Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 31 januari 2003
gepubliceerd op 28 februari 2003

Omzendbrief betreffende de pensioenen van de lokale mandatarissen en hun rechthebbenden - basiswedde - overgang naar de euro - perequatie

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2003003075
pub.
28/02/2003
prom.
31/01/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID


31 JANUARI 2003. - Omzendbrief betreffende de pensioenen van de lokale mandatarissen en hun rechthebbenden - basiswedde - overgang naar de euro - perequatie


Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Schepen, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter van het O.C.M.W., De rustpensioenen van de burgemeesters, schepenen en voorzitters van de O.C.M.W.'s worden thans vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de wet van 8 december 1976 tot regeling van het pensioen van sommige mandatarissen en van dat van hun rechtverkrijgenden, zoals het laatst gewijzigd werd bij artikel 107 van de wet van 24 december 1999 houdende sociale en diverse bepalingen.

Bij de berekening van deze pensioenen dient een onderscheid te worden gemaakt naargelang de mandaten uitgeoefend werden vóór 1 januari 2001 dan wel vanaf die datum.

Voor de berekening van de pensioenen die betrekking hebben op mandaten uitgeoefend vanaf 1 januari 2001 moeten de in aanmerking te nemen jaarlijkse basiswedden vastgesteld worden op grond van de - verhoogde - wedden zoals zij voortvloeien uit de toepassing van de wet van 4 mei 1999 tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen. Deze basiswedden worden vastgesteld in functie van de maximumwedden die aan het ambt van gemeentesecretaris kunnen verbonden worden overeenkomstig artikel 28 van de Nieuwe Gemeentewet.

Bij de berekening van de pensioenen die betrekking hebben op mandaten uitgeoefend vóór 1 januari 2001 mag geen rekening gehouden worden met de weddenverhogingen die voortvloeien uit voornoemde wet van 4 mei 1999. Deze pensioenen worden vastgesteld op grond van de jaarlijkse basiswedden waarvan gebruik werd gemaakt vóór 1 januari 2001.Zelfs indien deze pensioenen ingaan na 31 december 2000 moeten zij bijgevolg berekend worden op grond van basiswedden die vastgesteld worden in functie van het maximum van de weddenschaal verbonden aan de - inmiddels afgeschafte - graad van opsteller in de federale ministeries.

De pensioenen van de lokale mandatarissen worden berekend op grond van de jaarlijkse basiswedden die aan elk van de uitgeoefende mandaten verbonden zijn op de ingangsdatum van het pensioen.

Hiermee worden de jaarwedden bedoeld die verbonden zijn aan het ambt van burgemeester, schepen of O.C.M.W.-voorzitter in een gemeente van dezelfde belangrijkheid als deze waarin de betrokken mandataris zijn ambt heeft uitgeoefend. Wijzigingen in de belangrijkheid van de gemeente waar het mandaat werd uitgeoefend - bijvoorbeeld als gevolg van een fusie, een bevolkingsaangroei of een klassenverheffing - die pas na het verstrijken van een mandaat uitwerking krijgen, hebben derhalve geen invloed op de basiswedde die als grondslag dient voor de berekening van het voor dat mandaat toegekende pensioen. Hierbij dient erop gewezen dat een lokaal mandaat maximaal zes jaar duurt. Elke vernieuwing van de gemeenteraad geeft immers aanleiding tot het toewijzen van nieuwe mandaten.

Wijzigingen in de belangrijkheid van een gemeente die uitwerking krijgen in de loop van een mandaat hebben daarentegen wel een weerslag op de basiswedde die als grondslag dient voor de berekening van het pensioen. Voor elk afzonderlijk mandaat kan slechts één enkel pensioen toegekend worden. Dit pensioen moet berekend worden op grond van de basiswedde die bij het verstrijken van dat mandaat aan het uitgeoefende ambt verbonden was. Voor achtereenvolgend uitgeoefende mandaten mag - binnen de perken van artikel 5, § 1, tweede lid, van voornoemde wet van 8 december 1976 - een enig pensioen worden toegekend, in zoverre de belangrijkheid van de gemeente bij het verstrijken van elk van die mandaten dezelfde was.

In het verleden kon elke schommeling van het bevolkingscijfer van een gemeente aanleiding geven tot een jaarlijkse herziening van de wedden van de betrokken mandatarissen. Dit is thans niet langer het geval.

