gepubliceerd op 14 april 2006
Omzendbrief GPI 48 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
17 MAART 2006. - Omzendbrief GPI 48 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten
Aan de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan de Dames en Heren Directeurs van de academies en politiescholen, Aan de heer Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de federale en van de lokale politie, Aan de Heer Voorzitter van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten.
Ter informatie : Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheids, en Preventiebeleid, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mevrouw, Mijnheer de Directeur van de academie of politieschool, Mijnheer de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Mijnheer de Voorzitter van het Vast Comité P. Deze omzendbrief heeft als doel de opleiding en training in de verschillende domeinen van de geweldbeheersing te organiseren, voor al het personeel van het operationeel kader van de politiediensten en dit zoals algemeen voorzien in de statutaire teksten die toepasselijk zijn op dit kader en in het bijzonder volgens de algemene beginselen van het welzijn op het werk.
De huidige richtlijnen zorgen er eveneens voor dat de constante ontwikkeling en verbetering van de onderwezen materies verzekerd wordt, evenals hun eenvormigheid en overeenstemming met de behoeften van het terrein.
Het geheel van het systeem wordt ondersteund door de functie van « specialist in geweldbeheersing » die er het sleutelelement van vormt, vanwege de exclusiviteit die hem toegekend wordt om de opleidingen en trainingen in geweldbeheersing te verzekeren.
Voor de toepassing van huidige omzendbrief begrijpt men onder « bevoegde overheid » : - wat de lokale politie betreft, de korpschef of de door hem aangewezen overheid; - wat de federale politie betreft, de commissaris-generaal, de directeurs-generaal of de door hen aangewezen overheid. 1. ALGEMEENHEDEN 1.1. Het concept « geweldbeheersing » De geweldbeheersing verwijst naar de politiewetenschap die de politieman of -vrouw, geconfronteerd met een gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situatie, moet toelaten deze met een maximum aan veiligheid te kunnen aanpakken en beheersen en ze op de minst gewelddadige wijze op te lossen.
De bekwaamheid om gevaarsituaties te beheersen berust tegelijk op : - het volledig respecteren van het wettelijk en deontologisch kader; - het adequaat aanwenden van gepaste psychosociale en fysieke bekwaamheden; - de optimale aanwending van de middelen; - het gebruiken van gepaste interventietactieken. 1.2. De vier pijlers van de geweldbeheersing Voor de ontwikkeling en organisatie van de opleidingen en trainingen die erop betrekking hebben, werd het concept van de geweldbeheersing onderverdeeld in vier domeinen : - de wetgeving, deontologie, en de psychosociale vaardigheden; - de fysieke vaardigheden inzake dwang zonder vuurwapen; - de fysieke vaardigheden inzake dwang met een vuurwapen; - de politionele interventietactieken. 1.3. De politiebewapening De politiebewapening wordt bepaald door het koninklijk besluit dat de bewapening van de geïntegreerde politie vastlegt en omvat : - de individuele wapens; - de collectieve wapens; - de bijzondere wapens. 1.4. De gevaarsituaties of potentieel gevaarlijke situaties De gevaarsituaties of potentieel gevaarlijke situaties, waarmee de politieambtenaren het meest geconfronteerd worden en die de context vormen van de opleidingen en trainingen inzake geweldbeheersing, worden als volgt onderverdeeld : - de algemene controle van een persoon te voet; - de controle van een persoon in of rond een voertuig; - de controle van een persoon in of rond een gebouw; - de interventie ter gelegenheid van geschillen tussen twee of meer personen; - de andere situaties van politionele interventies. 1.5. De doelstelling van de opleiding en training De doelstelling van de opleiding en training van geweldbeheersing is het aanleren, ontwikkelen en onderhouden van vaardigheden die de politieman en -vrouw in staat zullen stellen om zo goed mogelijk gevaarsituaties of potentieel gevaarlijke situaties, waarmee hij/zij op het terrein kan geconfronteerd worden, te beheersen.
Geconfronteerd met dergelijke situaties, wordt er van de politieman of -vrouw verwacht dat hij/zij : - conflictsituaties (of potentiële conflictsituaties) kan herkennen, ze analyseren en de risico's eraan verbonden kan inschatten; - de interventiemodaliteiten eigen aan iedere situatie kan beoordelen; - de dwangmiddelen op een progressieve wijze kan aanwenden met inachtneming van het principe van de proportionaliteit in verhouding tot de dreiging; - zolang mogelijk het gebruik van fysieke dwang kan uitstellen; - zijn eigen veiligheid en deze van zijn collega's en derden kan waarborgen. 1.6. De kenmerken van de opleiding en training 1.6.1. De opleiding laat het verwerven toe van : - basisvaardigheden inherent aan de verschillende personeelscategorieën (basisopleiding); - aanvullende vaardigheden die noodzakelijk geworden zijn vanwege de algemene evolutie van de maatschappij, de politietechnieken en de bewapening, het toekennen van nieuwe opdrachten ... (niet- baremische voortgezette opleiding); - bijzondere vaardigheden verbonden aan het vervullen van een bijzondere voltijdse of deeltijdse functie (functionele opleiding).
