gepubliceerd op 06 mei 2021
Memorandum of Understanding over de wijze van toepassing tot Implementatie van Deel VI van de multilaterale Overeenkomst ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuivi De bevoegde autoriteiten van Australië en het Koninkrijk België (hierna "overeenkomstsluitende (...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN
Memorandum of Understanding over de wijze van toepassing tot Implementatie van Deel VI van de multilaterale Overeenkomst ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving tussen de bevoegde autoriteiten van Australië en het Koninkrijk België De bevoegde autoriteiten van Australië en het Koninkrijk België (hierna "overeenkomstsluitende Staten" genoemd) gaan de volgende onderlinge afspraken aan (hierna "Memorandum of Understanding" genoemd) om de toepassingswijze van de arbitrageprocedure vast te stellen als voorzien in Deel VI van de multilaterale Overeenkomst ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (hierna "het Verdrag" genoemd). Dit Memorandum of Understanding wordt aangegaan overeenkomstig Artikel 25 van de Overeenkomst tussen Australië en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, als gewijzigd bij het wijzigingsprotocol en het tweede protocol tot wijziging (hierna "de Overeenkomst" genoemd), als gewijzigd door artikel 16 van het Verdrag, en paragraaf 10 van artikel 19 van het Verdrag. De bevoegde autoriteiten kunnen bij schriftelijk wederzijds akkoord dit Memorandum of Understanding wijzigen of aanvullen.
Deel 1. - Verzoek om voorlegging van een zaak aan arbitrage 1.1. Een verzoek om onopgeloste kwesties die volgen uit een zaak van onderling overleg te onderwerpen aan arbitrage krachtens paragraaf 1 van artikel 19 van het Verdrag (hierna "verzoek om arbitrage" genoemd) moet schriftelijk worden ingediend en moet worden verzonden naar één of beide bevoegde autoriteiten. Het verzoek moet voldoende informatie bevatten om de zaak te identificeren. Het verzoek moet vergezeld gaan van een schriftelijke verklaring door elk van de personen die ofwel het verzoek om arbitrage heeft voorgelegd ofwel rechtstreeks bij de zaak betrokken is, dat er nog geen uitspraak werd gedaan door een rechterlijke instantie of administratieve rechtbank van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot dezelfde kwesties.
Binnen 10 dagen na ontvangst van het verzoek zal de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ontvangen en geen aanwijzing heeft dat het ook werd verstuurd naar de andere bevoegde autoriteit, een afschrift van dat verzoek en de begeleidende verklaringen verzenden naar de andere bevoegde autoriteit.
Deel 2. - Minimum aan inlichtingen noodzakelijk voor een onderzoek van de zaak 2.1. Voor de toepassing van artikel 19 van het Verdrag, moeten de verwijzingen naar "inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een grondig onderzoek van de zaak" en "het minimum aan inlichtingen dat voor elk van de bevoegde autoriteiten noodzakelijk is voor een grondig onderzoek van de zaak" als volgt worden opgevat: (a) voor Australië, de informatie en documentatie die moet worden verstrekt bij de indiening van een verzoek om een onderling overlegprocedure, zoals uiteengezet in de pagina betreffende de onderling overlegprocedure op de website van de Australian Taxation Office, ato.gov.au, zoals deze richtlijnen van tijd tot tijd gewijzigd kunnen worden; (b) voor het Koninkrijk België, de informatie en documentatie die moet worden verstrekt bij de indiening van een verzoek om een onderling overlegprocedure, zoals uiteengezet in de circulaire 2018/C/27 met betrekking tot de regels voor geschillenbeslechting in verband met de toepassing van internationale belastingverdragen van 7 maart 2018 en gepubliceerd door de Algemene Administratie van de Fiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën, zoals deze richtlijnen van tijd tot tijd gewijzigd kunnen worden;en (c) elke andere specifieke aanvullende informatie die gevraagd wordt door de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat binnen drie kalendermaanden na ontvangst van het verzoek om een onderling overlegprocedure. 2.2. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen elkaar in kennis van belangrijke wijzigingen die worden aangebracht met betrekking tot de informatievereisten voorzien in hun nationale richtlijnen en relevant voor een verzoek om een onderling overlegprocedure.
