← Terug naar "Omzendbrief GPI 48 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten "
Omzendbrief GPI 48 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten | Circulaire GPI 48 relative à la formation et l'entraînement en maîtrise de la violence des membres du personnel du cadre opérationnel des services de police |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN | SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR |
17 MAART 2006. - Omzendbrief GPI 48 betreffende de opleiding en | 17 MARS 2006. - Circulaire GPI 48 relative à la formation et |
training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het | l'entraînement en maîtrise de la violence des membres du personnel du |
operationeel kader van de politiediensten | cadre opérationnel des services de police |
Aan de Heren Provinciegouverneurs, | A Messieurs les Gouverneurs de Province, |
Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement | A Madame le Gouverneur de l'arrondissement administratif de |
Brussel-Hoofdstad, | Bruxelles-Capitale, |
Aan de Dames en Heren Burgemeesters, | A Mesdames et Messieurs les Bourgmestres, |
Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, | A Mesdames et Messieurs les Présidents des Collèges de police, |
Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, | A Mesdames et Messieurs les Chefs de corps de la police locale, |
Aan de Dames en Heren Directeurs van de academies en politiescholen, | A Mesdames et Messieurs les Directeurs des académies et écoles de police, |
Aan de heer Commissaris-generaal van de federale politie, | A Monsieur le Commissaire général de la police fédérale, |
Aan de Heer Inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de | A Monsieur l'Inspecteur général de l'inspection générale de la police |
federale en van de lokale politie, | fédérale et de la police locale, |
Aan de Heer Voorzitter van het Vast Comité van Toezicht op de | A Monsieur le Président du Comité permanent de contrôle des services |
Politiediensten. | de police. |
Ter informatie : | Pour information : |
Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheids, | A Monsieur le Directeur général de la Direction générale Politique de |
en Preventiebeleid, | Sécurité et de Prévention, |
Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, | A Monsieur le Président de la Commission permanente de la police locale, |
Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, | A Mesdames et Messieurs les Commissaires d'arrondissement. |
Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, | Madame, Monsieur le Gouverneur, |
Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, | Madame, Monsieur le Bourgmestre, |
Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, | Madame, Monsieur le Président, |
Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, | Madame, Monsieur le Chef de corps |
Mevrouw, Mijnheer de Directeur van de academie of politieschool, | Madame, Monsieur le Directeur de l'académie ou de l'école de police, |
Mijnheer de Commissaris-generaal, | Monsieur le Commissaire général, |
Mijnheer de Inspecteur-generaal, | Monsieur l'Inspecteur général, |
Mijnheer de Voorzitter van het Vast Comité P. Deze omzendbrief heeft als doel de opleiding en training in de verschillende domeinen van de geweldbeheersing te organiseren, voor al het personeel van het operationeel kader van de politiediensten en dit zoals algemeen voorzien in de statutaire teksten die toepasselijk zijn op dit kader en in het bijzonder volgens de algemene beginselen van het welzijn op het werk. De huidige richtlijnen zorgen er eveneens voor dat de constante ontwikkeling en verbetering van de onderwezen materies verzekerd wordt, evenals hun eenvormigheid en overeenstemming met de behoeften van het terrein. Het geheel van het systeem wordt ondersteund door de functie van « specialist in geweldbeheersing » die er het sleutelelement van vormt, vanwege de exclusiviteit die hem toegekend wordt om de opleidingen en trainingen in geweldbeheersing te verzekeren. Voor de toepassing van huidige omzendbrief begrijpt men onder « | Monsieur le Président du Comité permanent P. La présente circulaire a pour objet d'organiser la formation et l'entraînement dans les différents domaines de la maîtrise de la violence pour l'ensemble du personnel du cadre opérationnel des services de police et ce, conformément à ce qui est généralement prévu dans les textes statutaires qui sont d'application dans ce cadre et en particulier conformément aux principes généraux du bien-être au travail. Les présentes directives veillent également à assurer le développement et l'amélioration constants des matières enseignées ainsi que leur uniformité et leur adéquation avec les besoins du terrain. La fonction de « spécialiste en maîtrise de la violence », qui en constitue l'élément clé par l'exclusivité qui lui est faite de prendre en charge les formations et entraînements en maîtrise de la violence, sous-tend l'ensemble du système. Pour l'application de la présente circulaire, il y a lieu d'entendre |
bevoegde overheid » : | par « autorité compétente » : |
- wat de lokale politie betreft, de korpschef of de door hem | - en ce qui concerne la police locale, le chef de corps ou l'autorité |
aangewezen overheid; | qu'il désigne; |
- wat de federale politie betreft, de commissaris-generaal, de | - en ce qui concerne la police fédérale, le commissaire général, les |
directeurs-generaal of de door hen aangewezen overheid. | directeurs généraux ou l'autorité qu'ils désignent. |
1. ALGEMEENHEDEN | 1. GENERALITES |
1.1. Het concept « geweldbeheersing » | 1.1. Le concept de « maîtrise de la violence » |
De geweldbeheersing verwijst naar de politiewetenschap die de | La maîtrise de la violence désigne la science policière destinée à |
politieman of -vrouw, geconfronteerd met een gevaarlijke of potentieel | permettre au policier confronté à une situation de danger ou |
gevaarlijke situatie, moet toelaten deze met een maximum aan | potentiellement dangereuse de pouvoir l'aborder et la contrôler avec |
veiligheid te kunnen aanpakken en beheersen en ze op de minst | un maximum de sécurité et de la résoudre de la manière la moins |
gewelddadige wijze op te lossen. | violente possible. |
De bekwaamheid om gevaarsituaties te beheersen berust tegelijk op : | L'aptitude à gérer des situations de danger repose à la fois sur : |
- het volledig respecteren van het wettelijk en deontologisch kader; | - le parfait respect du cadre légal et déontologique; |
- het adequaat aanwenden van gepaste psychosociale en fysieke | - la mise en oeuvre adéquate de compétences psychosociales et de |
bekwaamheden; | compétences physiques; |
- de optimale aanwending van de middelen; | - l'utilisation optimale des moyens; |
- het gebruiken van gepaste interventietactieken. | - la mise en pratique de tactiques d'intervention appropriées. |
1.2. De vier pijlers van de geweldbeheersing | 1.2. Les quatre piliers de la maîtrise de la violence |
Voor de ontwikkeling en organisatie van de opleidingen en trainingen | Pour le développement et l'organisation des formations et |
die erop betrekking hebben, werd het concept van de geweldbeheersing | entraînements y afférents, le concept de maîtrise de la violence a été |
onderverdeeld in vier domeinen : | structuré en quatre domaines : |
- de wetgeving, deontologie, en de psychosociale vaardigheden; | - la législation, la déontologie et les aptitudes psychosociales; |
- de fysieke vaardigheden inzake dwang zonder vuurwapen; | - les aptitudes physiques de contrainte sans arme à feu; |
- de fysieke vaardigheden inzake dwang met een vuurwapen; | - les aptitudes physiques de contrainte avec arme à feu; |
- de politionele interventietactieken. | - les tactiques d'intervention policières. |
1.3. De politiebewapening | 1.3. L'armement de police |
De politiebewapening wordt bepaald door het koninklijk besluit dat de | L'armement de police est défini par l'arrêté royal qui détermine |
bewapening van de geïntegreerde politie vastlegt en omvat : | l'armement de la police intégrée et comprend : |
- de individuele wapens; | - les armes individuelles; |
- de collectieve wapens; | - les armes collectives; |
- de bijzondere wapens. | - les armes particulières. |
1.4. De gevaarsituaties of potentieel gevaarlijke situaties | 1.4. Les situations de danger ou potentiellement dangereuses |
De gevaarsituaties of potentieel gevaarlijke situaties, waarmee de | Les situations de danger ou potentiellement dangereuses auxquelles les |
politieambtenaren het meest geconfronteerd worden en die de context | policiers sont le plus souvent confrontés et qui constituent le |
vormen van de opleidingen en trainingen inzake geweldbeheersing, | contexte des formations et entraînements en maîtrise de la violence |
worden als volgt onderverdeeld : | ont été réparties de la manière suivante : |
- de algemene controle van een persoon te voet; | - le contrôle général d'une personne à pied; |
- de controle van een persoon in of rond een voertuig; | - le contrôle d'une personne à bord ou à proximité d'un véhicule; |
- de controle van een persoon in of rond een gebouw; | - le contrôle d'une personne à l'intérieur ou aux abords d'un |