De opleiding moet eveneens toelaten gedeeltelijk verloren vaardigheden terug op niveau te brengen (niet-baremische voortgezette opleiding).
De training daarentegen bestaat uit het herhalen van vaardigheden die verworven waren ter gelegenheid van opleidingen, teneinde deze te onderhouden en te verbeteren. 1.6.2. Om het doel van de opleiding en de training te bereiken moeten deze kennissen, vaardigheden en attituden die deze competenties kenmerken, aangeleerd en getraind worden op de volgende wijze : - progressief : de opleiding moet verstrekt worden volgens een progressief proces dat de verschillende fazen van de verwerving van de motorische en technische vaardigheden respecteert (cognitieve-, associatieve - en autonome faze) en dat rekening houdt met het niveau van de doelgroep : - de cognitieve fase bestaat uit het aanleren van de verschillende bewegingen waaruit een handeling is samengesteld. Deze leerfase vindt plaats in een neutrale omgeving (klaslokaal, dojo, schietstand), door middel van statische werkwijzen. De uitvoering van de handeling concentreert zich volledig op de uitvoering van de verschillende bewegingen waaruit zij is samengesteld; - tijdens de associatieve fase maakt men zich de uitvoering van de bewegingen eigen en kan men zijn aandacht toespitsen op het integreren van de verschillende handelingen tot een coherent geheel, voor de uitvoering van exacte technieken. De neutrale omgeving moet geleidelijk plaats maken voor gesimuleerde situaties die dynamische oefeningen moeten toelaten; - de autonome fase is de volledige automatisering van de motoriek. De aandacht gaat niet langer uit naar de coherente uitvoering van handelingen, waardoor men zich kan toeleggen op het oplossen van de situatie (perceptie van de gevaarsindicatoren, interactie met de omgeving...); - geïntegreerd : de opleiding moet zodanig verstrekt worden dat alle domeinen van de geweldbeheersing sterk geïntegreerd worden; - situationeel : de opleiding moet volledig georiënteerd worden naar het oplossen van gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situaties en moet voorrang geven aan interactieve onderwijsmethoden, zoals multimediasimulators of oefeningen in de aard van rollenspelen. 1.6.3. Als gevolg van het reducerend effect dat gerechtvaardigde emotie kan hebben op de cognitieve vaardigheden, naar aanleiding van een min of meer groot gevaar of gewoonweg de mogelijkheid van dit gevaar, zal men steeds streven naar eenvoud voor de aangeleerde of getrainde methodes en technieken.
Het principe bestaat erin dat iedere politieman of -vrouw, bijgestaan door een specialist in geweldbeheersing, de techniek vindt en aanneemt die het best bij hem/haar hoort; een techniek die hij/zij steeds zal verbeteren tijdens zijn/haar loopbaan. 1.6.4. De politieman of -vrouw die geconfronteerd wordt met een gevaarsituatie of potentieel gevaarlijke situatie dient vooreerst voor zijn/haar eigen veiligheid te zorgen, wil hij/zij in staat zijn om deze situatie op te lossen en om zijn/haar collega's en medeburgers te blijven beschermen.
Uitgaande van dit standpunt, dient het personeel te leren anticiperen (de gevaren herkennen, de risico's inschatten, zich niet laten verrassen teneinde het geweld te beperken alvorens het zich ontwikkelt en het bestrijden met de meest aangepaste middelen) en zich te leren beschermen (gebruikmaking van dekking, optimaal gebruik van beschermingsmiddelen en bewapening). Tijdens de opleiding en tijdens elke training dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de permanente zorg voor veiligheid. 1.6.5. Aangezien de politieman of -vrouw in de mogelijkheid moet verkeren om te reageren op een agressie en zelf zowel zijn/haar eigen veiligheid, als deze van zijn/haar collega en aanwezige derden dient te waarborgen, zal het werk in ploegverband bevoorrecht worden bij ieder potentieel of vastgesteld gevaar.