Deel 3. - Werkingsregels 3.1. Tenzij de bevoegde autoriteiten gezamenlijk anders bepalen, (a) Binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van een verzoek om arbitrage (of een afschrift ervan) door beide bevoegde autoriteiten, bepalen de bevoegde autoriteiten gezamenlijk welke vragen opgelost moeten worden door het arbitragepanel en stellen zij de verzoeker om arbitrage hiervan schriftelijk in kennis.Dit zijn de "werkingsregels" voor de zaak. Onverminderd de volgende bepalingen in dit "Memorandum of Understanding", kunnen de bevoegde autoriteiten in hun werkingsregels ook andere of aanvullende procedureregels voorzien dan die welke zijn opgenomen in deze bepalingen, en andere zaken behandelen die zij passend achten. (b) Wanneer geen kennis werd gegeven van de werkingsregels aan de verzoeker om arbitrage binnen de in paragraaf (a) hierboven vermelde termijn, kunnen deze persoon en elke bevoegde autoriteit binnen de 30 dagen na het verstrijken van die termijn, elkaar schriftelijk op de hoogte brengen van een lijst met kwesties die beslecht moeten worden door arbitrage.Alle lijsten die aldus tijdens deze termijn werden meegedeeld vormen de voorlopige werkingsregels. Binnen de 30 dagen nadat alle arbiters werden aangesteld zoals voorzien in de volgende bepalingen van dit Memorandum of Understanding, stuurt de voorzitter naar de bevoegde autoriteiten en de verzoeker om arbitrage een herziene versie van de voorlopige werkingsregels, gebaseerd op de aldus gecommuniceerde lijsten. Binnen de 30 dagen nadat de herziene versie door beide werd ontvangen, kunnen de bevoegde autoriteiten gezamenlijk andere werkingsregels bepalen en schriftelijk meedelen aan de arbiters en aan de verzoeker om arbitrage. Als dit gebeurt binnen die termijn vormen deze andere werkingsregels de werkingsregels voor de zaak. Wanneer binnen die termijn geen andere werkingsregels gezamenlijk werden bepaald en schriftelijk meegedeeld door de bevoegde autoriteiten, vormt de herziene versie van de voorlopige werkingsregels die werden voorbereid door de arbiters de werkingsregels voor de zaak.
Deel 4. - Aanstelling van arbiters 4.1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 20 van het Verdrag, hebben de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten gezamenlijk bepaald dat de volgende regels gelden bij de aanstelling van de leden van een arbitragepanel: (a) Elke bevoegde autoriteit stelt één lid van het panel aan binnen de 90 dagen, te rekenen vanaf de datum van het verzoek om arbitrage als bedoeld in paragraaf 1 van artikel 19 van het Verdrag.Binnen de 60 dagen na de laatste van deze aanstellingen, stellen de twee aldus aangestelde leden een derde lid aan, dat optreedt als voorzitter van het arbitragepanel. De arbiters kiezen de voorzitter uit de lijst die gezamenlijk werd opgesteld door de bevoegde autoriteiten krachtens paragraaf 4.7. (b) Indien de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat nalaat om een lid van het arbitragepanel aan te stellen binnen de termijn zoals bepaald in sub paragraaf 4.1. (a), wordt namens die bevoegde autoriteit een lid aangesteld door de functionaris met de hoogste rang van het Centre for Tax Policy and Administration van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die van geen van de overeenkomstsluitende Staten onderdaan is. Deze aanstelling gebeurt binnen de 60 dagen na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van de persoon die het verzoek om arbitrage heeft gedaan. In deze omstandigheden wordt het lid van het arbitragepanel aangesteld op basis van de lijst van personen, geïdentificeerd overeenkomstig paragraaf 4.8., en verstrekt door de bevoegde autoriteit die nagelaten heeft om een lid van het panel aan te stellen. Ingeval geen lijst werd verstrekt overeenkomstig paragraaf 4.8. of indien geen van de personen op de lijst beschikbaar is, wordt een lid aangesteld namens de bevoegde autoriteit door en naar goedvinden van de functionaris met de hoogste rang van het Centre for Tax Policy and Administration van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die van geen van de overeenkomstsluitende Staten onderdaan is. (c) Indien de twee oorspronkelijke leden van het arbitragepanel nalaten om de voorzitter aan te stellen binnen de termijnen zoals bepaald in sub paragraaf 4.1. (a), wordt de voorzitter aangesteld door de functionaris met de hoogste rang van het Centre for Tax Policy and Administration van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die van geen van de overeenkomstsluitende Staten onderdaan is. Deze aanstelling gebeurt binnen de 60 dagen na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van de persoon die het verzoek om arbitrage heeft gedaan. In deze omstandigheden wordt de voorzitter van het arbitragepanel aangesteld op basis van de lijst van personen die gezamenlijk werd opgesteld door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig paragraaf 4.7. Ingeval geen lijst werd verstrekt overeenkomstig paragraaf 4.7. of indien