Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst van 26 april 1999
gepubliceerd op 11 juni 1999

Verordening tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022400
pub.
11/06/1999
prom.
26/04/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 1999. - Verordening tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen


Het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 22, 11°;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;

Na daarover te hebben beraadslaagd in zijn vergadering van 26 april 1999, Besluit :

Artikel 1.De bepalingen van artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, worden vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 9.§ 1. Wanneer het niet mogelijk is op ambulante wijze een diagnose te stellen, een therapie toe te passen of een besmettelijke zieke daadwerkelijk af te zonderen, mag de rechthebbende worden opgenomen in een ziekenhuisdienst die daartoe is erkend door de daarvoor bevoegde Minister.

Een verklaring van opneming wordt opgemaakt door de beoefenaar van de geneeskunst, werkzaam of toegelaten in een ziekenhuis, en wordt door het ziekenhuis bij het administratief dossier van de zieke gevoegd. De geneesheer die het toezicht uitoefent op de in een ziekenhuis opgenomen rechthebbende, ontslaat deze zodra de in het eerste lid vermelde voorwaarden tot opneming niet meer vervuld zijn. De adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling kan nochtans vaststellen dat de voorwaarden voor ziekenhuisopneming, vermeld in het eerste lid, niet meer vervuld zijn : in die gevallen wordt een einde gemaakt aan de verzekeringstegemoetkoming in de verpleegkosten.

Voor de rechthebbenden die krachtens een beschermingsmaatregel zijn opgenomen (wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke), worden de opneming en de ziekenhuisverpleging als vereist beschouwd.

De opzegging of wijziging door de verzekeringsinstelling van een betalingsverbintenis waarvan vroeger kennis is gegeven, kan nooit terugwerkende kracht hebben. Een dergelijke opzegging of wijziging heeft op zijn vroegst uitwerking de dag van ontvangst ervan door de verplegingsinrichting.

Evenwel wat de psychiatrische inrichtingen betreft, in geval van kennisgeving van een wijziging met terugwerkende kracht van de hoegrootheid van de verzekeringstegemoetkoming in functie van de reglementaire tegemoetkomingscriteria, gaat de inrichting, op verzoek van de verzekeringsinstelling, over tot de regularisatie van de bedragen die moeten worden verbeterd, voor zover op het ogenblik dat zij de kennisgeving ontvangt, de rechthebbende steeds ter verpleging is opgenomen en de periode waarop de regularisatie betrekking heeft, niet meer dan zes maanden bedraagt. In de andere gevallen wordt de regularisatie ten aanzien van de rechthebbende door de verzekeringsinstelling verricht. § 2. 1. Bij elke opneming van een rechthebbende in het ziekenhuis zendt de verplegingsinrichting, binnen drie werkdagen na de dag van de opneming, aan de verzekeringsinstelling een in tweevoud opgemaakte kennisgeving van ziekenhuisverpleging en betalingsverbintenis conform de modellen vervat in bijlage 47, a en b. 2. Binnen drie werkdagen na de dag van ontvangst van de kennisgeving van ziekenhuisverpleging en betalingsverbintenis, stuurt de verzekeringsinstelling één exemplaar van dat bescheid terug naar de verplegingsinrichting ter kennisgeving van haar akkoord tot tenlasteneming of geeft ze kennis aan de verplegingsinrichting van haar eventuele weigering om de betalingsverbintenis af te leveren. De verzekeringsinstellingen zijn gemachtigd om hun beslissing inzake de tenlasteneming van de kosten voortkomend uit de opneming van een rechthebbende bekend te maken binnen de termijn die in het eerste lid van onderhavig punt 2 is bepaald, via een document van betalingsverbintenis of van weigering tot betalingsverbintenis dat door hen conform de modellen vervat in bijlage 47, c en d is opgesteld. 3. De kennisgeving van akkoord tot tenlasteneming of van weigering geldt vanaf het begin van de ziekenhuisverpleging. 4. Voor zover de verplegingsinrichting de vormen en termijnen in acht heeft genomen die onder § 2.1. zijn vastgesteld voor het doorzenden van de kennisgeving van ziekenhuisverpleging en betalingsverbintenis, wordt de betalingsverbintenis als verworven beschouwd indien de verzekeringsinstelling de onder § 2.2. bepaalde formaliteiten niet binnen de vastgestelde termijn vervult. 5. In geval van een beschermingsmaatregel (wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke) is de inrichting verplicht om bij het document "Kennisgeving van ziekenhuisverpleging en betalingsverbintenis" een afschrift te voegen van het advies waarbij de vrederechter of, in spoedeisend geval, de Procureur des Konings, eist dat tot de opneming van een rechthebbende zou worden overgegaan of, op zijn minst, dat dit document binnen de 8 dagen na de opneming aan de verzekeringsinstelling zou worden toegezonden.6. De verzekeringsinstelling mag de nietigheid van een betalingsverbintenis waarvan reeds kennis is gegeven, niet aanvoeren om redenen van verzekerbaarheid. § 3. Indien de ziekenhuisverpleging langer duurt dan vijftien kalenderdagen, zendt het ziekenhuis, uiterlijk de vijftiende dag van de ziekenhuisverpleging, aan de adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling een aanvraag om verlenging van ziekenhuisverpleging in drie exemplaren conform de modellen vervat in bijlagen 48, a, 48, b en 48, c. Deze bepaling sluit niet uit dat de bevoegde controleorganen tussenbeide kunnen komen tijdens een opneming in een ziekenhuis waarvan de duur gelijk is aan of korter is dan vijftien dagen.