Het werk in ploegverband vormt de basis-interventievorm voor het oplossen van gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situaties; daarom moet daaraan veel tijd besteed worden tijdens de opleiding en training. 1.6.6. Het is onontbeerlijk dat de opleiding en training in geweldbeheersing de zin voor initiatief ontwikkelt, waarbij men aan de politieman of -vrouw aanleert om op autonome wijze te werken en dit zowel individueel of als lid van een interventieploeg. Men dient dus te vermijden om de opleiding of training te beperken tot het verwerven van een conditionering gebaseerd op reacties. De permanente beoordeling en het doordacht, vastberaden beslissen, zijn van primordiaal belang om correct te anticiperen in gevaarsituaties en toe te laten deze op te lossen met een maximum aan veiligheid en met een minimum aan geweld of zonder. 1.6.7. Enerzijds omwille van het mobiliteitsprincipe van het personeel, wat inhoudt dat politieambtenaren opgeleid in verschillende politiescholen moeten kunnen samenwerken in kleine entiteiten, en anderzijds omwille van het gevaar dat het oplossen van elke gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situatie met zich mee brengt, is het van het grootste belang dat de opleiding en training geweldbeheersing verstrekt wordt op dezelfde wijze in al haar onderdelen.
Om deze eenvormigheid te verzekeren, moet de inhoud van de programma's en de pedagogische ondersteuning (geschreven of op andere wijze voorgesteld) gelijk zijn voor alle opleidingen en trainingen georganiseerd voor éénzelfde materie.
Indien er aangepaste programma's kunnen ontwikkeld worden op basis van de specificiteit van de politie-entiteiten of het bijzondere karakter van de opdrachten, dan moet ook naar eenvormigheid gezocht worden in de realisaties van deze programma's. 1.7. De vaardigheidsniveaus De opleidingen in geweldbeheersing omvatten drie niveaus van vaardigheden : het basisniveau, het gekwalificeerde niveau, het gespecialiseerde niveau.
Het basisniveau is het niveau behaald op het einde van de verschillende cycli van de basisopleiding voor de leden van het operationeel kader, evenals na de verschillende voortgezette, niet- baremische opleidingen in de vier domeinen van geweldbeheersing. Dit basisniveau beoogt elke politietechniek te kunnen toepassen, andere dan de bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang, en elk individueel en collectief wapen te kunnen gebruiken.
Het gekwalificeerde niveau wordt bereikt na verschillende functionele opleidingen in de vier domeinen van geweldbeheersing, andere dan de functionele opleiding van specialist in geweldbeheersing. Dit gekwalificeerde niveau is vereist om iedere bijzondere techniek in verband met het gebruik van dwang te mogen toepassen en ieder bijzonder wapen te mogen gebruiken.
Het gespecialiseerde niveau is het niveau bereikt na de functionele opleiding van specialist in de geweldbeheersing. Het gespecialiseerde niveau is vereist om de opleidingen en de trainingen in geweldbeheersing te mogen verzekeren. Het brevet van specialist in de geweldbeheersing wordt gekwalificeerd als « dwang zonder vuurwapen », of « dwang met vuurwapen » volgens de gevolgde vervolmakingsmodule (zie punt 4.2). 1.8. De omkaderingsnormen De kwaliteit van de opleiding en training impliceert het respecteren van pedagogische omkaderingsnormen die zowel aan het type van de verstrekte cursus, als aan het betrokken domein van geweldbeheersing aangepast zijn.
De voorgestelde quota hieronder vermeld vormen de ideale omkaderingsnormen die het mogelijk maken een optimaal kwaliteitsniveau te bereiken. De verantwoordelijken voor de opleidingen en trainingen hebben als taak om zo goed mogelijk te streven naar de naleving van deze quota.
Speciale normen kunnen bepaald worden in het raam van aangepaste opleidingsprogramma's (zie punt 1.6.7).
De veiligheid van de praktische activiteiten impliceert daarenboven dat de specialist in geweldbeheersing te allen tijde visueel contact bewaart met alle personen die hij begeleidt. In functie van de geplande activiteiten zullen de quota zodanig verhoogd worden dat dit visueel contact kan behouden blijven tijdens de volledige duur van de activiteit.
Indien de kwalificatie van het brevet specialist in de geweldbeheersing (« dwang zonder vuurwapen » of « dwang met vuurwapen ») niet gestipuleerd is, dan mag de omkadering verzekerd worden, zonder onderscheid, door een specialist die ofwel de ene ofwel de andere vervolmakingsmodule heeft gevolgd.