geen van de personen op de lijst beschikbaar is, wordt een voorzitter aangesteld door en naar goedvinden van de functionaris met de hoogste rang van het Centre for Tax Policy and Administration van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die van geen van de overeenkomstsluitende Staten onderdaan is. 4.2. Behalve voor zover de bevoegde autoriteiten gezamenlijk andere regels overeenkomen, zijn de procedures als voorzien in artikel 20 van het Verdrag en Deel 4 van dit Memorandum of Understanding van toepassing met de nodige aanpassingen als het om welke reden dan ook nodig is om een arbiter te vervangen nadat de arbitrageprocedure is begonnen. In dergelijke omstandigheden bepalen de bevoegde autoriteiten eveneens gezamenlijk welke aanpassingen desgevallend nodig zijn voor wat betreft de termijnen waarin is voorzien in Deel 5 van dit Memorandum of Understanding. 4.3. Een arbiter wordt geacht te zijn aangesteld wanneer naar beide bevoegde autoriteiten een brief werd verzonden waarin de aanstelling wordt bevestigd en die getekend is door zowel de arbiter als de persoon of personen die de bevoegdheid hebben om deze arbiter aan te stellen. 4.4. De bevoegde autoriteiten stellen arbiters aan die deskundigheid of ervaring hebben in internationale belastingaangelegenheden. Zij moeten echter geen ervaring hebben als rechter of als arbiter. Elke arbiter die wordt aangesteld voor het arbitragepanel moet onpartijdig zijn en onafhankelijk van de bevoegde autoriteiten, belastingadministraties en ministeries van financiën van de overeenkomstsluitende Staten en van alle rechtstreeks bij de zaak betrokken personen (inclusief hun raadgevers en met hen gerelateerde personen). De arbiters mogen in het bijzonder niet in dienst zijn van de bevoegde autoriteiten, belastingadministraties en ministeries van financiën van de overeenkomstsluitende Staten en van alle rechtstreeks bij de zaak betrokken personen (inclusief hun raadgevers en met hen gerelateerde personen) gedurende een termijn van 12 maanden die voorafgaat aan hun aanstelling en het tijdstip waarop zij hun aanstelling aanvaarden. De arbiters moeten gedurende de hele procedure hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid bewaren en gedurende 12 maanden nadat het panel uitspraak heeft gedaan als bedoeld in paragraaf 5.7. of sub paragraaf 5.8. (g), naargelang het geval, of gedurende elke andere termijn die gezamenlijk bepaald werd door de bevoegde autoriteiten, elk gedrag vermijden dat afbreuk kan doen aan de schijn van onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de arbiters met betrekking tot de procedure. Elke arbiter aangesteld voor het arbitragepanel moet hiervoor een schriftelijke verklaring afleggen. De arbiters verbinden zich ertoe om onverwijld beide bevoegde autoriteiten schriftelijk in kennis te stellen van eventuele nieuwe feiten of omstandigheden die zich voordoen tijdens of volgend op de arbitrageprocedure die eventueel twijfel zouden oproepen met betrekking tot hun onpartijdigheid of onafhankelijkheid. 4.5. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een persoon die een aanstelling als arbiter heeft aanvaard in een andere arbitrageprocedure, krachtens Deel VI van het Verdrag of krachtens de bepalingen van enig ander bilateraal of multilateraal akkoord dat voorziet in arbitrage voor onopgeloste kwesties in een onderling overlegprocedure, op basis van die aanstelling niet geacht in dienst te zijn, of in dienst geweest te zijn, van de bevoegde autoriteit, belastingadministratie of ministerie van financiën van een overeenkomstsluitende Staat. 4.6. Wanneer een bevoegde autoriteit zich bewust wordt van een inbreuk door een arbiter op de voorwaarden inzake onpartijdigheid en onafhankelijkheid zoals bepaald in paragraaf 4.4., brengt zij dit onmiddellijk onder de aandacht van de andere arbiters en van de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat. De bevoegde autoriteiten beslissen dan gezamenlijk, op basis van de specifieke feiten en omstandigheden van de zaak en de inbreuk, over de te volgen handelswijze en kunnen, bijvoorbeeld: (a) de betrokken arbiter schrappen en vervangen;(b) de arbitrageprocedure beëindigen en een nieuw arbitragepanel aanstellen;of (c) de arbitrale uitspraak ongeldig verklaren, indien reeds uitspraak werd gedaan. 4.7. De bevoegde autoriteiten stellen gezamenlijk een lijst op van minstens 5 door hen aangeduide personen die bekwaam zijn en bereid zijn om te dienen als voorzitter van een arbitragepanel. De bevoegde autoriteiten herzien en wijzigen deze lijst indien nodig. De personen die voor deze lijst moeten worden aangeduid, moeten voldoen aan de voorwaarden van paragraaf 4.4. 4.8. Elke bevoegde autoriteit stelt een lijst op van minstens 5 personen die bekwaam zijn en bereid zijn te dienen als leden van het arbitragepanel. Elke bevoegde autoriteit herziet en wijzigt deze lijst indien nodig. De personen die voor deze lijsten moeten worden aangeduid, moeten voldoen aan de voorwaarden van paragraaf 4.4.