- de interventie ter gelegenheid van geschillen tussen twee of meer personen; - de andere situaties van politionele interventies. 1.5. De doelstelling van de opleiding en training De doelstelling van de opleiding en training van geweldbeheersing is het aanleren, ontwikkelen en onderhouden van vaardigheden die de politieman en -vrouw in staat zullen stellen om zo goed mogelijk gevaarsituaties of potentieel gevaarlijke situaties, waarmee hij/zij op het terrein kan geconfronteerd worden, te beheersen. Geconfronteerd met dergelijke situaties, wordt er van de politieman of -vrouw verwacht dat hij/zij : | bâtiment; - l'intervention sur un différend entre deux ou plusieurs personnes; - les autres situations d'intervention policière. 1.5. L'objectif de la formation et de l'entraînement L'objectif de la formation et de l'entraînement en maîtrise de la violence est d'enseigner, développer et entretenir les compétences qui rendent les policiers aptes à gérer au mieux les situations de danger ou potentiellement dangereuses auxquelles ils peuvent être confrontés sur le terrain. Face à de telles situations, il est attendu du policier qu'il puisse : |
- conflictsituaties (of potentiële conflictsituaties) kan herkennen, | - reconnaître les situations conflictuelles (ou potentiellement |
ze analyseren en de risico's eraan verbonden kan inschatten; | conflictuelles), les analyser et en estimer les risques; |
- de interventiemodaliteiten eigen aan iedere situatie kan beoordelen; | - apprécier les modalités d'intervention propres à chaque situation; |
- de dwangmiddelen op een progressieve wijze kan aanwenden met | - utiliser les moyens de contrainte de manière progressive tout en |
inachtneming van het principe van de proportionaliteit in verhouding | respectant le principe de proportionnalité par rapport à la menace; |
tot de dreiging; | |
- zolang mogelijk het gebruik van fysieke dwang kan uitstellen; | - postposer autant que possible l'utilisation de la contrainte |
- zijn eigen veiligheid en deze van zijn collega's en derden kan | physique; - assurer sa propre sécurité, celle de ses collègues et des tiers. |
waarborgen. 1.6. De kenmerken van de opleiding en training | 1.6. Les caractéristiques de la formation et de l'entraînement |
1.6.1. De opleiding laat het verwerven toe van : | 1.6.1. La formation permet l'acquisition : |
- basisvaardigheden inherent aan de verschillende | - des compétences de base inhérentes aux différentes catégories du |
personeelscategorieën (basisopleiding); | personnel (formation de base); |
- aanvullende vaardigheden die noodzakelijk geworden zijn vanwege de | - de compétences complémentaires rendues nécessaires par l'évolution |
algemene evolutie van de maatschappij, de politietechnieken en de bewapening, het toekennen van nieuwe opdrachten ... (niet- baremische voortgezette opleiding); - bijzondere vaardigheden verbonden aan het vervullen van een bijzondere voltijdse of deeltijdse functie (functionele opleiding). De opleiding moet eveneens toelaten gedeeltelijk verloren vaardigheden terug op niveau te brengen (niet-baremische voortgezette opleiding). De training daarentegen bestaat uit het herhalen van vaardigheden die verworven waren ter gelegenheid van opleidingen, teneinde deze te onderhouden en te verbeteren. | générale de la société et celle des techniques policières et de l'armement, l'attribution de nouvelles missions ... (formation continuée non barémique); - des compétences particulières liées à l'accomplissement d'une fonction particulière exécutée à temps plein ou partiel (formation fonctionnelle). La formation doit également permettre de remettre à niveau des compétences partiellement perdues (formation continuée non barémique). L'entraînement consiste quant à lui en la répétition des compétences acquises lors de formations, en vue de les entretenir et de les améliorer. |
1.6.2. Om het doel van de opleiding en de training te bereiken moeten | 1.6.2. Pour atteindre l'objectif de la formation et de l'entraînement, |
deze kennissen, vaardigheden en attituden die deze competenties | les connaissances, aptitudes et attitudes qui caractérisent ces |
kenmerken, aangeleerd en getraind worden op de volgende wijze : | compétences doivent être apprises et entraînées de manière : |
- progressief : de opleiding moet verstrekt worden volgens een | - progressive : la formation doit être dispensée selon un processus |
progressief proces dat de verschillende fazen van de verwerving van de | progressif qui respecte les différentes phases de l'acquisition de la |
motorische en technische vaardigheden respecteert (cognitieve-, | dextérité motrice et technique (phase cognitive, phase associative, |
associatieve - en autonome faze) en dat rekening houdt met het niveau | phase autonome), tout en tenant compte du niveau du groupe cible : |
van de doelgroep : | |
- de cognitieve fase bestaat uit het aanleren van de verschillende | - la phase cognitive est la phase d'apprentissage des différents |
bewegingen waaruit een handeling is samengesteld. Deze leerfase vindt | mouvements qui composent une action. Cet apprentissage s'effectue en |
plaats in een neutrale omgeving (klaslokaal, dojo, schietstand), door | environnement stérile (local de cours, dojo, stand de tir), par des |
middel van statische werkwijzen. De uitvoering van de handeling | procédés statiques. L'exécution de l'action focalise toute l'attention |
concentreert zich volledig op de uitvoering van de verschillende | sur la réalisation de chacun des mouvements qui la composent; |
bewegingen waaruit zij is samengesteld; | |
- tijdens de associatieve fase maakt men zich de uitvoering van de | - lors de la phase associative, l'exécution des mouvements est |
bewegingen eigen en kan men zijn aandacht toespitsen op het integreren | assimilée et l'attention peut se concentrer sur l'intégration des |
van de verschillende handelingen tot een coherent geheel, voor de | différentesactions en un ensemble cohérent pour l'accomplissement de |
uitvoering van exacte technieken. De neutrale omgeving moet | techniques précises. La stérilité de l'environnement doit |
geleidelijk plaats maken voor gesimuleerde situaties die dynamische | progressivement faire place à des situations simulées qui permettent |
oefeningen moeten toelaten; | des exercices dynamiques; |
- de autonome fase is de volledige automatisering van de motoriek. De | - la phase autonome est l'automatisation complète de la motricité. |
aandacht gaat niet langer uit naar de coherente uitvoering van | L'attention est libérée de l'accomplissement cohérent des actions et |
handelingen, waardoor men zich kan toeleggen op het oplossen van de | peut se consacrer à la résolution de la situation (perception des |
situatie (perceptie van de gevaarsindicatoren, interactie met de | indicateurs de danger, interaction avec l'environnement ...); |
omgeving...); - geïntegreerd : de opleiding moet zodanig verstrekt worden dat alle | - intégrée : la formation doit être dispensée en intégrant étroitement |
domeinen van de geweldbeheersing sterk geïntegreerd worden; | tous les domaines de la maîtrise de la violence; |
- situationeel : de opleiding moet volledig georiënteerd worden naar | - situationnelle : la formation doit être entièrement orientée vers la |
het oplossen van gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situaties en | résolution des situations de danger ou potentiellement dangereuses et |
moet voorrang geven aan interactieve onderwijsmethoden, zoals | privilégier les modes d'apprentissage interactifs tels que des |
multimediasimulators of oefeningen in de aard van rollenspelen. 1.6.3. Als gevolg van het reducerend effect dat gerechtvaardigde emotie kan hebben op de cognitieve vaardigheden, naar aanleiding van een min of meer groot gevaar of gewoonweg de mogelijkheid van dit gevaar, zal men steeds streven naar eenvoud voor de aangeleerde of getrainde methodes en technieken. Het principe bestaat erin dat iedere politieman of -vrouw, bijgestaan door een specialist in geweldbeheersing, de techniek vindt en aanneemt die het best bij hem/haar hoort; een techniek die hij/zij steeds zal verbeteren tijdens zijn/haar loopbaan. 1.6.4. De politieman of -vrouw die geconfronteerd wordt met een gevaarsituatie of potentieel gevaarlijke situatie dient vooreerst voor zijn/haar eigen veiligheid te zorgen, wil hij/zij in staat zijn om deze situatie op te lossen en om zijn/haar collega's en medeburgers te blijven beschermen. Uitgaande van dit standpunt, dient het personeel te leren anticiperen (de gevaren herkennen, de risico's inschatten, zich niet laten verrassen teneinde het geweld te beperken alvorens het zich ontwikkelt en het bestrijden met de meest aangepaste middelen) en zich te leren beschermen (gebruikmaking van dekking, optimaal gebruik van beschermingsmiddelen en bewapening). Tijdens de opleiding en tijdens elke training dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de permanente zorg voor veiligheid. | simulateurs multimédias ou des exercices du type « jeux de rôle ». 1.6.3. En raison de l'effet réducteur que l'émotion légitime engendrée par un danger plus ou moins grave -ou même simplement la potentialité de ce danger- peut avoir sur les aptitudes cognitives, la simplicité sera toujours recherchée pour les méthodes et techniques enseignées ou entraînées. Le principe est que chaque policier, aidé par les spécialistes en maîtrise de la violence, trouve et adopte la technique qui lui convient le mieux; technique qu'il perfectionnera au cours de sa carrière. 1.6.4. Le policier qui est confronté à une situation de danger ou potentiellement dangereuse doit avant tout veiller à préserver sa propre sécurité s'il veut pouvoir résoudre cette situation et continuer à pouvoir assurer la protection de son collègue et des citoyens. A cette fin, le personnel doit apprendre à anticiper (reconnaître les dangers, estimer les risques, ne pas se laisser surprendre pour pouvoir contenir la violence avant qu'elle se développe et la contrer avec les moyens les mieux adaptés) et à se protéger (exploitation des couverts, utilisation optimale des moyens de protection et de l'armement). Une attention toute particulière doit être consacrée tant durant la formation qu'au cours de chaque entraînement à développer le souci permanent de la sécurité. |
