Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst
gepubliceerd op 22 februari 2002

Overeenkomst ter Bestrijding van Doping Neerlegging van de ratificatie-instrumenten De Overeenkomst ter Bestrijding van Doping , gesloten in het kader van de Raad van Europa, werd door België ondertekend op 16 november 1989. Het Vlaa(...) De Vlaamse regering ratificeerde de Overeenkomst op 20 april 2001 (Belgisch Staatsblad van 6 septem(...)

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035164
pub.
22/02/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP


Overeenkomst ter Bestrijding van Doping Neerlegging van de ratificatie-instrumenten De Overeenkomst ter Bestrijding van Doping (ETS 135), gesloten in het kader van de Raad van Europa, werd door België ondertekend op 16 november 1989. Het Vlaamse decreet houdende instemming met deze Overeenkomst dateert van 17 juli 2000 (Belgisch Staatsblad, 11 augustus 2000).

De Vlaamse regering ratificeerde de Overeenkomst op 20 april 2001 (Belgisch Staatsblad van 6 september 2001).

De ratificatie-instrumenten van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap werden door de Permanente Vertegenwoordiger van het Koninkrijk België bij de Raad van Europa neergelegd op 30 november 2001 te Straatsburg, waardoor de Overeenkomst krachtens haar artikel 16 in werking treedt voor België op 1 januari 2002.

De door de Overeenkomst gebonden Staten zijn : Australië vanaf 1 december 1994 België vanaf 1 januari 2002 Bosnië-Herzegovina vanaf 1 februari 1995 Bulgarije vanaf 1 augustus 1992 Canada vanaf 1 mei 1996 Cyprus vanaf 1 april 1994 Denemarken vanaf 1 maart 1990 Duitsland vanaf 1 juni 1994 Estland vanaf 1 januari 1998 Finland vanaf 1 juni 1990 Frankrijk vanaf 1 maart 1991 Griekenland vanaf 1 mei 1996 Hongarije vanaf 1 maart 1990 IJsland vanaf 1 mei 1991 Italië vanaf 1 april 1996 Joegoslavië vanaf 1 april 2001 Kroatië vanaf 1 maart 1993 Letland vanaf 1 maart 1997 Liechtenstein vanaf 1 juli 2000 Litouwen vanaf 1 juli 1996 Luxemburg vanaf 1 augustus 1996 De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vanaf 1 mei 1994 Nederland vanaf 1 juni 1995 Noorwegen vanaf 1 maart 1990 Oekraïne vanaf 1 januari 2002 Oostenrijk vanaf 1 september 1991 Polen vanaf 1 mei 1994 Roemenië vanaf 1 februari 1999 Rusland vanaf 1 april 1991 San Marino vanaf 1 maart 1990 Slovenië vanaf 1 september 1992 Slowakije vanaf 1 juli 1993 Spanje vanaf 1 juli 1992 Tjechische Republiek vanaf 1 juni 1995 Turkije vanaf 1 januari 1994 Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vanaf 1 maart 1990 Zweden vanaf 1 augustus 1990 Zwitserland vanaf 1 januari 1993.

De originele tekst van de Overeenkomst in het Frans en een vertaling in het Nederlands volgen.