Deel 5. - Arbitrageprocedure 5.1. Binnen 90 dagen na de aanstelling van de voorzitter van het arbitragepanel (tenzij de bevoegde autoriteiten vóór het einde van die periode samen een andere periode bepalen of onderling overeenkomen om een ander type arbitrageprocedure te gebruiken, zoals de aanpak beschreven in paragraaf 5.8., met betrekking tot de desbetreffende zaak), legt de bevoegde autoriteit van elke overeenkomstsluitende Staat aan de voorzitter van het arbitragepanel een voorgestelde oplossing voor, waarin alle onopgeloste kwestie(s) van de zaak behandeld worden (rekening houdend met alle overeenkomsten die voordien rond die zaak werden bereikt tussen de bevoegde autoriteiten). Pas na ontvangst van beide voorgestelde oplossingen of nadat de 90-dagen termijn is verlopen, indien dit eerder is, stuurt de voorzitter de voorgestelde oplossingen door naar de andere leden van het arbitragepanel en naar de andere bevoegde autoriteit. De voorgestelde oplossing blijft beperkt tot een vermelding van de specifieke geldbedragen in munteenheden (bijvoorbeeld van inkomsten of uitgaven) of, waar gespecifieerd, van het maximale tarief van de belasting die mag worden geheven overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst (zoals ze kan gewijzigd worden door het Verdrag), voor elke aanpassing of soortgelijke kwestie bij de zaak. In een zaak waarin de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten er niet in geslaagd zijn om tot overeenstemming te komen over een kwestie met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden van een bepaling van de Overeenkomst (zoals ze kan gewijzigd worden door het Verdrag) (hierna "drempelkwestie" genoemd) - zoals de vraag of een natuurlijke persoon al dan niet een inwoner is, of de vraag of er al dan niet sprake is van een vaste inrichting - mogen de bevoegde autoriteiten andere voorgestelde oplossingen voorstellen met betrekking tot kwesties waarvan de beslissing afhangt van de oplossing van dergelijke drempelkwesties. 5.2. De bevoegde autoriteit van elke overeenkomstsluitende Staat mag ook een ondersteunende standpuntnota ter overweging aan de arbiters voorleggen. Een dergelijke ondersteunende standpuntnota wordt voorgelegd bij de voorzitter van het arbitragepanel binnen de termijn als bepaald in paragraaf 5.1. Pas na ontvangst van beide ondersteunende standpuntnota's of nadat de termijn als bepaald in paragraaf 5.1. verlopen is, indien dit eerder is, stuurt de voorzitter de ondersteunende standpuntnota's door naar de andere leden van het arbitragepanel en naar de andere bevoegde autoriteit. Elke bijlage bij een ondersteunende standpuntnota moet een document zijn dat werd bezorgd door de ene bevoegde autoriteit aan de andere, of door de belastingplichtige aan beide bevoegde autoriteiten, om te worden gebruikt bij de onderhandeling van de zaak die onderworpen is aan de onderling overlegprocedure. 5.3. Ingeval de bevoegde autoriteit van één overeenkomstsluitende Staat nalaat om een voorgestelde oplossing voor te leggen binnen de termijn als bepaald in paragraaf 5.1., informeert de voorzitter van het arbitragepanel de bevoegde autoriteit dat, wanneer er geen voorgestelde oplossing wordt voorgelegd binnen een bijkomende periode van 7 dagen, het arbitragepanel de voorgestelde oplossing die werd voorgelegd door de andere bevoegde autoriteit, zal kiezen als haar uitspraak. 5.4. Elke bevoegde autoriteit mag ook een memorie van antwoord voorleggen in antwoord op de voorgestelde oplossing en ondersteunende standpuntnota die door de andere bevoegde autoriteit werd voorgelegd.
