gepubliceerd op 15 april 2021
Omzendbrief betreffende het principe van vrijstellingen van vergunningsaanvragen voor de aanleg of aanpassing van de publieke ruimte en voor de voorlopige proefaanleg van wegen 1. Voorwerp van deze omzendbrief Volgens art. 98. §§ 1 De lijst van werken en handelingen vrijgesteld van vergunning dient opgesteld te worden op basis va(...)
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Omzendbrief betreffende het principe van vrijstellingen van vergunningsaanvragen voor de aanleg of aanpassing van de publieke ruimte en voor de voorlopige proefaanleg van wegen 1. Voorwerp van deze omzendbrief Volgens art.98. §§ 1 van het BWRO mag niemand zonder voorafgaande schriftelijke en uitdrukkelijke stedenbouwkundige vergunning de aanleg of het profiel van een weg wijzigen. $2 van hetzelfde artikel machtigt de Regering is om de lijst vast te stellen van de werken en handelingen waarvoor geen vergunning vereist is.
De lijst van werken en handelingen vrijgesteld van vergunning dient opgesteld te worden op basis van de geringe "omvang" (of het belang) of de ontbrekende relevantie van de werken of handelingen in het kader van dit vereiste voor de in overweging genomen handelingen en werken.
Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 13/11/2008 pub. 02/12/2008 numac 2008031599 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de handelingen en werken die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning, van het advies van de gemachtigde ambtenaar, van de gemeente of van de koninklijke commissie voor monumenten en landschappen of van de medewerking van een architect sluiten tot bepaling van de handelingen en werken die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning, van het advies van de gemachtigde ambtenaar, van de gemeente, van de koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, van de overlegcommissie evenals van de speciale regelen van openbaarmaking of van de medewerking van een architect (hierna genoemd "het besluit") legt deze lijst vast.
Deze omzendbrief heeft tot doel de interpretatie toe te lichten van vrijstellingen van vergunning bedoeld in art 5 tot 7 van het hogergenoemde besluit, die projecten van werken en inrichtingen aan de publieke ruimte betreffen, zonder andere artikels in beschouwing te nemen. Ze handelt niet over de andere type vrijstellingen voorzien in het besluit.
Het is duidelijk dat deze circulaire de toepassing van de bepalingen van het besluit die als enige regelgevende waarde hebben, niet uitsluit.
De omzendbrief behandelt enkele algemene principes wat betreft de inrichting van publieke ruimte (punt 2); en geeft toelichting bij concrete vrijstellingen (punt 3). 2. Algemene principes wat betreft de inrichting van publieke ruimte Werken en handelingen aan de publieke ruimte dienen in de mate van het mogelijke, zelfs als ze vrijgesteld zijn van stedenbouwkundige vergunning, te respecteren: - de bestemmingsplannen, regionale en gemeentelijke stedenbouwkundige voorschriften en, indien van toepassing, de verkavelings-vergunningen; - de algemene doelstellingen zoals gesteld in de artikelen 2 en 3 van het BWRO; - de verordenende bepalingen van de gewestelijke en gemeentelijke mobiliteitsplannen die zijn aangenomen in toepassing van de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit (BWRO Art. 189/1); - de voorschriften volgend uit andere normen en bevoegdheden die de uitvoering van de werken en handelingen regelen, zoals desgevallend het bekomen van een wegtoelating indien nodig of het respecteren en de toepassing van de wegcode en de regels wat betreft het verkeersveiligheidsbeleid; 3. Toelichting bij concrete vrijstellingen Mits inachtname van de GSV met in het bijzonder de voorschriften betreffende de vrije doorgang voor voetgangers (art.4 van titel VII) en stedelijk meubilair (art. 22 van titel VII) worden volgende handelingen en werken vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunning: § 1. het aanplanten of wijzigen van inheemse grassen, struiken en bomen, met inbegrip van het plantvak met benodigde diepte en grondsoort, irrigatiesysteem, eventueel boomrooster, beveiliging en meubilair direct aansluitend aan dit plantvak door gebruik te maken van de bepaling "de aanlegwerken van ruimten bestemd voor beplantingen" (besluit art 7. 2° ).
Deze aanplantingen kunnen lokaal een bestaande parkeerplaats vervangen, wat wegens het punctuele karakter geen wijziging inhoudt van de essentiële kenmerken van het dwarsprofiel.
Deze aanplantingen worden beschouwd als "herhaling over de lengte van de weg" indien ze een volledige, regelmatige en continue herhaling van punctuele elementen over de hele lengte van de weg of tussen twee kruispunten vormen.
De aanplantingen kunnen zich bevinden tussen parkeerplaatsen, op voetpaden, tegen gevels en tussen voet- en fietspaden. § 2. verbreding van voetpaden en fietspaden, door gebruik te maken van "kleine aanlegwerken van ruimten bestemd voor voetgangers en fietsers die de plaatselijke verruiming en de verbetering van het esthetisch aspect ervan of de veiligheid van de gebruikers beogen" (besluit art. 7 1° ): Deze verbreding kan een verlaging en verplaatsen van boordstenen inhouden over de lengte van de weg, in het zicht van een verbetering van de actieve modi voor zover dit geen wijziging inhoudt van de essentiële kenmerken van het dwarsprofiel.
Deze verbreding kan lokaal bestaande parkeerplaatsen vervangen, wat wegens het punctuele karakter geen wijziging inhoudt van de essentiële kenmerken van het dwarsprofiel.
Deze verbredingen gebeuren met materialen die overeenstemmen met het bestaande materiaalgebruik op de betreffende locatie, conform het principe van de goede ruimtelijke ordening. § 3. het inkorten van of te beveiligen van oversteekplaatsen door gebruik te maken van "kleine aanlegwerken van ruimten bestemd voor voetgangers en fietsers die de plaatselijke verruiming en de verbetering van het esthetisch aspect ervan of de veiligheid van de gebruikers beogen" (besluit art. 7 1° );
Deze inrichtingen kunnen lokaal bestaande parkeerplaatsen schrappen, wat wegens het punctuele karakter geen wijziging inhoudt van de essentiële kenmerken van het dwarsprofiel.
Deze inrichtingen gebeuren met materialen die overeenstemmen met het bestaande materiaalgebruik op de betreffende locatie, conform het principe van de goede ruimtelijke ordening. § 4. het uitbreiden van het voetpad voor de installatie of uitbreiding van een seizoenshorecaterras met inbegrip van het schrappen van parkeerplaatsen door gebruik te maken van de bepaling "het plaatsen, van een niet overdekt seizoensterras in de horeca, voor zover de oppervlakte van de betreffende uitbreiding niet meer dan 50 m2 bedraagt en er een hindernisvrije doorgang behouden blijft over minstens één derde van de breedte van de voor de voetgangers gereserveerde ruimte, met een minimum van 2 meter " (besluit art. 7 6° ).
Deze verbreding kan lokaal bestaande parkeerplaatsen schrappen, wat wegens het punctuele karakter geen wijziging inhoudt van de essentiële kenmerken van het dwarsprofiel.
Deze uitbreidingen gebeuren met materialen die overeenstemmen met het bestaande materiaalgebruik op de betreffende locatie, conform het principe van de goede ruimtelijke ordening Een terras wordt als open beschouwd als: - Het geen scheidings- of afsluitingswanden heeft. - Of, als in geval van een terras op parkeerplaatsen of in de openbare ruimte met een aanzienlijke onregelmatigheid (bijvoorbeeld: Grote Markt van Brussel), de hoogte van de scheidings- of afsluitingswanden beperkt is tot maximaal 80 cm en het terras open is aan de trottoirkant.
O Het geen vaste overdekking heeft.
Een terras wordt als seizoensgebonden beschouwd als het in de periode tussen 1 april en 31 oktober en/of tijdens de eindejaarsfeesten geplaatst wordt. Het moet minstens één keer per jaar worden afgebroken en heropgebouwd.
Er wordt overigens aan herinnerd dat het plaatsen van mobiele onderdelen van een terras (bijvoorbeeld: tafel, stoel, parasol, planten, enz.) die dagelijks worden verplaatst, niet aan een stedenbouwkundige vergunning wordt onderworpen, ongeacht de grootte van het terras § 5. het plaatsen, verplaatsen of verwijderen van gedeelde elektrische laadpalen door gebruik te maken van de bepaling "het plaatsen, verplaatsen of verwijderen van de bijbehorende elementen van al dan niet ondergrondse technische installaties zoals elektrische bedieningskasten voor verkeerslichten of straatverlichting, praatpalen, hydranten, bedieningskasten voor teledistributie" (besluit art. 7 3° e)) ; § 6. "de voorlopige proefaanleg van wegen" (besluit art. 6 5° ) waaronder wordt verstaan een volledig reversibele, tijdelijke en evolutieve aanleg, die tot doel heeft een situatie te testen die, mits evaluatie, nadien kan leiden tot een vergunningsaanvraag voor een definitieve aanleg.
De proefaanleg kan niet-reversibele elementen bevatten indien ze herstelbaar zijn in een tijdsspanne van 24u of voldoen aan volgende drie criteria: - een op zichzelf staand geheel vormen; - een meerwaarde vormen voor zowel de testsituatie als de originele situatie; bestaan uit of een, combinatie vormen van elementen die elk voldoen aan de vrijstellingen volgens de artikelen uit dit besluit. § 7. Naast het gebruik van art 6 1°, kunnen de werken en handelingen nodig voor de inrichtingen en herstellingen van de publieke ruimte na de plaatsing, vernieuwing of verplaatsing van nutsleidingen zoals bepaald onder art 7 3° en 4° van het besluit vrijgesteld worden door gebruik te maken van de vrijstelling voor "kleine aanlegwerken van ruimten bestemd voor voetgangers en fietsers die de plaatselijke verruiming en de verbetering van het esthetisch aspect ervan of de veiligheid van de gebruikers beogen" (besluit art. 7 1° ).
Deze handelingen en werken zijn maar vrijgesteld indien ze de inrichting van de publieke ruimte beogen of herstellen die voldoet aan de bepalingen van de GSV. Ze dienen er bovendien naar te streven om de inrichting te verbeteren om ze meer conform te maken met de doelstellingen zoals voorzien in het BWRO, en meer specifiek in de mate van het mogelijke de plaats van de actieve modi, de toegankelijkheid, doorlaatbaarheid en de kwaliteit en van de weg te verbeteren. § 8. Het beveiligen van bestaande voetpaden en fietspaden door middel van paaltjes door gebruik te maken van "kleine aanlegwerken van ruimten bestemd voor voetgangers en fietsers die de plaatselijke verruiming en de verbetering van het esthetisch aspect ervan of de veiligheid van de gebruikers beogen" (besluit art. 7 1° ): Deze vrijstelling kan niet gebruikt worden om te zorgen dat er meer dan één rij paaltjes per zijde van de weg komen. Ze dienen wegneembaar te zijn binnen een tijdsspanne van 24u zonder schade aan de ondergrond. Paaltjes uit harde materialen langsheen of op een fietspad kunnen enkel geplaatst worden gebruik makend van de bepalingen van "de voorlopige proefaanleg van wegen" (besluit art. 6 5° ) en worden na 2 jaar vervangen door een andere inrichting.
De beveiligingen gebeuren met materialen die in harmonie zijn met het bestaande materiaalgebruik op de betreffende locatie, conform het principe van de goede ruimtelijke ordening.
De beveiligingen worden beschouwd als "herhaling over de lengte van de weg" indien ze een volledige, regelmatige en continue herhaling van paaltjes over de hele lengte van de weg of tussen twee kruispunten vormen. 4. Inwerkingtreding van deze omzendbrief Deze omzendbrief vervangt die van 16 juli 2020 betreffende het vrijstellingsprincipe voor de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen voor de inrichting of wijziging van de openbare ruimte en de voorlopige proefaanleg van wegen en treedt in werking op 2 april 2021. Brussel, 2 april 2021.
De Staatssecretaris belast met Stedenbouw en Erfgoed, P. SMET