1.6.5. Aangezien de politieman of -vrouw in de mogelijkheid moet | 1.6.5. Si le policier doit être en mesure de réagir à une agression et |
verkeren om te reageren op een agressie en zelf zowel zijn/haar eigen | assurer seul sa propre protection, celle de son collègue et de tiers |
veiligheid, als deze van zijn/haar collega en aanwezige derden dient | présents, le travail en équipe sera privilégié chaque fois que |
te waarborgen, zal het werk in ploegverband bevoorrecht worden bij | l'existence d'un danger potentiel ou avéré est décelée. |
ieder potentieel of vastgesteld gevaar. | Le travail en équipe constitue dès lors le mode d'intervention de base |
Het werk in ploegverband vormt de basis-interventievorm voor het | pour la résolution de situations de danger ou potentiellement |
oplossen van gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situaties; daarom | dangereuses, c'est la raison pour laquelle la formation et |
moet daaraan veel tijd besteed worden tijdens de opleiding en | l'entraînement doivent y consacrer une large part. |
training. 1.6.6. Het is onontbeerlijk dat de opleiding en training in | 1.6.6. Il est enfin indispensable que la formation et l'entraînement |
geweldbeheersing de zin voor initiatief ontwikkelt, waarbij men aan de | en maîtrise de la violence développent le sens de l'initiative et |
politieman of -vrouw aanleert om op autonome wijze te werken en dit | apprennent au policier à travailler de manière autonome, que ce soit à |
zowel individueel of als lid van een interventieploeg. Men dient dus | titre individuel ou en tant que membre d'une équipe d'intervention. Il |
te vermijden om de opleiding of training te beperken tot het verwerven | faut donc éviter de limiter la formation ou l'entraînement à |
van een conditionering gebaseerd op reacties. De permanente | l'acquisition d'un conditionnement basé sur des réactions. |
beoordeling en het doordacht, vastberaden beslissen, zijn van | L'évaluation permanente et la prise de décision réfléchie et résolue |
primordiaal belang om correct te anticiperen in gevaarsituaties en toe | sont primordiales pour anticiper correctement les situations de danger |
te laten deze op te lossen met een maximum aan veiligheid en met een | et permettre de les résoudre avec un maximum de sécurité et un recours |
minimum aan geweld of zonder. | minimum, voire nul, à l'utilisation de la force. |
1.6.7. Enerzijds omwille van het mobiliteitsprincipe van het | 1.6.7. En raison, d'une part, du principe de mobilité du personnel qui |
personeel, wat inhoudt dat politieambtenaren opgeleid in verschillende politiescholen moeten kunnen samenwerken in kleine entiteiten, en anderzijds omwille van het gevaar dat het oplossen van elke gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situatie met zich mee brengt, is het van het grootste belang dat de opleiding en training geweldbeheersing verstrekt wordt op dezelfde wijze in al haar onderdelen. Om deze eenvormigheid te verzekeren, moet de inhoud van de programma's en de pedagogische ondersteuning (geschreven of op andere wijze voorgesteld) gelijk zijn voor alle opleidingen en trainingen georganiseerd voor éénzelfde materie. Indien er aangepaste programma's kunnen ontwikkeld worden op basis van de specificiteit van de politie-entiteiten of het bijzondere karakter | implique que des policiers formés dans des écoles de police différentes peuvent être amenés à travailler ensemble au sein de très petites entités, et du danger, d'autre part, que représente la résolution de toute situation de danger ou potentiellement dangereuse, il est primordial que la formation et l'entraînement en maîtrise de la violence soient dispensés de manière identique dans toutes ses composantes. Pour assurer cette uniformité, le contenu des programmes et leurs supports pédagogiques (écrits ou autres) doivent être uniques pour toutes les formations et entraînements organisés pour une même matière. Si des programmes adaptés peuvent être développés sur base de la spécificité des entités de police ou du caractère particulier des |
van de opdrachten, dan moet ook naar eenvormigheid gezocht worden in | missions, l'uniformité doit cependant être recherchée au sein de la |
de realisaties van deze programma's. | réalisation de ces programmes. |
1.7. De vaardigheidsniveaus | 1.7. Les niveaux de compétences |
De opleidingen in geweldbeheersing omvatten drie niveaus van | Les formations en maîtrise de la violence déterminent trois niveaux de |
vaardigheden : het basisniveau, het gekwalificeerde niveau, het | compétences : le niveau de base, le niveau qualifié et le niveau |
gespecialiseerde niveau. | spécialisé. |
Het basisniveau is het niveau behaald op het einde van de | Le niveau de base est le niveau atteint au terme des différents cycles |
verschillende cycli van de basisopleiding voor de leden van het | de formation de base des membres du cadre opérationnel ainsi qu'au |
operationeel kader, evenals na de verschillende voortgezette, niet- | terme des différentes formations continuées non barémiques des quatre |
baremische opleidingen in de vier domeinen van geweldbeheersing. Dit | domaines de la maîtrise de la violence. Ce niveau de base vise à |
basisniveau beoogt elke politietechniek te kunnen toepassen, andere | pouvoir appliquer toute technique policière autre que les techniques |
dan de bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang, en | particulières de contrainte et à pouvoir utiliser toute arme |
elk individueel en collectief wapen te kunnen gebruiken. | individuelle ou collective. |
Het gekwalificeerde niveau wordt bereikt na verschillende functionele | Le niveau qualifié est le niveau atteint au terme des différentes |
opleidingen in de vier domeinen van geweldbeheersing, andere dan de | formations fonctionnelles des quatre domaines de la maîtrise de la |
functionele opleiding van specialist in geweldbeheersing. Dit | violence autres que la formation fonctionnelle de spécialiste en |
gekwalificeerde niveau is vereist om iedere bijzondere techniek in | maîtrise de la violence. Ce niveau qualifié est requis pour pouvoir |
verband met het gebruik van dwang te mogen toepassen en ieder | appliquer toute technique particulière de contrainte et pour pouvoir |
bijzonder wapen te mogen gebruiken. | utiliser toute arme particulière. |
Het gespecialiseerde niveau is het niveau bereikt na de functionele | Le niveau spécialisé est le niveau atteint au terme de la formation |
opleiding van specialist in de geweldbeheersing. Het gespecialiseerde | fonctionnelle de spécialiste en maîtrise de la violence. Ce niveau |
niveau is vereist om de opleidingen en de trainingen in | spécialisé est requis pour pouvoir assurer les formations et les |
geweldbeheersing te mogen verzekeren. Het brevet van specialist in de | entraînements en maîtrise de la violence. Le brevet de spécialiste en |
geweldbeheersing wordt gekwalificeerd als « dwang zonder vuurwapen », | maîtrise de la violence est qualifié « contrainte sans arme à feu », |
of « dwang met vuurwapen » volgens de gevolgde vervolmakingsmodule | ou « contrainte avec arme à feu » selon le module de perfectionnement |
(zie punt 4.2). | suivi (voir point 4.2). |
1.8. De omkaderingsnormen | 1.8. Les normes d'encadrement |
De kwaliteit van de opleiding en training impliceert het respecteren | La qualité de la formation et de l'entraînement implique le respect de |
van pedagogische omkaderingsnormen die zowel aan het type van de | normes d'encadrement pédagogique adaptées tant au type de cours |
verstrekte cursus, als aan het betrokken domein van geweldbeheersing | dispensé qu'au domaine de la maîtrise de la violence concerné. |
aangepast zijn. De voorgestelde quota hieronder vermeld vormen de ideale | Les quotas repris ci-dessous constituent les normes d'encadrement |
omkaderingsnormen die het mogelijk maken een optimaal kwaliteitsniveau | idéales pour permettre un niveau optimum de qualité. Il incombe aux |
te bereiken. De verantwoordelijken voor de opleidingen en trainingen | responsables des formations et entraînements de mettre tout en oeuvre |
hebben als taak om zo goed mogelijk te streven naar de naleving van deze quota. | pour tendre vers ces quotas à défaut de pouvoir les respecter. |
Speciale normen kunnen bepaald worden in het raam van aangepaste | Des normes spéciales peuvent être déterminées dans le cadre des |
opleidingsprogramma's (zie punt 1.6.7). | programmes de formation adaptés (voir point 1.6.7). |
De veiligheid van de praktische activiteiten impliceert daarenboven | La sécurité des activités pratiques implique d'autre part que le |
dat de specialist in geweldbeheersing te allen tijde visueel contact | spécialiste en maîtrise de la violence conserve en permanence le |
bewaart met alle personen die hij begeleidt. In functie van de | contact visuel avec chacune des personnes qu'il encadre. En fonction |
geplande activiteiten zullen de quota zodanig verhoogd worden dat dit | des activités planifiées, les quotas seront augmentés de manière à |
visueel contact kan behouden blijven tijdens de volledige duur van de | pouvoir maintenir ce contact visuel durant toute la durée de |
activiteit. | l'activité. |
Indien de kwalificatie van het brevet specialist in de | Lorsque la qualification du brevet du spécialiste en maîtrise de la |