Overeenkomst ter Bestrijding van Doping Preambule De lidstaten van de Raad van Europa, de andere Staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag en andere Staten die deze overeenkomst hebben ondertekend, overwegend dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden teneinde de idealen en beginselen die hun gemeenschappelijk erfdeel zijn, veilig te stellen en te verwezenlijken en hun economische en sociale vooruitgang te bevorderen; zich ervan bewust dat sport een belangrijke rol dient te spelen bij de bescherming van de gezondheid, bij de zedelijke en lichamelijke opvoeding en bij de bevordering van internationaal begrip; bezorgd over het toenemende gebruik van dopingmiddelen en dopingmethoden door sportmensen in alle takken van de sport en de gevolgen daarvan voor de gezondheid van sportmensen en de toekomst van de sport; indachtig het feit dat dit probleem een bedreiging vormt voor de ethische beginselen en de opvoedende waarden vervat in het Olympisch Handvest, in het Internationale Handvest voor Sport en Lichamelijke Opvoeding van UNESCO en in resolutie 76 (41) van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, bekend als het "Europees handvest inzake sport voor allen"; gelet op de regelingen, beleidslijnen en verklaringen inzake de bestrijding van doping, aangenomen door de internationale sportorganisaties; zich bewust van het feit dat de verantwoordelijkheden van de overheden en de particuliere sportorganisaties ten aanzien van het bestrijden van doping in de sport elkaar aanvullen, met name wat betreft het waarborgen van een goed verloop van sportevenementen, gebaseerd op het beginsel van eerlijk spel en wat betreft het beschermen van de gezondheid van allen die daaraan deelnemen; erkennend dat deze overheden en organisaties hiertoe op alle passende niveaus moeten samenwerken; herinnerend aan de resoluties inzake doping, aangenomen door de Conferentie van Europese ministers verantwoordelijk voor Sport, met name Resolutie nr. 1, aangenomen tijdens de 6e Conferentie te Reykjavik in 1989; in herinnering roepend dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa Resolutie (67) 12 inzake doping van atleten, aanbeveling nr. R (79) 8 inzake doping in de sport, aanbeveling nr.R (84) 19 inzake het "Europees Handvest inzake de bestrijding van doping in de sport" en aanbeveling nr. R (88) 12 inzake het zonder voorafgaande waarschuwing houden van dopingcontroles buiten wedstrijden, reeds heeft aangenomen; herinnerend aan Aanbeveling nr. 5 inzake doping, aangenomen door de 2e Internationale Conferentie van Ministers en Hoge Ambtenaren verantwoordelijk voor Sport en Lichamelijke Opvoeding, georganiseerd door UNESCO te Moskou in 1988; niettemin vastbesloten nadere maatregelen te nemen, in hechtere samenwerking, gericht op de vermindering en de uiteindelijke uitbanning van doping in de sport op basis van de in die akten vervatte ethische waarden en praktische maatregelen, zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Doel van de Overeenkomst De Partijen verbinden zich ertoe, in het streven naar de vermindering en uiteindelijke uitbanning van doping in de sport, binnen de grenzen van hun onderscheiden constitutionele bepalingen, de noodzakelijke stappen te nemen om de bepalingen van deze Overeenkomst toe te passen.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen en werkingssfeer van de Overeenkomst 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder : a."doping in de sport" : de toediening aan sportmensen, of het gebruik door hen, van farmacologische groepen van dopingmiddelen of dopingmethoden; b. "farmacologische groepen van dopingmiddelen of dopingmethoden" : behoudens het tweede lid 'hieronder, de groepen van dopingmiddelen of dopingmethoden die door de bevoegde internationale sportorganisaties zijn verboden en die voorkomen op de lijsten die zijn goedgekeurd door de Commissie van Toezicht overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, eerste lid, letter b;c. "sportmensen : personen die regelmatig deelnemen aan georganiseerde sportactiviteiten.2. Totdat een lijst van verboden farmacologische groepen van dopingmiddelen en dopingmethoden door de Commissie van Toezicht is goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, eerste lid, letter b.is de lijst in het aanhangsel bij deze Overeenkomst van toepassing.

