gepubliceerd op 24 mei 2013
Omzendbrief van 25/10/11 over de toepassing van de wapenwetgeving aanvulling 1 De evolutie van de wapenwetgeving maakt het noodzakelijk de omzendbrief van 25/10/11, die als doel heeft toelichting te geven bij de hele regelgeving, aan te vullen m 1. Grote laders (nieuw punt 3.1.5) Op basis van artikel 3, § 1, 15°, van de Wapenwet kan d(...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
Omzendbrief van 25/10/11 over de toepassing van de wapenwetgeving aanvulling 1 De evolutie van de wapenwetgeving maakt het noodzakelijk de omzendbrief van 25/10/11, die als doel heeft toelichting te geven bij de hele regelgeving, aan te vullen met de hiernavolgende punten. De inhoud van deze aanvulling heeft hetzelfde statuut als die van de omzendbrief die hij aanvult : hij beoogt toelichting te geven aan de overheden op het terrein en aan de rechtsonderhorige, over de wijze waarop de regelgeving door de overheid moet worden toegepast. Het is een interpretatie van de bestaande regels zonder normatieve werking. 1. Grote laders (nieuw punt 3.1.5) Op basis van artikel 3, § 1, 15°, van de Wapenwet kan de minister van Justitie bepalen welke laders een grotere capaciteit dan de normale voor een bepaald type vuurwapen hebben. Daardoor worden de bedoelde laders afzonderlijk, en de vuurwapens waarop ze zijn aangebracht, beschouwd als verboden.
Op 21/9/12 werd een MB in die zin genomen (BS 26/9/12). Dit besluit trad in werking op de dag van zijn publicatie.
Het begrip « lader » is evenwel niet gedefinieerd in de wet. Daardoor heeft het de betekenis die het in het normale taalgebruik heeft : een uitneembaar onderdeel van een vuurwapen van waaruit de patronen in de kamer van het vuurwapen worden geladen. Laders bestaan in allerhande vormen : rechte laders, gekromde laders, ronde laders en geknikte laders. Een lader kan dus gedefinieerd worden als een uitneembare patroonhouder voor een vuurwapen.
Het verbod is enkel van toepassing op laders, of vuurwapens uitgerust met laders. Dit blijkt uit de duidelijke formulering van de wettekst waar sprake is van « onderdelen » of « hulpstukken » van vuurwapens zelf. Deze formulering veronderstelt dat de lader een afzonderlijk hulpstuk of onderdeel is waarmee het wapen kan worden uitgerust.
Daarom is het verbod niet van toepassing op in het wapen voorziene uitsparingen (in de kolf of in een buis) waarin de patronen worden geplaatst. Er is dan immers geen sprake van een afzonderlijk onderdeel dat los van het wapen kan worden gehouden.
De in het besluit gegeven maximumcapaciteit per type van vuurwapen is de volgende :
Model vuurwapen
Maximum capaciteit
halfautomatische pistolen
20
halfautomatische pistolen IPSC schieten
lengte < 171mm
geweren met pompactie (al dan niet halfautomatisch)
10
karabijnen met hendel met randontsteking
15
karabijnen met hendel met centrale ontsteking
10
grendelkarabijnen met randontsteking
20
grendelkarabijnen met centrale ontsteking
10
halfautomatische karabijnen met randontsteking
40
halfautomatische karabijnen met centrale ontsteking
30
geweren met gladde loop
10
Met het oog op het onderscheid tussen de genoemde types, moeten de pistolen worden beschouwd als korte wapens, de karabijnen en geweren als lange wapens. Machinepistolen met een inklapbare kolf zijn korte wapens met een accessoire, dat dus niet meegerekend wordt bij de lengtebepaling.
Er is voorzien in een bijzondere bepaling voor IPSC (internationaal gereglementeerd parcoursschieten). Het was immers niet de bedoeling om het IPSC-schieten onmogelijk te maken in ons land. In overeenstemming met de internationale regels uitgevaardigd door de IPSC (1), mogen pistolen gebruikt worden met een ladercapaciteit van meer dan 20 patronen. Wel is dan vereist dat de lengte van de lader, gemeten langs de achterzijde, kleiner is dan 171mm. Vermits het IPSC-schieten een internationaal erkende discipline is, kunnen in de Vlaamse Gemeenschap enkel houders van een sportschutterslicentie deze vorm van schieten beoefenen (2).Bovendien wordt IPSC in België georganiseerd door de vzw Belgian Practical Shooting Association (BPSA). Dus enkel wie lid is van BPSA en houder is van een sportschutterslicentie kan van deze uitzondering genieten.