geweldbeheersing (« dwang zonder vuurwapen » of « dwang met vuurwapen | violence (« contrainte sans arme à feu » ou « contrainte avec arme à |
») niet gestipuleerd is, dan mag de omkadering verzekerd worden, | feu ») n'est pas stipulée, l'encadrement peut être assuré |
zonder onderscheid, door een specialist die ofwel de ene ofwel de | indifféremment par un spécialiste ayant suivi l'un ou l'autre des |
andere vervolmakingsmodule heeft gevolgd. | modules de perfectionnement. |
Indien de voorgeschreven opleidingen of trainingen verwijzen naar | Lorsque les formations ou entraînements prescrits font référence à des |
cursusperioden, dan moeten deze beschouwd worden als effectieve opleidings- of trainingsperioden met een duur van 50 minuten. 1.8.1. Omkaderingsnormen voor de opleidingen - Voor de theoretische cursussen zal de omkadering bestaan uit één specialist geweldbeheersing per groep aspiranten/studenten; - Voor de praktische cursussen zal de omkadering ten minste bestaan uit : - één specialist geweldbeheersing per groep van zes aspiranten/studenten voor het domein van de politionele interventietactieken; - één specialist geweldbeheersing/dwang zonder vuurwapen per groep van veertien aspiranten/studenten voor het domein van de fysieke vaardigheden in dwang zonder vuurwapen; - één specialist geweldbeheersing/dwang met vuurwapen per groep van vier aspiranten/studenten voor het domein van de fysieke vaardigheden in dwang met vuurwapen; - één specialist geweldbeheersing/dwang met vuurwapen per aspirant/student (individuele begeleiding) : . voor de volledige duur van de initiatieperiode in het gebruik van vuurwapens, t.t.z. tot aan de integratie van de bekwaamheden die vereist zijn om de gebruiksveiligheid te garanderen; . voor alle geïntegreerde oefeningen met gebruik van echte munitie; - Voor interactieve oefeningen met gebruik van gekleurde projectielen, of gelijkaardige oefeningen, zal de omkadering bestaan uit ten minste drie specialisten geweldbeheersing voor het geheel van de activiteiten van een oefening (eventueel verdeeld in verschillende activiteitsgroepen) die plaatsgrijpen op één en dezelfde site, teneinde respectievelijk volgende aspecten te verzekeren : - de algemene veiligheid van de activiteiten op de site; - de algemene coördinatie van de activiteiten op de site; - de evaluatie van een ploeg van twee aspiranten/studenten. De omkadering zal versterkt worden met één specialist per supplementaire ploeg van twee interveniënten die in het raam van dezelfde oefening te beoordelen zijn. De specialist belast met de evaluatie kan desgevallend ook fungeren als acteur van de oefening. 1.8.2. Omkaderingsnormen voor trainingen De omkaderingsnormen voor trainingen zijn dezelfde als deze die voorzien zijn voor de opleidingen. 2. BASISNIVEAU 2.1. Basisopleiding De basisopleiding van de leden van het operationele kader inzake geweldbeheersing wordt verstrekt in de politiescholen door de specialisten geweldbeheersing. 2.2. Voortgezette opleiding De voortgezette opleidingen worden naargelang van de behoeften georganiseerd voor de personeelsleden die wegens een verandering van inplaatsstelling (tijdelijk of definitief) en/of toekenning van nieuwe opdrachten en/of toekenning van nieuwe middelen, politietechnieken moeten toepassen en/of individuele of collectieve wapens moeten gebruiken, andere dan diegene waarvoor ze reeds waren opgeleid. De voortgezette opleiding om de bekwaamheid inzake een techniek of een wapen te verwerven, wordt georganiseerd door een politieschool en verstrekt door de specialisten geweldbeheersing. 2.3. Training De training van de leden van het hulpkader die een operationele functie uitoefenen, bestaat uit ten minste vier sessies, waarvan één besteed wordt aan de evaluatie, gelijkmatig gespreid over een door de bevoegde overheid te bepalen referentieperiode van twaalf maanden. De training van de leden van het basis-, midden- en officierenkader die een operationele functie uitoefenen, bestaat uit ten minste vijf sessies, waarvan één besteed wordt aan de evaluatie, gelijkmatig gespreid over een door de bevoegde overheid te bepalen referentieperiode van twaalf maanden. Eén trainingssessie bestaat uit ten minste vier lesperioden per persoon. De evaluatiesessie is echter beperkt tot de daarvoor nodige tijd. De training van de leden van het operationeel kader die geen operationele functie uitoefenen en die nog in het bezit zijn van hun dienstwapen, bestaat uit ten minste één sessie per jaar met inbegrip van een certificatieve evaluatie. De training van de leden van het operationeel kader wordt verzekerd in de politiekorpsen door specialisten geweldbeheersing. Het trainingsprogramma wordt bepaald door de bevoegde overheid in samenwerking met de verantwoordelijken voor de training (specialisten geweldbeheersing). Voor de uitwerking van het trainingsprogramma baseren zij zich op : - de trainingsmodules ontwikkeld door het Pedagogisch Comité, overeenkomstig punt 5; - de behoeften van de leden van het operationeel kader om hun taak op het terrein te kunnen uitvoeren; - de behoeften die aan het licht komen door de evaluatie uitgevoerd door de verantwoordelijken van de training. Alle domeinen van de geweldbeheersing moeten aan bod komen tijdens het geheel van de sessies van één referentieperiode. Het effectief van de samengestelde groepen om de trainingsessies te volgen is in functie van de programma-inhoud en de lokale context (beschikbaar personeel, middelen en infrastructuur). Teneinde de kwaliteit van de training te garanderen, waken de bevoegde overheid en de verantwoordelijken voor de training erover dat de normen bepaald in punt 1.8, gerespecteerd worden. 2.4. Evaluatie Naast de permanente formatieve evaluatie die tijdens de trainingssessies verzekerd wordt, gaan de verantwoordelijken voor de training jaarlijks over tot een certificatieve evaluatie van de vaardigheden van de leden van het operationele kader, betreffende de domeinen van de geweldbeheersing die op hen van toepassing zijn. Deze evaluatie heeft als doel het volgende te detecteren : - het (de) domein(en) of domeingedeelte(n) van geweldbeheersing waarmee de personeelsleden de meeste moeilijkheden ondervinden en die een sterkere inspanning vereisen ter gelegenheid van latere trainingen of voortgezette opleidingen; - de personeelsleden die moeilijkheden ervaren, zodat hun eigen veiligheid en/of deze van derden ernstig in het gedrang komt. Om de inhoud van de evaluatie uit te werken, baseren de verantwoordelijken voor de training zich op : - het evaluatieschema ontwikkeld door het Pedagogisch Comité overeenkomstig punt 5; - het competentieprofiel eigen aan de functie van de personeelsleden; - de context van de typesituaties waarin zij het vaakst moeten tussenkomen; - de inhoud van het trainingsprogramma van het afgelopen jaar. De resultaten van de jaarlijkse evaluatie worden aan de betrokkenen ter kennis gebracht, evenals aan de respectievelijke bevoegde overheden. De bevoegde overheid bepaalt, in samenwerking met de verantwoordelijken voor de training, de te nemen maatregelen ten overstaan van personeelsleden die zich onttrekken aan de opleidings- of trainingssessies en zij die niet het vereiste niveau halen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit de verplichting om bijkomende trainingen en zelfs voortgezette opleidingen te volgen om terug op niveau te komen. De inhoud van deze trainingen en/of de opleidingsdoelstellingen worden bepaald door de bevoegde overheid, in samenwerking met de verantwoordelijken voor de training. In uiterste gevallen kan de maatregel gaan tot het ontnemen van de bewapening. Deze maatregel moet gehandhaafd blijven zolang het personeel niets onderneemt om zich te verbeteren en tot het vereiste minimumniveau te komen, ondanks de mogelijkheden die hem geboden worden. 3. GEKWALIFICEERD NIVEAU 3.1. Toekennen van de kwalificatie De kwalificatie wordt toegekend aan het personeelslid dat met succes de functionele opleiding heeft gevolgd, die nodig is om bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang, of bijzondere wapens te mogen gebruiken. De kwalificatie wordt genoemd naar de gevolgde functionele opleidingsmodule (vb : kwalificatie slagwapen met lateraal handvat ...). Om toegelaten te worden om de functionele opleiding te volgen teneinde de kwalificatie te bekomen om bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang, of bijzondere wapens te mogen gebruiken, moet het personeelslid aan volgende voorwaarden voldoen : - lid zijn van het operationeel kader; - voor de bijzondere technieken, over de attitudes en vaardigheden beschikken, vereist in het erkenningsdossier dat de opleiding regelt; - voor de bijzondere wapens, de toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken verkregen hebben om deze wapens voor de dienst te mogen gebruiken; - toelating verkregen hebben van de bevoegde overheid. De functionele opleiding om de kwalificatie te bekomen inzake een bijzondere techniek in verband met het gebruik van dwang of bijzonder wapen, wordt georganiseerd door een politieschool en verstrekt door specialisten in geweldbeheersing die over die kwalificatie beschikken. 3.2. Bevestiging van de kwalificatie Om de kwalificatie(s) te kunnen behouden moeten de personeelsleden deelnemen aan de voorgeschreven trainingen. De inhoud en de frequentie van de trainingen worden bepaald door het erkenningsdossier dat de initiële opleiding regelt, in overeenstemming met de richtlijnen van de ministeriële goedkeuring voor wat de bijzondere wapens betreft. De training om de kwalificatie inzake een bijzondere techniek in verband met het gebruik van dwang of een bijzonder wapen te behouden, wordt georganiseerd door de politiekorpsen en wordt verstrekt door de specialisten in geweldbeheersing die over die kwalificatie beschikken. De leden van het gekwalificeerde niveau worden tijdens elke training geëvalueerd door specialisten geweldbeheersing, volgens de specificaties bepaald in het erkenningsdossier dat de initiële opleiding regelt, evenals, wat de bijzondere wapens betreft, volgens de directieven van de minsteriële goedkeuring. 