Artikel 3 Coördinatie op binnenlands niveau 1. De Partijen coördineren de beleidslijnen en maatregelen van hun overheidsdiensten en andere openbare organen die betrokken zijn bij de bestrijding van doping in de sport.2. Zij dragen er zorg voor dat deze Overeenkomst in de praktijk wordt toegepast, en met name dat aan de vereisten krachtens artikel 7 wordt voldaan, door de uitvoering van een aantal bepalingen van deze Overeenkomst, wanneer er aanleiding toe is, op te dragen aan een aangewezen gouvernementele of niet-gouvernementele sportautoriteit of sportorganisatie. Artikel 4 Maatregelen ter beperking van de beschikbaarheid en het gebruik van verboden dopingmiddelen en dopingmethoden 1. Wanneer er aanleiding toe is nemen de Partijen wetten, regelingen of bestuurlijke maatregelen aan ter beperking van de beschikbaarheid (met name bepalingen ter beheersing van het verkeer, het bezit, de invoer, de verspreiding en de verkoop) alsmede van het gebruik in de sport van verboden dopingmiddelen en dopingmethoden en in het bijzonder van anabole steroïden.2. Hiertoe hanteren de Partijen of, wanneer van toepassing, de bevoegde niet-gouvernementele organisaties, als criterium voor de verlening van overheidssubsidies aan sportorganisaties de vraag of zij daadwerkelijk regelingen ter bestrijding van doping toepassen.3. Voorts verbinden de Partijen zich ertoe : a.hun sportorganisaties te ondersteunen bij de financiering van dopingcontroles en -analyses, hetzij door rechtstreekse subsidies of bijdragen, hetzij door erkenning van de kosten van die controles en analyses bij de vaststelling van de totale subsidies of bijdragen die aan die organisaties worden toegekend; b. passende stappen te ondernemen om de toekenning van bijdragen of subsidies uit overheidsmiddelen voor trainingsdoeleinden aan individuele sportmensen die zijn geschorst wegens een dopingovertreding in de sport, te weigeren voor de duur van de schorsing;c. de uitvoering door hun sportorganisaties van door de bevoegde internationale sportorganisaties vereiste dopingcontroles aan te moedigen en in voorkomende gevallen te vergemakkelijken, ongeacht of deze controles tijdens of buiten wedstrijden plaatsvinden;d. het sluiten van overeenkomsten door sportorganisaties waarbij wordt toegestaan dat hun leden in andere landen worden getest door daartoe bevoegde teams voor dopingcontrole aan te moedigen en te vergemakkelijken.4. De Partijen behouden zich het recht voor regelingen ter bestrijding van doping aan te nemen en op eigen initiatief en voor eigen verantwoordelijkheid dopingcontroles te houden, mits deze verenigbaar zijn met de desbetreffende beginselen van deze Overeenkomst. Artikel 5 Laboratoria 1. Elke Partij verbindt zich tot : a.het oprichten of het vergemakkelijken van de oprichting op haar grondgebied van één of meer laboratoria voor dopingcontrole die in aanmerking kunnen komen voor erkenning krachtens de criteria die zijn aangenomen door de bevoegde internationale sportorganisaties en zijn goedgekeurd door de Commissie van Toezicht overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, eerste lid, letter b; of b. het ondersteunen van haar sportorganisaties bij het verkrijgen van toegang tot een dergelijk laboratorium op het grondgebied van een andere Partij.2. Deze labortoria worden aangemoedigd om : a.passende maatregelen te nemen om bekwaam personeel in dienst te nemen en te behouden, op te leiden en bij te scholen; b. passende programma's uit te voeren voor onderzoek en ontwikkeling betreffende dopingmiddelen en dopingmethoden die worden gebruikt of vermoedelijk worden gebruikt voor doping in de sport, en betreffende analytische biochemie en farmacologie, ten einde een beter inzicht te verkrijgen in de effecten van de verschillende stoffen op het menselijk lichaam en de gevolgen ervan voor sportprestaties;c. nieuwe gegevens uit hun onderzoeken snel te publiceren en te verspreiden. Artikel 6 Onderwijs 1. De Partijen verbinden zich ertoe voorlichtingsprogramma's en informatiecampagnes te ontwerpen en uit te voeren, wanneer er aanleiding toe is in samenwerking met de betrokken sportorganisaties en de massamedia, waarin de nadruk wordt gelegd op de gevaren voor de gezondheid inherent aan doping' en op de schade die doping toebrengt aan de ethische waarden in de sport.Die programma's en campagnes worden gericht op zowel jongeren op scholen 'en bij sportverenigingen als hun ouders, alsmede op volwassen sportmensen, sportfunctionarissen, coaches en trainers. Voor degenen die werkzaam zijn op medisch gebied, zal in deze onderwijsprogramma's de nadruk worden gelegd op de medische ethiek. 