Een lader valt onder het verbod van zodra hij de capaciteit heeft om meer patronen te bevatten dan het toegelaten aantal. Bij het bepalen van de maximum capaciteit werd rekening gehouden met de ladercapaciteit van de laders die doorgaans standaard bij de wapens geleverd worden. De bedoeling van het besluit is om enkel laders met zeer hoge capaciteit (b.v. drum magazijnen, « banaanladers », geknikte laders voor pistolen,...) te verbieden.
Het blijft mogelijk de capaciteit van een lader te beperken door bijvoorbeeld de lader in te korten, de bodemplaat te verhogen of een onderdeel toe te voegen waardoor de capaciteit van de lader binnen de toegelaten grenzen blijft. Vermits laders niet onderworpen zijn aan de wettelijke proef, is voor deze aanpassingen geen tussenkomst van de proefbank nodig.
Het besluit laat toe dat personen die voor 26/9/12 in het bezit waren van een lader met een te hoge capaciteit deze lader in bezit houden.
Het bewijs hiervan kan op alle manieren worden geleverd (maar niet door bv. een eenzijdige verklaring op eer). De politie kan een duidelijk bewijs aanvaarden, maar in andere gevallen het oordeel over de geldigheid van het bewijs overlaten aan het parket. De uitzondering geldt enkel voor de laders zelf, en niet voor vuurwapens uitgerust met de laders. De laders mogen dus uitsluitend los van een wapen voorhanden worden gehouden. Ze mogen evenwel niet meer worden verkocht aan niet-erkende personen. Wie een te grote lader erft, moet hem in bewaring geven en een verzamelaar zoeken, die hem wil kopen.
Het verbod op het voorhanden hebben van laders met abnormaal hoge capaciteit geldt niet voor erkende wapenverzamelaars. Zij kunnen deze laders nog aankopen, voorhanden hebben en invoeren (3). Uiteraard is wel vereist dat het bezit van de lader past binnen het verzamelthema.
Verzamelaars kunnen voorts geen handel in laders opzetten. Er is steeds vereist dat ze binnen hun verzamelthema een wapen mogen voorhanden hebben waarvoor de lader met abnormaal hoge capaciteit gebruikt kan worden (4). 2. Demilitarisering van militaire wapens (vervanging van de laatste paragraaf van punt 3.3.5) Een KB van 21/5/13 (BS, 24/5/13) heeft het KB van 20/9/91 aangevuld met een nieuwe bepaling over het onschadelijk maken van militair materieel zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 3° van de Wapenwet.
De wapens en munitie die uitsluitend zijn ontworpen voor militair gebruik zijn verboden wapens, die alleen door erkende verzamelaars voorhanden mogen worden gehouden op voorwaarde dat ze definitief geneutraliseerd zijn. Hiervoor waren er nog geen wettelijke normen vastgelegd, wat soms aanleiding gaf tot twijfel en discussie, vooral omdat het gaat over zeer gespecialiseerd werk.
Het nieuwe artikel 2, § 2 van het KB van 20/9/91 over de HFD-wapens bepaalt dat ze voortaan als vrij verkrijgbare wapens worden beschouwd als ze werden gedemilitariseerd. Het gaat over de wapens ontworpen voor uitsluitend militair gebruik en al dan niet bevestigd op een voertuig, die projectielen konden afschieten en die onomkeerbaar voor het afschieten van enig projectiel ongeschikt werden gemaakt. Deze operaties moeten worden uitgevoerd door de Proefbank voor vuurwapens, waar nodig in samenwerking met de militaire overheid, op een wijze die deze van de neutralisering van draagbare wapens zo dicht mogelijk benadert, en als dit niet mogelijk is, op een gelijkwaardige wijze. De Proefbank levert hiervan een op veiligheidspapier afgedrukt attest af, dat door de houder van het wapen steeds moet kunnen worden voorgelegd.
Particulieren die op 3/6/13 dergelijke militaire wapens voorhanden hebben, moeten die binnen 18 maanden na die datum aanbieden aan de Proefbank voor vuurwapens met het oog op controle, het eventueel uitvoeren van de nodige operaties en de afgifte van het nodige attest.
Particulieren die al een attest van de Proefbank voor vuurwapens hebben verkregen voor hun wapen, worden hiervan vrijgesteld.
De nieuwe regels hebben tot gevolg dat voor alle oude militaire wapens en munitie die op wapenbeurzen worden aangeboden, een attest van de Proefbank moet worden voorgelegd en aan de koper worden meegeleverd als bewijs dat ze vakkundig werden gedemilitariseerd en dus vrij verkrijgbaar zijn. Hetzelfde geldt voor oude militaire wapens die worden gebruikt bij historische reconstructies en bij filmopnames.