3.3. Intrekking van de kwalificatie Het personeelslid dat niet voldoet aan de evaluatie of, zonder geldig motief, aan geen enkele van de georganiseerde trainingen gedurende de in het erkenningsdossier bepaalde referentieperiode heeft deelgenomen, verliest de desbetreffende kwalificatie. Het personeelslid dat zijn kwalificatie inzake een bijzondere techniek in verband met het gebruik van geweld of een bijzonder wapen verliest, moet opnieuw met vrucht een initiële functionele opleiding volgen teneinde zijn kwalificatie te herwinnen. Het bezitten van kwalificaties met betrekking tot bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang, of bijzondere bewapeningen, en de deelname aan deze bevestigende trainingen stellen de betrokken leden van het personeel niet vrij van de basistrainingen die jaarlijks voorgeschreven zijn. 3.4. Effectief van de leden van het gekwalificeerde niveau De bevoegde overheden waken erover om over voldoende leden uit de verschillende domeinen van dit gekwalificeerde niveau te beschikken, teneinde te allen tijde te kunnen beantwoorden aan de opdrachten die hen worden toevertrouwd. In voorkomend geval sluiten ze akkoorden tot samenwerking en wederzijdse steun. 4. GESPECIALISEERD NIVEAU 4.1. Verantwoordelijkheid van de leden van het gespecialiseerde niveau (specialisten geweldbeheersing) De specialist geweldbeheersing verzekert te allen tijde : - de bevordering van het concept van geweldbeheersing; - de steun aan de collega's in de verschillende domeinen van geweldbeheersing. Te dien einde waakt hij erover om zich voortdurend op de hoogte te houden van de richtlijnen met betrekking tot geweldbeheersing, zowel betreffende de opleiding, de training als de operationele toepassing. De specialisten geweldbeheersing daartoe aangewezen door de directeur van de politieschool of de bevoegde overheid, kunnen daarenboven de volgende specifieke opdrachten verzekeren : - de opleiding en training in geweldbeheersing van de personeelsleden; - de evaluatie van de personeelsleden in geweldbeheersing; - de technische bijstand aan de bevoegde overheid of de directeur van de politieschool voor alles wat het domein van geweldbeheersing aangaat (opstellen van erkenningsdossiers voor functionele en voortgezette opleidingen, risicoanalyses, keuze en beheer van uitrusting, infrastructuur...); - het invullen van het gedetailleerd rapport dat de omstandigheden beschrijft van de tussenkomsten met zwaar geweld, bestemd voor het voortdurend verbeteren van de opleiding in de verschillende domeinen van geweldbeheersing. De specialist in geweldbeheersing die een opleiding, een training of een evaluatie organiseert, draagt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het verloop van de eigenlijke activiteit, voor al wat geweldbeheersing aangaat, evenals voor de daaraan verbonden activiteiten (vb : reiniging van de wapens na de oefening). Van zodra hij acht dat de veiligheid of de gezondheid van het personeel in het gedrang komt, zal de specialist geweldbeheersing de activiteit onderbreken, haar opschorten zolang de veiligheidsvoorwaarden niet hersteld zijn en zo nodig de activiteit beëindigen. 4.2. Toekennen van het brevet Het brevet van specialist geweldbeheersing wordt toegekend aan het personeelslid dat met succes de functionele opleiding van specialist in geweldbeheersing heeft gevolgd. Om toegelaten te worden tot de functionele opleiding teneinde het brevet van specialist geweldbeheersing te behalen, moet het personeelslid aan volgende voorwaarden voldoen : - lid zijn van het operationeel kader; - de graad van inspecteur bekleden of een hogere graad; - toestemming hebben om de bewapening te dragen die het voorwerp uitmaakt van de functionele opleiding; - voldoen aan de vereiste attitudes en vaardigheden (zie het erkenningsdossier); - toestemming hebben van de bevoegde overheid. Het opleidingsprogramma bestaat uit twee luiken : het eerste luik omvat de algemene opleidingsmodules, het tweede luik omvat de vervolmakingsmodules. Het algemene gedeelte van de opleiding bevat volgende domeinen : - wettelijk en deontologisch kader; - psychosociale vaardigheden; - fysieke basisvaardigheden betreffende dwang zonder vuurwapen of dwang met vuurwapen; - politie-interventietactieken volgens de verschillende typesituaties; - pedagogie en didactiek; - technische kennis (eerste hulp, risicoanalyse, erkenningsdossier...). De kandidaten die slagen in het algemene gedeelte van de opleiding, volgen de aanvullende vervolmakingsopleiding in één of beide domeinen van de fysieke vaardigheden : dwang zonder vuurwapen / dwang met vuurwapen. De inhoud van het opleidingsprogramma wordt bepaald door de Directeur van de Opleiding, op advies van het Pedagogisch Comité. De functionele opleiding om het brevet van specialist geweldbeheersing te behalen, wordt georganiseerd door de politiescholen en verstrekt door specialisten geweldbeheersing. Naargelang de jaarlijks bepaalde programma-inhoud kan de directeur van de politieschool, als steun voor de verantwoordelijken van de opleiding, interne of externe partners van de geïntegreerde politie, deskundig in één of meerdere domeinen van geweldbeheersing doen tussenkomen. 4.3. Bevestiging van het brevet Om hun brevet te behouden moeten de specialisten geweldbeheersing deelnemen aan de voorgeschreven voortgezette opleidingen. De voortgezette opleiding ter bevestiging van het brevet van specialist in geweldbeheersing bestaat uit ten minste één sessie per jaar. De inhoud van het opleidingsprogramma wordt jaarlijks bepaald door de Directeur van de Opleiding, op advies van het Pedagogisch Comité. De voortgezette opleiding van de leden van het gespecialiseerde niveau wordt georganiseerd door de politiescholen en verstrekt door specialisten geweldbeheersing. Naargelang de jaarlijks bepaalde programma-inhoud kan de directeur van de politieschool, als steun voor de verantwoordelijken van de opleiding, interne of externe partners van de geïntegreerde politie, deskundig in één of meerdere domeinen van geweldbeheersing doen tussenkomen. 4.4. Intrekken van het brevet De specialist in geweldbeheersing die niet voldoet aan de voorwaarden van de jaarlijkse voortgezette opleiding ter behoud van zijn brevet, verliest dit. Het in het bezit hebben van het brevet van specialist in geweldbeheersing en de deelname aan de opleidingen tot het behoud ervan stellen de betrokken leden van het personeel niet vrij van de trainingen van het basisniveau, indien zij in het bezit zijn van kwalificaties met betrekking tot bijzondere technieken in verband met het gebruik van dwang of bijzondere bewapening zijn zij eveneens gehouden aan de trainingen van het gekwalificeerd niveau die jaarlijks voorgeschreven zijn. Voor alle niveaus van training zijn de specialisten in geweldbeheersing echter vrijgesteld van de trainingen die zij zelf verzekerd hebben gedurende de in acht te nemen referentieperiode. 4.5. Effectief van de leden van het gespecialiseerde niveau De directeurs van de politiescholen waken erover om over voldoende specialisten in geweldbeheersing te beschikken, om te allen tijde te kunnen voldoen aan de vraag naar basis- of voortgezette opleidingen voor het personeel van de verschillende kaders, hetzelfde geldt voor de vraag naar functionele opleidingen voor de leden van het gekwalificeerd en gespecialiseerd niveau. De bevoegde overheden waken erover om over voldoende specialisten in geweldbeheersing te beschikken, om te allen tijde de training te kunnen verzekeren zoals dit in deze omzendbrief voorgeschreven wordt. In voorkomend geval sluiten ze akkoorden tot samenwerking en wederzijdse steun. 5. HET PEDAGOGISCH COMITE EN DE CEL GEVAARSITUATIES 5.1. Het Pedagogisch Comité Een « Pedagogisch Comité » (PCP) voor geweldbeheersing wordt ingericht, onder de verantwoordelijkheid van de Directeur van de Opleiding. Het Pedagogisch Comité heeft tot doel het ontwikkelen van de inhoud van de opleidings- en trainingsprogramma's en het uitwerken van pedagogische ondersteuningen die voor beiden zullen gebruikt worden. Het beoordeelt overigens alle voorstellen tot aanpassing van deze alsook elke nieuwe programma-inhoud of pedagogische ondersteuning die wordt voorgesteld voor de opleiding of training. Elke andere pedagogische ondersteuning dan deze uitgewerkt door het Pedagogisch Comité, moet door de Directeur van de Opleiding worden goedgekeurd, na advies van het Pedagogisch Comité, vooraleer ze mag gebruikt worden in de opleiding of training in het domein van de geweldbeheersing. Het Pedagogisch Comité werkt parallel aan de voortdurende verbetering van de opleidingen en trainingen in geweldbeheersing. Te dien einde gaat deze over tot analyse van de gebeurtenissen met gebruik van geweld overeenkomstig punt 6 en waakt tergelijkertijd over het behoud van de perfecte adequaatheid ervan met de operationele realiteit van het terrein. Het Pedagogisch Comité verzekert de coördinatie van de opleidingen en de trainingen door te waken over hun eenvormigheid en hun perfecte overeenstemming met de principes van de geweldbeheersing. Het Pedagogisch Comité wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de lokale en de federale politie, evenals vertegenwoordigers van de politiescholen en de Cel Gevaarsituaties. Het Pedagogisch Comité kan beroep doen op experten uit het politiemidden of op externe partners. Het Pedagogisch Comité kan werkgroepen samenstellen en haar specifieke opdrachten toevertrouwen. De organisatie en werking van het Pedagogisch Comité worden bepaald door de Directeur van de Opleiding, die daarvoor een reglement van inwendige orde opstelt. 