2. De Partijen verbinden zich tot het stimuleren en bevorderen van onderzoek, in samenwerking met de betrokken regionale, nationale en internationale sportorganisaties, naar manieren en middelen om wetenschappelijk gebaseerde fysiologische en psychologische trainingsprogramma's te ontwerpen waarin de integriteit van de individu wordt geëerbiedigd. Artikel 7 Samenwerking met sportorganisaties inzake door hen te nemen maatregelen 1. De Partijen verbinden zich ertoe hun sportorganisaties en, door hun tussenkomst, de internationale sportorganisaties aan te moedigen tot het formuleren en toepassen van alle onder hun bevoegdheid vallende passende maatregelen ter bestrijding van doping in de sport.2. Hiertoe moedigen zij hun sportorganisaties aan hun onderscheiden rechten, verplichtingen en taken te verduidelijken en met elkaar in overeenstemming te brengen, met name door harmonisatie van : a.hun regelingen ter bestrijding van doping op basis van de door de bevoegde internationale sportorganisaties overeengekomen regelingen; b. lijsten van verboden farmacologische groepen van dopingmiddelen en dopingmethoden op basis van de door de bevoegde internationale sportorganisaties overeengekomen lijsten;c. procedures voor dopingcontrole;d. disciplinaire procedures, waarbij zij de internationaal aanvaarde algemene rechtsbeginselen toepassen en de fundamentele rechten van sportmensen die onder verdenking staan, eerbiedigen.Met name de volgende beginselen dienen te worden toegepast : (i) er dient een duidelijk onderscheid te zijn tussen het orgaan dat een overtreding meldt en de tuchtcommissie; (ii) de betrokken personen hebben recht op rechtvaardige wijze te worden gehoord en het recht op bijstand of vertegenwoordiging; (iii) er dienen duidelijke en uitvoerbare bepalingen te bestaan voor beroep tegen gedane uitspraken; e. procedures voor het opleggen van doeltreffende straffen aan sportfunctionarissen, artsen, veeartsen, coaches, fysiotherapeuten en anderen die verantwoordelijk zijn voor of medeplichtig zijn aan overtredingen door sportmensen van de regelingen ter bestrijding van doping;f. procedures voor de wederzijdse erkenning van schorsingen en andere straffen, opgelegd door andere sportorganisaties in hetzelfde of een ander land.3. Voorts stimuleren de Partijen hun sportorganisaties : a.op doeltreffende schaal dopingcontroles in te voeren niet alleen bij wedstrijden maar ook, zonder voorafgaande waarschuwing, daarbuiten; die controles dienen op een voor alle sportmensen rechtvaardige wijze te worden uitgevoerd en dienen het testen en opnieuw testen te omvatten van personen die, in voorkomende gevallen, willekeurig worden uitgekozen; b. met sportorganisaties van andere landen overeenkomsten te sluiten waarbij wordt toegestaan dat een sportman of -vrouw die in een ander land traint, wordt getest door een daartoe bevoegd team voor dopingcontrole van dat land;c. de regelingen voor de toelating tot deelneming aan sportevenementen duidelijker te maken en te harmoniseren;deze regelingen zullen criteria omvatten betreffende de bestrijding van doping; d. actieve deelneming van sportmensen zelf aan de bestrijding van doping door internationale sportorganisaties te stimuleren;e. volledig en doelmatig gebruik te maken van de beschikbare faciliteiten voor dopinganalyse in de in artikel 5 voorziene laboratoria, zowel tijdens als buiten sportwedstrijden;f. wetenschappelijke trainingsmethoden te bestuderen en richtlijnen te ontwerpen om sportmensen van alle leeftijden te beschermen, aangepast aan de desbetreffende sport. Artikel 8 Internationale samenwerking 1. De Partijen werken nauw samen ten aanzien van de door deze Overeenkomst bestreken aangelegenheden en stimuleren soortgelijke samenwerking tussen hun sportorganisaties.2. De Partijen verbinden zich ertoe : a.hun sportorganisaties aan te moedigen door hun werkwijze de toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst binnen alle internationale sportorganisaties waarbij zij zijn aangesloten, te bevorderen, met name door te weigeren aanspraken op wereldrecords of regionale records te erkennen tenzij deze vergezeld gaan van een gelegaliseerd verslag met een negatieve uitslag van de dopingcontrole; b. de samenwerking tussen de medewerkers van de overeenkomstig artikel 5 op hun grondgebied opgerichte of reeds werkzame laboratoria voor dopingcontrole te bevorderen;en c. bilaterale en multilaterale samenwerking tussen hun bevoegde organen, autoriteiten en organisaties op gang te brengen ten einde de in artikel 4, eerste lid, omschreven doelstellingen ook op internationaal niveau te verwezenlijken.3. De Partijen die beschikken over overeenkomstig artikel 5 op hun grondgebied opgerichte of reeds werkzame laboratoria, verbinden zich ertoe andere Partijen te ondersteunen ten einde hen in staat te stellen de nodige ervaring, vaardigheden en technieken te verwerven om hun eigen laboratoria op te richten. Artikel 9 Verstrekking van informatie Elke Partij stuurt de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in één van de officiële talen van de Raad van Europa alle relevante informatie betreffende wettelijke en andere maatregelen die zij heeft genomen ten einde aan de voorwaarden van deze Overeenkomst te voldoen.