Sedert 1 januari 2001 worden deze wedden immers vastgesteld op basis van de bevolkingscijfers op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de volledige vernieuwing van de gemeenteraden. Bijgevolg blijven de wedden van de mandatarissen in principe gedurende zes jaar onafhankelijk van de evolutie van het bevolkingscijfer van de betrokken gemeente. Een bevolkingsaangroei kan voortaan alleen nog via een bij koninklijk besluit toegestane klassenverheffing van een gemeente aanleiding geven tot een weddenverhoging in de loop van een mandaat.

De hierboven bedoelde basiswedden moeten omgezet worden in de weddenbedragen die van kracht zijn op de ingangsdatum van het pensioen.

De basiswedden verbonden aan de vanaf 1 januari 2001 uitgeoefende mandaten kunnen verhoogd worden, hetzij automatisch, als gevolg van een verhoging van de in artikel 28 van de Nieuwe Gemeentewet vastgestelde maximumwedden voor de gemeentesecretarissen, hetzij bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 19, § 1, tweede lid, van die wet. De aan deze mandaten verbonden wedden zijn tot op heden ongewijzigd gebleven. Zij moeten vanaf 1 januari 2002 evenwel uitgedrukt worden in euro.

De wedden die in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van de pensioenen die betrekking hebben op mandaten uitgeoefend vóór 1 januari 2001 volgen de evolutie van het maximum van de weddenschaal verbonden aan de afgeschafte graad van opsteller in de federale ministeries. Aan deze graad was de weddenschaal 20/1 verbonden met als maximum 878 947 BEF aan spilindex 138,01 op 1 juli 1993. De graad van opsteller werd vanaf 1 januari 1994 afgeschaft en vervangen door de graad van bestuursassistent met weddenschaal 20 A. Deze weddenschaal was op 1 januari 1994 identiek aan de afgeschafte weddenschaal 20/1.

Naar aanleiding van de overgang naar de euro werd het maximum van de weddenschaal 20 A vanaf 1 januari 2002 vastgesteld op 21.788,59 EUR aan spilindex 138,01. Vanaf 1 juni 2002 werd het maximum van deze weddenschaal - met 1 % - verhoogd tot 22.006,56 EUR aan spilindex 138,01.

Pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2002 moeten berekend worden aan de hand van de in euro uitgedrukte basiswedden, ongeacht het tijdstip waarop het betreffende mandaat werd uitgeoefend.

Op basis van het in euro uitgedrukte maximum van de weddenschaal 20 A kunnen de basiswedden berekend worden die vanaf 1 januari 2002 in aanmerking moeten genomen worden voor de berekening van de pensioenen die betrekking hebben op mandaten uitgeoefend vóór 1 januari 2001.

Deze basiswedden worden berekend aan de hand van de coëfficiënten bepaald bij koninklijk besluit van 2 september 1976 tot vaststelling van de wedden van de burgemeesters en de schepenen, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 december 1990.

Pensioenen die ingaan vóór 1 januari 2002 worden vastgesteld in Belgische frank, ook wanneer de berekening ervan pas na die datum wordt uitgevoerd. Voor de betaling ervan moeten deze pensioenen vanaf 1 januari 2002 omgezet worden in euro volgens de algemene conversie- en afrondingsregels BEF/EUR. Overeenkomstig deze regels zijn de in euro omgerekende bedragen het resultaat van de deling door 40,3399 van de in Belgische frank uitgedrukte bedragen. Dit resultaat dient afgerond te worden tot de hogere eurocent indien de derde decimaal hoger is dan of gelijk is aan 5 en tot de lagere eurocent in de andere gevallen.

Voorbeeld 1 : Burgemeester : van 1-1-1977 tot 31-12-1979 Schepen : van 1-1-1980 tot 31-12-1982 van 1-1-1983 tot 31-12-1988 De gemeente waarin deze ambten werden uitgeoefend, telde in de periode van 1-1-1977 tot 31-12-1988 tussen 19.201 en 19.600 inwoners (groep 76).

Door een klassenverheffing werd deze gemeente vanaf 1-1-1995 ingedeeld in klasse 17 (20.001 tot 25.000 inwoners). Vermits het rekenkundig gemiddelde van deze nieuwe klasse 22.500,5 inwoners bedraagt, behoort deze gemeente voor de vaststelling van de wedden van haar mandatarissen vanaf 1-1-1995 dus tot groep 84 (22.401 tot 22.800 inwoners).

