Etaamb.openjustice.be
Protocol van 29 maart 2000
gepubliceerd op 29 augustus 2000

Protocol tussen de Federale Regering en de in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bedoelde overheden inzake de organisatie en financiering van een gezondheidsenquete

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022399
pub.
29/08/2000
prom.
29/03/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU


29 MAART 2000. - Protocol tussen de Federale Regering en de in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bedoelde overheden inzake de organisatie en financiering van een gezondheidsenquete


Gelet op de respectievelijke bevoegdheden waarover de Federale Staat en de in artikel 128, 130 en 135 van de Grondwet bedoelde overheden, hierna de Gemeenschappen en Gewesten genoemd, op het vlak van het gezondheidsbeleid beschikken;

Overwegende dat dit protocolakkoord tot stand kwam na gezamenlijk overleg tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten;

Overwegende dat voorliggend akkoord ertoe strekt de verbintenis aan te gaan om, in uitvoering van de beslissing genomen op de interministeriële conferentie voor de Volksgezondheid, een periodieke bevraging van de gezondheidstoestand van de bevolking te organiseren door middel van interviews;

Overwegende dat de Wereld Gezondheidsorganisatie voorstelt dat de lidstaten dergelijke onderzoeken realiseren om op basis van internationaal vergelijkbare gegevens, aanbevelingen te formuleren;

Overwegende dat de Europese Unie erop aandringt dat de lidstaten om de twee jaar een gezondheidsenquete zouden organiseren, 1. Algemeen protocol 1.1. Doelstelling 1.1.1. De Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten (voortaan « opdrachtgevers » genoemd) zijn het er over eens dat, om de behoeften aan gezondheidszorg te kennen en om een coherent preventief en curatief gezondheidsbeleid te voeren, het noodzakelijk is de gezondheidstoestand van de bevolking ondermeer te onderzoeken via een periodieke gezondheidsenquete door middel van interview (voortaan « gezondheidsenquete » genoemd). 1.1.2. In een gezondheidsenquete wordt informatie verzameld over o.a. de gezondheidstoestand, de leefstijl, de zorgbehoeften, de sociale en economische levensomstandigheden en de consumptie van preventieve en curatieve diensten. Een overzicht van de kernbevraging is als bijlage opgenomen. 1.1.3. De opdrachtgevers zijn overtuigd van het belang een gezondheidsenquete op eenvormige wijze te organiseren voor het ganse land terwijl ook de ruimte moet gegarandeerd worden opdat ten behoeve van elk der opdrachtgevers specifiek door hen gevraagde gezondheidsinformatie verzameld kan worden. 1.1.4. Een gezondheidsenquete omvat drie fases : een voorbereidingsfase, het uitvoeren van het veldwerk en een analyse- en rapportagefase. Voor het correct realiseren van elk van deze fases is één kalenderjaar vereist. 1.1.5. Het veldwerk omvat het interviewen van een representatieve en per opdrachtgever gestratificeerde steekproef van de bevolking; hierbij staan beleidsrelevantie en internationale vergelijkbaarheid voorop. 1.1.6. Er wordt naar gestreefd het veldwerk te organiseren met een periodiciteit van 3 of 4 jaar. 1.1.7. De mogelijkheid wordt weerhouden om, in opdracht van een of meerdere opdrachtgevers, een oververtegenwoordiging van een populatie in de steekproef te realiseren om de precisie van de gegevensverzameling voor deze populatie te verhogen. 1.1.8. De gezondheidsenquete kadert binnen het bevolkingsonderzoek. De samenstelling van de steekproef, het verzamelen van gegevens, de analyse en rapportage van de onderzoeksresultaten verlopen in overeenstemming met de bepalingen van de Wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. 1.1.9. De mogelijkheid wordt weerhouden om ook voor andere overheden een oververtegenwoordiging in de steekproef te realiseren. Alle supplementaire kosten die met deze oververtegenwoordiging gepaard gaan, evenals een evenredig deel van de basiskost dienen door deze overheden te worden gefinancierd. 1.1.10. Op basis van een relatieve weging van de verschillende modules van de enquête en een verdeling daarvan op basis van de bevoegdheden, de wensen van de respectieve opdrachtgevers, de grootte van de populatie en het aantal ondervraagden dient een budgettaire verdeelsleutel te worden vastgelegd. 1.2. Organisatie 1.2.1. De opdrachtgevers vertrouwen de uitvoering van de gezondheidsenquete toe aan de afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur, verder WIV genoemd. 1.2.2. Een Commissie van Opdrachtgevers zal de werkzaamheden opvolgen, begeleiden en evalueren. De opdrachtgevers vaardigen elk één persoon af die deelneemt aan de werkzaamheden ervan. De Commissie bepaalt de inhoud van de bevraging en van de analyse. Een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van het WIV nemen deel aan de werkzaamheden, evenals een vertegenwoordiger van de administraties van de opdrachtgevers. 1.2.3. De Commissie van opdrachtgevers stelt een Wetenschappelijke Adviesraad samen met als opdracht de enquete wetenschappelijk te begeleiden, d.i. te reflecteren over de gehanteerde aanpak, de steekproeftrekking, de gebruikte vragenlijsten, de te berekenen indicatoren, de statistische analyse en de rapportage. De Adviesraad brengt verslag uit aan de Commissie van Opdrachtgevers en bestaat o.a. uit vertegenwoordigers van de universiteiten en uit andere, voor de enquête relevante, instellingen aangevuld met een afvaardiging van de betrokken opdrachtgevers. 1.2.4. De Commissie stelt een reglement op waarin o.a. het volgende wordt geregeld : de toegankelijkheid van de gegevens voor de externe gebruikers, de verwerking van de gegevens, de wijze van betaling van de bijdragen; in dit reglement worden verder alle praktische schikkingen, schriftelijk vastgelegd. 1.2.5. Het WIV wordt belast met het bijeenroepen van de Commissie van Opdrachtgevers en de Wetenschappelijke Adviesraad. Zij neemt tevens het secretariaat ervan waar. 1.2.6. De Commissie van Opdrachtgevers, de Wetenschappelijke Adviesraad en de afdeling Epidemiologie stimuleren het gebruik van de gegevens op het domein van volksgezondheid en zullen de enqueteresultaten derhalve zo ruim en zo toegankelijk mogelijk verspreiden. De Commissie van Opdrachtgevers wordt officieel op de hoogte gesteld van zodra een complementair contract, bijvoorbeeld met de provincies, wordt afgesloten. 1.3. Rapportage 1.3.1. Een volledig rapport met de onderzoeksresultaten en de basistabellen wordt ten laatste drie maand voor het beëindigen van een cyclus overhandigd aan elk der opdrachtgevers. Dit rapport omvat minstens een overzicht van de gebruikte methodologie, een karakterisering van de steekproef, een eerste analyse van de resultaten, operationele besluiten voor het gezondheidsbeleid en het geheel van basistabellen. De andere overheden bedoeld in 1.1.9 zullen de basistabellen krijgen. 1.3.2. De wijze waarop de onderzoeksresultaten gerapporteerd dienen te worden, wordt bepaald door de Commissie van Opdrachtgevers. 1.4. Gebruik van het gegevensbestand 1.4.1. Het gegevensbestand, omvattende alle variabelen en de indicatoren samen met een handboek voor het gebruik van het gegevensbestand wordt bij het beëindigen van een cyclus ter beschikking gesteld door elk der opdrachtgevers. 1.4.2. Dit gegevensbestand wordt tevens ter beschikking gesteld van externe gebruikers. Onder externe gebruikers wordt verstaan : de administraties op federaal, communautair en regionaal niveau; universitaire onderzoeksequipes of onderzoeksequipes verbonden aan een universiteit; andere onderzoeksinstituten niet verbonden aan een universiteit; internationale organisaties. 1.4.3. De modaliteiten voor het gebruik van het gegevensbestand worden vervat in een protocol te ondertekenen door iedere externe gebruiker.

In dit protocol worden o.a. gebruiksvoorwaarden en de financiële vergoedingen opgesomd. De inhoud van dit protocol wordt bepaald door de Commissie van Opdrachtgevers. 1.4.4. Het WIV kan ten behoeve van externen supplementaire analyses en rapportages verrichten van de onderzoeksgegevens. De modaliteiten waarin dit dient te gebeuren en de vergoeding ervoor worden vervat in een akkoord te ondertekenen door de aanvragers, het WIV en de opdrachtgevers. 1.5. Evaluatie 1.5.1. Bij het beëindigen van een cyclus wordt een gedetailleerd overzicht van alle uitgaven verricht in het kader ervan overhandigd aan elk der opdrachtgevers. 1.5.2. Bij het beëindigen van een cyclus wordt de Gezondheidsenquete geëvalueerd. De modaliteiten van deze evaluatie worden door de Commissie van Opdrachtgevers bepaald. 2. Specifiek protocol 2.1. Dit onderdeel van het protocol betreft specifiek de organisatie van een Gezondheidsenquete 2001. Het wordt afgesloten voor een periode van 3 jaar, die ingaat op 1 januari 2000. In het kalenderjaar 2000 worden de voorbereidende werkzaamheden verricht, in het kalenderjaar 2001 het veldwerk, in het kalenderjaar 2002 worden de gegevens geanalyseerd en gerapporteerd. In het licht van het jaar van uitvoering wordt deze cyclus verder de « Gezondheidsenquete 2001 » genoemd. 2.2. In de Gezondheidsenquete 2001 wordt ernaar gestreefd in totaal 10.000 individuen effectief te bevragen : 3.500 in de Vlaamse Regio, 3.500 in de Waalse Regio en 3.000 in de Brusselse Regio. Voor de Duitstalige Gemeenschap wordt een oververtegenwoordiging in de steekproef gerealiseerd (300 interviews) om de betrouwbaarheid van de gegevensverzameling voor deze meer beperkte subpopulatie te verhogen. 2.3. Op basis van een relatieve weging van de verschillende modules van de enquete en een verdeling daarvan op basis van de behoeften, de wensen van de respectieve opdrachtgevers, de grootte van de populatie en het aantal ondervraagden, wordt voor de Gezondheidsenquete 2001, de volgende verdeelsleutel (in afgeronde procenten) vastgelegd : - Federale Staat 51,6 % - Vlaamse Gemeenschap 23,4 % - Franse Gemeenschap 11,8 % - Waals Gewest 7,5 % - Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 5,7 % 2.4. De kosten voor de enquête bedragen (in afgeronde cijfers) 45,5 miljoen BF waarvan 11 miljoen BF voor het eerste jaar, 23,9 miljoen BF het tweede jaar en 10,5 miljoen BF het derde jaar, te verdelen volgens de hogervermelde sleutel.

Dit betekent, in afgeronde duizendtallen BF en per overheid, voor het eerste jaar : - Federale Staat 5,688,088 BF - Vlaamse Gemeenschap 2,578,370 BF - Franse Gemeenschap 1,302,954 BF - Waals Gewest 825,826 BF - Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 627,595 BF en voor het tweede jaar : - Federale Staat : 12,354,049 BF - Vlaamse Gemeenschap 5,600,003 BF - Franse Gemeenschap 2,829,907 BF - Waals Gewest 1,793,625 BF - Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 1,363,084 BF en voor het derde jaar : - Federale Staat 5,434,546 BF - Vlaamse Gemeenschap 2,463,441 BF - Franse Gemeenschap 1,244,876 BF - Waals Gewest 789,016 BF - Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 599,621 BF 2.5. De opdrachtgevers zijn het er over eens dat alle overheden hun financiële bijdrage moeten leveren om deze enquête te realiseren; indien een van de betrokkenen zijn verplichtingen niet zou nakomen, wordt dit akkoord herzien. 2.6. In het kader van de financiering van de enquête worden bilaterale contracten gesloten tussen de Rechtspersoonlijkheid van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur en elk van de opdrachtgevers. 2.7. De opdrachtgevers zijn het eens over de volgende betalingsmodaliteiten : De verschuldigde bedragen worden gestort op het rekeningnummer 001-1660480-13 van de Rechtspersoonlijkheid van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur en dit overeenkomstig de volgende timing : 1e jaar : Na ondertekening van het contract bedoeld in 2.6., 30 % van het verschuldigde bedrag van het 1e jaar, na voorlegging van factuur;

Na het eerste trimester, 30 % van het verschuldigde bedrag van het 1e jaar, na voorlegging van factuur;

Na het tweede trimester, 30 % van het verschuldigde bedrag van het 1e jaar, na voorlegging van factuur;

Na het derde trimester, de resterende 10 % van het verschuldigde bedrag van het 1e jaar, na voorlegging van factuur, een gedetailleerd overzicht van alle uitgaven en een voortgangsrapport; 2e jaar : Bij de aanvang van het tweede jaar, 30 % van het verschuldigde bedrag van het 2e jaar, na voorlegging van factuur;

Na het eerste trimester van het tweede jaar, 30 % van het verschuldigde bedrag van het 2e jaar, na voorlegging van factuur;

Na het tweede trimester van het tweede jaar, 30 % van het verschuldigde bedrag van het 2e jaar, na voorlegging van factuur;

Na het derde trimester van het tweede jaar, de resterende 10 % van het verschuldigde bedrag van het 2° jaar, na voorlegging factuur, een gedetailleerd overzicht van alle uitgaven en een voortgangsrapport; 3e jaar : Bij de aanvang van het derde jaar, 30 % van het verschuldigde bedrag van het 3e jaar, na voorlegging van factuur;

Na het eerste trimester van het derde jaar, 30 % van het verschuldigde bedrag van het 3e jaar, na voorlegging van factuur;

Na het tweede trimester van het derde jaar, 30 % van het verschuldigde bedrag van het 3e jaar, na voorlegging van factuur;

Na voorlegging van het eindrapport, de resterende 10 % van het verschuldigde bedrag van het 3e jaar, na voorlegging factuur en een gedetailleerd overzicht van alle uitgaven. 2.8. De mogelijkheid wordt weerhouden opdat provincies een oververtegenwoordiging in de steekproef zouden vragen (tot een globaal maximum van 3.000 individuen). De kost voor een oververtegenwoordiging van 3.000 effectief bevraagde individuen wordt vastgesteld op 11,7 miljoen BF. De provinciale bijdrage resulteert desgevallend in een vermindering van de kosten voor de opdrachtgevers met 6,9 miljoen BF, op te splitsen volgens voorvermelde verdeelsleutel. Deze vermindering wordt in rekening gebracht in het 2e en 3e jaar van de cyclus. 2.9. Het gegevensbestand wordt ter beschikking gesteld van externe gebruikers tegen de volgende vergoeding : gratis voor de administraties op federaal, communautair, regionaal en internationaal niveau alsook voor de provincies bedoeld in 2.8.; 60 000 BF voor universitaire onderzoeksequipes of onderzoeksequipes verbonden aan een universiteit (eenmalig per universiteit). Voor andere onderzoeksinstituten niet verbonden aan een universiteit wordt een vergoeding van minimaal 200 000 BF vooropgesteld. In dit laatste geval bepaalt de Commissie van Opdrachtgevers het juiste bedrag van de vergoeding. Tenslotte wordt de databank gratis ter beschikking gesteld van internationale organisaties die een officiële aanvraag indienen. 2.10. De vergoeding voor het WIV voor het ten behoeve van externen verrichten van supplementaire analyses wordt als volgt bepaald : gratis voor de administraties op federaal, communautair, regionaal en internationaal niveau alsook voor de provincies bedoeld in 2.8 (enkel met betrekking tot de opmaak van basistabellen op basis van bestaande indicatoren, voor diepgaande analyses en rapportering dienen in onderling overleg supplementaire budgetten voorzien te worden); 10 000 BF + 5 000 BF per werkdag voor universitaire onderzoeksequipes Of onderzoeksequipes verbonden aan een universiteit; 20 000 BF + 15 000 BF per werkdag voor andere onderzoeksinstituten niet verbonden aan een universiteit. 2.11. De financiële middelen verkregen via het ter beschikking stellen van het gegevensbestand en het verrichten van supplementaire analyses worden integraal ter beschikking gesteld van de gezondheidsenquete. De Commissie van Opdrachtgevers bepaalt op welke wijze deze middelen besteed zullen worden.

Gelezen en goedgekeurd, Brussel, 29 maart 2000.

Voor de Federale Regering : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROECKE Voor de Vlaamse Regering : De Vlaamse Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Het lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, J. CHABERT

^