Wapenhandelaars die oude militaire wapens overnemen van de militaire overheid, moeten ze laten demilitariseren en het nodige attest kunnen voorleggen alvorens ze hen te koop mogen aanbieden. Andere personen, zelfs erkende verzamelaars, mogen alleen militair materiaal aankopen dat al gedemilitariseerd is. 3. Omgebouwde vuurwapens (aanvulling van punt 3.2.1) Er blijkt in de praktijk vaak twijfel en discussie te bestaan over twee types van vuurwapens die werden omgebouwd om « minder gevaarlijk » te worden en aldus te genieten van een minder strenge regeling.
Tot halfautomatische vuurwapens omgebouwde verboden volautomatische vuurwapens worden alleen als vergunningsplichtig beschouwd, mits er voldaan is aan de nodige garanties dat de uitgevoerde operaties onomkeerbaar zijn, zodat het wapen later niet meer opnieuw kan worden omgebouwd tot een volautomatisch wapen. De vuurwapens die zodanig werden omgebouwd, dat ze alleen nog geschikt zijn voor het afvuren van blanke munitie (« losse flodders »), veranderen echter niet van categorie.
Vermits de categorie van de vergunningsplichtige wapens de restcategorie voor vuurwapens is (5), vallen de betrokken vuurwapens, bij gebrek aan specifieke reglementaire bepalingen, hieronder nadat ze werden omgebouwd.
Om zeker te zijn dat het ombouwen vakkundig is gebeurd en niet door middel van normale ingrepen kan worden ongedaan gemaakt, is er een objectief bewijs nodig. Volautomatische vuurwapens die worden omgebouwd tot halfautomatische vuurwapens verliezen immers hun verboden karakter en mogen wel vergund worden. Andere vuurwapens die alleen nog blanke munitie kunnen afvuren, worden ongeschikt voor gebruik als wapen voor jacht, sport of recreatie en zijn bijgevolg op andere voorwaarden vergunbaar. Daarom moet de kans op misbruik zo klein mogelijk worden gehouden en aanvaardt de overheid uitsluitend wapens die door de Proefbank voor vuurwapens zijn omgebouwd en waarin een speciale stempel werd geslagen.
Deze stempel ziet er als volgt uit : * voor volautomatische vuurwapens die zijn omgebouwd tot halfautomatische :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld * voor vuurwapens die enkel nog blanke munitie kunnen afvuren :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Als de bevoegde diensten bij controle vaststellen dat een wapen, dat voorheen volautomatisch was, niet de nodige stempel heeft, zullen ze weigeren het als omgebouwd te beschouwen. Voor volautomatische vuurwapens betekent dit dat ze onmiddellijk in beslag zullen worden genomen (tenzij de betrokkene gerechtigd is zulke verboden wapens toch voorhanden te hebben), mits er kan worden aangetoond dat het wapen voorheen volautomatisch was. De bezitter die de vergunning kan voorleggen, die nodig is voor het wapen in omgebouwde toestand, krijgt dan de kans het wapen alsnog door de Proefbank te laten ombouwen. Hij zal ze echter niet zelf naar de Proefbank mogen brengen omdat de vergunning hiervoor niet geldig is. De politie mag dit doen, of de betrokkene hiertoe een wapenhandelaar als lasthebber laten inschakelen.
De bezitters van voorheen volautomatische wapens die niet door de Proefbank zijn omgebouwd of gestempeld, hoeven vanzelfsprekend niet te wachten tot er een inbreuk wordt vastgesteld. Zij mogen ze ook vrijwillig bij de Proefbank laten aanbieden door een wapenhandelaar-lasthebber. 4. Afschaffing van de « HFD-lijst » (vervanging punt 3.3.3.3° ) ? Reden Toen bleek dat bepaalde wapens die voorkwamen op de lijst van vrij verkrijgbare wapens op rookzwak kruit in bijlage bij het KB van 20/9/91 in veel grotere hoeveelheden dan verwacht op de markt zijn, vaak werden verward met sterk gelijkende vergunningsplichtige varianten, het voorwerp uitmaakten van smokkel naar buurlanden waar ze vergunningsplichtig zijn, en sommige in het crimineel milieu werden aangetroffen, werd het opportuun bevonden om deze lijst integraal (6) af te schaffen. Door het KB van 8/5/13 vallen de betrokken wapens terug onder de categorie van de vergunningsplichtige vuurwapens. ? Overgangstermijn Het KB van 8/5/13 is in werking getreden op 25/5/13, waardoor er onmiddellijk een einde diende te komen aan de vrije verkoop van deze wapens. Er is echter wel voorzien in twee onderscheiden overgangstermijnen waarbinnen de wapens die reeds in het bezit van particulieren en handelaars zijn, moeten worden aangegeven met het oog op regularisatie.
