraaf 2, worden de andere uitbestedingskosten die uitsluitend betrekking hebben op de uitoefening van de bevoegdheden van de Gewesten verdeeld volgens de volgende verdeelsleutel : 1° 45% voor het Vlaamse Gewest;2° 45% voor het Waalse Gewest;3° 10% voor het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. TITEL XI. - Inspecties, controle en sancties HOOFDSTUK 1. - Inspectie en controle
Art. 53.§ 1. De inspectie en de controle op de naleving van de in dit samenwerkingsakkoord bedoelde verplichtingen worden respectievelijk uitgevoerd door : 1° de agenten of inspectiediensten aangewezen door de Federale Regering overeenkomstig artikel 47, § 1, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;2° de diensten aangewezen door de Vlaamse Regering;3° de diensten aangewezen door de Waalse Regering;4° de diensten aangewezen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. § 2. De in paragraaf 1 en in artikel 15 van de IUS-Verordening bedoelde inspectiediensten en agenten werken samen bij de uitvoering van hun opdrachten. Ze komen minstens twee keer per jaar samen op initiatief van het Comité om alle mogelijke informatie uit te wisselen in verband met de uitvoering van de IUS Verordening. Ze kunnen in onderling overleg beslissen om een aantal inspecties en controles gezamenlijk of gelijktijdig te plannen. HOOFDSTUK 2. - Sancties
Art. 54.§ 1. De partijen verbinden zich er overeenkomstig artikel 30 van de IUS Verordening toe om in hun respectieve reglementeringen doeltreffende, evenredige en ontradende sancties in te lassen die van toepassing zijn bij inbreuken op de IUS Verordening. § 2. De partijen evalueren de toepassing van de burgerlijke, strafrechtelijke en administratieve sancties en van de administratieve maatregelen in geval van inbreuken op de IUS Verordening en op de in dit samenwerkingsakkoord vermelde verplichtingen.
Deze evaluatie omvat de analyse van de coherentie van de strafrechtelijke vervolging tussen de verschillende partijen en de coherentie tussen de sancties in de toepasselijke wetgevingen. Indien de resultaten van de evaluatie wijzen op significante incoherenties, overleggen de partijen via het Comité over de eventueel te nemen maatregelen.
TITEL XII. - Overgangsbepalingen HOOFDSTUK 1. - Niet-commerciële eigenaren
Art. 55.De bevoegde overheden informeren het Comité, binnen de zes maanden nadat de Unielijst werd aangenomen of geactualiseerd, over het aantal, de locatie en de soorten gezelschapsdieren die voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zijn die in overeenkomstig artikel 31 van de IUS Verordening door niet-commerciële eigenaren gehouden worden op hun grondgebied. HOOFDSTUK 2. - Commerciële voorraden
Art. 56.De bevoegde overheden informeren het Comité over de commerciële voorraden specimens van invasieve uitheemse soorten, vermeld in artikel 32 van de IUS-Verordening, die onder hun bevoegdheid vallen alsook over het beheer ervan zoals de verkoop of overdracht.
TITEL XIII. - Rapportering
Art. 57.§ 1. De bevoegde overheden stellen om de zes jaar een nationaal rapport inzake de uitvoering van de IUS Verordening op voor wat betreft hun bevoegdheden Dit rapport bevat de informatie, vermeld in artikel 24 van de IUS Verordening. Zij bezorgen dit aan het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat dat overeenkomstig artikel 15, § 2, 7°, instaat voor de coördinatie.
Het ontwerp van nationaal uitvoeringsrapport wordt voor validatie aan de Nationale Wetenschappelijke Raad en het Comité bezorgd. Het Comité legt de ICL het eerste rapport uiterlijk op 1 april 2019 ter goedkeuring voor, daarna om de zes jaar.
Het Comité zorgt ervoor dat het nationaal uitvoeringsrapport tijdig aan de Europese Commissie bezorgd wordt. § 2. Een uitvoerend samenwerkingsakkoord bij dit samenwerkingsakkoord voorziet in : 1° de termijnen voor het versturen van het in paragraaf 1 bedoelde eerste rapport van de bevoegde overheden naar het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat;2° de praktische modaliteiten voor het bezorgen van het rapport aan de Europese Commissie, onder meer via elektronische weg; 3° de elementen van het technische rapporteringsformat, vermeld in artikel 24.4 van de IUS verordening, die een inhoudelijke gecoördineerde aanpak door het Nationaal Wetenschappelijk Secretariaat vereisen alsook de elementen die enkel betrekking hebben op het inzamelen en bundelen van gegevens; 4° de praktische modaliteiten betreffende de vereiste informatie als bepaald in artikel 24 van de IUS-Verordening alsook de modaliteiten voor het rapporteren van deze elementen. TITRE XIV. - Slotbepalingen
Art. 58.§ 1. Vijf jaar na de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord, evalueert de Interministeriële Conferentie Leefmilieu uitgebreid tot het Wetenschapsbeleid, op basis van een rapport van het Comité, de federale, gewestelijke en gemeenschapssamenwerking, in het bijzonder wat betreft de werking van het Nationaal Wetenschappelijke Secretariaat. § 2. Op basis van die evaluatie beslist de Interministeriële Conferentie Leefmilieu uitgebreid tot het Wetenschapsbeleid over de voortzetting van dit samenwerkingsakkoord en herdefinieert ze zo nodig de opdrachten en de werkingskosten van het Nationaal Wetenschappelijke Secretariaat.
Art. 59.Het akkoord wordt tegelijkertijd met de verschillende instemmingsakten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad door de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, op aanvraag van de partij waarvan de wetgever als laatste zijn instemming met het samenwerkingsakkoord heeft gegeven.
Getekend te Brussel, op 30 januari 2019, in één origineel exemplaar in de Nederlandse en Franse taal, dat zal worden gedeponeerd bij de Centrale Secretarie van het Overlegcomité dat zal instaan voor de eensluidend verklaarde afschriften en de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Voor de Federale Regering, De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, M. C. MARGHEM De Minister van Begroting en belast met de Nationale Loterij en Wetenschapsbeleid, S. WILMES De Minister van Digitale agenda, Telecommunicatie en Post, belast met Administratieve vereenvoudiging, Bestrijding van De sociale fraude, Privacy en Noordzee, Ph. DE BACKER Voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS De Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE Voor de Franse Gemeenschap, De Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT Voor de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, O. PAASCH De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, H. MOLLERS Voor het Waalse Gewest, De Minister-President van de Waalse Regering, W. BORSUS De Vice-President en Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Numeriek, Werk en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Landbouw, Natuur, Bos, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigde bij de Grote Regio, R. COLLIN Voor het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT De Staatssecretaris belast met Wetenschappelijk Onderzoek, F. LAANAN
30 JANUARI 2019. - Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten - Bijlage Lijst van publicaties van instemmingsdecreten/ instemmingsordonnantie van de gefedereerde entiteiten - Waalse Gewest : Decreet van 4 april 2019 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 30 januari 2019 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, B.S., 14/05/2019. - Vlaamse Gewest : Decreet van 3 mei 2019 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 30 januari 2019 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, B.S., 29/05/2019. - Franse Gemeenschap : Decreet van 14 maart 2019 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 30 januari 2019 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, B.S., 12/06/2019. - Duitstalige Gemeenschap : Decreet van 29 april 2019 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 30 januari 2019 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, B.S., 12/06/2019. - Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Decreet van 2 juli 2020 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 30 januari 2019 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, B.S., 9/07/2020.