gepubliceerd op 27 september 2000
Omzendbrief. - Verhindering en vervanging van de burgemeester die het ambt van Minister, Staatssecretaris, lid van een Executieve of gewestelijk Staatssecretaris uitoefent
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
12 SEPTEMBER 2000. - Omzendbrief. - Verhindering en vervanging van de burgemeester die het ambt van Minister, Staatssecretaris, lid van een Executieve of gewestelijk Staatssecretaris uitoefent
Aan Mevrouw de Provinciegouverneur Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de heren Provinciegouverneurs, Ter informatie : Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Schepen, Na de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000 zullen sommige Ministers, Staatssecretarissen, leden van een Executieve of gewestelijke Staatssecretarissen wellicht voorgedragen worden voor het ambt van burgemeester van de gemeente, alwaar ze tot gemeenteraadslid werden verkozen.
Vermits de wet in geen onverenigbaarheid voorziet tussen het ambt van Minister en dat van burgemeester, is er geen enkel beletsel dat een Minister of Staatssecretaris tot burgemeester benoemd wordt en als zodanig de eed aflegt in de handen van de Provinciegouverneur.
Wel is de betrokken Minister of Staatssecretaris van rechtswege verhinderd en hij moet dus vervangen worden voor de ganse duur van de verhindering (artikelen 14 en 14bis van de nieuwe gemeentewet).
Betrokkene mag evenwel verder zijn mandaat van gemeenteraadslid uitoefenen.
Er is een zekere twijfel gerezen omtrent de vraag of de betrokken Minister of Staatssecretaris van rechtswege vervangen wordt door de eerste schepen dan wel of betrokkene zijn bevoegdheid aan een andere schepen kan opdragen.
De onzekerheid omtrent deze vraag is ontstaan doordat er terzake een verschil is tussen de Nederlandse en de Franse versie van de omzendbrief van 23 december 1994 betreffende de benoeming van de burgemeesters en de installatie van de nieuw verkozen gemeenteraden.
Er wordt in de rechtsleer aangenomen dat zowel bij de feitelijke verhindering (bijv. afwezigheid, ziekte) als de wettelijke verhindering (uitoefening van het mandaat van Minister of Staatssecretaris) de verhinderde burgemeester de uitoefening van het ambt kan opdragen aan een schepen van zijn keuze; hij dient daarbij de rangorde van de schepenen niet in acht te nemen (cfr. brochure van J. DUJARDIN & J. VANDE LANOTTE, « Verhindering en vervanging van gemeentelijke mandatarissen », blz. 23).
Ik sluit mij aan bij dit standpunt.
De opdracht moet schriftelijk gegeven worden en het is een gangbare praktijk dat de toezichthoudende overheden hiervan in kennis gesteld worden.
Daarenboven is het aan te bevelen om de opdracht zo vlug mogelijk na de eedaflegging als burgemeester te geven, en ten laatste onmiddellijk na de verkiezing van de nieuwe schepenen.
Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat de burgemeester-Minister, in het geval dat hij reeds de eed van burgemeester heeft afgelegd vóór de installatie van de nieuwe gemeenteraad, de installatievergadering niet kan voorzitten; hij mag immers geen enkele bestuurshandeling stellen vermits de verhinderde burgemeester vervangen wordt voor alle taken van zijn ambt.
Vermits in de vorenbedoelde hypothese de burgemeester reeds benoemd is, is automatisch een einde gekomen aan het mandaat van de uittredend burgemeester; de nieuwe verhinderde burgemeester zal alsdan tijdens de installatievergadering vervangen worden door de uittredend eerste schepen indien deze als raadslid werd herkozen, zoniet door de volgende uittredende schepen die als raadslid werd herkozen (cfr. mijn omzendbrief van 26 juli 2000, B.S. van 31 augustus 2000, Hoofdstuk II, 2, B, « Modaliteiten van de beëdiging van de raadsleden »).
De Minister van Binnenlandse Zaken, A. Duquesne.