5.2. De Cel gevaarsituaties De Cel Gevaarsituaties van de Directie van de Opleiding werkt, in samenwerking met het Pedagogisch Comité, aan de voortdurende ontwikkeling van het concept geweldbeheersing en onderzoekt voor ieder onderdeel elke vooruitgang en alle vernieuwingen die van aard zijn om bij te dragen aan het verbeteren van de vaardigheden van de politieambtenaren in het oplossen van gevaarsituaties. De Cel Gevaarsituaties coördineert de activiteiten van het Pedagogisch Comité volgens de richtlijnen van de Directeur van de Opleiding. 6. ANALYSE VAN GEBEURTENISSEN GEPAARD MET ERNSTIGE GEWELDUITINGEN Elke gebeurtenis die gepaard gaat met ernstige gewelduitingen zal het voorwerp uitmaken van een statistische analyse. Het doel van deze analyse is zo nauwkeurig mogelijk de verschillende vormen van gewelduitingen en hun evolutie te onderscheiden, teneinde permanent de interventietactieken en politietechnieken te kunnen aanpassen evenals het aanleren ervan. De zwaartegraad van de gewelduiting wordt beoordeeld in functie van de gebruikte middelen, de vorm waaronder dit zich heeft voorgedaan, de gevolgen (fysische of psychische) die dit heeft teweeggebracht of de ongewone aard van de gebeurtenis of het verloop. De volgende gebeurtenissen zullen systematisch het voorwerp uitmaken van een analyse : 1. elk gebruik van een wapen (vuurwapen of niet), of bijzondere technieken (gevechtssporten) tegen politieambtenaren in dienst, zelfs indien deze geen gebruik hebben gemaakt van hun bewapening; 2. elk gebruik van intentioneel geweld tegen politieambtenaren in dienst, die een werkonbekwaamheid heeft veroorzaakt; 3. elk intentioneel gebruik van een vuurwapen door politieambtenaren, uitgezonderd de schietoefeningen; 4. elk accidenteel vuurwapengebruik door politieambtenaren; 5. elk intentioneel gebruik van neutraliserende middelen door politieambtenaren, voor individuele verdediging. Voor deze analyse zal men initieel uitgaan van de verstrekte gegevens in het raam van de algemene meldingsprocedure van incidenten en ongevallen; indien nodig zal het Pedagogisch Comité de betrokken politie-entiteiten contacteren voor aanvullende inlichtingen. 7. OVERGANGSMAATREGELEN De bestaande pedagogische ondersteuningsmiddelen mogen verder blijven gebruikt worden tot ze vervangen worden door ondersteuningsmiddelen goedgekeurd door de Directeur van de Opleiding, op advies van het Pedagogisch Comité. De personeelsleden die in het bezit zijn van één of meerdere erkende brevetten die hen bevoegd maakten inzake politietechnieken of wapens, of deze technieken of wapens bijzonder zijn of niet, behouden deze brevetten en zullen onderworpen worden, bij het in werking treden van huidige omzendbrief, aan opleidingen voorzien in het punt 4.3. De voorzieningen van de punten 2.4 en 3.3 zijn op hen van toepassing. De gedeeltelijke of volledige vrijstellingen waarvan het personeel kan genieten bij het behalen van het brevet van specialist in geweldbeheersing zijn vastgelegd bij het ministerieel besluit tot bepaling van de functionele opleidingen betreffende de bijzondere bekwaamheden. In afwachting van richtlijnen die de communicatie over incidenten en ongevallen binnen de geïntegreerde politie regelen, blijven de bestaande procedures van toepassing. 8. BESLUIT Het domein geweldbeheersing vormt een hoogst belangrijk aspect van het politiewerk, zowel door het feit dat het een gemeenschappelijk element van zeer veel interventies uitmaakt, als door het feit dat dit het netelige probleem van het gebruik van geweld inhoudt. De politietechnieken en de werkmethoden die er op betrekking hebben evolueren voortdurend om het hoofd te kunnen bieden aan criminaliteitsvormen die zelf ook onophoudelijk veranderen. In deze context is het belangrijk, zowel voor de veiligheid van de politieambtenaren en onze medeburgers, als voor de kwaliteit van de interventies, dat de opleiding en training in geweldbeheersing steeds van het hoogste niveau is, teneinde optimale en geactualiseerde vaardigheden in deze materie te verzekeren. De verantwoordelijken zullen in dit raam de werking van de specialisten geweldbeheersing steunen, zullen de mogelijkheid voor elk lid van hun personeel om deel te nemen aan het minimum aantal voorgeschreven trainingen garanderen en, in functie van de behoeften, het organiseren van bijkomende sessies begunstigen. Het is tevens belangrijk om de vaardigheden binnen het strikt wettelijke en deontologische kader te houden, dit in perfecte overeenstemming met het concept van de gemeenschapsgerichte politiezorg en de algemene beginselen van het welzijn op het werk. Te dien einde zal de organisatie van opleidingen in geweldbeheersing door private firma's of door externe experten niet meer overwogen worden. De Minister van Binnenlandse Zaken, | périodes de cours, ces dernières doivent être considérées comme périodes d'une durée de 50 minutes de formation ou d'entraînement effectifs. 1.8.1. Les normes d'encadrement pour les formations - Pour les cours théoriques, l'encadrement sera de un spécialiste en maîtrise de la violence par groupe d'aspirants/étudiants; - Pour les cours pratiques, l'encadrement sera d'au moins : - un spécialiste en maîtrise de la violence par groupe de six aspirants/étudiants pour le domaine des tactiques d'intervention policières; - un spécialiste en maîtrise de la violence/contrainte sans arme à feu par groupe de quatorze aspirants/étudiants pour le domaine des aptitudes physiques de contrainte sans arme à feu; - un spécialiste en maîtrise de la violence/contrainte avec arme à feu par groupe de quatre aspirants/étudiants pour le domaine des aptitudes physiques de contrainte avec arme à feu; - un spécialiste en maîtrise de la violence/contrainte avec arme à feu par aspirant/étudiant (accompagnement individuel) : . pour toute la durée de la période d'initiation à l'usage des armes à feu, c'est-à-dire jusqu'à l'intégration des compétences requises pour garantir la sécurité d'usage; . pour tous les exercices intégrés avec utilisation de munitions réelles. - Pour les exercices interactifs avec utilisation de projectiles colorants ou exercices similaires, l'encadrement sera d'au moins trois spécialistes en maîtrise de la violence pour l'ensemble des activités d'un exercice (réparties éventuellement en plusieurs ateliers) se déroulant sur un même site, pour assurer respectivement : - la sécurité générale des activités sur le site; - la coordination générale des activités sur le site; - l'évaluation d'une équipe de deux aspirants/étudiants. L'encadrement sera augmenté d'un spécialiste par équipe supplémentaire de deux intervenants à évaluer dans le cadre d'un même exercice. Le spécialiste qui prend en charge l'évaluation peut le cas échéant assurer en même temps le rôle du plastron de l'exercice. 1.8.2. Les normes d'encadrement pour les entraînements Les normes d'encadrement des entraînements sont identiques à celles prévues pour les formations. 2. NIVEAU DE BASE 2.1. Formation de base La formation de base des membres du cadre opérationnel dans le domaine de la maîtrise de la violence est dispensée dans les écoles de police par des spécialistes en maîtrise de la violence. 2.2. Formation continuée Les formations continuées sont organisées selon les besoins, au profit des membres du personnel qui, suite à un changement d'affectation (temporaire ou définitif) et/ou l'attribution de nouvelles missions et/ou l'attribution de nouveaux moyens, sont assignés à devoir appliquer des techniques policières et/ou utiliser des armes individuelles ou collectives autres que celles pour lesquelles ils ont déjà été formés. La formation continuée pour acquérir la compétence par rapport à une technique ou une arme est organisée par une école de police et dispensée par des spécialistes en maîtrise de la violence. 2.3. Entraînement L'entraînement des membres du cadre auxiliaire qui exercent une fonction opérationnelle compte au minimum quatre sessions dont une consacrée à l'évaluation, réparties à intervalles réguliers sur une période de référence de douze mois à déterminer par l'autorité compétente. L'entraînement des membres des cadres de base, moyen et d'officiers qui exercent une fonction opérationnelle compte au minimum cinq sessions dont une consacrée à l'évaluation, réparties à intervalles réguliers sur une période de référence de douze mois, à déterminer par l'autorité compétente. Une session d'entraînement compte, par personne, au minimum quatre périodes de cours. La session d'évaluation est quant à elle limitée au temps nécessaire à son déroulement. L'entraînement des membres du cadre opérationnel qui n'exercent pas une fonction opérationnelle, et qui sont encore en possession de leur arme de service, compte au minimum une session par an comprenant une évaluation certificative. L'entraînement des membres du cadre opérationnel est organisé au sein des corps de police et dispensé par des spécialistes en maîtrise de la violence. Le programme d'entraînement est déterminé par l'autorité compétente, en collaboration avec les responsables de l'entraînement (spécialistes en maîtrise de la violence). Pour l'élaboration du programme d'entraînement, elle se base sur : - les modules d'entraînement développés par le Comité pédagogique conformément au point 5; - les besoins rencontrés par les membres du cadre opérationnel dans l'accomplissement de leurs tâches sur le terrain; - les besoins révélés par l'évaluation pratiquée par les responsables de l'entraînement. Tous les domaines de la maîtrise de la violence doivent être abordés sur l'ensemble des sessions d'une période de référence. L'effectif des groupes constitués pour suivre les sessions d'entraînement est fonction du contenu du programme et du contexte local (personnel, moyens et infrastructure disponibles). Afin de garantir la qualité de l'entraînement, l'autorité compétente et les responsables de l'entraînement veilleront à respecter les normes déterminées au point 1.8. 