Artikel 10 Commissie van Toezicht 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt hierbij een Commissie van Toezicht ingesteld.2. Iedere Partij kan door één of meer afgevaardigden worden vertegenwoordigd in de Commissie van Toezicht.Elke Partij heeft één stem. 3. Iedere in artikel 14, eerste lid, bedoelde Staat die geen Partij bij deze Overeenkomst is, kan door een waarnemer worden vertegenwoordigd in de Commissie van Toezicht.4. De Commissie van Toezicht kan, bij unaniem besluit, iedere niet-lidstaat van de Raad van Europa di e geen Partij bij de Overeenkomst is, en iedere betrokken sportorganisatie of andere professionele organisatie uitnodigen zich door een waarnemer te laten vertegenwoordigen bij één of meer van haar bijeenkomsten.5. De Commissie van Toezicht wordt bijeengeroepen door de Secretaris-Generaal.Haar eerste bijeenkomst wordt gehouden zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, en in ieder geval binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst. De Commissie van Toezicht komt daarna bijeen wanneer dit noodzakelijk blijkt, op initiatief van de Secretaris-Generaal of van een Partij. 6. De meerderheid van de Partijen vormt het vereiste quorum voor het houden van een bijeenkomst van de Commissie van Toezicht.7. De bijeenkomsten van de Commissie van Toezicht zijn niet openbaar.8. Behoudens de bepalingen van deze Overeenkomst stelt de Commissie van Toezicht haar eigen procedureregels op en neemt deze bij consensus aan. Artikel 11 1. De Commissie van Toezicht ziet toe op de toepassing van deze Overeenkomst.Zij kan met name : a. de bepalingen van deze Overeenkomst voortdurend bezien en eventueel noodzakelijke wijzigingen bestuderen;b. haar goedkeuring hechten aan de lijst bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, en herzieningen daarvan, van farmacologische groepen van dopingmiddelen en dopingmethoden die zijn verboden door de bevoegde internationale sportorganisaties, en aan de criteria voor erkenning van laboratoria bedoeld in artikel 5, eerste lid, letter a, en door die organisaties aangenomen herzieningen daarvan, en de datum vaststellen waarop de desbetreffende beslissingen in werking treden;c. overleg plegen met de betrokken sportorganisaties;d. aanbevelingen aan de Partijen doen betreffende de voor de toepassing van deze Overeenkomst te nemen maatregelen;e. passende maatregelen aanbevelen om de betrokken internationale organisaties en het publiek op de hoogte te houden van de in het kader van deze Overeenkomst ondernomen activiteiten;f. aanbevelingen aan het Comité van Ministers doen betreffende het uitnodigen van niet-lidstaten van de Raad van Europa om tot deze Overeenkomst toe te treden;g. voorstellen doen ter vergroting van de doeltreffendheid van deze Overeenkomst.2. Voor de uitvoering van haar taken kan de Commissie van Toezicht op eigen initiatief bijeenkomsten van groepen deskundigen beleggen. Artikel 12 Na elke bijeenkomst stuurt de Commissie van Toezicht het Comité van Ministers van de Raad van Europa een verslag van haar werk en van de werking van de Overeenkomst.