Indien de voorgeschreven opleidingen of trainingen verwijzen naar cursusperioden, dan moeten deze beschouwd worden als effectieve opleidings- of trainingsperioden met een duur van 50 minuten. 1.8.1. Omkaderingsnormen voor de opleidingen - Voor de theoretische cursussen zal de omkadering bestaan uit één specialist geweldbeheersing per groep aspiranten/studenten; - Voor de praktische cursussen zal de omkadering ten minste bestaan uit : - één specialist geweldbeheersing per groep van zes aspiranten/studenten voor het domein van de politionele interventietactieken; - één specialist geweldbeheersing/dwang zonder vuurwapen per groep van veertien aspiranten/studenten voor het domein van de fysieke vaardigheden in dwang zonder vuurwapen; - één specialist geweldbeheersing/dwang met vuurwapen per groep van vier aspiranten/studenten voor het domein van de fysieke vaardigheden in dwang met vuurwapen; - één specialist geweldbeheersing/dwang met vuurwapen per aspirant/student (individuele begeleiding) : . voor de volledige duur van de initiatieperiode in het gebruik van vuurwapens, t.t.z. tot aan de integratie van de bekwaamheden die vereist zijn om de gebruiksveiligheid te garanderen; . voor alle geïntegreerde oefeningen met gebruik van echte munitie; - Voor interactieve oefeningen met gebruik van gekleurde projectielen, of gelijkaardige oefeningen, zal de omkadering bestaan uit ten minste drie specialisten geweldbeheersing voor het geheel van de activiteiten van een oefening (eventueel verdeeld in verschillende activiteitsgroepen) die plaatsgrijpen op één en dezelfde site, teneinde respectievelijk volgende aspecten te verzekeren : - de algemene veiligheid van de activiteiten op de site; - de algemene coördinatie van de activiteiten op de site; - de evaluatie van een ploeg van twee aspiranten/studenten.
De omkadering zal versterkt worden met één specialist per supplementaire ploeg van twee interveniënten die in het raam van dezelfde oefening te beoordelen zijn.
De specialist belast met de evaluatie kan desgevallend ook fungeren als acteur van de oefening. 1.8.2. Omkaderingsnormen voor trainingen De omkaderingsnormen voor trainingen zijn dezelfde als deze die voorzien zijn voor de opleidingen. 2. BASISNIVEAU 2.1. Basisopleiding De basisopleiding van de leden van het operationele kader inzake geweldbeheersing wordt verstrekt in de politiescholen door de specialisten geweldbeheersing. 2.2. Voortgezette opleiding De voortgezette opleidingen worden naargelang van de behoeften georganiseerd voor de personeelsleden die wegens een verandering van inplaatsstelling (tijdelijk of definitief) en/of toekenning van nieuwe opdrachten en/of toekenning van nieuwe middelen, politietechnieken moeten toepassen en/of individuele of collectieve wapens moeten gebruiken, andere dan diegene waarvoor ze reeds waren opgeleid.
De voortgezette opleiding om de bekwaamheid inzake een techniek of een wapen te verwerven, wordt georganiseerd door een politieschool en verstrekt door de specialisten geweldbeheersing. 2.3. Training De training van de leden van het hulpkader die een operationele functie uitoefenen, bestaat uit ten minste vier sessies, waarvan één besteed wordt aan de evaluatie, gelijkmatig gespreid over een door de bevoegde overheid te bepalen referentieperiode van twaalf maanden.
De training van de leden van het basis-, midden- en officierenkader die een operationele functie uitoefenen, bestaat uit ten minste vijf sessies, waarvan één besteed wordt aan de evaluatie, gelijkmatig gespreid over een door de bevoegde overheid te bepalen referentieperiode van twaalf maanden.
Eén trainingssessie bestaat uit ten minste vier lesperioden per persoon. De evaluatiesessie is echter beperkt tot de daarvoor nodige tijd.
De training van de leden van het operationeel kader die geen operationele functie uitoefenen en die nog in het bezit zijn van hun dienstwapen, bestaat uit ten minste één sessie per jaar met inbegrip van een certificatieve evaluatie.
De training van de leden van het operationeel kader wordt verzekerd in de politiekorpsen door specialisten geweldbeheersing.
Het trainingsprogramma wordt bepaald door de bevoegde overheid in samenwerking met de verantwoordelijken voor de training (specialisten geweldbeheersing).
Voor de uitwerking van het trainingsprogramma baseren zij zich op : - de trainingsmodules ontwikkeld door het Pedagogisch Comité, overeenkomstig punt 5; - de behoeften van de leden van het operationeel kader om hun taak op het terrein te kunnen uitvoeren; - de behoeften die aan het licht komen door de evaluatie uitgevoerd door de verantwoordelijken van de training.
Alle domeinen van de geweldbeheersing moeten aan bod komen tijdens het geheel van de sessies van één referentieperiode.
Het effectief van de samengestelde groepen om de trainingsessies te volgen is in functie van de programma-inhoud en de lokale context (beschikbaar personeel, middelen en infrastructuur).
Teneinde de kwaliteit van de training te garanderen, waken de bevoegde overheid en de verantwoordelijken voor de training erover dat de normen bepaald in punt 1.8, gerespecteerd worden. 2.4. Evaluatie Naast de permanente formatieve evaluatie die tijdens de trainingssessies verzekerd wordt, gaan de verantwoordelijken voor de training jaarlijks over tot een certificatieve evaluatie van de vaardigheden van de leden van het operationele kader, betreffende de domeinen van de geweldbeheersing die op hen van toepassing zijn.