2.4. Evaluation A côté de l'évaluation formative permanente qu'ils assurent durant les sessions d'entraînement, les responsables de l'entraînement procèdent une fois par an à l'évaluation certificative des compétences des membres du cadre opérationnel dans les domaines de la maîtrise de la violence qui les concernent. Cette évaluation a pour but de déterminer : - le(s) domaine(s) ou partie(s) de domaine de la maîtrise de la violence dans le(s)quel(s) les membres du personnel rencontrent le plus de difficultés et qui nécessite(nt) un effort accru lors des entraînements ou formations continuées ultérieurs; - les membres du personnel qui éprouvent des difficultés telles que leur propre sécurité et/ou celle de tiers s'en trouveraient sérieusement compromises. Pour l'élaboration du contenu de l'évaluation, les responsables de l'entraînement se basent sur : - les canevas d'évaluation développés par le Comité pédagogique conformément au point 5; - le profil de compétences propre à la fonction des membres du personnel; - le contexte des situations types pour lesquelles ils sont le plus souvent appelés à intervenir; - le contenu du programme d'entraînement de l'année écoulée. Les résultats de l'évaluation annuelle sont communiqués aux intéressés ainsi qu'aux autorités compétentes respectives. L'autorité compétente détermine, en collaboration avec les responsables de l'entraînement, les mesures à prendre à l'égard des membres du personnel qui se soustraient aux sessions de formation ou d'entraînement, et de ceux qui n'atteignent pas le niveau requis. Ces mesures peuvent consister en l'obligation pour les intéressés de suivre des entraînements supplémentaires, voire des formations continuées de remise à niveau. Le contenu de ces entraînements et/ou les objectifs de formation sont déterminés par l'autorité compétente en collaboration avec les responsables de l'entraînement. Pour les cas extrêmes, la mesure peut aller jusqu'au retrait de l'armement. Cette mesure doit être maintenue aussi longtemps que le membre du personnel ne fait rien pour s'améliorer et parvenir au niveau minimum requis, malgré les opportunités qui lui sont offertes. 3. NIVEAU QUALIFIE 3.1. Attribution de la qualification La qualification est attribuée au membre du personnel qui a suivi avec fruit la formation fonctionnelle nécessaire à l'utilisation de techniques particulières de contrainte ou d'armes particulières. La qualification est dénommée selon le module de formation fonctionnelle suivi (ex : qualification arme de frappe à poignée latérale ...). Pour être admis à suivre la formation fonctionnelle en vue d'obtenir la qualification pour pouvoir utiliser des techniques particulières de contrainte ou des armes particulières, le membre du personnel doit satisfaire aux conditions suivantes : - être membre du cadre opérationnel; - pour les techniques particulières, présenter les aptitudes et attitudes requises par le dossier d'agrément qui règle la formation; - pour les armes particulières, avoir reçu l'autorisation du Ministre de l'Intérieur de pouvoir les utiliser pour le service; - avoir obtenu l'accord de l'autorité compétente. La formation fonctionnelle pour acquérir la qualification relative à une technique particulière de contrainte ou à une arme particulière est organisée par une école de police et dispensée par des spécialistes en maîtrise de la violence qui possèdent cette qualification. 3.2. Confirmation de la qualification Pour conserver leur(s) qualification(s), les membres du personnel doivent prendre part aux entraînements prescrits. Le contenu et la fréquence des entraînements sont déterminés par le dossier d'agrément qui règle la formation initiale et, pour les armes particulières, conformément aux directives de l'autorisation ministérielle. L'entraînement pour conserver la qualification relative à une technique particulière de contrainte ou à une arme particulière est organisé au sein des corps de police et dispensé par des spécialistes en maîtrise de la violence qui possèdent cette qualification. Les membres du niveau qualifié sont évalués lors de chaque entraînement par des spécialistes en maîtrise de la violence suivant les spécifications déterminées par le dossier d'agrément qui règle la formation initiale et, pour les armes particulières, conformément aux directives de l'autorisation ministérielle. 3.3. Retrait de la qualification Le membre du personnel qui ne satisfait pas à l'évaluation ou qui, sans motif valable, n'a participé à aucun des entraînements organisés durant la période de référence déterminée par le dossier d'agrément, perd la qualification concernée. Le membre du personnel qui perd sa qualification relative à une technique particulière de contrainte ou à une arme particulière doit à nouveau suivre avec fruit la formation fonctionnelle initiale pour recouvrier sa qualification. La détention de qualifications relatives à des techniques particulières de contrainte ou à des armes particulières et la participation aux entraînements de confirmation de celles-ci ne dispensent pas les membres du personnel concernés des entraînements du niveau de base prescrits annuellement. 3.4. Effectif des membres du niveau qualifié Les autorités compétentes veillent à disposer de suffisamment de membres des différents domaines du niveau qualifié pour pouvoir répondre en tous temps aux missions qui leur incombent. Le cas échéant, elles concluent à cet effet des accords de collaboration ou d'aide mutuelle. 4. NIVEAU SPECIALISE 4.1. Responsabilité des membres du niveau spécialisé (spécialistes en maîtrise de la violence) Le spécialiste en maîtrise de la violence assure en tous temps : - la promotion du concept de la maîtrise de la violence; - l'appui de ses collègues dans les différents domaines de la maîtrise de la violence. Il veille à cette fin à se maintenir en permanence au courant des instructions relatives à la maîtrise de la violence, qu'elles concernent la formation, l'entraînement ou l'application opérationnelle. Les spécialistes en maîtrise de la violence désignés à cet effet par le Directeur de l'école de police ou l'autorité compétente peuvent assurer en outre les missions spécifiques suivantes : - la formation et l'entraînement des membres du personnel en maîtrise de la violence; - l'évaluation des membres du personnel en maîtrise de la violence; - l'assistance technique de l'autorité compétente ou du Directeur de l'école de police pour tout ce qui concerne le domaine de la maîtrise de la violence (élaboration des dossiers d'agrément pour formations fonctionnelles et continuées, analyses de risque, choix et gestion de l'équipement, infrastructure ...); - la rédaction du rapport détaillé, décrivant les circonstances des interventions avec manifestation de violence grave, destiné à l'amélioration permanente de la formation dans les divers domaines de la maîtrise de la violence. Le spécialiste en maîtrise de la violence qui organise une formation, un entraînement ou une évaluation prend la responsabilité de la sécurité du déroulement de l'activité proprement dite pour tout ce qui concerne la maîtrise de la violence, de même que des activités connexes que celle-ci nécessite (ex : nettoyage des armes après un exercice). Aussitôt qu'il estime la sécurité ou la santé du personnel compromise, le spécialiste en maîtrise de la violence interrompt l'activité en cours, la suspend tant que les conditions de sécurité ne sont pas rétablies et, au besoin, met fin à l'activité. 4.2. Attribution du brevet Le brevet de spécialiste en maîtrise de la violence est attribué au membre du personnel qui a suivi avec fruit la formation fonctionnelle de spécialiste en maîtrise de la violence. Pour être admis à suivre la formation fonctionnelle en vue d'obtenir le brevet de spécialiste en maîtrise de la violence le membre du personnel doit satisfaire aux conditions suivantes : - être membre du cadre opérationnel; - être revêtu du grade d'inspecteur de police ou d'un grade supérieur; - avoir l'autorisation de porter les armes qui font l'objet de la formation fonctionnelle; - présenter les aptitudes et attitudes requises (voir dossier d'agrément); - avoir obtenu l'accord de l'autorité compétente. Le programme de formation comporte deux volets : le premier, comprenant les modules de formation générale; le second, comprenant les modules de formation de perfectionnement. La formation générale porte sur les domaines suivants : - cadre légal et déontologie; - aptitudes psychosociales; - aptitudes physiques de base en matière de contrainte sans arme à feu ou de contrainte avec arme à feu; - tactiques d'intervention policières selon les différentes situations types; - pédagogie et didactique; - connaissances techniques (premiers soins, analyse de risque, dossier d'agrément ...). Les candidats qui ont réussi la formation générale suivent la formation complémentaire de perfectionnement dans l'un ou dans les deux domaines des aptitudes physiques : contrainte sans arme à feu / contrainte avec arme à feu. Le contenu du programme de formation est déterminé par le Directeur de la formation, sur avis du Comité pédagogique. La formation fonctionnelle pour acquérir le brevet de spécialiste en maîtrise de la violence est organisée par les écoles de police et dispensée par des spécialistes en maîtrise de la violence. Selon le contenu du programme déterminé annuellement, le Directeur de l'école de police peut faire intervenir, en appui des responsables de la formation, des partenaires internes ou externes à la police intégrée, experts dans l'un ou l'autre domaine de la maîtrise de la violence. 