gepubliceerd op 22 juni 2009
Rondzendbrief SPV-04 betreffende de identificatiekaart in de bewakingssector Aan de bewakingsondernemingen, Aan de interne bewakingsdiensten, Aan de veiligheidsdiensten van openbare vervoersmaatschappijen. CC. : de commissaris-gener de korpschefs van de lokale politie, de leden van polnet SPV, de cursuscoördinatoren van de (...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
Rondzendbrief SPV-04 betreffende de identificatiekaart in de bewakingssector Aan de bewakingsondernemingen, Aan de interne bewakingsdiensten, Aan de veiligheidsdiensten van openbare vervoersmaatschappijen.
CC. : de commissaris-generaal van de federale politie, de korpschefs van de lokale politie, de leden van polnet SPV, de cursuscoördinatoren van de opleidingsinstellingen.
Via deze rondzendbrief wens ik de basisregels in herinnering te brengen in verband met de identificatiekaart in de bewakingssector.
Deze regels houden in dat : 1. Elke Belgische bewakingsagent en elk lid van het leidinggevend personeel van een bewakingsonderneming, een interne bewakingsdienst of een veiligheidsdienst van een openbare vervoersmaatschappij dient houder te zijn van een identificatiekaart afgeleverd door de FOD Binnenlandse Zaken (1) 2.De betrokkene moet in het bezit zijn van een identificatiekaart op naam van de bewakingsonderneming, de veiligheidsdienst of de interne bewakingsdienst waarvoor hij zijn activiteiten uitoefent (2). Wie activiteiten uitoefent voor meerdere ondernemingen moet voor elke onderneming afzonderlijk over een identificatiekaart beschikken. De kaart wordt enkel aangevraagd door de betrokken bewakingsonderneming, veiligheidsdienst of interne bewakingsdienst (3). Dit geldt ook voor bewakingsagenten die voor de uitoefening van hun activiteiten ingezet werden via een interim-kantoor.
De identificatiekaart vermeldt de functiecodes die tegelijkertijd in overeenstemming zijn met : -het opleidingsniveau van de agent; - en de vergunde activiteiten van de onderneming die ze heeft aangevraagd. 3. De betrokkene moet de originele identificatiekaart, bij de uitoefening van zijn activiteiten, steeds bij zich dragen (4), dit wil zeggen bij zich hebben.4. De betrokkene moet de identificatiekaart overhandigen bij controle door politie of inspecteurs van Binnenlandse Zaken (5).5. De bewakingsagent moet op een duidelijk leesbare wijze dragen (6) : - ofwel de identificatiekaart; - ofwel een herkenningsteken van zijn onderneming (bedrijfsbadge) met daarop vermeld de naam van de bewakingsagent, de naam en het adres van de exploitatiezetel van de bewakingsonderneming, de interne bewakingsdienst of de veiligheidsdienst voor wie hij werkzaamheden uitoefent.
De politiediensten en de inspecteurs van Binnenlandse Zaken stellen de laatste tijd meer en meer vast dat bewakingsagenten niet de originele identificatiekaart, maar wél een kopie ervan in hun bezit hebben of op een zichtbare wijze dragen. Dit gebeurt op eigen initiatief van de betrokkenen of op instructie van het leidinggevend personeel van hun onderneming. Deze werkwijze is echter strijdig met de wet (7). De onderliggende reden voor dit verbod is dat de overheid vervalsingen van identificatiekaarten wenst te voorkomen, terwijl de vermeldingen op een identificatiekaart door middel van een kopie gemakkelijk te manipuleren of te wijzigen zijn, zonder dat dit bij controle op het eerste gezicht ook merkbaar is.
De betrokken agenten verantwoorden deze handelswijze door te stellen dat ze de identificatiekaart bij zichtbare dracht ervan, gemakkelijk kunnen verliezen. Nochtans, om verlies te voorkomen, kan de bewakingsagent, in plaats van een dergelijke kopie te dragen, zoals hoger uiteengezet, altijd een herkenningsteken dragen, uitgereikt door de onderneming. In dit laatste geval moet hij de identificatiekaart wel bij zich dragen, bijvoorbeeld in zijn portefeuille.
Omdat werd vermoed dat het dragen van gekopieerde identificatiekaarten niet gebeurt met het opzet een inbreuk te plegen tegen een wettelijke verplichting, zijn deze vaststellingen tot op heden doorgaans afgehandeld met een waarschuwing aan de betrokkenen. Nochtans, ondanks veelvuldige waarschuwingen, breidt deze praktijk uit. Daarom herhaal ik het verbod van deze praktijk door middel van deze rondzendbrief. Ik wens U er op te wijzen dat de administratie, in de toekomst, gebeurlijke inbreuken niet langer met een waarschuwing, maar met een hogere sanctie, zal afhandelen. 6. Wanneer de bewakingsagent tijdelijk geen bewakingsactiviteiten uitvoert voor de onderneming of de dienst, zonder deze definitief te verlaten, bewaart niet de agent, maar de onderneming of dienst de identificatiekaart. Wanneer de bewakingsagent de onderneming definitief verlaat dient de bewakingsagent de identificatiekaart binnen de vijf dagen aan de onderneming of dienst te overhandigen en moet deze laatste de kaart binnen de 14 dagen terugsturen naar de administratie. Hetzelfde geldt voor vervallen of ingetrokken identificatiekaarten of wanneer is vastgesteld dat de bewakingsagent niet langer aan de uitoefeningsvoorwaarden voldoet.
Aan de politiediensten wordt gevraagd de identificatiekaarten waarvan de geldigheidsdatum overschreden is, die ingetrokken werden of die zijn uitgereikt aan een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst die niet langer bestaat, in beslag te nemen en te bezorgen aan de directie private veiligheid bij de administratie van de FOD Binnenlandse Zaken.
Mag ik de betrokken ondernemingen vragen hun personeel van de inhoud van deze rondzendbrief in kennis te stellen.
De Minister, G. DE PADT Nota's (1) Art.8, § 3, eerste lid van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. (2) Art.5 van het Koninklijk besluit van 26 september 2005 betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden. (3) Art.8 van het Koninklijk besluit van 26 september 2005 betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden. (4) Art.8, § 3, derde lid van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. (5) Art.8, § 3, derde lid van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. (6) Art.8, § 3, vierde lid van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. (7) Art.8, § 3, eerste lid van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.