Deze evaluatie heeft als doel het volgende te detecteren : - het (de) domein(en) of domeingedeelte(n) van geweldbeheersing waarmee de personeelsleden de meeste moeilijkheden ondervinden en die een sterkere inspanning vereisen ter gelegenheid van latere trainingen of voortgezette opleidingen; - de personeelsleden die moeilijkheden ervaren, zodat hun eigen veiligheid en/of deze van derden ernstig in het gedrang komt.
Om de inhoud van de evaluatie uit te werken, baseren de verantwoordelijken voor de training zich op : - het evaluatieschema ontwikkeld door het Pedagogisch Comité overeenkomstig punt 5; - het competentieprofiel eigen aan de functie van de personeelsleden; - de context van de typesituaties waarin zij het vaakst moeten tussenkomen; - de inhoud van het trainingsprogramma van het afgelopen jaar.
De resultaten van de jaarlijkse evaluatie worden aan de betrokkenen ter kennis gebracht, evenals aan de respectievelijke bevoegde overheden.
De bevoegde overheid bepaalt, in samenwerking met de verantwoordelijken voor de training, de te nemen maatregelen ten overstaan van personeelsleden die zich onttrekken aan de opleidings- of trainingssessies en zij die niet het vereiste niveau halen.
Deze maatregelen kunnen bestaan uit de verplichting om bijkomende trainingen en zelfs voortgezette opleidingen te volgen om terug op niveau te komen. De inhoud van deze trainingen en/of de opleidingsdoelstellingen worden bepaald door de bevoegde overheid, in samenwerking met de verantwoordelijken voor de training.
In uiterste gevallen kan de maatregel gaan tot het ontnemen van de bewapening.
Deze maatregel moet gehandhaafd blijven zolang het personeel niets onderneemt om zich te verbeteren en tot het vereiste minimumniveau te komen, ondanks de mogelijkheden die hem geboden worden. 3. GEKWALIFICEERD NIVEAU 3.1. Toekennen van de kwalificatie De kwalificatie wordt toegekend aan het personeelslid dat met succes de functionele opleiding heeft gevolgd, die nodig is om bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang, of bijzondere wapens te mogen gebruiken.
De kwalificatie wordt genoemd naar de gevolgde functionele opleidingsmodule (vb : kwalificatie slagwapen met lateraal handvat ...).
Om toegelaten te worden om de functionele opleiding te volgen teneinde de kwalificatie te bekomen om bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang, of bijzondere wapens te mogen gebruiken, moet het personeelslid aan volgende voorwaarden voldoen : - lid zijn van het operationeel kader; - voor de bijzondere technieken, over de attitudes en vaardigheden beschikken, vereist in het erkenningsdossier dat de opleiding regelt; - voor de bijzondere wapens, de toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken verkregen hebben om deze wapens voor de dienst te mogen gebruiken; - toelating verkregen hebben van de bevoegde overheid.
De functionele opleiding om de kwalificatie te bekomen inzake een bijzondere techniek in verband met het gebruik van dwang of bijzonder wapen, wordt georganiseerd door een politieschool en verstrekt door specialisten in geweldbeheersing die over die kwalificatie beschikken. 3.2. Bevestiging van de kwalificatie Om de kwalificatie(s) te kunnen behouden moeten de personeelsleden deelnemen aan de voorgeschreven trainingen.
De inhoud en de frequentie van de trainingen worden bepaald door het erkenningsdossier dat de initiële opleiding regelt, in overeenstemming met de richtlijnen van de ministeriële goedkeuring voor wat de bijzondere wapens betreft.
De training om de kwalificatie inzake een bijzondere techniek in verband met het gebruik van dwang of een bijzonder wapen te behouden, wordt georganiseerd door de politiekorpsen en wordt verstrekt door de specialisten in geweldbeheersing die over die kwalificatie beschikken.
De leden van het gekwalificeerde niveau worden tijdens elke training geëvalueerd door specialisten geweldbeheersing, volgens de specificaties bepaald in het erkenningsdossier dat de initiële opleiding regelt, evenals, wat de bijzondere wapens betreft, volgens de directieven van de minsteriële goedkeuring. 3.3. Intrekking van de kwalificatie Het personeelslid dat niet voldoet aan de evaluatie of, zonder geldig motief, aan geen enkele van de georganiseerde trainingen gedurende de in het erkenningsdossier bepaalde referentieperiode heeft deelgenomen, verliest de desbetreffende kwalificatie.
Het personeelslid dat zijn kwalificatie inzake een bijzondere techniek in verband met het gebruik van geweld of een bijzonder wapen verliest, moet opnieuw met vrucht een initiële functionele opleiding volgen teneinde zijn kwalificatie te herwinnen.