Ingangsdatum van het pensioen : 1-12-2001 In dit geval moeten twee afzonderlijke pensioenen worden toegekend.

De klassenverheffing op 1-1-1995 zal geen invloed hebben op het pensioenbedrag; zij kreeg immers pas uitwerking na het verstrijken van het laatste mandaat.

Pensioen 1 : mandaat van burgemeester van 1-1-1977 tot 31-12-1979 (36 maanden) Basiswedde verbonden aan het ambt van burgemeester op 31-12-1979 (groep 76), omgezet in de weddenbedragen van kracht op 1-12-2001 : 878 947 BEF x 769,52 |Sp = 676 367 BEF per jaar (aan spilindex 138,01) Pensioenbedrag : 676 367 BEF x 36/12 x 3,75 % = 76 091 BEF per jaar (aan spilindex 138,01) 3/4-grens : 676 367 BEF x 75 % = 507 275 BEF Pensioen 2 : mandaten van schepen van 1-1-1980 tot 31-12-1982 (36 maanden) en van 1-1-1983 tot 31-12-1988 (72 maanden) Basiswedde verbonden aan het ambt van schepen op 31-12-1982 en op 31-12-1988 (groep 76), omgezet in de weddenbedragen van kracht op 1-12-2001 : 878 947 BEF x 478,85 |Sp = 420 884 BEF per jaar (aan spilindex 138,01) Pensioenbedrag : 420 884 BEF x 108/12 x 3,75 % = 142 048 BEF per jaar (aan spilindex 138,01) 3/4-grens : 420.884 BEF x 75 % = 315.663 BEF Totaal pensioenbedrag : 76 091 BEF + 142 048 BEF = 218 139 BEF per jaar (aan spilindex 138,01) 3/4-grens : 676 367 BEF x 75 % = 507 275 BEF (3/4 van de basiswedde verbonden aan het best bezoldigde mandaat) Betaling in euro vanaf 1-1-2002 : pensioen 1 : 76 091 BEF/40,3399 = 1.886,25 EUR pensioen 2 : 142 048 BEF/40,3399 = 3.521,28 EUR 5.407,53 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Voorbeeld 2 : Burgemeester : van 1-1-1977 tot 31-12-1982 van 1-1-1989 tot 31-12-1994 van 1-1-1995 tot 31-12-2000 van 1-1-2001 tot 31-12-2001 De gemeente waarin dit ambt werd uitgeoefend behoort tot klasse 15 (10.001 tot 15.000 inwoners). In de periode van 1-1-1977 tot 31-12-1997 telde deze gemeente tussen 11.201 en 11.600 inwoners (groep 56). Ten gevolge van een bevolkingsaangroei telt deze gemeente sedert 1-1-1998 meer dan 11.600 doch minder dan 12.000 inwoners (groep 57).

Ingangsdatum van het pensioen : 1-1-2002 In dit geval dienen drie afzonderlijke pensioenen te worden toegekend, berekend in euro.

Pensioen 1 : mandaten van burgemeester van 1-1-1977 tot 31-12-1982 (72 maanden) en van 1-1-1989 tot 31-12-1994 (72 maanden) Basiswedde verbonden aan het ambt van burgemeester op 31-12-1982 en op 31-12-1994 (groep 56), omgezet in de weddenbedragen van kracht op 1-1-2002 : 21.788,59 EUR x 544,70 |Sp = 11.868,24 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Pensioenbedrag : 11.868,24 EUR x 144/12 x 3,75 % = 5.340,70 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) 3/4-grens : 11.868,24 EUR x 75 % = 8.901,18 EUR Pensioen 2 : mandaat van burgemeester 1-1-1995 tot 31-12-2000 (72 maanden) Basiswedde verbonden aan het ambt van burgemeester op 31-12-2000 (groep 57), omgezet in de weddenbedragen van kracht op 1-1-2002 : 21.788,59 EUR x 547,09 |Sp = 11.920,32 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Pensioenbedrag : 11.920,32 EUR x 72/12 x 3,75 % = 2.682,07 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) 3/4-grens : 11.920,32 EUR x 75 % = 8.940,24 EUR Pensioen 3 : mandaat van burgemeester van 1-1-2001 tot 31-12-2001 (12 maanden) Basiswedde verbonden aan het ambt van burgemeester op 31-12-2001 (klasse 15), omgezet in de weddenbedragen van kracht op 1-1-2002 : 43.133,60 EUR x 85 %= 36.663,56 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Pensioenbedrag : 36.663,56 EUR x 12/12 x 3,75 % = 1.374,88 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) 3/4-grens : 36.663,56 EUR x 75 % = 27.497,67 EUR Totaal pensioenbedrag : 5.340,70 EUR + 2.682,07 EUR + 1.374,88 EUR = 9.397,65 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) 3/4-grens : 36.663,56 EUR x 75 % = 27.497,67 EUR (3/4 van de basiswedde verbonden aan het best bezoldigde mandaat) Ook voor de perequatie van de pensioenen moet een onderscheid gemaakt worden naargelang het pensioen betrekking heeft op mandaten die uitgeoefend werden vóór 1 januari 2001 dan wel vanaf die datum.

De lopende pensioenen die betrekking hebben op mandaten uitgeoefend vanaf 1 januari 2001 worden aangepast telkens de basiswedden die als grondslag hebben gediend voor de berekening ervan verhogen als gevolg van een verhoging van de in artikel 28 van de Nieuwe Gemeentewet vastgestelde maximumwedden voor de gemeentesecretarissen of als gevolg van een koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 19, § 1, tweede lid, van de Nieuwe Gemeentewet.

Voor de perequatie van de lopende pensioenen die betrekking hebben op mandaten uitgeoefend vóór 1 januari 2001 mag geen rekening gehouden worden met de weddenverhogingen die voortvloeien uit de wet van 4 mei 1999. Deze pensioenen blijven gekoppeld aan de evolutie van de basiswedden waarvan gebruik gemaakt werd vóór 1 januari 2001, d.w.z. de basiswedden die - sedert 1 januari 1994 - vastgesteld worden in functie van het maximum van de weddenschaal 20 A verbonden aan de graad van bestuursassistent in de federale ministeries. Deze pensioenen moeten vanaf 1 juni 2002 aangepast worden vermits het maximum van de weddenschaal 20 A vanaf die datum verhoogd werd tot 22.006,56 EUR per jaar aan spilindex 138,01.

In principe worden de pensioenen van de lokale mandatarissen aangepast door het aanvankelijke pensioenbedrag te vermenigvuldigen met een perequatiecoëfficiënt die bekomen wordt door de nieuwe basiswedde voor het uitgeoefende ambt te delen door de aanvankelijke basiswedde die als grondslag heeft gediend voor de berekening van het pensioen.

De aanvankelijke pensioenbedragen en basiswedden van de pensioenen die ingegaan zijn vóór 1 januari 2002 zijn evenwel uitgedrukt in Belgische franken, terwijl de nieuwe basiswedden uitgedrukt worden in euro.

Indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 1990 moeten deze aanvankelijke bedragen bovendien omgezet worden van spilindex 114,20 naar spilindex 138,01. Om praktische redenen mag voor de perequatie van deze pensioenen ook het op 1 januari 2002 geldende pensioenbedrag beschouwd worden als het aanvankelijk pensioen bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 8 december 1976. In dat geval dient de aanvankelijke basiswedde evenwel omgezet te worden in de - in euro uitgedrukte - weddenbedragen die van kracht waren op 1 juli 1993, datum van de laatst uitgevoerde perequatie. Bij deze omzetting mag niet uit het oog verloren worden dat de coëfficiënten vastgesteld bij voornoemd koninklijk besluit van 2 september 1976 vanaf 1 januari 1990 gewijzigd werden bij koninklijk besluit van 27 december 1990.

Voorbeeld 3 : Een pensioen dat werd toegekend voor een mandaat als burgemeester in een gemeente van 1.832 inwoners (groep 1) is ingegaan op 1-1-1989. Het aanvankelijk pensioen bedroeg 6 823 BEF per jaar aan spilindex 114,20.

De aanvankelijke basiswedde bedroeg 30 326 BEF aan spilindex 114,20 (284 759 BEF x 106,5 |Sp). Dit pensioen werd laatst aangepast op 1-7-1993 op grond van een nieuwe basisjaarwedde van 152 198 BEF aan spilindex 138,01 (878 947 BEF x 173,16 |Sp). Het pensioen bedroeg op die datum 34 241 BEF per jaar aan spilindex 138,01. Vanaf 1-1-2002 bedraagt dit pensioen 34 241 BEF/40,3399 = 848,81 EUR per jaar aan spilindex 138,01.

Indien dit laatste pensioenbedrag als basis wordt gebruikt voor de perequatie op 1-6-2002, moet de aanvankelijke basiswedde omgezet worden in de weddenbedragen die van kracht waren op 1-7-1993, uitgedrukt in euro.

Basiswedde verbonden aan het ambt van burgemeester van een gemeente van 1.832 inwoners (groep 1) op 1-7-1993 : 21 788,59 EUR x 173,16 |Sp = 3 772,91 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De nieuwe basiswedde verbonden aan dit ambt bedraagt op 1-6-2002 : 22 006,56 EUR x 173,16 |Sp = 3 810,66 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De perequatiecoëfficiënt wordt in dit geval dan als volgt berekend : nieuwe basiswedde/basiswedde op 1-7-1993 = 3.810,66 EUR/3.772,91 EUR = 1,010005 Aangepast pensioenbedrag op 1 juni 2002 : pensioenbedrag op 1-1-2002 x perequatiecoëfficiënt 848,81 EUR x 1,010005 = 857,30 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Voorbeeld 4 : Perequatie van de pensioenen berekend in bovenstaand voorbeeld 1.

Pensioen 1 : werd vanaf 1-12-2001 toegekend voor een mandaat van burgemeester van een gemeente met een bevolking tussen 19.201 en 19.600 inwoners (groep 76).

Dit pensioen wordt sedert 1-1-2002 uitbetaald op basis van een bedrag van 1.886,25 EUR per jaar (aan spilindex 138,01).

Indien dit laatste pensioenbedrag als basis wordt gebruikt voor de perequatie op 1-6-2002, moet de aanvankelijke basiswedde omgezet worden in de weddenbedragen die van kracht waren op 1-7-1993, uitgedrukt in euro. 21.788,59 EUR x 769,52 |Sp = 16.766,76 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De nieuwe basiswedde verbonden aan dit ambt bedraagt op 1-6-2002 : 22.006,56 EUR x 769,52 |Sp = 16.934,49 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De perequatiecoëfficiënt wordt in dit geval als volgt berekend : nieuwe basiswedde/basiswedde op 1-6-1993 = 16.934,49 EUR/16.766,76 EUR = 1,010004 Aangepast pensioenbedrag op 1-6-2002 : pensioenbedrag op 1-1-2002 x perequatiecoëfficiënt 1.886,25 EUR x 1,010004 = 1.905,12 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Pensioen 2 : werd vanaf 1-12-2001 toegekend voor twee mandaten van schepen van een gemeente met een bevolking tussen 19.201 en 19.600 inwoners (groep 76).

Dit pensioen wordt sedert 1-1-2002 uitbetaald op basis van een bedrag van 3.521,28 EUR per jaar (aan spilindex 138,01).

Indien dit pensioenbedrag als basis wordt gebruikt voor de perequatie op 1-6-2002, moet de aanvankelijke basiswedde omgezet worden in de weddenbedragen die van kracht waren op 1-7-1993, uitgedrukt in euro. 21.788,59 EUR x 478,85 |Sp = 10.433,47 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De nieuwe basiswedde verbonden aan dit ambt bedraagt op 1-6-2002 : 22.006,56 EUR x 478,85 |Sp = 10.537,84 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De perequatiecoëfficiënt wordt in dit geval als volgt berekend : nieuwe basiswedde/basiswedde op 1-7-1993 = 10.537,84 EUR/10.433,47 EUR = 1,010003 Aangepast pensioenbedrag op 1-6-2002 : pensioenbedrag op 1-1-2002 x perequatiecoëfficiënt 3.521,28 EUR x 1,010003 = 3.556,50 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Voorbeeld 5 : Perequatie van de pensioenen berekend in bovenstaand voorbeeld 2.

Pensioen 1 : 5.340,70 EUR per jaar (aan spilindex 138,01), vanaf 1-1-2002 toegekend voor twee opeenvolgende mandaten van burgemeester van een gemeente met een bevolking tussen 11.201 en 11.600 inwoners (groep 56).

Het aanvankelijk pensioen werd in dit geval berekend op grond van een basiswedde vastgesteld in de weddenbedragen die van kracht waren op 1-7-1993, uitgedrukt in euro : 21.788,59 EUR x 544,70 |Sp = 11.868,24 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De nieuwe basiswedde verbonden aan dit ambt bedraagt op 1-6-2002 : 22.006,56 EUR x 544,70 |Sp = 11.986,97 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De perequatiecoëfficiënt wordt als volgt berekend : nieuwe basiswedde/aanvankelijke basiswedde = 11.986,97 EUR/11.868,24 EUR = 1,010004 Aangepast pensioenbedrag op 1-6-2002 : pensioenbedrag op 1-1-2002 x perequatiecoëfficiënt 5.340,70 EUR x 1,010004 = 5.394,12 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Pensioen 2 : 2.682,07 EUR per jaar (aan spilindex 138,01), vanaf 1-1-2002 toegekend voor een mandaat van burgemeester van een gemeente met een bevolking tussen 11.601 en 12.000 inwoners (groep 57).

Ook in dit geval werd het aanvankelijk pensioen berekend op grond van een basiswedde vastgesteld in de weddenbedragen die van kracht op 1-7-1993, uitgedrukt in euro : 21.788,59 EUR x 547,09 |Sp = 11.920,32 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De nieuwe basiswedde verbonden aan dit ambt bedraagt op 1-6-2002 : 22.006,56 EUR x 547,09 |Sp = 12.039,57 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) De perequatiecoëfficiënt wordt als volgt berekend : nieuwe basiswedde/aanvankelijke basiswedde = 12.039,57 EUR/11.9210,32 EUR = 1,010003 Aangepast pensioenbedrag op 1-6-2002 : pensioenbedrag op 1-1-2002 x perequatiecoëfficiënt 2.682,07 EUR x 1,010003 = 2.708,89 EUR per jaar (aan spilindex 138,01) Pensioen 3 : 1.374,88 EUR per jaar (aan spilindex 138,01), vanaf 1-1-2002 toegekend voor een mandaat van burgemeester van een gemeente met een bevolking tussen 10.001 en 15.000 inwoners (klasse 15).

Dit pensioen heeft betrekking op een mandaat uitgeoefend vanaf 1-1-2001. Het wordt niet aangepast op 1-6-2002 vermits het gekoppeld is aan de evolutie van de in artikel 28 van de Nieuwe Gemeentewet vastgestelde maximumwedden voor de gemeentesecretarissen.

Overeenkomstig artikel 9, § 1, eerste lid, van de wet van 8 december 1976, zoals vervangen door de wet van 22 januari 1981, worden de overlevingspensioenen van de rechthebbenden van de lokale mandatarissen in principe op dezelfde wijze berekend als de rustpensioenen. Deze bepaling impliceert dat ook de perequatie van de overlevingspensioenen op dezelfde wijze gebeurt als voor de rustpensioenen. Een overlevingspensioen wordt dus in principe aangepast bij elke verhoging van de basisjaarwedde die eraan ten grondslag ligt. Net als bij de rustpensioenen mag voor de berekening en de aanpassing van de overlevingspensioenen die betrekking hebben op mandaten uitgeoefend vóór 1 januari 2001 evenwel geen rekening worden gehouden met de weddenverhogingen die voortvloeien uit de wet van 4 mei 1999.

Tot slot wil ik de aandacht vestigen op de rust- en overlevingspensioenen van de lokale mandatarissen en hun rechthebbenden die ingegaan zijn vóór 1 juni 1976 en die - met toepassing van de overgangsbepaling vervat in artikel 17, eerste lid, van de wet van 8 december 1976 - berekend zijn gebleven op basis van de vroegere wetgeving terzake (de wet van 5 juli 1954 betreffende het pensioen van de burgemeesters en schepenen en dit van hun rechtverkrijgenden, gewijzigd door de wetten van 20 april 1965 en 11 juli 1969, en het koninklijk besluit van 1 juli 1970 ter uitvoering van artikel 24 van de wet van 10 maart 1925 tot regeling van de openbare onderstand). Deze pensioenen moeten herberekend worden overeenkomstig de bepalingen van de wet 8 december 1976, rekening houdend met de basiswedden die vanaf 1 juni 2002 van kracht zijn. Het herberekende pensioen moet vergeleken worden met het pensioen waarop de betrokkene op 31 mei 2002 aanspraak kon maken (alle bedragen gekoppeld aan spilindex 138,01 en uitgedrukt in euro). Het voordeligste pensioen moet vanaf 1 juni 2002 worden toegekend.

Dezelfde werkwijze dient toegepast te worden voor de pensioenen die ingegaan zijn vanaf 1 juni 1976, doch met toepassing van artikel 17, tweede lid, van de wet van 8 december 1976 eveneens berekend zijn gebleven op basis van de vroegere wetgeving.

De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^