Etaamb.openjustice.be
Samenwerkingsakkoord van 20 november 2001
gepubliceerd op 12 september 2002

Samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de Gewesten met betrekking tot de tegemoetkoming van de overheid in de deelname van het Belgische bedrijfsleven aan de programma's AIRBUS A380

bron
diensten van de eerste minister
numac
2002021338
pub.
12/09/2002
prom.
20/11/2001
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 NOVEMBER 2001. - Samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de Gewesten met betrekking tot de tegemoetkoming van de overheid in de deelname van het Belgische bedrijfsleven aan de programma's AIRBUS A380


Gelet op artikel 92bis , § 1, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980;

Gelet op het protocol van akkoord van 23 januari 1991 gesloten tussen de Belgische Staat en de Gewesten betreffende de tegemoetkoming van de overheid in de deelname van het Belgische bedrijfsleven aan de AIRBUS-programma's;

Gelet op het akkoord tot samenwerking betreffende de tussenkomst van de overheid in de deelname van de Belgische industrie aan het AIRBUS A340-500/600 en A3XX-programma, ondertekend op 11 december 2000;

Overwegende dat AIRBUS INDUSTRIES besloten heeft een nieuwe generatie van "jumbojets" te ontwikkelen en te produceren, genaamd AIRBUS A380;

Overwegende dat de deelname van de betrokken Belgische industriëlen aan de ontwikkeling en de productie dringen veiliggesteld dient te worden;

Overwegende dat de toekomst van de Europese, en in het bijzonder Belgische, luchtvaartindustrie grotendeels bepaald wordt door de omvang van de onderzoek- en ontwikkelingsinspanning die zij zal kunnen steunen om de toekomsttechnologieën op dit gebied te beheersen;

Overwegende de noodzaak om de deelname van de Belgische industrieën aan de ontwikkeling en de productie van de vliegtuigen uit het AIRBUS-gamma in stand te houden en, indien mogelijk, te vergroten en te diversifiëren;

Overwegende de noodzaak de Belgische industrie daartoe de gelegenheid te bieden zich, in een context van versterkte concurrentie, onder de beste voorwaarden kandidaat te stellen voor de erop betrekking hebbende industriële taken;

Overwegende dat de Ministerraad, in zijn vergadering van 1 december 2000 besloten heeft tot een aanvullende bijdrage van de federale overheid aan de onderzoek- en ontwikkelingskosten betreffende de A380, kosten die half om half zullen verdeeld worden tussen de begrotingen van de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden enerzijds en het Ministerie van Economische Zaken anderzijds, volgens modaliteiten die men op het federale vlak moet overeenkomen. Die departementen worden verder "de bevoegde federale departementen" genoemd;

De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek belast met het Grootstedenbeleid, de heer Charles Picqué, en de Regeringscommissaris belast met Wetenschapsbeleid, de heer Yvan Ylieff, En Het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Minister-President en Minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, de heer Patrick Dewael, en de Minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, de heer Dirk Van Mechelen, En Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Minister-President, de heer Jean-Claude Van Cauwenberghe, en de Vice-President en Minister van Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, de heer Serge Kubla, En Het Brussels Hoofstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Minister-President en Minister van Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, de Heer François-Xavier de Donnea, en de Minister van Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting, de heer Eric Tomas, zijn overeengekomen als volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.- De partijen bij dit akkoord beslissen de Belgische Industrie hun steun te verlenen voor de ontwikkeling van de vliegtuigen AIRBUS A380 door er in het bijzonder over te waken dat de ondernemingen over financiële middelen beschikken die hun in staat stellen de O&O-activiteiten tot een goed einde te brengen. De Federale Staat zal hieraan tot maximum 7.868 min.B.fr bijdragen, waarvan 1.700 min.B.fr. afkomstig zijn van het saldo van de vorige enveloppe, met inachtneming van de internationale akkoorden, door het toekennen van terugvorderbare voorschotten, zodat het risico verbonden aan de preconcurrentiële en concurrentiële ontwikkelingen van de nieuwe producten en vliegtuigen gedeeld kan worden. HOOFDSTUK II. - Financiering van de werkzaamheden die verband houden met de ontwikkeling van de AIRBUS A38 0.

Tegemoetkoming van de Federale Staat.

Art. 2.- De Federale Staat heeft op 1 december 2000 besloten een enveloppe van 6.168 min.B.fr., ter aanvulling van het saldo (dat voorlopig 1.700 min.B.fr. bedraagt en dat definitief zal worden opgesteld na de "refurbishing"-activiteiten van- het A340-500/600-programma) van de enveloppe van 2.053 min.B.fr., beslist door de Ministerraad van 24 juli 1998, ter beschikking te stellen van de Belgische ondernemingen die wensen deel te nemen aan het A380-programma.