Elke dergelijke memorie van antwoord wordt voorgelegd bij de voorzitter van het arbitragepanel binnen 150 dagen na de aanstelling van de voorzitter van het arbitragepanel. Pas na ontvangst van beide memories van antwoord of nadat de termijn van 150 dagen is verlopen, indien dit eerder is, stuurt de voorzitter de memories van antwoord door naar de andere leden van het arbitragepanel en naar de andere bevoegde autoriteit. 5.5. Ingeval de bevoegde autoriteit van één overeenkomstsluitende Staat nalaat om een memorie van antwoord voor te leggen binnen de termijn als bepaald in paragraaf 5.4., informeert de voorzitter van het arbitragepanel de overeenkomstsluitende Staat dat elke memorie van antwoord die niet wordt ontvangen binnen een bijkomende periode van 7 dagen, niet in overweging zal worden genomen door de arbiters. 5.6. Voor zover mogelijk zullen de arbiters tele- en videoconferenties gebruiken om met elkaar en met beide bevoegde autoriteiten te communiceren. Indien een face-to-facevergadering bijkomende kosten inhoudt, zal de voorzitter de bevoegde autoriteiten contacteren die zullen beslissen waar en wanneer de vergadering zou moeten doorgaan, en deze informatie doorgeven aan de arbiters. 5.7. Het arbitragepanel kiest als haar uitspraak een van de voorgestelde oplossingen voor de zaak, die door de bevoegde autoriteiten voor elke kwestie en voor alle drempelkwesties werden voorgelegd, zonder een redenering achter of andere uitleg van de uitspraak bij te voegen. De arbitrale uitspraak wordt aangenomen bij gewone meerderheid van de arbiters. De arbitrale uitspraak wordt schriftelijk aan de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten bezorgd binnen een termijn van 90 dagen na ontvangst door de arbiters van de laatste memorie van antwoord of, indien geen memorie van antwoord werd voorgelegd, binnen 180 dagen na de aanstelling van de voorzitter van het arbitragepanel. De arbitrale uitspraak heeft geen precedentwerking. 5.8. (a) Indien, binnen een termijn van 60 dagen na de aanstelling van de voorzitter van het arbitragepanel, de bevoegde autoriteiten onderling overeenkomen om met betrekking tot een bepaalde zaak de aanpak te gebruiken als beschreven in deze paragraaf, dan zal elke bevoegde autoriteit aan het arbitragepanel en aan de andere bevoegde autoriteit alle inlichtingen verstrekken die zij nodig acht voor het panel om tot een uitspraak te komen, binnen een termijn van 120 dagen na dit akkoord.Die informatie moet een beschrijving bevatten van de feiten en de onopgeloste kwesties waarover een beslissing moet worden genomen, samen met het standpunt van de bevoegde autoriteit over deze kwesties en de argumenten die dat standpunt ondersteunen. Tenzij de bevoegde autoriteiten onderling anders beslissen, mag het arbitragepanel geen rekening houden met alle inlichtingen die niet beschikbaar waren voor beide bevoegde autoriteiten vóór het verzoek om arbitrage (of een afschrift daarvan) door beide bevoegde autoriteiten werd ontvangen. (b) Ingeval de bevoegde autoriteit van één overeenkomstsluitende Staat nalaat om de informatie als beschreven in sub paragraaf (a) voor te leggen binnen de termijn als bepaald in deze sub paragraaf, informeert de voorzitter van het arbitragepanel de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat dat, wanneer een voorgesteld standpunt niet wordt voorgelegd binnen een bijkomende termijn van 7 dagen, het arbitragepanel het standpunt dat werd voorgelegd door de andere bevoegde autoriteit zal kiezen als haar uitspraak.(c) De bevoegde autoriteit die het schriftelijk verzoek om arbitrage heeft ontvangen, moet de verzoeker om arbitrage kennis geven van het akkoord over de aanpak als beschreven in deze paragraaf binnen een termijn van 7 dagen nadat het akkoord werd bereikt (als uit het schriftelijk verzoek om arbitrage blijkt dat het ook werd verstuurd naar de andere bevoegde autoriteit, zal de kennisgeving bezorgd worden door de bevoegde autoriteit van het rechtsgebied waarvan de verzoeker om arbitrage ingezetene is).De verzoeker om arbitrage mag, ofwel rechtstreeks ofwel via zijn vertegenwoordigers, zijn standpunt schriftelijk aan de arbiters voorleggen in dezelfde mate als zij dat kunnen tijdens de procedure van onderling overleg. Al het schriftelijk materiaal dat werd voorbereid door de verzoeker om arbitrage of zijn vertegenwoordigers wordt door de bevoegde autoriteiten aan de arbiters voorgelegd. Dit materiaal wordt enkel aan de arbiters voorgelegd als zij aan beide bevoegde autoriteiten zijn bezorgd binnen de 120 dagen na de kennisgeving waarnaar wordt verwezen in de eerste zin van deze sub paragraaf. (d) Binnen 30 dagen nadat de voorzitter de bevoegde autoriteiten op de hoogte heeft gebracht dat het arbitragepanel zal moeten vergaderen, beslissen de bevoegde autoriteiten waar en wanneer deze vergadering zal doorgaan en deze informatie doorgeven aan de arbiters.(e) De arbiters beslissen over de aan arbitrage onderworpen kwesties in overeenstemming met de van toepassing zijnde bepalingen van de overeenkomst, zoals gewijzigd door het Verdrag, en, onverminderd die bepalingen, met de bepalingen van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten.De arbiters nemen ook alle andere bronnen in overweging die de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten in onderling overleg uitdrukkelijk kunnen aanduiden. (f) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Overeenkomst, zoals gewijzigd door het Verdrag, en van dit Memorandum of Understanding, nemen de arbiters de procedure- en bewijsregels aan die zij noodzakelijk achten om een uitspraak te doen over de onopgeloste kwesties die worden onderworpen aan arbitrage.(g) Tenzij de bevoegde autoriteiten gezamenlijk anders overeenkomen, wordt de arbitrale uitspraak schriftelijk bezorgd aan de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten binnen een termijn van 365 dagen na de datum van aanstelling van de voorzitter, met vermelding van de rechtsbronnen die aan de uitspraak ten gronde liggen en van de redenering die ertoe geleid heeft.De arbitrale uitspraak wordt aangenomen bij gewone meerderheid van de arbiters. De arbitrale uitspraak heeft geen precedentwerking. 5.9. Wanneer, op enig tijdstip nadat een verzoek om arbitrage werd ingediend en voordat het arbitragepanel zijn uitspraak aan de bevoegde autoriteiten heeft doen toekomen, een rechterlijke instantie of administratieve rechtbank van één van de overeenkomstsluitende Staten een uitspraak ter zake van de kwestie heeft gedaan, wordt de arbitrageprocedure beëindigd.