Het bezitten van kwalificaties met betrekking tot bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang, of bijzondere bewapeningen, en de deelname aan deze bevestigende trainingen stellen de betrokken leden van het personeel niet vrij van de basistrainingen die jaarlijks voorgeschreven zijn. 3.4. Effectief van de leden van het gekwalificeerde niveau De bevoegde overheden waken erover om over voldoende leden uit de verschillende domeinen van dit gekwalificeerde niveau te beschikken, teneinde te allen tijde te kunnen beantwoorden aan de opdrachten die hen worden toevertrouwd. In voorkomend geval sluiten ze akkoorden tot samenwerking en wederzijdse steun. 4. GESPECIALISEERD NIVEAU 4.1. Verantwoordelijkheid van de leden van het gespecialiseerde niveau (specialisten geweldbeheersing) De specialist geweldbeheersing verzekert te allen tijde : - de bevordering van het concept van geweldbeheersing; - de steun aan de collega's in de verschillende domeinen van geweldbeheersing.
Te dien einde waakt hij erover om zich voortdurend op de hoogte te houden van de richtlijnen met betrekking tot geweldbeheersing, zowel betreffende de opleiding, de training als de operationele toepassing.
De specialisten geweldbeheersing daartoe aangewezen door de directeur van de politieschool of de bevoegde overheid, kunnen daarenboven de volgende specifieke opdrachten verzekeren : - de opleiding en training in geweldbeheersing van de personeelsleden; - de evaluatie van de personeelsleden in geweldbeheersing; - de technische bijstand aan de bevoegde overheid of de directeur van de politieschool voor alles wat het domein van geweldbeheersing aangaat (opstellen van erkenningsdossiers voor functionele en voortgezette opleidingen, risicoanalyses, keuze en beheer van uitrusting, infrastructuur...); - het invullen van het gedetailleerd rapport dat de omstandigheden beschrijft van de tussenkomsten met zwaar geweld, bestemd voor het voortdurend verbeteren van de opleiding in de verschillende domeinen van geweldbeheersing.
De specialist in geweldbeheersing die een opleiding, een training of een evaluatie organiseert, draagt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het verloop van de eigenlijke activiteit, voor al wat geweldbeheersing aangaat, evenals voor de daaraan verbonden activiteiten (vb : reiniging van de wapens na de oefening).
Van zodra hij acht dat de veiligheid of de gezondheid van het personeel in het gedrang komt, zal de specialist geweldbeheersing de activiteit onderbreken, haar opschorten zolang de veiligheidsvoorwaarden niet hersteld zijn en zo nodig de activiteit beëindigen. 4.2. Toekennen van het brevet Het brevet van specialist geweldbeheersing wordt toegekend aan het personeelslid dat met succes de functionele opleiding van specialist in geweldbeheersing heeft gevolgd.
Om toegelaten te worden tot de functionele opleiding teneinde het brevet van specialist geweldbeheersing te behalen, moet het personeelslid aan volgende voorwaarden voldoen : - lid zijn van het operationeel kader; - de graad van inspecteur bekleden of een hogere graad; - toestemming hebben om de bewapening te dragen die het voorwerp uitmaakt van de functionele opleiding; - voldoen aan de vereiste attitudes en vaardigheden (zie het erkenningsdossier); - toestemming hebben van de bevoegde overheid.
Het opleidingsprogramma bestaat uit twee luiken : het eerste luik omvat de algemene opleidingsmodules, het tweede luik omvat de vervolmakingsmodules.
Het algemene gedeelte van de opleiding bevat volgende domeinen : - wettelijk en deontologisch kader; - psychosociale vaardigheden; - fysieke basisvaardigheden betreffende dwang zonder vuurwapen of dwang met vuurwapen; - politie-interventietactieken volgens de verschillende typesituaties; - pedagogie en didactiek; - technische kennis (eerste hulp, risicoanalyse, erkenningsdossier...).
De kandidaten die slagen in het algemene gedeelte van de opleiding, volgen de aanvullende vervolmakingsopleiding in één of beide domeinen van de fysieke vaardigheden : dwang zonder vuurwapen / dwang met vuurwapen.
De inhoud van het opleidingsprogramma wordt bepaald door de Directeur van de Opleiding, op advies van het Pedagogisch Comité.
De functionele opleiding om het brevet van specialist geweldbeheersing te behalen, wordt georganiseerd door de politiescholen en verstrekt door specialisten geweldbeheersing.
Naargelang de jaarlijks bepaalde programma-inhoud kan de directeur van de politieschool, als steun voor de verantwoordelijken van de opleiding, interne of externe partners van de geïntegreerde politie, deskundig in één of meerdere domeinen van geweldbeheersing doen tussenkomen. 4.3. Bevestiging van het brevet Om hun brevet te behouden moeten de specialisten geweldbeheersing deelnemen aan de voorgeschreven voortgezette opleidingen.
