Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 27 oktober 1997
gepubliceerd op 26 februari 1998

Programma-decreet houdende diverse maatregelen inzake onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1998029072
pub.
26/02/1998
prom.
27/10/1997
ELI
eli/decreet/1997/10/27/1998029072/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 OKTOBER 1997. Programma-decreet houdende diverse maatregelen inzake onderwijs (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende het Onderwijs Afdeling 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Artikel 37 van de wet d.d. 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 413 d.d. 29 april 1986, wordt met de volgende bepalingen aangevuld : « In afwijking van lid 1 mag elke inrichtende macht ten hoogste 5 t.h. van haar werkingstoelage naar een andere inrichtende macht van hetzelfde net overhevelen die verplicht is dit bedrag aan te wenden vermits ze de in artikel 32, § 1 en §§ 4 t/m 6 bedoelde voorwaarden in acht neemt. De aanwending van de alzo overgedragen bedragen wordt aan het in lid 2 bedoelde toezicht onderworpen. » Afdeling 2

Art. 2.In afwijking van artikel 32, § 3, van dezelfde wet wordt het bedrag van de werkingstoelagen toegekend per regelmatig ingeschreven leerling, buiten het universitair onderwijs en buiten het in de hogescholen ingerichte hoger onderwijs, voor het schooljaar 1997-1998 vastgesteld op het voor het schooljaar 1996-1997 toegekend bedrag zoals het werd vastgelegd op grond van artikel 6 van het decreet d.d. 20 december 1995 houdende diverse maatregelen inzake de budgettaire Fondsen, de Gemeenschapsgebouwen, de schuld van de paracommunautaire instellingen en het onderwijs, vermeerderd met 1,75 %.

Zowel in het gewoon als buitengewoon basisonderwijs en secundair onderwijs wordt echter het bedrag van de verhoging der werkingstoelagen op forfaitaire wijze vastgesteld op : - F 300 voor het voorschools en lager onderwijs; - F 225 voor het middelbaar onderwijs; - F 275 voor het technisch en kunstonderwijs.

In afwijking van artikel 52, c) en d) van het koninklijk besluit d.d. 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra, wordt het bedrag van de toelagen voor het schooljaar 1997-1998 vastgesteld op het voor het schooljaar 1996-1997 toegekende bedrag, zoals vastgesteld op grond van artikel 6 van voormeld decreet d.d. 20 december 1995, vermeerderd met 1,75 %.

De werkingstoelagen van de scholen en onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap anders dan de universitaire instellingen en het hoger onderwijs ingericht in de hogescholen worden op dezelfde basis vermeerderd als de verhoging van de in lid 1 en lid 2 bedoelde toelagen.

Art. 3.In het gewoon voorschools en lager onderwijs wordt een bedrag van F 100 per leerling afgehouden op de werkingstoelagen en -dotaties en bestemd voor de solidariteit tussen inrichtingen van eenzelfde net.

De criteria die het mogelijk maken de scholen te bepalen die deze solidariteit mogen genieten, worden bij decreet vastgelegd.

Het globaal bedrag dat voor de solidariteit wordt bestemd, overeenkomstig lid 1, wordt per net toegekend in de vorm van bijkomende werkingsdotaties en toelagen, bij besluit van de Regering op de voordracht van de verbondsinstellingen en op grond van de in lid 2 bedoelde criteria.

Art. 4.In artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 413 d.d. 29 april 1986 houdende bepaling van de werkingsmiddelen voor het Rijksonderwijs en van de werkingstoelagen aan het gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij de decreten d.d. 9 november 1990, 20 december 1995 en 25 juli 1996, worden de woorden "met uitzondering van artikel 1 dat op 1 januari 1998 in werking treedt" door de woorden "met uitzondering van artikel 1 dat op 1 januari 1999 in werking treedt" vervangen. HOOFDSTUK II. - Bepalingen met betrekking tot de financiering van de universitaire instellingen

Art. 5.In artikel 46 van de wet d.d. 27 juli 1971 op de financiering van en het toezicht op de universitaire instellingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° lid 2 wordt lid 3, 2°, een nieuw lid 2 wordt ingelast dat luidt als volgt : « Vanaf het begrotingsjaar 1998 wordt de jaarlijkse toelage van de "Fondation universitaire luxembourgeoise" vastgesteld met betrekking tot het vorige begrotingsjaar, rekening houdend met de gemiddelde jaarlijkse evolutie van de werkingstoelagen, zoals ingeschreven in de begroting van de Franse Gemeenschap, van de universitaire instellingen bedoeld in artikel 25, b), e), f), g), k), l), n), o), p), van dezelfde wet, met betrekking tot het vorige begrotingsjaar.»

Art. 6.Een artikel 48quinquies dat luidt als volgt, wordt ingelast in dezelfde wet : «

Artikel 48quinquies.Voor het begrotingsjaar 1998 is de jaarlijkse werkingstoelage die aan elke universitaire instelling wordt toegekend, per studierichting, gelijk aan 97,57 % van de bedragen voortspruitende uit de toepassing van de artikelen 30, 32bis en 34, lid 3. » HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het hoger onderwijs verstrekt in de hogescholen

Art. 7.De derde fase van het eerste lid van artikel 17 van het decreet d.d. 5 augustus 1995 houdende de algemene inrichting van het hoger onderwijs in hogescholen, wordt vervangen door hetgeen volgt : « De eerste cyclus omvat twee studiejaren en de tweede cyclus omvat ten minste twee studiejaren en ten hoogste drie studiejaren.

De hogescholen die bij de hervatting van het academiejaar 1997-1998 de studenten ingeschreven hebben in een studieprogramma van eerste cyclus ingericht naast twee studiejaar, kunnen deze eerste cyclus op de volgende wijze inrichten : 1° tijdens het academiejaar 1998-1999 het tweede en het derde studiejaar van deze eerste cyclus;2° tijdens het academiejaar 1999-2000, het derde studiejaar van deze eerste cyclus.»

Art. 8.In het derde lid van artikel 29 van hetzelfde decreet worden de woorden "ten minste" geschrapt.

Art. 9.Artikel 311 van het decreet d.d. 24 juli 1997 tot vaststelling van het statuut van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen wordt door de volgende bepaling vervangen : « De prioritaire tijdelijken, bedoeld in artikel 61 van het decreet d.d. 25 juli 1996 en aangesteld bij toepassing van het koninklijk besluit d.d. 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, worden beschouwd als vast benoemd bij de inwerkingtreding van dit decreet indien zij in dienst zijn in een vacante betrekking. »

Art. 10.In artikel 314 van hetzelfde decreet worden de woorden "In dienst in de hogescholen bij de inwerkingtreding van dit decreet" vervangen door de woorden "die fungeerden in de hogescholen voor de inwerkingtreding van dit besluit. »

Art. 11.In artikel 317 van hetzelfde decreet worden de woorden "14 september 1997" door de woorden "30 september 1997" vervangen.

Art. 12.In het tweede lid van artikel 320 van hetzelfde decreet worden de woorden "en 14" door de woorden ", 14 en 15" vervangen.

Art. 13.De artikelen 9, 10, 11 en 12 hebben met ingang van 1 september 1997 uitwerking. De artikelen 1 t/m 6 treden op 1 januari 1998 in werking. De artikelen 7 en 8 treden op 15 september 1998 in werking.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 27 oktober 1997.

De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Onderwijs, Audiovisuele Media, Jeugdzorg, Kinderzorg en Gezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^