Voor alle betrokken wapens (en hun munitie, voor zover die al niet eerder vergunningsplichtig was op grond van een andere bepaling) in het bezit van erkende personen geldt een periode van 15 dagen waarbinnen ze moeten worden ingeschreven in hun registers. Als oorsprong van de wapens kan worden vermeld « HFD-wapen ». Is de bezitter reeds erkend als wapenverzamelaar, dan mag hij de betrokken wapens in zijn register inschrijven zonder rekening te moeten houden met de beperkingen van zijn thema (7).
Alle betrokken wapens (en hun munitie) moeten worden aangegeven binnen een periode van 1 jaar, dus voor 26/5/2014. ? Aangifteprocedure De gewone particuliere bezitter die geen intentie heeft verder een echte verzameling op te bouwen, geeft zijn wapens aan met het oog op het verkrijgen van een of meerdere vergunningen.
Daartoe begeeft hij zich met de betrokken wapens naar de lokale politie van zijn verblijfplaats (dit gebeurt het best na afspraak). De wapens moeten worden vervoerd overeenkomstig de gewone regels.
De politie zal onmiddellijk nagaan of de wapens niet worden gezocht.
Ze controleert ook of de aangever meerderjarig is en geen veroordeling bedoeld in artikel 5, § 4 van de Wapenwet heeft opgelopen. Vervolgens wordt een document model 6 opgesteld, dat geldt als voorlopige bezitstitel en als vergunningsaanvraag. Een exemplaar is voor de bezitter, die zijn wapen terug mag meenemen en bij zich houden in afwachting van de beslissing van de gouverneur. Een tweede exemplaar wordt door de lokale politie naar de gouverneur verstuurd en een derde houdt ze zelf bij. Als de politie kennis heeft van elementen die door de gouverneur zouden kunnen worden beschouwd als gevaarlijk voor de openbare orde, dan brengt ze die ook ter kennis van de gouverneur.
Bij de opstelling van het model 6 moet de politie zoveel mogelijk gegevens van de wapens zorgvuldig noteren. Bijzondere aandacht is vereist omdat het hier vaak gaat om oude wapens waarop niet steeds alle momenteel gebruikelijke gegevens zijn terug te vinden. De politieambtenaar belast met deze taak legt bij voorkeur de afgeschafte lijst naast zich om alle gegevens te controleren. Bij twijfel moet een duidelijke beschrijving worden gegeven. Het gebruik van internet levert vaak veel nuttige informatie op.
De gouverneur is bij de behandeling van de vergunningsaanvragen die in dit kader werden gedaan, niet gebonden aan de normale behandelingstermijn omdat de betrokkenen over een voorlopige bezitstitel beschikken.
De aanvraag is gratis, de latere vijfjaarlijkse controle evenwel niet.
De gouverneur controleert of de betrokkene niet het voorwerp is van een nog lopende schorsing of nog actuele intrekking van een wapenbezitsvergunning en of er geen reden van openbare orde bestaat, die het afgeven van de gevraagde vergunning belet. De aanvrager hoeft echter geen medisch attest te bezorgen, geen theoretische of praktische proef af te leggen en geen toestemming van zijn meerderjarige huisgenoten voor te leggen. Hij hoeft geen wettige reden voor zijn wapenbezit op te geven : die wordt afdoende bewezen door het bestaan van het model 6. Ook bij de latere vijfjaarlijkse controles is dit alles niet vereist, aangezien art. 32 van de Wapenwet slechts verplicht tot het controleren of de betrokkene nog voldoet aan de voorwaarden waaraan hij heeft moeten voldoen bij de afgifte van zijn vergunning.
Als de gouverneur vaststelt dat de vergunning kan worden afgeleverd, handelt hij volgens de gebruikelijke procedure ter zake. Bij de registratie in het CWR wordt een speciale vermelding aangebracht dat het een vroeger HFD-wapen betreft. Dit laatste is nodig om ook in de toekomst te weten dat geregulariseerde HFD-wapens niet moeten worden meegeteld bij de bepaling van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
De veiligheidsmaatregelen bedoeld in art. 11 van het KB van 24/4/97 zijn inderdaad niet van toepassing op deze wapens, met uitzondering van de algemene maatregelen die elke wapenbezitter moet nemen (art. 11, § 2). Het aangeven van zulke wapens doet de wapenbezitter dus niet overgaan naar een hogere klasse. ? Alternatief : erkenning als verzamelaar Wie 5 of meer HFD-wapens heeft aan te geven en erover denkt in de toekomst nog meer wapens te verzamelen, kan ervoor kiezen onmiddellijk een erkenning als verzamelaar aan te vragen. Hij kan dan een thema kiezen waarin de betrokken wapens vallen, maar eveneens de afgeschafte HFD-lijst als thema kiezen.