De voortgezette opleiding ter bevestiging van het brevet van specialist in geweldbeheersing bestaat uit ten minste één sessie per jaar.
De inhoud van het opleidingsprogramma wordt jaarlijks bepaald door de Directeur van de Opleiding, op advies van het Pedagogisch Comité.
De voortgezette opleiding van de leden van het gespecialiseerde niveau wordt georganiseerd door de politiescholen en verstrekt door specialisten geweldbeheersing.
Naargelang de jaarlijks bepaalde programma-inhoud kan de directeur van de politieschool, als steun voor de verantwoordelijken van de opleiding, interne of externe partners van de geïntegreerde politie, deskundig in één of meerdere domeinen van geweldbeheersing doen tussenkomen. 4.4. Intrekken van het brevet De specialist in geweldbeheersing die niet voldoet aan de voorwaarden van de jaarlijkse voortgezette opleiding ter behoud van zijn brevet, verliest dit.
Het in het bezit hebben van het brevet van specialist in geweldbeheersing en de deelname aan de opleidingen tot het behoud ervan stellen de betrokken leden van het personeel niet vrij van de trainingen van het basisniveau, indien zij in het bezit zijn van kwalificaties met betrekking tot bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang of bijzondere bewapening zijn zij eveneens gehouden aan de trainingen van het gekwalificeerd niveau die jaarlijks voorgeschreven zijn.
Voor alle niveaus van training zijn de specialisten in geweldbeheersing echter vrijgesteld van de trainingen die zij zelf verzekerd hebben gedurende de in acht te nemen referentieperiode. 4.5. Effectief van de leden van het gespecialiseerde niveau De directeurs van de politiescholen waken erover om over voldoende specialisten in geweldbeheersing te beschikken, om te allen tijde te kunnen voldoen aan de vraag naar basis- of voortgezette opleidingen voor het personeel van de verschillende kaders, hetzelfde geldt voor de vraag naar functionele opleidingen voor de leden van het gekwalificeerd en gespecialiseerd niveau.
De bevoegde overheden waken erover om over voldoende specialisten in geweldbeheersing te beschikken, om te allen tijde de training te kunnen verzekeren zoals dit in deze omzendbrief voorgeschreven wordt.
In voorkomend geval sluiten ze akkoorden tot samenwerking en wederzijdse steun. 5. HET PEDAGOGISCH COMITE EN DE CEL GEVAARSITUATIES 5.1. Het Pedagogisch Comité Een « Pedagogisch Comité » (PCP) voor geweldbeheersing wordt ingericht, onder de verantwoordelijkheid van de Directeur van de Opleiding.
Het Pedagogisch Comité heeft tot doel het ontwikkelen van de inhoud van de opleidings- en trainingsprogramma's en het uitwerken van pedagogische ondersteuningen die voor beiden zullen gebruikt worden.
Het beoordeelt overigens alle voorstellen tot aanpassing van deze alsook elke nieuwe programma-inhoud of pedagogische ondersteuning die wordt voorgesteld voor de opleiding of training.
Elke andere pedagogische ondersteuning dan deze uitgewerkt door het Pedagogisch Comité, moet door de Directeur van de Opleiding worden goedgekeurd, na advies van het Pedagogisch Comité, vooraleer ze mag gebruikt worden in de opleiding of training in het domein van de geweldbeheersing.
Het Pedagogisch Comité werkt parallel aan de voortdurende verbetering van de opleidingen en trainingen in geweldbeheersing. Te dien einde gaat deze over tot analyse van de gebeurtenissen met gebruik van geweld overeenkomstig punt 6 en waakt tergelijkertijd over het behoud van de perfecte adequaatheid ervan met de operationele realiteit van het terrein.
Het Pedagogisch Comité verzekert de coördinatie van de opleidingen en de trainingen door te waken over hun eenvormigheid en hun perfecte overeenstemming met de principes van de geweldbeheersing.
Het Pedagogisch Comité wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de lokale en de federale politie, evenals vertegenwoordigers van de politiescholen en de Cel Gevaarsituaties.
Het Pedagogisch Comité kan beroep doen op experten uit het politiemidden of op externe partners.
Het Pedagogisch Comité kan werkgroepen samenstellen en haar specifieke opdrachten toevertrouwen.
De organisatie en werking van het Pedagogisch Comité worden bepaald door de Directeur van de Opleiding, die daarvoor een reglement van inwendige orde opstelt. 5.2. De Cel gevaarsituaties De Cel Gevaarsituaties van de Directie van de Opleiding werkt, in samenwerking met het Pedagogisch Comité, aan de voortdurende ontwikkeling van het concept geweldbeheersing en onderzoekt voor ieder onderdeel elke vooruitgang en alle vernieuwingen die van aard zijn om bij te dragen aan het verbeteren van de vaardigheden van de politieambtenaren in het oplossen van gevaarsituaties.