De adviserend geneesheer geeft aan het ziekenhuis kennis van zijn beslissing binnen twee werkdagen na de dag van ontvangst van de aanvraag om verlenging van ziekenhuisverpleging.

Telkens wanneer de ziekenhuisverpleging langer duurt dan het door de adviserend geneesheer vastgestelde tijdvak, zendt het ziekenhuis, uiterlijk de laatste dag van dat tijdvak, aan de adviserend geneesheer een nieuwe aanvraag om verlenging van ziekenhuisverpleging.

Het ziekenhuis voegt een exemplaar van de aanvraag om verlenging van ziekenhuisverpleging bij de verpleegnota die het naar de verzekeringsinstelling stuurt. Indien dat bescheid ook latere verpleegnota's voor eenzelfde rechthebbende dekt, wordt op de verpleegnota's het doorzenden van dat bescheid in herinnering gebracht met opgave van datum en kenmerken van de verpleegnota waarbij dat bescheid was gevoegd. § 4. In geval van een beschermingsmaatregel, wanneer het verder verblijf in de instelling na opneming ter observatie noodzakelijk wordt geacht, en conform de bepalingen van artikel 13 van de voornoemde wet van 26 juni 1990 is beslist, zendt het ziekenhuis, uiterlijk de 40e dag van de ziekenhuisverpleging, een aanvraag om verlenging van ziekenhuisverpleging aan de adviserend geneesheer zoals bedoeld in het eerste lid van punt 1 van § 2. Die verlenging van ziekenhuisverpleging wordt toegekend voor een periode van maximum 2 jaar : van deze verlenging wordt binnen de in het tweede lid van punt 1 van § 2 vermelde termijnen kennis gegeven; ze kan telkens worden vernieuwd voor nieuwe periodes van 2 jaar. § 5. Bij elk ontslag uit het ziekenhuis zendt dit laatste, binnen twee werkdagen na de laatste dag van ziekenhuisverpleging, aan de adviserend geneesheer een kennisgeving van einde ziekenhuisverpleging in twee exemplaren conform de modellen vervat in bijlage 49, a en 49, b. § 6. In geval van herhaalde vertraging in het verzenden van de bescheiden waarin is voorzien in de §§ 2, 3, 4 en 5, verwittigt de verzekeringsinstelling het ziekenhuis daarvan met een aangetekende brief. Indien het ziekenhuis binnen dertig dagen geen enkele maatregel heeft genomen om een regelmatig toezenden van de bescheiden te waarborgen, mag de verzekeringsinstelling de tegemoetkoming van de ziekteverzekering bij elke late toezending weigeren voor de verpleegkosten die overeenstemmen met de dagen vertraging.