4.3. Confirmation du brevet Pour conserver leur brevet, les spécialistes en maîtrise de la violence doivent prendre part aux formations continuées prescrites. La formation continuée de confirmation du brevet de spécialiste en maîtrise de la violence compte au minimum une session par an. Le contenu du programme de formation est déterminé chaque année par le Directeur de la formation, sur avis du Comité pédagogique. La formation continuée des membres du niveau spécialisé est organisée par les écoles de police et dispensée par des spécialistes en maîtrise de la violence. Selon le contenu du programme déterminé annuellement, le Directeur de l'école de police peut faire intervenir, en appui des responsables de la formation, des partenaires internes ou externes à la police intégrée, experts dans l'un ou l'autre domaine de la maîtrise de la violence. 4.4. Retrait du brevet Le spécialiste en maîtrise de la violence qui ne satisfait pas aux conditions de la formation continuée annuelle de confirmation perd son brevet. La détention du brevet de spécialiste en maîtrise de la violence et la participation aux formations de confirmation de celui-ci ne dispensent pas les membres du personnel concernés des entraînements du niveau de base. En outre, s'ils sont détenteurs de qualifications par rapport à des techniques particulières de contrainte ou des armes particulières, ils sont également astreints aux entraînements du niveau qualifié. Pour tous les niveaux d'entraînement, les spécialistes en maîtrise de la violence sont cependant dispensés des entraînements qu'ils ont eux-mêmes assurés durant la période de référence à prendre en compte. 4.5. Effectif des membres du niveau spécialisé Les Directeurs des écoles de police veillent à disposer de suffisamment de spécialistes en maîtrise de la violence pour pouvoir répondre en tous temps aux demandes de formation de base ou continuée du personnel des différents cadres de même qu'aux demandes de formations fonctionnelles des membres des niveaux qualifié et spécialisé. Les autorités compétentes veillent à disposer de suffisamment de spécialistes en maîtrise de la violence pour pouvoir assurer en tous temps l'entraînement tel que prévu dans la présente circulaire. Le cas échéant, ils conviennent à cet effet des accords de collaboration ou d'aide mutuelle. 5. LE COMITE PEDAGOGIQUE ET LA CELLULE SITUATIONS DE DANGER 5.1. Le Comité pédagogique Un « Comité pédagogique » (PCP) est institué pour le domaine de la maîtrise de la violence; il fonctionne sous la responsabilité du Directeur de la formation. Le Comité pédagogique a pour objet de développer les contenus des programmes de formation et d'entraînement et d'élaborer les supports pédagogiques qui seront utilisés pour chacun d'eux. Il évalue par ailleurs toutes les propositions d'adaptation de ceux-ci, ainsi que tous les nouveaux contenus de programmes ou nouveaux supports pédagogiques qui sont proposés pour la formation ou l'entraînement. Tous les supports pédagogiques autres que ceux élaborés par le Comité pédagogique devront être approuvés par le Directeur de la formation, sur avis du Comité pédagogique, avant de pouvoir être utilisés en formation ou pour l'entraînement dans le domaine de la maîtrise de la violence. Le Comité pédagogique travaille parallèlement à l'amélioration permanente des formations et entraînements en maîtrise de la violence tout en veillant à maintenir leur adéquation avec la réalité opérationnelle du terrain; il procède à cet effet à l'analyse des événements avec manifestation de violence conformément au point 6. Le Comité pédagogique assure la coordination des formations et entraînements en veillant à l'uniformité de ceux-ci et leur parfaite conformité avec les principes de la maîtrise de la violence. Le Comité pédagogique est constitué de représentants de la police locale, de la police fédérale, des écoles de police et de la Cellule situations de danger. Le Comité pédagogique peut faire appel à des experts issus du milieu policier ou à des partenaires externes. Le Comité pédagogique peut constituer des groupes de travail et leur confier des missions ponctuelles. L'organisation et le fonctionnement du Comité pédagogique sont déterminés par le Directeur de la formation qui élabore à cet effet un règlement d'ordre intérieur. 5.2. La Cellule situations de danger La « Cellule situations de danger » de la Direction de la formation travaille, en collaboration avec le Comité pédagogique, au développement constant du concept de la maîtrise de la violence et recherche, pour chacune de ses composantes tous les progrès, toutes les innovations susceptibles d'améliorer les compétences des policiers dans la résolution des situations de danger. La Cellule situations de danger coordonne les activités du Comité pédagogique selon les directives du Directeur de la formation. 6. ANALYSE DES EVENEMENTS AVEC MANIFESTATION DE VIOLENCE GRAVE Tout événement avec manifestation de violence grave fera l'objet d'une analyse statistique. Cette analyse a pour objectif de discerner le plus exactement possible les multiples formes de manifestation de la violence, et leur évolution, pour permettre d'adapter de manière permanente les tactiques d'intervention et techniques policières ainsi que leur enseignement. Le degré de gravité de la manifestation de la violence s'apprécie en fonction des moyens utilisés, de la forme sous laquelle celle-ci s'est manifestée, des conséquences (physiques ou psychiques) qu'elle a occasionnées ou encore de la nature inhabituelle de l'événement ou de son déroulement. Les événements suivants feront systématiquement l'objet d'une analyse : 1. tout usage d'arme (à feu ou non) ou de techniques particulières (sport de combat) envers les policiers en service, même si ceux-ci n'ont pas fait usage de leur armement; 2. tout usage intentionnel de violence envers les policiers en service ayant entraîné une incapacité de travail; 3. tout usage intentionnel d'arme à feu par des policiers, hors les exercices de tir; 4. tout usage accidentel d'arme à feu par des policiers; 5. tout usage intentionnel de moyens incapacitants par des policiers, utilisé à titre de défense individuelle. L'analyse sera menée au départ des renseignements fournis dans le cadre de la procédure générale de communication des incidents et accidents; selon les besoins, le Comité pédagogique pourra solliciter des renseignements complémentaires auprès des entités de police concernées. 7. MESURES TRANSITOIRES Les supports pédagogiques existants peuvent continuer à être utilisés jusqu'à ce qu'ils soient remplacés par les supports approuvés par le Directeur de la formation, sur avis de Comité pédagogique. Les membres du personnel qui sont en possession de brevets reconnus leur donnant compétence par rapport à des techniques policières ou à des armes, que ces techniques ou ces armes soient particulières ou non, conservent ces brevets et seront assujettis, lors de l'entrée en vigueur de la présente circulaire, aux formations prévues au point 4.3. Les dispositions des points 2.4 et 3.3 leur sont applicables. Les dispenses partielles ou totales dont peuvent bénéficier les membres du personnel à l'obtention du brevet de spédialiste en maîtrise de violence sont fixées par l'arrêté ministériel déterminant les formations fonctionnelles relatives aux qualifications particulières. Dans l'attente des directives organisant la communication des incidents et accidents au sein de la police intégrée, les procédures existantes restent d'application. 8. CONCLUSION Le domaine de la maîtrise de la violence constitue un aspect primordial du travail policier, tant par le fait qu'il constitue l'élément commun de très nombreuses interventions que par le fait qu'il concerne le problème épineux de l'usage de la force. Les techniques policières et méthodes de travail y afférentes sont en constante évolution pour faire face à des formes de criminalité sans cesse renouvelées. Dans ce contexte il importe, tant pour la sécurité des policiers et celle de nos concitoyens que pour la qualité des interventions, que la formation et l'entraînement en maîtrise de la violence se situent toujours au plus haut niveau afin de garantir les compétences optimales et actualisées en la matière. Les responsables soutiendront en ce sens l'action des spécialistes en maîtrise de la violence, garantiront la possibilité pour chaque membre de leur personnel de participer au nombre minimum d'entraînements prescrits et, en fonction des besoins, favoriseront l'organisation de sessions supplémentaires. Il importe également de maintenir ces compétences dans le strict cadre légal et déontologique et ce, en parfaite harmonie avec le concept du Community Policing et des principes généraux du bien-être au travail. A cette fin, l'organisation de formations par des sociétés privées ou experts externes ne sera plus envisagée pour le domaine de la maîtrise de la violence. Le Ministre de l'Intérieur, |
P. DEWAEL | P. DEWAEL |