De Cel Gevaarsituaties coördineert de activiteiten van het Pedagogisch Comité volgens de richtlijnen van de Directeur van de Opleiding. 6. ANALYSE VAN GEBEURTENISSEN GEPAARD MET ERNSTIGE GEWELDUITINGEN Elke gebeurtenis die gepaard gaat met ernstige gewelduitingen zal het voorwerp uitmaken van een statistische analyse. Het doel van deze analyse is zo nauwkeurig mogelijk de verschillende vormen van gewelduitingen en hun evolutie te onderscheiden, teneinde permanent de interventietactieken en politietechnieken te kunnen aanpassen evenals het aanleren ervan.
De zwaartegraad van de gewelduiting wordt beoordeeld in functie van de gebruikte middelen, de vorm waaronder dit zich heeft voorgedaan, de gevolgen (fysische of psychische) die dit heeft teweeggebracht of de ongewone aard van de gebeurtenis of het verloop.
De volgende gebeurtenissen zullen systematisch het voorwerp uitmaken van een analyse : 1. elk gebruik van een wapen (vuurwapen of niet), of bijzondere technieken (gevechtssporten) tegen politieambtenaren in dienst, zelfs indien deze geen gebruik hebben gemaakt van hun bewapening;2. elk gebruik van intentioneel geweld tegen politieambtenaren in dienst, die een werkonbekwaamheid heeft veroorzaakt;3. elk intentioneel gebruik van een vuurwapen door politieambtenaren, uitgezonderd de schietoefeningen;4. elk accidenteel vuurwapengebruik door politieambtenaren;5. elk intentioneel gebruik van neutraliserende middelen door politieambtenaren, voor individuele verdediging. Voor deze analyse zal men initieel uitgaan van de verstrekte gegevens in het raam van de algemene meldingsprocedure van incidenten en ongevallen; indien nodig zal het Pedagogisch Comité de betrokken politie-entiteiten contacteren voor aanvullende inlichtingen. 7. OVERGANGSMAATREGELEN De bestaande pedagogische ondersteuningsmiddelen mogen verder blijven gebruikt worden tot ze vervangen worden door ondersteuningsmiddelen goedgekeurd door de Directeur van de Opleiding, op advies van het Pedagogisch Comité. De personeelsleden die in het bezit zijn van één of meerdere erkende brevetten die hen bevoegd maakten inzake politietechnieken of wapens, of deze technieken of wapens bijzonder zijn of niet, behouden deze brevetten en zullen onderworpen worden, bij het in werking treden van huidige omzendbrief, aan opleidingen voorzien in het punt 4.3. De voorzieningen van de punten 2.4 en 3.3 zijn op hen van toepassing.
De gedeeltelijke of volledige vrijstellingen waarvan het personeel kan genieten bij het behalen van het brevet van specialist in geweldbeheersing zijn vastgelegd bij het ministerieel besluit tot bepaling van de functionele opleidingen betreffende de bijzondere bekwaamheden.
In afwachting van richtlijnen die de communicatie over incidenten en ongevallen binnen de geïntegreerde politie regelen, blijven de bestaande procedures van toepassing. 8. BESLUIT Het domein geweldbeheersing vormt een hoogst belangrijk aspect van het politiewerk, zowel door het feit dat het een gemeenschappelijk element van zeer veel interventies uitmaakt, als door het feit dat dit het netelige probleem van het gebruik van geweld inhoudt. De politietechnieken en de werkmethoden die er op betrekking hebben evolueren voortdurend om het hoofd te kunnen bieden aan criminaliteitsvormen die zelf ook onophoudelijk veranderen.
In deze context is het belangrijk, zowel voor de veiligheid van de politieambtenaren en onze medeburgers, als voor de kwaliteit van de interventies, dat de opleiding en training in geweldbeheersing steeds van het hoogste niveau is, teneinde optimale en geactualiseerde vaardigheden in deze materie te verzekeren. De verantwoordelijken zullen in dit raam de werking van de specialisten geweldbeheersing steunen, zullen de mogelijkheid voor elk lid van hun personeel om deel te nemen aan het minimum aantal voorgeschreven trainingen garanderen en, in functie van de behoeften, het organiseren van bijkomende sessies begunstigen.
Het is tevens belangrijk om de vaardigheden binnen het strikt wettelijke en deontologische kader te houden, dit in perfecte overeenstemming met het concept van de gemeenschapsgerichte politiezorg en de algemene beginselen van het welzijn op het werk. Te dien einde zal de organisatie van opleidingen in geweldbeheersing door private firma's of door externe experten niet meer overwogen worden.
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL