Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 28 juli 1997
gepubliceerd op 03 oktober 1997

Omzendbrief tot vastlegging van de regels inzake toewijzing van nummers aan kandidaten voor een spraaktelefonievergunning, vóór de publicatie van het koninklijk besluit dat deze aangelegenheid regelt

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1997014196
pub.
03/10/1997
prom.
28/07/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 JULI 1997. Omzendbrief tot vastlegging van de regels inzake toewijzing van nummers aan kandidaten voor een spraaktelefonievergunning, vóór de publicatie van het koninklijk besluit dat deze aangelegenheid regelt


HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In het kader van deze omzendbrief wordt verstaan onder : 1° Prefix : een indicator, die geen deel uitmaakt van het nummer, die uit een of meer cijfers bestaat, en die de selectie mogelijk maakt van de verschillende types van nummerformaten zijnde lokale, nationale en internationale nummerformaten, transitnetwerken en diensten;2° Communicatiecode : een code bestaande uit een of meer cijfers die een bepaald geografisch gebied, type van telecommunicatiedienst, operator of dienstenleverancier karakteriseert; 3° Het Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort « B.I.P.T. », opgericht bij in artikel 71 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven; 4° E.-, X.-, Q.- aanbevelingen : de aanbevelingen in deze omzendbrief die refereren aan de regels inzake nummering opgelegd door de Internationale Telecommunicatie Unie, sector normalisatie; 5° E.-, X.-, Q.- standaards : de standaards in deze omzendbrief die refereren aan de protocols inzake koppeling van netwerken opgelegd door de Internationale Telecommunicatie Unie, sector normalisatie; 6° Kiesplan : een reeks van regels die opgelegd worden om een oproep tot stand te laten komen. HOOFDSTUK II. - Algemene principes van toepassing op de hoofdstukken 3 tot 9 Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 2.§ 1. De toewijzingsprocedure voor nummeringscapaciteit gebeurt op transparante en niet-discriminerende wijze volgens objectieve criteria, volgens de principes van achtereenvolgens de reservering, toewijzing en eventuele intrekking. § 2. De Minister kan, op voorstel van het Instituut, wijzigingen en toevoegingen aan de structuur van de nummeringsplannen opleggen. § 3. De hoofdelementen van de structuur van de nummeringsplannen en alle op die hoofdelementen betrekking hebbende toevoegingen en wijzigingen zijn openbaar. In het belang van de nationale veiligheid en de openbare orde wordt de nummeringscapaciteit die voor politionele en defensiedoeleinden is bestemd, niet openbaar gemaakt. § 4. Nummeringsplannen worden zo opgebouwd dat de identificatie van generieke diensten primeert op die van operatoren en dienstenleveranciers. § 5. Eventuele schade die geleden wordt door veranderingen van nummers kan in geen enkel geval aanleiding geven tot schadevergoeding.

Art. 3.§ 1. Eindgebruikers van telecommunicatie op het Belgische grondgebied mogen enkel geïdentificeerd worden door gebruik te maken van capaciteit uit de nationale nummeringsruimte, met uitzondering van de in § 2 van dit artikel bedoelde eindgebruikers. § 2. Eindgebruikers van mobiele diensten in roaming-toestand hoeven niet aan de voorwaarde bepaald in § 1 van dit artikel te voldoen.

Bovendien kan de Minister, in het kader van Europese of internationale ontwikkelingen verdere uitzonderingen op § 1 van dit artikel vaststellen.

Art. 4.§ 1. Capaciteit uit de nationale nummeringsruimte voor de exploitatie van telecommunicatie kan enkel worden toegewezen aan operatoren en dienstenleveranciers die conform de wettelijke bepalingen inzake telecommunicatie en radiocommunicatie gemachtigd zijn om diensten aan te bieden. § 2. Voor specifieke, door de Minister op voorstel van het Instituut bepaalde diensten, kan rechtstreeks nummeringscapaciteit toegewezen worden aan natuurlijke of rechtspersonen, andere dan operatoren of dienstenleveranciers. De lijst met deze diensten wordt door het Instituut gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 2. - Reservering

Art. 5.§ 1. Het Instituut onderzoekt de aanvraag tot reservering van nummeringscapaciteit indien voldaan is aan alle voorwaarden bepaald in deze omzendbrief. Een aanvraag is geldig als ze alle informatie bevat vereist om het onderzoek te voeren. § 2. De aanvrager van nummeringscapaciteit stelt het Instituut gratis en per aangetekende brief de informatie ter beschikking die nodig is voor de evaluatie van de volgende punten : 1° het goede beheer van de nummeringscapaciteit als beperkte hulpbron;2° de behoefte om voldoende nummeringscapaciteit beschikbaar te hebben om te anticiperen op toekomstige vereisten;3° het streven naar een zo groot mogelijke compatibiliteit tussen de nummeringsplannen van de verschillende aanvragers;4° de reeds bekomen reserveringen;5° de mogelijkheid om te voldoen aan Europese en internationale ontwikkelingen;6° de mogelijkheid om te voldoen aan relevante internationale akkoorden, aanbevelingen en standaards;7° de technische beperkingen en praktische implementeerbaarheid;8° de impact op nummeringsplannen van andere aanvragers;9° de eventuele kosten;10° aspecten inzake routering;11° aspecten inzake tariefbeginselen;12° beschrijvingen van de diensten;13° de geografische aspecten;14° de belangen van de eindgebruiker inclusief de gebruiksvriendelijkheid;15° de specifieke vereisten van nooddiensten;16° andere elementen die het Instituut relevant acht. § 3. Indien het Instituut de aanvraag inwilligt zal de nummeringscapaciteit gereserveerd worden. Bijgevolg kan de nummeringscapaciteit enkel worden toegewezen aan de oorspronkelijke aanvrager en voor de in zijn aanvraag gespecifieerde doeleinden. Als reserveringsdatum wordt de datum genomen van de geldige aanvraag. De reservering kan door de aanvrager zelf worden geannuleerd. De reservering vervalt automatisch één jaar na de reserveringsdatum indien in deze periode geen effectieve toewijzing is gebeurd. § 4. Indien twee of meer aanvragers dezelfde nummeringscapaciteit aanvragen, gaan de primaire rechten naar de aanvrager die als eerste een geldige aanvraag heeft gedaan. Indien op dezelfde dag verscheidene geldige aanvragen voor dezelfde nummeringscapaciteit worden ingediend, zal het Instituut voor de toekenning van de primaire, secundaire, tertiaire, en volgende rechten een verzoening organiseren. § 5. Een weigering van reservering wordt door het Instituut gemotiveerd. Dit geeft geen recht op terugbetaling van de dossierkosten. Afdeling 3. - Toewijzing van nummers

Art. 6.§ 1. De nummeringscapaciteit wordt slechts toegewezen indien binnen de reserveringsperiode de nummeringscapaciteit effectief in gebruik wordt genomen voor de opgegeven doeleinden. De datum van ingebruikname wordt minstens drie dagen voordien meegedeeld aan het Instituut. § 2. De toewijzing van nummeringscapaciteit blijft slechts geldig indien tegelijk aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° de toegewezen nummeringscapaciteit wordt enkel gebruikt voor de doelstellingen gespecifieerd in de oorspronkelijke aanvraag;2° de verdere toewijzing wordt gecontroleerd door de originele aanvrager;3° de aanvrager houdt een statistiek bij en levert die periodiek af aan het Instituut, over het gebruikte percentage van de toegewezen capaciteit volgens de regels opgelegd door het Instituut.

Art. 7.Indien niet voldaan wordt aan de bepalingen opgenomen in de artikelen 3, 4, 5 en 6 van dit besluit wordt de nummeringscapaciteit door het Instituut ingetrokken.

De aanvraag tot reservering en de toewijzing van nummeringscapaciteit kan opgezegd worden met een aangetekend schrijven aan het Instituut.

Het Instituut zal de niet langer meer gebruikte nummeringscapaciteit terugtrekken.

Het Instituut bepaalt de periode tijdens dewelke de ingetrokken nummeringscapaciteit niet gereserveerd mag worden.

Art. 8.§ 1. Capaciteit uit het nationale nummeringsplan kan geen eigendom worden van de aanvragers noch van de eindgebruikers. Ze kan niet beschermd worden door industrieel of intellectueel eigendomsrecht. Ze wordt door het Instituut toegewezen voor een beperkte periode. Verkregen rechten kunnen overgedragen worden aan derden onder de voorwaarden en met toestemming van het Instituut. § 2. Alle informatie omtrent de gereserveerde, toegewezen en ingetrokken nummeringscapaciteit is openbaar en verkrijgbaar bij het Instituut op eenvoudige aanvraag.

Art. 9.Een aanvraag tot nummeringscapaciteit voor een periode van maximaal zes maanden is steeds ondergeschikt in prioriteit en kan niet verlengd worden. HOOFDSTUK III. - Het nummeringsplan voor telefoondiensten

Art. 10.§ 1. Het internationale nummeringsplan voor de telefoondienst is vastgelegd door de Internationale Telecommunicatie Unie in de reeks E-aanbevelingen. De landencode die de Internationale Telecommunicatie Unie aan België heeft toegekend is 32. De internationale prefix is "00". § 2. Een geografisch nationaal E.164-nummer bevat informatie over de plaats van de gebruiker. De geografische communicatiecodes die een, door de Minister op voorstel van het Instituut gedefinieerd, geografisch deelgebied van België karakteriseren, zijn de meest significante cijfers. De Minister kan op voorstel van het Instituut de geografische grenzen van de zones wijzigen. Hiervoor moet het Instituut alle betrokken operatoren raadplegen. De geografische nummers worden in reeksen van 10.000, waaronder ook de minst significante cijfers, toegewezen voor diensten met geografische betekenis. § 3. Een niet-geografisch nationaal E.164-nummer bevat geen informatie over de plaats van de gebruiker. Het bestaat uit een communicatiecode van drie cijfers en kan gebruikt worden voor verschillende doeleinden : 1° communicatiecode 800 wordt vastgelegd voor de dienst waarvan de gesprekskosten voor oproepen naar dergelijke nummers volledig worden gedragen door de opgeroepene, en is bestemd voor alle aanbieders op de markt.Deze krijgen telkens reeksen van 10.000 nummers. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op andere communicatiecodes die gebruikt worden voor diensten waar de gesprekskosten gedeeld worden tussen oproeper en opgeroepene; 2° de communicatiecodes, bestaande uit twee cijfers na het meest significante cijfer 9 worden toegewezen aan de exploitanten van informatiediensten waarbij de eindgebruiker naast de prijs voor de oproep ook dient te betalen voor de inhoud;3° de communicatiecodes bestaande uit de twee cijfers na het meest significante cijfer 4 worden toegewezen aan de exploitanten van alle diensten die mobiliteit bieden;4° de communicatiecodes bestaande uit de twee cijfers na het meest significante cijfer 7 worden toegewezen aan de dienst persoonlijke nummers.Aanbieders op de markt krijgen reeksen van 100.000 nummers. § 4. Al dan niet virtuele privé-netwerken met een ruim geografisch bereik kunnen na een tijdstip en onder voorwaarden die allebei door het Instituut worden bepaald, een tweecijferige communicatiecode toegewezen krijgen na éénzelfde significant cijfer. § 5. Operator- of dienstenleverancierstoegangscommunicatiecodes zijn viercijferige prefixen die het mogelijk maken om operatoren en dienstenleveranciers te bereiken volgens een welbepaalde routering. Ze geven op uniforme wijze toegang, onafhankelijk van het netwerk en worden toegewezen per toegangscommunicatiecode. Ze starten met het cijfer 1 gevolgd door drie cijfers, waarvan het tweede verschillend is van 0 of 1. Op deze laatste beperking kunnen uitzonderingen door het Instituut in het kader van Europese of internationale ontwikkelingen toegestaan worden.

Enkel en alleen diensten van openbaar belang zonder enig commercieel doel hebben recht op driecijferige nummers. Dit zijn de nummers 100, 101, 112 voor de hulpdiensten. De Minister kan op voorstel van het Instituut driecijferige nummers toewijzen aan andere diensten van openbaar nut.

Een door het Instituut bepaalde specifieke reeks van viercijferige nummers wordt toegewezen aan alle entiteiten zoals bepaald in arti- kel 4, § 1 van deze omzendbrief voor toepassingen die hun eigen netwerkgrenzen niet overschrijden en die nauw verbonden zijn met de directe exploitatie van hun dienstenaanbod. Deze codes mogen derhalve enkel en alleen gebruikt worden voor interne al dan niet publieke toepassingen, zoals het rapporteren van fouten en het geven van commerciële informatie over het eigen dienstenaanbod. Ze zijn gratis maar dienen wel minstens drie weken voorafgaand aan hun ingebruikname genotificeerd te worden aan het Instituut. § 6. Het Instituut kan de in artikel 10, §§ 2, 3, 4 en 5 van deze omzendbrief vermelde capaciteit indien nodig toekennen in fracties van tienden of honderdsten. § 7. Het aantal cijfers na de toegekende communicatiecodes, bedoeld in §§ 2, 3 en 4 van dit artikel is vast. De geografische en niet-geografische codes en deze bedoeld in § 4 van dit artikel moeten toegang geven tot diensten voor de eindgebruikers : tegen tarieven die zo opgesteld zijn dat zij voor de eindgebruikers niet mogen variëren op grond van het nummer binnen de toegekende nummeringscapaciteit. Het Instituut kan hierop uitzonderingen toestaan. § 8. Het kiesplan wordt door het Instituut gedefinieerd. § 9. Het is verboden om diensten aan te bieden via andere communicatiecodes dan hierboven gespecifieerd. § 10. Het Instituut kan test- en routeringsnummers toewijzen aan de entititeiten bepaald in artikel 4, § 1, van dit besluit. Deze nummers zijn uitsluitend bedoeld voor interne toepassingen, niet toegangelijk voor het publiek en gratis. HOOFDSTUK IV. - Het nummeringsplan voor pakketgeschakelde datadiensten

Art. 11.§ 1. De nummering in publieke pakketgeschakelde datanetwerken voldoet aan de X.121-aanbeveling van de Internationale Telecommunicatie Unie. De gebruikers worden geïdentificeerd aan de hand van maximaal 14 cijfers. Het nummer start met een datanetwerkidentificatiecode, afgekort DNIC, dat bestaat uit vier cijfers. § 2. Nummeringscapaciteit in tienden van een DNIC voor de identificatie van een publiek datanetwerk kan slechts toegewezen worden aan een publiek datanetwerk dat onderling gekoppeld is met minimaal één ander publiek datanetwerk volgens de X.75-standaard, en tegen betaling aan het Instituut van de dossierkosten, HOOFDSTUK V. - Elektronische berichtendiensten

Art. 12.« Administratieve beheersdomein-namen worden toegekend aan de exploitanten van elektronische boodschappensystemen die verbonden zijn met minstens een andere dergelijke dienstenaanbieder volgens de X.400-standaard van de Internationale Telecommunicatie Unie. Ze dienen uniek te zijn in België. HOOFDSTUK VI. - Elektronische telefoongidsdiensten

Art. 13.§ 1. Het Instituut definieert het Belgische gedeelte van de boomstructuur van het elektronische telefoongidssysteem volgens de X.500-standaard. § 2. « Relatieve verdeelde namen » worden toegekend aan de exploitanten van elektronische telefoongidssystemen die verbonden zijn met minstens een ander dergelijke dienstenaanbieder volgens de X.500-standaard van de Internationale Telecommunicatie Unie. Ze dienen uniek te zijn in België. HOOFDSTUK VII. - Andere identificatiemechanismen

Art. 14.Netwerkcommunicatiecodes in het E.212-identificatieplan worden telkens in honderdsten van de beschikbare capaciteit toegekend aan exploitanten van netwerken voor roaming-doeleinden.

Internationale signaleringspuntcodes worden toegekend volgens de Q.708-standaard om de koppeling te realiseren van internationale telefoonnetwerkdiensten via nr. 7-verbindingen.

De signaleringspuntcodes in het nationale nr.7-signaleringsplan worden toegekend door het Instituut.

De « OSI »-parameters voor « Open systeem interconnectie » en « NSAP » voor « Netwerk diensten toegangspunten » worden toegekend volgens de van toepassing zijnde internationale standaards. « Identificatienummers van de uitreikende instantie » worden toegewezen volgens de E.118-aanbeveling. HOOFDSTUK VIII. - Interwerking

Art. 15.De nadere regels inzake interwerking tussen de verschillende nummeringsplannen worden gedefinieerd door het Instituut volgens de internationale ITU-aanbevelingen. HOOFDSTUK IX. - De hulpiensten

Art. 16.De exploitanten van telecommunicatienetwerken en -diensten nemen alle voorzorgsmaatregelen opdat de oproepen naar de hulpdiensten 100, 101 en 112 tot stand kunnen komen met de grootst mogelijke betrouwbaarheid en identificeerbaar zijn via het nummer van de oproeper.

De hulpdiensten nemen alle voorzorgsmaatregelen opdat alle oproepnummers identificeerbaar zijn. HOOFDSTUK X. - Diverse bepalingen

Art. 17.Teneinde de controle op de uitvoering van deze omzendbrief mogelijk te maken, stelt de aanvrager de nodige informatie en toegangen gratis ter beschikking van het Instituut.

Wanneer uit de controle blijkt dat de bepalingen van deze omzendbrief niet worden nageleefd, geeft dit aanleiding tot een ingebrekestelling waarna het Instituut overgaat tot de intrekking van de nummeringscapaciteit.

Art. 18.Op het ogenblik van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit betreffende het beheer van het nummeringsplan, zal het Instituut met terugwerkende kracht aan de operatoren die met deze omzendbrief voordeel hebben gehad, de betaling van de kosten kunnen eisen in verband met het beheer van het dossier alsook van de jaarlijkse rechten voor de nummeringscapaciteit die in het besluit zijn vastgesteld.

Art. 19.Deze omzendbrief wordt opgeheven op de datum van publicatie van het koninklijk besluit betreffende het beheer van het nummeringsplan.

De Minister van Telecommunicatie, E. Di Rupo

^