Het ziekenhuis mag de verpleegkosten met betrekking tot de dagen waarvoor de tegemoetkoming aldus geweigerd is, niet aanrekenen aan de rechthebbende. § 7. Voor de toepassing van dit artikel : - wordt de zaterdag niet als werkdag beschouwd; - worden de verloven toegestaan in het raam van de toepassing van de nationale overeenkomsten, afgesloten tussen de ziekenhuizen en de verzekeringsinstellingen, alsmede de weekeindverloven geacht de opneming niet te onderbreken. § 8. De Dienst voor geneeskundige verzorging mag afwijkingen toestaan in verband met de in §§ 2, 3, en 5 bepaalde modellen, voor zover die afwijkingen de basistekst in de vastgestelde volgorde, het eenvormig formaat en de mogelijkheid van rechtstreekse doordruk waarborgen. § 9. Behoudens andersluidend schriftelijk verzoek van de verzekeringsinstelling, moeten de in de §§ 2, 3 en 5 bedoelde bescheiden rechtstreeks aan de zetel van het betrokken ziekenfonds, gewestelijke dienst of aan het gewestelijk geneeskundig centrum van de Kas der geneeskundige verzorging van de N.M.B.S. worden verzonden. »

Art. 2.In artikel 9septies-ter worden de volgende wijzigingen aangebracht : - § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De in artikel 9ter, § 1, 8°, van dit besluit bedoelde verpleegnota's worden opgemaakt per afgesloten verblijfperioden.

Wanneer evenwel de verpleging langer duurt dan dertig dagen, wordt een gedeeltelijke verpleegnota opgemaakt die eens per maand wordt afgesloten. Onafgezien het aantal verpleegdagen : a) moet in elk geval een gedeeltelijke verpleegnota worden opgemaakt op 31 december van elk jaar;b) kan uitzonderlijk een gedeeltelijke verpleegnota worden opgemaakt telkens op 31 maart, op 30 juni en op 30 september. - § 5 wordt terug ingevoegd in de volgende formulering : « § 5. Voor zover de documenten die nodig zijn voor de facturering en de magnetische dragers zijn ingediend vóór de 20e van de 2e maand na die van afsluiting zoals bepaald in § 1 van onderhavig artikel, geeft het niet betalen binnen de in artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 oktober 1986 tot uitvoering van artikel 53, achtste lid, van de wet van 14 juli 1994 bepaalde termijn recht op de in hetzelfde besluit bedoelde verwijlintresten. Die verwijlintresten zijn verschuldigd vanaf de eerste dag na de in evengenoemd artikel 2 bepaalde termijn, zonder ingebrekestelling. »

Art. 3.In artikel 9septies-quater worden de volgende wijzigingen aangebracht : - § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De psychiatrische inrichting is ertoe gehouden haar per kalenderkwartaal opgemaakte verpleegnota's met een gezamenlijke zending in te dienen bij de nationale zetel van de verzekeringsinstelling, behoudens andersluidend bericht van die instelling, binnen de twee maand volgend op het kwartaal waarop ze betrekking hebben. » - § 5 wordt terug ingevoegd in de volgende formulering : « § 5. Voor zover de documenten die nodig zijn voor de facturering en de magnetische dragers zijn ingediend vóór de 20e van de 2e maand na die van afsluiting zoals bepaald in § 1 van onderhavig artikel, geeft het niet betalen binnen de in artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 oktober 1986 tot uitvoering van artikel 53, achtste lid, van de wet van 14 juli 1994 bepaalde termijn recht op de in hetzelfde besluit bedoelde verwijlintresten. Die verwijlintresten zijn verschuldigd vanaf de eerste dag na de in evengenoemd artikel 2 bepaalde termijn, zonder ingebrekestelling. »

Art. 4.Deze verordening treedt in werking op de dag dat het bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 26 april 1999.

De Voorzitter, D. Sauer.

De Leidend Ambtenaar, F. Praet.

^