Artikel 13 Wijzigingen van de artikelen van de Overeenkomst 1. Wijzigingen van de artikelen van deze Overeenkomst kunnen worden voorgesteld door een Partij, het Comité van Ministers van de Raad van Europa of de Commissie van Toezicht.2. Ieder wijzigingsvoorstel wordt door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa toegezonden aan de Staten bedoeld in artikel 14 en aan iedere Staat die is toegetreden of is uitgenodigd toe te treden tot deze Overeenkomst in overeenstemming met de bepalingen van artikel 16.3. Iedere door een Partij of door het Comité van Ministers voorgestelde wijziging wordt uiterlijk twee maanden voor de bijeenkomst waarop deze moet worden bezien, toegezonden aan de Commissie van Toezicht.De Commissie van Toezicht stelt het Comité van Ministers in kennis van haar mening inzake de voorgestelde wijziging, wanneer er aanleiding toe is in overleg met de bevoegde sportorganisaties. 4. Het Comité van Ministers bestudeert de voorgestelde wijziging en de mening van de Commissie van Toezicht en kan de wijziging aannemen.5. De tekst van een door het Comité van Ministers in overeenstemming met het vierde lid van dit artikel aangenomen wijziging wordt aan de Partijen toegezonden voor aanvaarding.6. Iedere in overeenstemming met het vierde lid van dit artikel aangenomen wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van één maand nadat alle Partijen de Secretaris-Generaal in kennis hebben gesteld van hun aanvaarding daarvan. Slotbepalingen Artikel 14 1. Deze Overeenkomst staat ter ondertekening open voor de lidstaten van de Raad van Europa, andere Staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, en niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan de opstelling van deze Overeenkomst, die hun instemming te worden gebonden tot uitdrukking kunnen brengen door : a.ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, of b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.2. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 15 1. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van een maand na de datum waarop vijf Staten, waaronder ten minste vier lidstaten van de Raad van Europa, hun instemming door deze Overeenkomst te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig de bepalingen van artikel 14.2. Ten aanzien van iedere ondertekenende Staat die later zijn instemming door deze Overeenkomst te worden gebonden tot uitdrukking heeft gebracht, treedt de Overeenkomst in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van één maand na de datum van ondertekening of van nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Artikel 16 1. Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, na raadpleging van de Partijen, iedere Staat die geen lid is van de Raad van Europa uitnodigen toe te treden tot de Overeenkomst, zulks bij een besluit genomen met de meerderheid, voorzien in artikel 20, letter d, van het Statuut van de Raad van Europa en met algemene stemmen van de vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Staten die het recht hebben in het Comité van Ministers zitting te hebben.2. Ten aanzien van iedere toetredende Staat treedt de Overeenkomst in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van één maand na de datum van nederlegging van de akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 17 1. Iedere Staat kan bij ondertekening of bij nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, aangeven op welk grondgebied of welke grondgebieden deze Overeenkomst van toepassing zal zijn.2. Iedere Staat kan te allen tijde daarna door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring de toepasselijkheid van deze Overeenkomst uitbreiden tot ieder ander in de verklaring genoemd grondgebied.De Overeenkomst treedt ten aanzien van dit grondgebied in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van één maand na de datum van ontvangst van de verklaring door de Secretaris-Generaal. 3. Iedere krachtens het bepaalde in de twee voorgaande leden afgelegde verklaring kan, ten aanzien van ieder in die verklaring genoemd grondgebied, worden ingetrokken door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving.De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

Artikel 18 1. Iedere Partij kan deze Overeenkomst te allen tijde opzeggen door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving.2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal. Artikel 19 De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de Partijen, de andere lidstaten van de Raad van Europa, de andere Staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan het opstellen van deze Overeenkomst, alsmede iedere Staat die ertoe is toegetreden of is uitgenodigd ertoe toe te treden, in kennis van : a. iedere ondertekening overeenkomstig artikel 14;b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding overeenkomstig de artikelen 14 of 16;c. iedere datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst overeenkomstig de artikelen 15 en 16;d. iedere overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 gedane mededeling;e. ieder ingevolge het bepaalde in artikel 12 opgesteld verslag;f. ieder wijzigingsvoorstel of iedere wijziging, aangenomen overeenkomstig artikel 13, en de datum waarop de wijziging van kracht wordt;g. iedere overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 afgelegde verklaring;h. iedere overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 gedane kennisgeving, alsmede de datum waarop de opzegging van kracht wordt;i. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling betrekking hebbend op deze Overeenkomst. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, zijnde daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Straatsburg, op 16 november 1989, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet hiervan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa, aan de andere Staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, aan de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan het opstellen van deze Overeenkomst en aan iedere Staat die is uitgenodigd ertoe toe te treden.

^