De aanvraag van een erkenning als verzamelaar wordt gelijkgesteld met de aangifte van de wapens met het oog op het verkrijgen van een vergunning (8). De aanvraag is daarom ook gratis als ze zich beperkt tot HFD-wapens en er moet in dat geval alleen worden voldaan aan de moraliteitsvoorwaarden. Ook geldt de vrijstelling van het nemen van de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen alleen voor een verzameling HFD-wapens.
De procedure verloopt eerst zoals die van de aangifte met het oog op het verkrijgen van een gewone vergunning. Ook hier zal de lokale politie een model 6 per wapen afgeven. Eens de aanvraag is verstuurd aan de gouverneur, wordt ze behandeld zoals een gewone aanvraag om erkenning als verzamelaar. Net zoals bij de aanvraag van gewone vergunningen, geldt ook hier de aanvraag van een erkenning als voorlopige bezitstitel, in afwachting van de beslissing van de gouverneur. ? In geval de gouverneur weigert De gouverneur zal de gevraagde vergunning of erkenning weigeren in geval er een risico voor de openbare orde bestaat. De beslissing moet worden gemotiveerd en vermeldt de bestemming die aan de wapens moet worden gegeven. Binnen 8 dagen na de kennisgeving van de beslissing moet de betrokkene de wapens in bewaring geven bij een erkend persoon of overdragen aan een vergund of erkend persoon, die gerechtigd is deze wapens te bezitten. Andere opties zijn de neutralisering of de afstand ter vernietiging.
Tegen de beslissing van de gouverneur staat beroep open bij de Federale wapendienst, volgens de gewone procedure. Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing van de gouverneur niet.
HFD-wapens die worden verbeurd verklaard en die worden afgestaan, worden overgebracht naar de Proefbank voor vuurwapens met het oog op vernietiging. De directeur van de Proefbank wordt echter uitgenodigd om overeenkomstig de wet ruim gebruik te maken van zijn recht om interessante exemplaren voor vernietiging te vrijwaren en te schenken aan publiekrechtelijke musea. Die kunnen ze op hun beurt aan erkende privémusea overdragen met naleving van alle toepasselijke regels. 5. Verbetering punt 3.3.3.4° Het KB van 8/5/13 heeft ten slotte ook een verbetering aangebracht in de sleuteldatum van de restcategorie. Vanaf nu geldt 1895 (en niet langer 1897) als verschijningsmoment van de moderne vuurwapens op rookzwak kruit. Alle vuurwapens die zijn vervaardigd voor 1895 en die niet onder één van de overige subcategorieën van vrij verkrijgbare wapens vallen, worden krachtens deze bepaling als vrij verkrijgbaar beschouwd omdat ze naar hedendaagse normen niet efficiënt en aantrekkelijk voor criminele doeleinden worden beschouwd.
De verwijzing naar vuurwapens waarvoor de munitie niet langer verkrijgbaar is, werd geschrapt omdat er is gebleken dat munitiefabrikanten de productie van verdwenen munitietypes eenvoudig kunnen hervatten als er vraag naar is.
De wapens die door deze verbetering vergunningsplichtig worden, moeten op dezelfde manier worden geregulariseerd als de wapens bedoeld in punt 4.
Brussel, 22 mei 2013.
De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) International Practical Shooting Confederation, Handgun Competition Rules, January 2012, sections D en E.1 (2) Art.8, § 1 en art. 2, 5° Decreet Vl. Gem. van 11 mei 2007 houdende regeling van het statuut van de sportschutter. In de Franse en Duitse Gemeenschappen bestaat deze verplichting niet. (3) Art.27, § 3 Wapenwet. (4) Art.6, § 1 Wapenwet en art. 1, § 1 KB 29/12/06. (5) Artikel 3, § 3, 1° Wapenwet.(6) Dwz, de beide onderdelen ervan, vuistvuurwapens en schoudervuurwapens.(7) Art.3, § 1, 2de lid, KB 8/5/13. Uiteraard zijn toekomstige nieuwe aankopen van voormalige HFD-wapens wel beperkt door dit thema. (8) Art.3, § 1, 1ste lid KB 8/5/13.