Die tussenkomst vormt een plafond dat is opgesteld op basis van de raming die door de industriëlen zelf werd uitgesproken en zij zal jaarlijks vastgesteld worden afhankelijk van de voortgang van het programma, alsook van de contracten die door de industriëlen worden bekomen. Zij wordt uitsluitend gebruikt voor het A380-programma.

De federale tussenkomst zal geschieden onder de vorm van terugvorderbare voorschotten ten voordele van alle types van leveranciers die een contract zullen bekomen hebben dat betrekking heeft op de ontwikkeling van de A380.

De verdeling van de federale tussenkomst tussen de verschillende rechthebbende ondernemingen, zal gebeuren op basis van een onderzoek door de bevoegde federale departementen, van de bekomen contracten en van de pre-financierbare bedragen tegen de maximumrente, toegestaan de heersende internationale regels. Wat de leveranciers van uitrustingen en de motoren betreft, zal de Federale Staat, buiten de klassieke tussenkomst in de niet-recurrente kosten en onder voorbehoud van de voorafgaande goedkeuring van de dossiers door de Europese Commissie, eveneens op maximale wijze onder de vorm van hulp aan Ontwikkeling en Onderzoek kunnen tussenkomen binnen de beperkingen die door het communautaire kader zijn vastgelegd voor de preconcurrentële ontwikkeling. HOOFDSTUK III. - Opvolging van de participatie Coördinatieorgaan

Art. 3.- De coördinatie van de Belgische participatie aan het A380-programma zal door een Opvolgingscomité worden verzekerd dat zich bij unanimiteit van zijn leden zal uitspreken.

Samenstelling van het Comité

Art. 4.- Dit Comité bestaat uit twee vertegenwoordigers van de Federale Overheid (afkomstig van de departementen van Economische Zaken en van Wetenschapsbeleid) en uit twee vertegenwoordigers van eik van de drie Gewestelijke Overheden. Het wordt voorgezeten door een van de federale vertegenwoordigers en het komt tweemaal per jaar en zo dikwijls als de verderop beschreven opdrachten het vereisen.

Opdrachten van het Comité

Art. 5.- Volledige informatie over het verloop van het geheel van het programma zal tussen de Staat en de Gewesten via de deelneming van hun vertegenwoordigers aan dit comité worden uitgewisseld en dit opdat zij de nuttige beslissingen zouden kunnen nemen en met volledige kennis van zaken de nodige controle zouden kunnen uitoefenen.

Het Comité zal ermee belast worden toezicht te houden op de correcte toepassing van onderhavig Samenwerkingsakkoord.

Het zal er in het bijzonder op toezien dat aan alle ondernemingen die van de overheidssteun genieten op basis van de overeenkomst die zij met de bevoegde federale departementen zullen hebben afgesloten, een rechtvaardige behandeling wordt toebereid, in het bijzonder wat de strikte eerbiediging betreft van de terugbetalings- en ontvankelijkheidsclausules van de uitgaven die in het kader van dit programma worden opgelopen.

Het Comité zal nagaan of de verplichtingen die voortvloeien uit de van kracht zijnde internationale akkoorden worden nageleefd.

In functie van de voortgang van het programma zal het Comité jaarlijks verslag uitbrengen aan de federale Ministeries die bevoegd zijn voor de noodzakelijke bedragen die op de Staatsbegroting moeten worden ingeschreven.

In geval dat de bedragen, voorzien bij beslissing van de Ministerraad van 1 december 2000 niet volledig worden verbruikt, zal het Comité desgevallend de mogelijkheid onderzoeken om de beschikbare bedragen toe te wijzen aan projecten die betrekking hebben op de ontwikkeling van de A380 en die men op het moment van de regeringsbeslissing niet in overweging zou hebben kunnen nemen. Deze herbestemming zal andere ondernemingen dan deze, hernomen ter informatie in de tabel die door de Ministerraad werd goedgekeurd, ten goede kunnen komen. HOOFDSTUK V. - Tenuitvoerlegging van dit samenwerkingsakkoord

Art. 6.De Belgische Regering en de Gewestregeringen verbinden er zich toe dat aan de respectieve beslissingsinstanties van de federale Staat en van de Gewesten de nodige dossiers voorgelegd worden voor de tenuitvoerlegging van de in dit samenwerkingsakkoord opgenomen principes.

Art. 7.Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op de datum van ondertekening door de laatste partij.

Gedaan te Brussel, op 20 november 2001 in vier tweetalige exemplaren Nederlands/Frans.

Voor de Federale Staat, De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek belast met het Grootstedenbeleid, Ch. PICQUE De Regeringscommissaris belast met Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF Voor het Vlaams Gewest, de Minister-President en Minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, P. DEWAEL de Minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN Voor het Waals Gewest, de Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE de Vice-President en Minister van Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Minister-President en Minister van Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, Fr.-X. de DONNEA de Minister van Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS

^