Deel 6. - Communiceren van inlichtingen en vertrouwelijkheid 6.1. Alvorens op te treden in een arbitrageprocedure moet elke arbiter er schriftelijk mee instemmen om zich te houden en te onderwerpen aan de vertrouwelijkheids- en geheimhoudingsbepalingen van artikel 26 van de Overeenkomst en van de toepasselijke nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten. Indien een arbiter gebruik maakt van medewerkers bij het uitvoeren van zijn plicht, moet elke medewerker een gelijkaardige schriftelijke verklaring afleggen. 6.2. Wanneer een bevoegde autoriteit zich bewust wordt van inbreuk door een arbiter en/of hun medewerker op de vertrouwelijkheids- en geheimhoudingsplicht zoals bedoeld in paragraaf 6.1., brengt zij dit onmiddellijk onder de aandacht van de andere arbiters en de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat. De bevoegde autoriteiten beslissen dan gezamenlijk, op basis van de specifieke feiten en omstandigheden van de zaak en de inbreuk, over de te volgen handelswijze en kunnen, bijvoorbeeld: (a) de betrokken arbiter schrappen en vervangen;(b) de arbitrageprocedure beëindigen en een nieuw arbitragepanel aanstellen;of (c) de arbitrale uitspraak ongeldig verklaren, indien reeds uitspraak werd gedaan. 6.3. Alvorens met de arbitrageprocedure te beginnen moet elke persoon die de zaak heeft voorgelegd, met inbegrip van hun raadgevers, er schriftelijk mee instemmen om geen enkele inlichting die ze in de loop van de arbitrageprocedure, hetzij van de bevoegde autoriteiten, hetzij van het arbitragepanel hebben ontvangen, kenbaar te maken aan enige andere persoon. 6.4. Wanneer een persoon die de zaak heeft voorgelegd, of één van diens raadgevers het akkoord zoals bedoeld in paragraaf 6.3. materieel niet nakomt op enig tijdstip nadat een verzoek om arbitrage werd ingediend en voordat het arbitragepanel zijn uitspraak heeft doen toekomen aan de bevoegde autoriteiten, wordt de procedure voor onderling overleg waarin de Overeenkomst voorziet, en de arbitrageprocedure met betrekking tot de zaak, beëindigd. 6.5. Voordat de voorzitter is aangesteld sturen de bevoegde autoriteiten alle correspondentie gelijktijdig naar beide arbiters. 6.6. Nadat de voorzitter is aangesteld, tenzij de bevoegde autoriteiten en de voorzitter gezamenlijk anders overeenkomen, sturen de bevoegde autoriteiten alle correspondentie naar de voorzitter (met een afschrift naar de andere bevoegde autoriteit). De voorzitter verzendt alle correspondentie van de arbiters naar de bevoegde autoriteiten gelijktijdig naar beide bevoegde autoriteiten. 6.7. Behalve met betrekking tot administratieve of logistieke zaken, communiceert geen enkele arbiter ex parte met een bevoegde autoriteit over de zaak van onderling overleg die resulteerde in de arbitrageprocedure. 6.8. Elke communicatie, behalve met betrekking tot administratieve of logistieke zaken, tussen de arbiters en de bevoegde autoriteiten verloopt schriftelijk. Tenzij de bevoegde autoriteiten gezamenlijk anders overeenkomen, is schriftelijke communicatie per email toegestaan voor zover passende maatregelen worden genomen om de vertrouwelijkheid te bewaren van elke informatie die de belastingplichtige zou kunnen identificeren. Voor elke correspondentie die niet gezonden wordt via email wordt exprespost of prioriteitspost of een koeriersdienst gebruikt. 6.9. Er mogen geen inhoudelijke discussies plaatsvinden zonder de aanwezigheid van de drie arbiters. 6.10. Enkel wanneer toegestaan krachtens sub paragraaf 5.8. (c), communiceert geen enkele arbiter over zaken of kwesties die zijn voorgelegd aan het arbitragepanel met (a) de persoon die de zaak heeft voorgelegd;(b) elke andere persoon waarvan de belastingschuld tegenover (één van) de overeenkomstsluitende Staten rechtstreeks zou kunnen beïnvloed worden door een tot stand gekomen onderling akkoord van de zaak;of (c) hun vertegenwoordigers of agenten tijdens of na verloop van de arbitrageprocedure. 6.11. Na de beëindiging van de arbitrageprocedure moet elke arbiter onmiddellijk alle documenten of andere ontvangen informatie in verband met de procedure vernietigen.
Deel 7. - Operationele procedures 7.1. Voor zover dat nodig is kan het arbitragepanel eventueel aanvullende procedures instellen die nodig zijn voor het verrichten van zijn werkzaamheden, mits deze procedures niet in strijd zijn met een bepaling van Deel VI van het Verdrag of artikel 25 van de Overeenkomst, zoals gewijzigd door artikel 16 van het Verdrag. 7.2. Indien het arbitragepanel aanvullende procedures instelt, bezorgt de voorzitter een schriftelijk afschrift daarvan aan de bevoegde autoriteiten. Deze procedures worden enkel toegepast wanneer beide bevoegde autoriteiten er wederzijds mee instemmen.
Deel 8. - Kosten 8.1. Tenzij de bevoegde autoriteiten gezamenlijk anders overeenkomen: (a) dragen elke bevoegde autoriteit en de persoon die heeft verzocht om arbitrage de kosten die verband houden met de eigen deelname in de arbitrageprocedure (inclusief de reiskosten en kosten gerelateerd aan de voorbereiding en presentatie van zijn standpunten);(b) alle andere kosten gerelateerd aan de arbitrageprocedure worden gelijkelijk gedragen door beide bevoegde autoriteiten. 8.2. De bevoegde autoriteiten bepalen gezamenlijk schriftelijk de vergoeding van de arbiters in de procedures overeenkomstig dit Memorandum of Understanding met inbegrip van: (a) onkosten van de arbiters per persoon per vergadering, voorbereidingsdag of reisdag;(b) de terugbetaling van de uitgaven van de arbiters;en (c) beperkingen op het totale bedrag van de te betalen vergoeding. Elke arbiter wordt vergoed voor maximaal drie voorbereidingsdagen, twee vergaderdagen en reisdagen. Wanneer het arbitragepanel meent dat meer tijd nodig is om de zaak grondig te overwegen, moet de voorzitter contact opnemen met de bevoegde autoriteiten om extra tijd te vragen.
Deel 9. - Het niet-meedelen van de uitspraak innen de vereiste termijn 9.1. Indien de uitspraak niet gecommuniceerd werd aan de bevoegde autoriteiten binnen de termijn als bepaald in paragraaf 5.7. of sub paragraaf 5.8. (g), naargelang van het geval, of binnen elke andere termijn die onderling werd overeengekomen door de bevoegde autoriteiten, worden de vergoedingen van elk arbiter beperkt tot een bedrag dat destijds door de bevoegde autoriteiten werd overeengekomen.
In dit geval kunnen de bevoegde autoriteiten gezamenlijk beslissen om nieuwe arbiters aan te stellen overeenkomstig artikel 20 van het Verdrag en Deel 4 van dit Memorandum of Understanding. De datum van zulke gezamenlijke beslissing om nieuwe arbiters aan te stellen wordt, met het oog op de latere toepassing van artikel 20 van het Verdrag en Deel 4 van dit Memorandum of Understanding, geacht de datum te zijn waarop het verzoek om arbitrage ontvangen werd door beide bevoegde autoriteiten.
Deel 10. - Definitieve uitspraak 10.1. Wanneer een definitieve uitspraak van de rechterlijke instanties van een van de overeenkomstsluitende Staten inhoudt dat de arbitrale uitspraak ongeldig is, is de arbitrale uitspraak niet bindend voor de overeenkomstsluitende Staten. In een dergelijk geval wordt het verzoek om arbitrage als bedoeld in paragraaf 1 van artikel 19 van het Verdrag geacht niet te zijn ingediend, en wordt de arbitrageprocedure geacht niet te hebben plaatsgevonden (behalve voor de toepassing van artikel 21 (Vertrouwelijkheid van de arbitrageprocedure) en artikel 25 (Kosten van de arbitrageprocedure) van het Verdrag en Delen 6 en 8 van dit Memorandum of Understanding). In een dergelijk geval mag de persoon die een verzoek om arbitrage heeft ingediend, een nieuw verzoek om arbitrage indienen, dat zal aanvaard worden tenzij de bevoegde autoriteiten het er gezamenlijk over eens zijn dat de acties van die persoon of zijn vertegenwoordigers de hoofdreden waren voor de ongeldigverklaring van de arbitrale uitspraak. 10.2. Er wordt overeengekomen dat onderdeel ii) van sub paragraaf b) van paragraaf 4 van artikel 19 van het Verdrag moet worden toegepast wanneer, volgens de nationale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat, een rechterlijke instantie de arbitrale uitspraak ongeldig heeft verklaard op basis van een procedurele fout of een andere fout of ander gedrag dat de uitkomst van de arbitrageprocedure wezenlijk aangetast heeft, waarbij inbegrepen kunnen zijn: (a) een schending van de onpartijdigheids- of onafhankelijkheidsvereisten van toepassing op arbiters krachtens artikel 20 van het Verdrag en Deel 4 van dit Memorandum of Understanding;(b) een inbreuk op de vertrouwelijkheidsvereisten van toepassing op arbiters krachtens artikel 21 van het Verdrag en Deel 6 van dit Memorandum of Understanding;(c) elk ander verzuim om te voldoen aan de procedurele vereisten als voorzien in Deel VI van het Verdrag en dit Memorandum of Understanding;of (d) samenspanning tussen de persoon die het verzoek om de onderling overlegprocedure heeft ingediend en een van de overeenkomstsluitende Staten. 10.3. Er wordt overeengekomen dat een arbitrale uitspraak enkel op basis van Deel 10 van dit Memorandum of Understanding niet ongeldig kan verklaard worden indien daarvoor geen basis bestaat volgens de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten.
Deel 11. - Uitvoering van de arbitrale uitspraak 11.1. De bevoegde autoriteiten zullen de arbitrale uitspraak uitvoeren binnen 180 dagen nadat de uitspraak aan hen werd bezorgd, door onderling tot overeenstemming te komen voor de zaak die tot arbitrage heeft geleid.
Deel 12. - Toepassing van Deel VI (Arbitrage) van het Verdrag 12.1. Zoals bepaald in artikel 36 (Inwerkingtreding van Deel VI) van het Verdrag, worden de bepalingen van Deel VI (Arbitrage) van het Verdrag van toepassing met betrekking tot zaken die worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat op of na de laatste van de data waarop het Verdrag voor elk van de overeenkomstsluitende Staten in werking is getreden.
Deel 13. - Voorbehoud met betrekking tot de reikwijdte van de zaken die in aanmerking komen voor arbitrage overeenkomstig de bepalingen van Deel VI van het Verdrag 13.1. Krachtens sub paragraaf a) van paragraaf 2 van Artikel 28 van het Verdrag, werd volgend voorbehoud gemaakt met betrekking tot de reikwijdte van de zaken die in aanmerking komen voor arbitrage overeenkomstig de bepalingen van Deel VI van het Verdrag: (a) door Australië Australië behoudt zich het recht voor om uit te sluiten van de reikwijdte van Deel VI van het Verdrag, elke zaak voor zover er sprake is van de toepassing van de algemene antimisbruikbepalingen van Australië, die opgenomen zijn in Deel IVA van de Income Tax Assessment Act 1936 en sectie 67 van de Fringe Benefits Tax Assessment Act 1986. Australië behoudt zich eveneens het recht voor om de reikwijdte van de uitsluiting voor de algemene antimisbruikbepalingen van Australië uit te breiden tot alle bepalingen welke die regels vervangen, wijzigen of bijwerken. Australië stelt de depositaris van het Verdrag in kennis van alle dergelijke bepalingen die belangrijke wijzigingen omvatten.
Deel 14. - Toepassing en beëindiging 14.1. Dit Memorandum of Understanding wordt van toepassing op 3 maart 2021 en blijft van toepassing tot het door één van de bevoegde autoriteiten wordt beëindigd door daarvan ten minste 6 maanden vooraf een schriftelijke kennisgeving te zenden naar de andere bevoegde autoriteit. 14.2. Arbitrages die begonnen zijn vóór de beëindigingsdatum zullen worden afgesloten overeenkomstig dit Memorandum of Understanding.
Getekend in tweevoud te Sydney/Brussel op 3 maart 2021 Het voorgaande vertegenwoordigt de overeenstemming bereikt tussen de bevoegde autoriteiten en is geen verdrag.